KERKNIEUWS
FEUILLETON.
ZENDING
De gestolen Ring.
in.
UIT DE PERS.
Dg Catechisatie.
BOEKAANKONDIGING.
ontwikkeld door Calvijn. Hij heeft er alle
oienschelijke factoren als principe van ons
Schriftgeloof mee willen uitschakelen.
II. Dit T. S. S. werkt in de voluntatieve
sfeer van ons zieleleven. Het is één met die
Geestesvverking in ons, waardoor wij: ons
deelgenoot aan het heil in Christus weten,
draagt dus een religieus karakter en doet
ons met volkomen zekerheid rusten in het
Woord van God.
III. Het T. S. S. overtuigt ons van de god
delijkheid van heel de Schrift. Maar omdat
de Schrift een organisme is, dat de belofte
van Gods goedgunstige gezindheid jegens
ons tot middelpunt heeft, bindt het ons cen
traal aan die belofte en alleen in samen
hang daarmee aan den overigen Schriftin-
houd. Het doet ons in alles, wat de Schrift
zegt, Gods stem beluisteren en eerbiedigen,
„zooals schapen hun Herder hooren en vol
gen". (Calvijn.)
IV. Deze oorspronkelijke reformatorische
opvatting van het T. S. S. is in de latere Ge
reformeerde theologie te loor gegaan. Men
heeft zijn absolute, onmiddellijke, religieuse
(werking miskend en het tenslotte tot een
ervaringsbewijs vervlakt. Reeds de formu
leering van art. 5 der Nederl. Geloofsbelijde
nis laat in dit opzicht aan duidelijkheid te
wenschen over en is in zooverre niet geheel
bevredigend.
V. De zuivere bewaring van Calvijn's
testimonium-begrip is zoowel voor theologie
als religie van het hoogste belang. Het doet
ons in de theologie de klip van het objecti
visme èn die van het subjectivisme vermijden
en wijst ons bijl ons ambtelijk werk de juiste
methode voor de bediening des Woords.
Eindelijk nog een referaat van Ds. F.
Kramer van Beverwijk over „De wederzijid-
sche verhouding van geloof en goede wer
ken".
De saamvatting van dit referaat wordt ge
boden in deze 5 stellingen
De wederzijdsche verhouding van geloof en
goede werken.
I. De Heilige Schriften bieden ons ver
schillende uitdrukkingen voor hetgeen wij
noemen „het doen van goede wierken".
II. Goede werken zijn de aanvankelijke
normale uitingen van het ééne nieuwe leven
van den rnensch, die gelooft, en gedoopt is
in den Naam des Vaders en des Zoons en
des Heiligen Geestes.
III. Miskenning van de beteekenis der goe
de werken vloeit voort uit de miskenning
van God en Zijne Voorzienigheid, den Mid
delaar en Zijne werken, den Heiligen Geest
en Zijne inwoning in de geloovigen.
IV. Op de goede werken als openbaring
van den nieuwen mensch, die uit God ge
boren is en door Hem tot heerlijkheid wordt
geleid, zijn wijl aangewezen in onze beoor
deeling van anderen, maar ook van ons zei-
ven. i
V. Het doen van goede werken gaat ge
paard met het gebed, het bezit eener goéde:
consciëntie en het voortschrijden naar het
levensdoel leven tot volkomen liefde tot God
en de naasten.
HEIJ.
Met veel dank kan ik de goede ontvangst
der volgende bijdragen melden.
Uit Axel: van J. W. f 10.—J. D.
Pzn. f 25.— J. en M. H. f 25.— Jac. de
R. f 25.— Wed. P. D. f 25.— C. de P.
Pzn. f 25.— Wed. F. de BI.—v. d. Br.
f 20.— C. A. de R. f 10.— A. P. de R.
f 25.Fam. R. f 5.C. M. v. d. B. te
Z. f 25.— W. en D. V. te B.o.Z. f 20.—
C. M. E. te B. f 25.— N. N. te V. f 5.—
Collecte Venlo f 60.— Collecte Genderen
f 83.— v. V. te V. C. f 2.50 Ds. E. B.
te N. f 10.— de J. te B.O.Z. f 25 H.
K. te K. f 25.— en van zijn vijf kinderen
ieder f 1 toezegging van K. H. te M.
f 25.—.
Uit plaatsen buiten Zeeland.
Delft J. K. f 2.— Den Haag B. f 1.—
J. M. -f 10.- 5 H. v. d. V. f 5.- J. E. K.
f 2.50 Wed. K. f 10.— P. J. L. f 5.—
Mej. G. A. L. f 3.— A. M. f 2.50 F. v.
W. f 2.50 Ds. J. v. N. f 10.— C. S. f2.50
N. v. E. t 2.50 Fam. B. f 2.50 G. M. f 1.50
G. H. f 1.50; A. K. f 2.50; F. K. f 2.50;
En nu, inplaats van nog één woord te
kunnen uiten, zat hij daar in een grooten
stoel een sigaar te rook'en.
Die baas rookt goede sigaren, dacht hij,
beter dan ik.
En toen meester na een minuut of vijf bin
nenkwam, was zijn boosheid al aardig gezakt.
Toch trilde zijn stem nog een beetje, toen
hij de oorzaak van zijn komst ging mee-
deelen. En vrij heftig kwam het er uit, dat
meester zich maar met zijn eigen zaken moest
bemoeien.
Meester liet zijn driftigen bezoeker kalm
uitspreken. Deed nu en dan rustig een trek
je aan zijn pijp.
Toen Frok alles gezegd had, wat hij op
't hart had, begon meester
„Frok, jou jongen heeft een buitengewoon
verstand en veel lust in studie. Hij heeft vele
gaven van God ontvangen en die gaven moet
hij gebruiken tot nut van anderen. Dat kan
hij als schoenmaker natuurlijk ook wel, maar
als onderwijzer zeker beter. Als je je jongen
laat studeeren, kan hij een knap onderwijzer
of leeraar worden. Kan hij anderen leeren
uit Gods Woord. Kan hij misschien het mid
del zijn om anderen tot Christus te brengen.
Dat je hier met een opgestoken zeil kolrnt,
daarmee beleedig je jezelf, niet möj. Dat jij
Mr. F. t 10.— H. H. f 2.50 Jac. M. Jzn.
t 5.L. K. f 1.50 Catechisatiebus Ds.
R. f 2.50; A. H. K. f 1.50; H. V. f 1.—
A. d. J. Ez. t 5.— H. v. A. f 2.50 M. C.
S. f 5.— I. Ph. A. f 2.50 Mr. J. D. f 10.—
J. V. f 1.— C. G. f 10.— A. H. f 2.50;
N. f 2.50 K. v. T. f 2.50 Bodegraven J.
B. f 1.50 Rijswijk C. G. T. f 10.- J. D.
f 1.— Voorburg J. H. v. Cl. en J. P. L.
f 20.— Maasland J. v. d. K. Sr. f 2.50
A. v. d. K. f 2.Barendrecht P. d. O.
tl.— 's Gravezande C. S. f2.50; Leeu
warden P. K. 5.— N. HelvoetL. Q.
f 2.50 Scheveningen P. J. f 1.Amster
dam H. v. L.—K. f 2.50 J. J. L. f 10.—
Dordrecht J. J. v. d. S. f 2.50 f. S. A,
f 100.—.
A. MERKELIJN.
Nieuwi adres Columbusstraat 256, den Haag.
Straks, na de Paschen of misschien nu reeds
na den Biddag, houden de catechisaties ten
plattenlande op>. Als het landwerk begint, kan
Dominé de jeugd niet mieer houden. Dan
krijgt ze het te druk. Dan is er voor de
catechisatie geen tijd meer. Deze opvatting
van de catechisatie vindt men velerwege,
doch blijft te betreuren.
De Jongelingsvereeniging, het fanfarecorps,
de zangvereeniging enz. werken door, de
catechisatie moet eindigen. Zou dit tot heil
van de gemeente, tot zegen Voor onze jon
gelingschap zijn Wiji weten wel beter.
De warmte en innigheid van het geloofs
leven der gemeente ligt voor een belangrijk
deel aan de wekelijksche bediening van het
Woord, waarbij Gods beloften en zegenin
gen, zijn geboden en vermaningen zoo na
mogelijk aan het hart worden gelegd, waarbij
Zijn liefde in Christus wordt gepredikt, om
de wederliefde van Gods kinderen op te
wekken en te verwakkeren.
Maar de vastheid van een gemeente ligt
voor een belangrijk deel aan de catechisatie,
welke de jeugd onderwijst in de Goddelijke
iwaarheden. Wie toetreedt tot het heilig
Avondmaal moet wèl onderscheiden het li
chaam des Heeren, moet eenige kennis heb
ben, voorwerpelijk en onderwerpielijk, van
de beteekenis van Christus' lijden en ster
ven. Deze kennis voorwerpelijk aan te bren
gen en onderwerpelijk aan te dringen, in
wijsheid en voorzichtigheid, dat is de taak
van de catechisatie. Maar dit is geen arbeid
van enkele uren. i
Laatst hoorden we een verzuchting, w!e
waren op reis Bij ons is er dezen winter
geen vijftien keer catechisatie geweestHoe
in-droevig. Geen yijftien keer, d.w.z. geen
vijftien uren. En' daarvan gaat dan nog af
allerlei tijd voor openen en sluiten, voor
zingen en overhooren. In zoo'n toestand moet
noodzakelijk verbetering komen. Dominé, ker-
keraad en gemeente moeten allerhardst sa
menwerken om zoo iets treurigs zoo spoedig
mogelijk uit de wereld te helpen. Er is geen
kennis, die de kennis der Schrift te boven
gaat. Er is geen troost, dan die welke de
Catechismus uit Gods Woord put.
En daaraan zal vanwege de Kerk nog geen
vijftien uren van de bijna negen duizend per
jaar worden afgezonderd
Daarbij moet de jeugd verachteren in de
kennis.
Daarbij moet de vastheid van het belijden
verloren gaan. Daarbij vormt men geen ge
fundeerde gemeente, die weet w'at zij ge
looft en belijdt. i
Maar verandering komt er niet gemakkelijk.
Zelts dan niet als de dominé graag reeds
1 October zou beginnen en niet eerder dan
einde April wil eindigen, van de vier maan
den er zes probeert te maken. En toch aan
houden doet verkrijgen. Dat leeren de stads
gemeenten wel. Wat ten deze mogelijk is, dat
moet ook de gemeente mogelijk zijn. Het
gaat onder 's Heeren zegen om haar wel
wezen en behoud.
o
De catechisatie heeft het toch al zwaar
genoeg te verantwoorden. Op zesjarigen leef
tijd gaan de kinderen naar school. Daar vin
den ze frissche, ruime, prettige lokalen, met
een rijken voorraad van leermiddelen.
Daar is afwisseling van luisteren en zelf-
hier in mijn huis zulke heftige taal gebruikt,
valt me van je tegen. Ik had altijd gedacht,
dat jij iemand was, die goede manieren be
zat. Daarin schijn ik me echter vergist te
hebben. Bij dat alles echter heb je jezelf
te kort gedaan. Maar dat je je eigen jongen
belet om de talenten te gebruiken, die Hij
hem gegeven heeft, daarmee doe je God
te kort en je kind."
Meester en Frok praatten nog lang en
steeds werd de toon vriendelijker, maar de
schoenmaker kon er maar niet toekomen, af
stand van zijn zoon te doen, zooals hiji meen
de te moeten doen, als hij hem: liet leeren.
Het eenige, wat meester gedaan kon krijgen,
was, dat zijn bezoeker beloofde er nog eens
over te zullen denken.
Den volgenden morgen schreef hij echter
een briefje, waarin hij berichtte, dat hij'mees
ter hartelijk dankte voor zijn goede bedoe
lingen, maar dat hij en zijin Griet besloten
waren den jongen toch maar van school te
nemen, zoodra hij niet meer leerplichtig was.
Hij vergat er bijl te zeggen, dat „zijn Griet"
eigenlijk toch wel veel voor het plan van
den meester voelde, maar dat hij, als hoofd
van het gezin anders beslist had.
„Zeg, man, ik begrijp er niets van", zei
I Mevrouw Teune 's avonds tot haar echt
vriend, toen ze samen op de slaapkamer
waren.
„Waar begrijp je niets van, vrouw
„Dat zal ik je zeggen. Ik' mis telkens iets.
Je weet wel, vroeger had ik de gewoonte
werken, van leeren en oefenen, in banken
voor den arbeid geschikt.
En wanneer ze zes, zeven jaren lang met
dat leerend leven der school vertrouwd zijn
geworden, dan na afloop er van, gaan ze
naar de catechisatie. Wat een verandering
Vaak een te klein lokaal, inet banken zon
der tafel, soms zelfs zonder leuning. Weinig
licht, weinig ter veraangenaming voor het
oog.
Naar de waardij van het catechetisch on
derwijs moest dit alles niet minder zijln dan
in de school. Trouwens het een en het an
dere geeft de kinderen onwillekeurig den
indruk dat de catechisatie iets bijkomstigs
is. Naar een andere school te gaan, een
school voor U.L.O. vinden ze fijn, naar de
catechisatie te moeten is een last een kruis.
Vandaar mee, dat zoo'menig kind der ge
beente ze geheel verwaarloost of gedeelte
lijk verzuimt.
Verbetering kan alleen komen als zij allen
inzien en aan het hart gevoelen, dat het zoo
niet gaat.
Allereerst moet de redeneering vervallen
Het kind gaat naar de Christelijke school
en dus behoeft het niet naar de catechisatie.
Daar dachten onze vaderen heel anders over.
In de 17e en 18e eeuw deden de scholen vrij
Wat meer aan het leeren van het Kort Be
grip en den Heidelberger dan tegenwoor
dig. En toch werd er tegelijkertijd ook ca
techisatie vanwege de Kerk gehouden. De
vacantie op Woensdag- of Donderdagmiddag,
of op den Zaterdag stond er mee in verband.
In de eerste dagen der „Scheiding" en nog
lang daarna, gebeurde dit ook', 'k Herinner
me zelf als zeven-achtjarige nog geleerd te
hebben bij een dominé, voor eenige jaren
ontslapen, uit het kleine boekje van Borstius.
Luidde de eerste vraag niet, echt kinderlijk
en alles zeggend Wie heeft U geschapen
met het majestueus antwoord God En ook
weet ik nog dat Dominé zeker in ver
band met Voorzienigheids Gods dan zoo
mooi vertelde van den ram' bij Izaaks offeran
de, in de struiken verward. Zo-oi Zijln kinde
ren, zij onthouden hier een brok en daar
een stuk, soms door zeer bijkomlstige kleinig
heden. In dit geval door een lok haar, die
Dominé's voornoofd krullend sierde en mie
deed denken aan de horens van den ram.
Maar ter zake. Wanneer de kinderen dege
lijk met het gaan naar de school aan de
catechisatie worden gewend, vervalt de te
genstelling tusschen deze twee. Jong ge
wend, oud gedaan. Maar in den tegenwoor-
digen tijd is daar beleid voor noodig. Iemand,
die het kerkgaan ontwend is, krijgt men er
niet gemakkelijk weer toe. Hij' die het ge-
Wend is, voelt thuis blijven als straf. En
zoo ook de kinderen niet de school en de
catechisatie. Hier moet krachtig worden in
gegrepen. En zoo' moeten ouders en kinde
ren door pen en preek weer worden door
drongen van het hooge belang er van. Wat
verzuimd worde, de catechisatie nimmer. En
dat niet enkel in den winter, ook in de lente'
en in den herfst. Een flinke zomer vacantie,
zooals het voortgezet onderwijs geniet, zal
dan geen groote schade doen. Wanneer de
gemeente onder de leiding van Predikant en
Kerkeraad zich opmaakt, dan zal God van
den hemel het doen gelukken. Hij toch bindt
Zijn zegen aan het bewiandelen van zijn
wegen. En het onderwijs der Formulieren van
Eenigheid naar de Schriften is er zeker een
van de belangrijkste van.
STRÏKWERDA.
BEROEPEN TE
Lemmier I. Wessels te Burum.
BEDANKT VOOR
Leens C. Stam te Alteveer.
Urk W. E. Gerritsma te Oudega (Sm.)-
Afscheid en Intrede.
's-Gravenhage-Oost. Welk een groote plaats
Ds. J. Douma in zijn gemeente innam is
deze week, toen hij na een verblijf van der
tien jaar, in de tjokvolle Oosterkerk afscheid
nam van de Kerk van 's-Gravenhage-Oost,
wegens vertrek naar Arnhem, wel zeer dui
delijk gebleken.
De scheidende prediker bepaalde zijln tal
rijk gehoor in deze ure bij! Efeze 6 23 en 24
mijn portemonnaie ppi het buffet te laten lig
gen en ik ben er van overtuigd, dat er geld
uitgenomen is. Daarna
„Lieve vrouw", viel haar man haar in de
rede, „ik heb je al eerder gezegd, hoe ik
daarover denk. Het is heel verkeerd van je
geweest, je beurs maar ergens te laten ligv
gen. Je moogt de menschen niet in verzoe
king brengen. En bovendien had je boek
moeten houden. Als je geregeld opschrijft,
alles wat je ontvangt en uitgeeft, kan je
nooit iets missen, of je mlerk't het dadelijk.
Je hebt echter niets opgeschreven en je
kunt je dus vergissen. De kans bestaat dus,
dat je iemand verdenkt, terwijl er Joch geen
reden voor bestaat."
„Daar heb je gelijk aan", antwoordde Me
vrouw, „en je weet, dat ik ook dadelijk je
raad heb opgevolgd en altijd mijjn geld weg
sluit. Maar enkele weken geleden miste ik
twee keer achter elkaar een zilveren lepeltje.
Je weet wel, toen we trouwfien kregen Wc
twaalf van die lepeltjes cadeau. Eiken avOnd
tel ik ze na en altijd waren ze er tot ruim
een maand geleden. Toen miste ik er één.
En den volgenden avOnd was er weer éém
zoek. En hoe ik ook gezocht heb nergens
waren ze te vinden. En juf en de meid wis-
ten natuurlijk ook niet, waar ze waren,."
„Och, vrouw, ze komen misschien weieens
weer te voorschijn, met de schoonmaak bij
voorbeeld", bemoedigde manlief.
„Dat kan wel, vandaag wou ik mijn zil
veren soeplepel gebruiken en nu is; die ook
al weg."
„Vrede zij den broederen, en liefde met ge
loot van God den Vader en den Heere Jezus
Christus.
De genade zij met al degenen, die onzen
Heere Jezus Christus liefhebben in onverder
felijkheid. Amen."
Zaandam. In de gecombineerde godsdienst
oefening, gehouden in de Oude Kerk, nam
Ds. W. Breukelaar, Tweeden Paaschdag, des
morgens te 10 uur, afscheid van de Kerk
van Zaandam, naar aanleiding van Openb.
1 17 en 18, Jezus Christus als middelpunt
der prediking, de eerste en de laatste, de Al
machtige, de Levens vorst.
Ds. H. W. Laman, pred. bij de Kerk
te Assen, die door gedurig wederkeerende
aanvallen van de griep pihysiek, vooral ook
in zijn stem, is verzwakt, heeft aan zijn ker
keraad verzocht hem eervol emieritaat te wil
len verleenen. Ds. Laman diende de Kerken
van Kruiningen 1900'04, Zierikzee '04'11
en Assen '11—'29. Onderscheidene malen
werd hij afgevaardigd naar de Part. Synode.
Driemaal was .hij lid der Generale Synode
Rotterdam, Leeuwarden en Assen, van welke
laatste Synode hij Assessor was. Geruimen
tijd was hiji curator der Theol School voor
Drenthe. In Zeeland redigeerde hij het
Zeeuwsch Kerkblad niet Ds. Littooij en Ds.
L. Bouma. In Assen richtte hij in 1912 de
Asser Kerkbode op. Sinds 1 Jan. 1917 is hij
een der redacteuren van het Geref. Kerkblad
voor Drenthe en Overijsel. Hij1 is bestuurslid
van het Geref. Tractaatgen. „Filippus" en
redacteur van den „Filippus-kalender". Vele
jaren was hij bestuurslid, secretaris en thans
voorz. van de stichting „Dennenoord" te
Zuidlaren. Zijn voornemen is zich D.V. met
terwoon te Kampen te vestigen en dewijl zijn
helderheid des geestes niet geleden heeft,
daar het Koninkrijk Gods door zijln pers ar
beid te blijven dienen. Op de Mei-classis
denkt de kerkeraad tegen 1 Juni ,a.s. zijn
emeritaat aan te vragen.
Franz Kliche. Opstanding.
H. von Kaltenborn. Een Man
zonder Naam.
Rivière en Voorhoeve, Zwolle.
Een bijzonder gunstige recensie kunnen we
van deze boeken niet geven.
Vooral niet van het laatste, den Man zon
der Naam. Het is de geschiedenis van een
houtsnijder, die van adellijke afkomst is, miaar
berooid achterblijft omdat de moeder bij haar
sterven ondanks 'de hartelijke liefde vo vr
haar eenig kind, haar kleinodiën en haar
geld aan de Kerk geeft.
De jongen blijkt een kunstenaar maar hij
zoekt zijn eigen eer. Hiji wordt boos op den
broer van zijn meisje, een adellijke damie,
die hem de toestemming tot het huwelijk met
zijn zuster eerst dan geeft, wanneer hiji tot
eer en rijkdom zal gekomien zijn.
Dan wordt hij ridder eener bepaalde orde,
doet dappere heldendaden en op den dag
dat hij commandeur op een burcht wordt
schiet een heidensch priester hem tusschen
de oogen, zoodat hij blind wordt.
Hij heeft daarna het genoegen nog eens
met zijn reeds vergrijsde jonkvrouw in ge
zelschap te komen, die een oogarts een
kluizenaar kentna een langdurige be
handeling wordt hij weer ziende.
Dit alles groepeert zich rond een fraai
houtsneebeeld van een 'engel.
Het verhaal is uitermate gerekt.
Het is uit het Duitsch vertaald, door
iemand, die of met het Duitsch of met het
Nederlandseh of met geen van beide op
de hoogte is.
Het is onbeholpen van stijl. Ik zal een
paar voorbeelden geven.
„Toch was ik tot den koop reeds be
sloten, toen op eenmaal de gedachte
bij mijl opkwam, dat ik het geld be
ter besteden k'on, door het geld aan
de Kerk te geven. Het was de eerste
m aal, dat ik geld bezat, waarmee ik
doen kon, wat ik wilde.
Op blz. 51 wordt een snijmes gevoerd!
Wat verder leest ge van een gemoedsstem
ming, die spoedig vervluchtigde en me
nigmaal reeds afzwakte en vervaagde.
Dat dit niet altoos aan den vertaler te
En groote tranen biggelden Mevrouw over
de wangen.
„Ja, dat wordt toch al te gek", vond Mijn
heer nu ook. „Daar moet natuurlijk een eind
aankomen, anders haal ik de politie er bij."
„Karei, je hebt vanmiddag toch geen school.
Je kunt mooi een boodschap voor me doen.
Mijnheer Timmermans zit erg om| zijfn. laar
zen verlegen. Breng jij ze er eens vlug naar
toe."
Karei pakte de laarzen in een stuk papier
en vertrok dadelijk.
Mijnheer Timmermans woonde een heel
eind ver, aan den anderen kant v<ani de stad.
Maar dat hinderde niet. Karei had flinke
beenen en zag niet tegen een eind loop en
op. Daarbij kwam nog, dat er overal sneetnv
lag, zoodat hij fijn onderweg kon glijden.
Toen hij bijna aan het eind van zijn tocht
was gekomen, moest hij een plein, overste
ken. Daar waren zeker jongens aan het
sneeuwballen, want reeds in de verte hoorde
hij een luid gejoel. Dadelijk begon hij op
een drafje te Ioopen vol verlangen ook' in
het strijdperk te komen en een balletje miee
te gooien. Zoodra hij echter den hoiek' van
de straat om was en het plein vlak voor zich
had, bemerkte hij, dat de oorzaak van het
rumoer een geheel andere was, dan, hij zich
had voorgesteld.
(Wordt vervolgd)