Weekblad voor de Gereformeerde Kerken in Zeeland.
43e Jaargang.
Vrijdag 17 Mei 1929.
No. 20.
RedactearenDs. P. VAN DIJK te Serooskerke (W.) en Ds. A. C. HEIJ te Koadekerke.
Persvereeniging Zeeawsche Kerkbode.
UIT HET WOORD.
PINKSTEREN.
DADERS DES WOORDS.
Het vrije Kerklied.
Onze Jongelingen.
ZEEUWSCHE KERKBODE
Vaste medewerkersD.D. L. BOUMA, P. J. v. d. ENDE, B. MEIJER, P. STAAL Pzn., an R. J. v. d. VEEN.
Abonnementsprijsi per kwartaal bjj vooruitbetaling f 1,—
Afzonderlijke nummers 8 oent.
Ad e r t e n 11 e p'r I) s i 15 oent per regalj; bjj jaarabonnement van
minstens 500 regels belangrijke reduotie.
UITGAVE VAN DE
Adres van de Administratie:
Plrma LITTOOIJ ft OLTHOFF, Middelburg.
Beriohten, Opgaven Predikbeurten en Advertentiën tot Vrijdag
morgen 9 uur te zenden aan de Drukkers LITTOOIJ Sc OLTHOFF
Spar\jaard8traat, Middelburg.
TELEFOON 2 3 5. GIRONUMMER 4 2 280
En daarna zal het geschieden dat
Ik mijnen Geest zal uitgieten over
alle vleesch
Joël 2 28a.
Hoe groot zal op dezen Zondag uw Pink
sterzegen zijn Gij zult misschien antwoor
den dat zal van de meer of minder bezielde
prediking heden afhangen. Ik hoop, dat ik
straks in het kerkgebouw of wanneer ik daar
heen verhinderd ben op te gaan, in mijn ka
mer of op mijn rustbed, een frissche, pak
kende Pinksterprediking mag hooren of een
predikatie kan lezen.
Wat zou dat heerlijk zijn oml nn eens al
mijn wereldsche beslommeringen even op zij1
te zetten, om met geheel mijn ziel mee te zin
gen Laat ons verheugd van zorg ontslagen.
Hem roemen, die ons blijdschap; geeft
Zal daarvan uw Pinksterzegen afhan
gen, lezer Ik geloof van niet. Over uw Pink
sterzegen wordt v o o r a f reeds beslist. Elk
Pinksteren vraagt voorbereiding. Over uw ze
gen wordt allereerst beslist niet in de
Kerk, maar in de binnenkamer. Wat lezen we
van hen, die wachten op de komst van den
Geest Zij waren allen ééndrachtig volhar
dende in 't bidden en smceken. De Pinkster-
wake is de tijd van gevouwen handen en
opgeheven oogen. En als Jezus' discipelen
op den dag van het Pinksterfeest ééndrachtig,
biddend bijeen zijin, dan doet in hun midden
de Heilige Geest zijn heerlijken intocht. De
innige en innerlijke voorbereiding van uw hart
bereidt de baan voor den Koning der eere.
Alleen uw verootmoediging van wie ge uw
zonde voor Gods aangezicht en uw innig ver
langen naar Hein, bereidt u een Pinksterze
gen. Dan boeit ook de eenvoudigste predi
king, die u weer in dat Pinksterwonder doet
inleven.
Wanneer er één profeet is, die zooveel over
de komst van den Heiligen Geest geprofe
teerd is, dan was dit wiel Joël.
Daarom is ook Joëls profetie het middel
punt van Petrus' Pinksterrede. Die groote
menigte, die daar op het Pinksterfeest in of
vóór het huis stond, waar het wonder was
geschied, bestond uit Joden en Jodengenoo-
ten, die met de Schrift en dus ook met de
Joëlsprofetie bekend waren.
Het was een vreeselijke tijd, waarin Joël
leefde. Daar is over het bondsbreukige Juda
een groot onheil losgebroken. De hongers
nood dreigt, een groote nationale ramp is aan
staande. Dat was een gevolg van groote
droogte en van een ontzaggelijke sprinkha
nenplaag. En dit alles had God gezonden
om Israëls zonden. Het eenige, wat nog ge
daan kan worden, is bidden tot God om ont
ferming. Daartoe wekt de profeet dan ook op.
Want Joël, die een profetischen geest be
zit, ziet dat volk rijp voor het komende oor
deel. Door Gods Geest bezield verbindt de
profeet deze sprinkhanenplaag en de groote
droogte met den Dag des Heeren, die nabij
is. Dat oordeel, dat Israël in dien misoogst
bedreigt, wordt aangemerkt als een zinnebeeld
van het laatste oordeel.
De kleuren, waarmede hij dien dag tee
kent, zijn geweldig.
Doch, en ook dit ziet Joël in den geest,
als de verdrukking tot verootmoediging heeft
gebracht, dan schenkt de Heere het land zijn
zegen weer, dan vergeldt Hij zijn volk de
jaren die „de sprinkhaan, de kever en de
kruidworm en de rups heeft afgegeten" en er
zal weer overvloed van spijze zijn, uwl koren
en uw most zullen vermenigvuldigd worden.
(Joël 2 25, 26.) En daarna zal het geschie
den dat Ik mijn Geest zal uitstorten over alle
vleesch. Zoo is Joël nu de zegen der vrucht
baarheid, dien God Ha de bekeering des volks
weer schenken zal, een zinnebeeld van den
geestelijken zegen, die de moede erfenis des
Heeren in het laatst der dagen weer verster
ken zal.
De heerlijke regenstroomen, die het dorre,
kale veld weer verkwikken zullen, zijn een
flauw beeld voor de stroomen van zegen, die
de dag van Pinksteren uitgiet over de gees
telijke dorheid der Kerk.
Deze uitstorting des Geestes kwam op Gods
tijd, toen de dag van Pinksteren vervuld
werd. Het was een plasregen van zegen. Niet
een druppelen hier wat en daar wat neen
een uitgieten.
Er is een weelde in Gods genadegaven.
Bij Hem toch is een volheid', die niet uitge
put kan worden. Langdurig wfas die uitstor
ting des Geestes voorbereid. Het Israël uit
Joëls dagen werd reeds verkondigd dat het
een milde stroom des Geestes zou worden,
gesymboliseerd in de breede regenstroomen,
die de dorre akkers zouden verkwikken. Bid
dend en ééndrachtig werd die Pinksterzegen
ingewacht en dan worden ook allen ver
vuld met den Heiligen Geest. Ze kwam over
Joden en straks ook over heidenen, over rij
ken en over armen, over ouden en over jon
gelingen, over dienstbaren en over vrijen.
Ja, over alle vleesch. Het terrein, waarop
de Geest neerdaalt is het „vleesch". Dat bleek
daar zoo duidelijk in de Pinksterzaal. Met
dat „vleesch". wordt de mensch aangeduid
in zijn zwakheid en broosheid, doch ook de
mensch, die met zijn booze hartstochten in-
woelt tegen den Heilige. Op dezen feestdag
kwam die Geest, niet als Geest der weder
geboorte tot de apostelen, maar tot het Li
chaam van Christus, om daar eeuwig in
te wonen en het zijn gaven deelachtig te ma
ken en vandaar in te werken op de anderen
die heilbcgeerig waren naar ditzelfde Woord
des levens.
Hier is de verzoening tusschen den Geest
en het vleesch uit kracht en als vrucht van
het verzoeningswerk van Christus.
Hier daalt de Geest neder op het brooze,
nietige vleesch. Hier wil uw' God zelf bij het
vleesch komen om het te heiligen tot zijn,
Tempel. Dat is het feest des nieuwen levens.
„Ik zal mijn Geest uitgieten over alle
vleesch".
Joëls profetie ontraadselt ons op Pinkste
ren, hoe het Oude Verbond plaats moet ma
ken voor het Nieuwe, de belofte voor de ver
vulling, oud-Israël voor de gemeente des
Nieuwen Testaments. Die Geest toch wordt
nu het deel alle r geloovigen, zonder on
derscheid van geslacht en leeftijd. Viel Hij
onder Israël slechts enkelen ten deel, n u
werd Hij op alle vleesch uitgestort. Vo'or-
h ee n spaarzamelijk, nu in rijke mate.
In Jeruzalems Pinksterzaal valt alle onder
scheid weg. Hier staat de deur der genade
wijd open. Voor alle vleesch, dat zich zon
dig voor God gevoelt en Hem1 aanroept in
den nood.
Wanneer de Pinkstergeest nog niet uitge
stort is, zijn de jongeren wiel' biddend, één
in liefde bijeen, doch liet zijin noig s t i 11 e
getuigen.
Behalve in den engen kring hunner rnede-
geloovigen traden zij nog niet in liet open
baar op. Doch als de Geest in het Lichaam
des Heeren komtDan worden hun; ton
gen los, dan getuigen zij luide voor ieder
die het hooren wil. Dan zijn alle jongeren
propagandisten geworden.
De Pinkstergemeente wordt een wier kende,
getuigende gemeente. En door het talenwon
der komt daar in die onheilige stad weer
door dien Geest bij elkaar, wat bij Babels
torenbouw verdeeld w|erd. Alle vleesch. Zij
worden daar één groote lovende en aanbid
dende gemeente des Heeren.
Nu is de Pinkstergeest nog in de Kerk van
Christus. Hij blijft er altijd. Dat is onze
troost. Maar hoe worden door onze schuldige
ongehoorzaamheid zijn heerlijke werkingen,
niet dikwijls tegengehouden
Deze oude profetie vraagt ons eerstbe
hoort gij tot de gemeente waarin de Pinkster
geest werkt Dat zal blijken uit uiwl versla
genheid die vraagt „Wat moet ik toch
doen Wie die vraag zijn ziel stelt, weet
ook, dat hij niets kan doen en dat God
het moet doen maar ook gelooft hij dat
Hij het zal doen.
Doch als gij dan nog zoo- weinig Pinkster
zegen geniet Vraag u dan af of giji u op,
Pinksteren wel steeds hebt voorbereid. Joël
profeteert toch daarna zal het geschie
den. Na Israëls verootmoediging; na uw
verootmoediging clus. Eerst als gij op die
vraag verslagen uw antwoord geeft, zal die
Geest u Pinksteren, nu en telkens doen be
leven. Wie toch den Naam des Heeren blijft
aanroepen die zal behouden worden.
Domburg. J. E. VISSER.
Over het al of niet zingen van gezangen in
de kerken is in den loop der jaren al heel
wat te doen geweest. Daar is, vaak heftig,
langdurig pro en contra gepleit. En ook nu.
duurt dat onvermoeid voort. In onze kringen,
werd de laatste jaren het contra wlat zwak
ker, het pro wat sterker.
Opmerkelijk is daarbij, dat zeer besliste te
genstanders wel veranderd zijn in voorstan
ders. Een heel interessant voorbeeld daarvan
is Dr. A. Kuyper Sr.
In het pas verschenen 2e deel van de Kuy-
p er-bibliografie door J. C. Rulimann, waar
op we elders in onze Kerkbode nog hopen
te wijzen, wordt op bl. 105 een heel krasse,
uitdrukking van Dr. Kuyper op dat punt in
herinnering gebracht. In de Heraut (no. 378)
schreef hij toch „Want wat schrijver dezes
betreft, bij hem staat het vast:. Zoo hij óp-
treedt zal hij zelt geen Gezangen meer op
geven en zit hij in de kerk neder, dan neemt
hij de vrijheid, om al geeft ook de zuiverste,
prediker ze op, ze niet mee te zingen."
Maar op diezelfde bladzijde kan Rulimann
van dienzelfden Dr. Kuyper een aanhaling
geven, waaruit een heel andere geest spreekt.
In „Onze Eercdienst", verschenen in 1911,
gaf hij toe, dat niet de gezangen uit de kerk
moesten worden geweerd omdat „in Gods
huis niets dan Gods Woord, ook in het lied"
het leidend beginsel zou moeten zijn. En in
De Heraut, nr. 1836, gaf hij zelfs uiting aan
een verlangen naar andere liederen nog dan
de psalmen, als hij schreef „Het is te be
treuren, dat we slechts 't eene lied „O,
Groote Christus, ecuwig licht" hebben om in
onze tempelzangen rechtstreeks tot den Chris
tus op te heften het blijft toch een leeg
te voor ons gevoel, dat het lied der eere en
des danks niet meer in vollen toon aan Jezus
kan worden opgedragen, 't Laat den liefde
drang voor Jezus onvoldaan."
Datzelfde verlangen, waarvan Dr. Kuyper
daar spreekt, bleef ook anderen niet vreemd
en zoo kwam er bij velen een steeds ster
kere aandrang om ook in onze kerken een
plaats te geven aan het vrije kerklied, en
leidde dit tot een concreet voorstel pp de,
Generale Synode van Leeuwarden in 1920.
Met dat voorstel deed echter nog niet aan
stonds het vrije kerklied in onze kerken een
triomfantelijke intocht. Wc zijin al weer ne
gen jaren verder en nog zijn we bezig over
dit onderwerp te studeeren en te disputeeren.
Nu schijnt echter een beslissing in deze
materie naderende. De principieele vraag of
het vrije kerklied in onzeii eeredienst een
plaats zou mogen hebben werd, in opdracht
van de Synode van Utrecht, in studie geno
men en het resultaat van dien arbeid werd
gepubliceerd. Die publicatie vond voor
zoover ons bekend echter alleen plaats
in de Acta van de Gen. Synode te Groningen.
Dat van die Acta ook veel exemplaren door
den boekhandel onder de menschen worden
gebracht, meenen we te moeten betwijfelen.
Eveneens of ze uit leesbibliotheken zoq
ze daar te krijgen zijn Veel worden ge
vraagd. We zullen wel niet ver van de waar
heid zijn. wanneer wie uitgaan van de ge
dachte, dat voor verreweg de meesten wat in
dat rapport geboden wordt nog onbekend is.
En daarom deze zaak moet toch, zal het
goed zijn leven i* de gemeente willftn we
uit dat rapport een en ander hier ter kennis
van onze lezers brengen.
We beginnen dan met het slot, waarin een
statistisch overzicht gegeven wordt hiote bet
in verschillende Gereformeerde Kerken in het
buitenland staat met het gebruik' van het vrije
kerklied.
En daaruit blijkt dan, dat in de meeste
buitenlandsche Gereformeerde Kerken ook ge
zangen worden gezjongen al is het, dat de
meer-strenge kerken alleen den psalmbundel
bezitten.
Het gaat daarin alleen over Gereformeerde
Kerken en onder die Gereformeerde Kerken
maken dan de meeste voor hun eeredienst
naast de psalmen ook gebruik van gezangen.
Onder de Engelsch-sprekënde Gereformeer
de Kerken worden er twiee vermeld, die geen
gezangen zingen, jn.l. de original Secession
Church en de Free Church of Scotland. In
de eerste beginnen echter de bezwaren tegen
gezangen minder te worden. Men zegt daar
niet meer dat gezangen een vreemd vuur op.
het altaar leggen, maar dat de voortreffelijke
psalmbundel door de gezangen wordt verdron
gen. De Free Church of Scotland1 weert de
gezangen omdat er voor het zingen van ge
zangen geen Schriftuurlijke grond is omdat
de oude Christelijke Kerk bij den psalmbun
del bleefomdat er geen liederen zijin, die;
met de geïnspireerde psalmen kunnen verge
leken worden, omdat de gezangen een bron
zijn van afdwalingen in de leer omdat bijl het
zingen van vele gezangen instrumentale mu
ziek vereischt wordt, het gezangi menigmaal
boven het bereik van vele leden uitgaat en
deze dan worden uitgesloten bij een belang
rijk deel van den eeredienst. Men vreest dat
invoering van gezangen den psalmbundel zal
verdringen.
Met die vrees in in tegenspraak wat ge
rapporteerd wordt aangaande de Christian
Reformed Church of America, waar mien naast,
ae psalmen 52 hymnen heeft, dat deze laat
ste niet veel gebruikt worden, omdat de groo
te meerderheid meent, dat in den publieken,
eeredienst alleen de psalmen mogen gebruikt
worden.
De United Free Church of Scotland niet
alleen in ons land, maar ook in Schotland is
er verscheidenheid van Gereformeerde Ker
ken maakt een ruim gebruik van gezangen.
In Zuid-Afrika slaat het als in ons land.
De Neöerlandsch-Gcreformeerde Kerken van
Zuid-Afrika gebruiken naast de psalmen den
gezangenbundel, die hier in de Hervormde
Kerk in gebruik is. Meestal drie gezangen,
soms vier, zoodat de psalmbundel grooten-
deels in onbruik is.
De Gereformeerde Kerk in Zuid-Afrika zingt
echter alleen de Psalmen met de enkele ge
zangen, als in ons Psalmboek staan.
De andere in het rapport genoemde kerken
gebruiken alle gezangen.
Zoo de Eglise Chrétienne, in België de
Dutch Reformed Church of America de
Reformirter Bund in Duitschland en de Hon-
gaarsche Gereformeerde Kerken.
Uit dat statistisch overzicht blijkt wel, dat er
in de Gereformeerde Kerken over heel de
wereld geen eenheid bestaat in de practijk en
men niet algemeen over deze vraag tot een
eenstemmig gevoelen heeft kunnen geraken.
En dit alles demonstreert wel heel duidelijk,
hoe hier metterdaad pro en contra gepleit
kan worden en de zaak maar niet met een
machtswoord tot beslissing is te brengen.
HEIJ.
De Bond van onze Jongelingsvercenigin-
gen mocht op den Hemelvaartsdag te Arn
hem weer een uitstekend geslaagden Bonds
dag houden.
Twee groote gebouwien waren noodigj om
de opgekomen jonge menschen te kunnen
plaatsen. Dat wil zeggen, dat er enkele dui
zenden van alle oorden van het land zich aam
getrokken gevoelden om den toogdag van
hun Bond mee te vieren. Reeds dat is een be
moedigend verschijnsel.
En het woord van de verschillende sprekers
was bijzonder geschikt om onze jonge men
schen dc Gereformeerde levensgedachte na
der bij te brengen en ze daarin te versterken.
Zoo was het wioord van de beide voorzit
ters, den heer Zijlstra en Dr. Dijk1. Maar
zoo was het ook bij de andere sprekers. Over
de verhouding van den jongen man tot de
politiek werd door oud-minister van Dijk en
Dr. J. van Andel van Den Haag het rechte
licht ontstoken.
Een opwekkend woord te spreken is; wel
toevertrouwd aan de heeren Schouten en Mr.
Bijleveld.