FKU1LLETON. Moet „Sela" gelezen worden? Wat beteekent Sela? De gestolen Ring. DADERS DES WOORDS delüjk waren gekomen en nu 't wat zachter weer was ben ik er op uitgegaan en waarlijk ik heb ze gezien, ook daarom durf ik vol to houden, dat de winter voorbij is en wij ver wachten naar de oude belofte, dat God door Zijn Geest het gelaat des aardrifks zal ver nieuwen. Met welk een bezieling en kracht kan de Paaschboodschap gebracht worden De Heer is waarlijk opgestaan, Hij is van Simon gezien. Hoe rijk is de geloovige, die over elke inzinking en versterving van 't leven heen kan zien, in het vertrouwen, dat het leven altijd weer uit den dood zal voort komen en dat er uit de bron van Christus' opstanding steeds weer nieuw leven voortko- me. Ook daarom begroeten we de lente met haar tooi van bloemen en blaren blijde, om dat zij ons een beeld is van die vernieuwing, waarop geen winter meer volgen zal. Van alle verdorring en verwelking hebben we een afkeer en dit komt, omdat het niet bij ons past. Dit leert ons ook, hoe bitter en hoe kwaad het is, dat wij zondaars zijn en naar mate we ons daarvan bewust zijn, naar die mate zullen wij Hem loven, die het leven en de onverdertelijkheid aan 't licht heeft gebracht en wij zullen tevens genieten al wat Hij ons ook nu weer geven wil in het voor jaar en op het Paaschfeest, wetende, dat we het verbeurd hebben. BOUMA. Men doet ons de vraag of de Voorlezer in den eeredienst het woord Sela mag weg laten. Het antwoord hierop hangt geheel af van de beteekenis, die dit woord heeft. Is het niet anders dan een aanwijzing hoe het voorafgaande gedeelte gelezen moet worden, dan is het dwaas het woord bij' den tekst zelf te lezen. Het heeft dan dezelfde waarde als bij ons b.v. het uitroepteeken Ook wanneer het de beteekenis zou heb ben van een herhaling, zou het een even ko misch effect hebben indien we „Sela" la zen, als wanneer we een beginneling het woord „bis" hooren uitspreken b.v. in den versregel „Hij heeft gewonnen de Zilver vloot (bis)". Daar zijn vreemde woorden in de Schrift, die iedereen weglaat. Ik heb nog nooit iemand,, die Klaagliede ren 3 voorlas hooren zeggen „Alef Ik ben de man enz. Op zichzelf zou de weglating van het woord Sela in de kerkelijke voorlezing daarom geen bezwaar zijn. Maar iets anders is het, wanneer we niet weten, wat het beteekent. Wanneer we er volstrekt niet zeker van zijn, dat Sela alleen maar de waarde van een muzikaal of vocaal attentieteeken heeft, op naar een herhaling heenwijst. In dat geval brengt de eerbied voor den tekst mee, dat we het wèl lezen. Ongetwijfeld heeft onze Statenvertaling dat zoo ook bedoeld, want de letternamen als aleph, beth, gimel enz. heeft ze schuin gedrukt, maar Sela staat met de tekst- Ietter. Het is daarom wetenschappelijk beschei dener „Selah" te lezen dan het weg te laten. Wie het weglaat heeft reeds een keuze in de onderscheiden beteekenissen gedaan voor hem is de kwestie opgelost. Voor wie dit niet het geval is, is er meer reden het te lezen, omdat het in den tekst staat van de voor ons geloofsbesef Hei lige Schrift. Daar er nu voorloopig op geen stukken na kans is op een oplossing zou ik persoon lijk althans in de Kerkelijke Voorlezing het woord Sela willen lezen. Al is dit nu niet bepaald een kerkberoe- rende aangelegenheid. Nu ik in bovenstaand artikeltje toch over Sela bezig ben, zal het misschien sommi gen interesseeren wat de geleerden er van zeggen Dr. Noordtzij is er zeer kort over „On bekend is het beroemde Sela, dat 71 maal in het psalmboek gevonden wordt. De lengte der psalmen heeft niets te maken met het al of niet voorkomen yan Sela en ook niet met het aantal keeren dat het woord voor- li. Dan weer een rekening presenteeren een anderen keer hooren bij deze of gene of er soms boodschappen waren. Soms gebeurde het wel, dat Karei net thuis was en dan weer weg moest, naar een klant, wiens huis hij net gepasseerd was. En wanneer hij dan vroeg, waarom hij die boodschap zooeven niet had kunnen doen, luidde het antwoord „loopen en werken is gezond, jongen. Beter dan altijd over die muffe boeken te zitten." Vroeger nam Karei vaak een boek mee, wanneer hij een boodschap moest doen en las dan al loopende. Maar op een keer was het gebeurd, dat de jongen het boek zoo boeiend vond, dat hij aan den kant van den weg was gaan zitten. Maar even, was de bedoeling. Maar het kereltje raakte aan het lezen en studeeren en was zoo verdiept in zijn lectuur, dat hij aan geen tijd dacht. Tot hij het begon reeds te schemeren plotseling een zware hand op zijn schouders voelde drukken en de toornige stem van zijn vader hem herinnerde, dat het al heel laat was en dat de boodschap nog niet ge daan was. Na dien tijd mocht Karei nimmermeer een boek meenemen, als hij er op uit moest. Meester had hem eens gevraagd, wat hij komt. Het is een puzzle waarop menigeen zijn vernuft heeft gescherpt." Dr. Noordtzij heeft reent van een puzzle of raadsel te spreken. De Grieksche verta ling van het Oude Testament zet het woord over door d i a p s a 1 m a wat (ook al) mis schien „tusschenspel" beteekenen kan, maar anderen verklaren als een zwijgen tus- schcn de psalmgedeelten in. Men leidt het woord af van een ander, dat verheffen beteekent en fantaseert daaruit dat het orkest er bij inviel, pf dat de snarenspelers wat luider begonnen te tokkelen, we zouden zeggen „forte" inplaats van „piano" gingen spelen. j Luther, die het waarschijnlijk op voorbeeld van Hieronymus en andere kerkvaders een geestelijke beduiding geeft, zegt Sela wijst aan, dat men moet ophouden en vlijtig na denken over de woorden van den psalm want zij vorderen een rustige en kalmfe ziel, die begrijpen kan wat de Heilige Geest haar voorhoudt." Ik wil ook nog meedeelen wat Calvijn in zijn Psalmcommentaar over dit woord ver telt „De uitleggers zijn het over „Sela" niet eens. Sommigen zeggen dat het een bevestiging behelst en zooveel wil zeg gen als „Waarlijk" of Amen. Anderen nemen het in de beteekenis „voor eeuwig Maar omdat het komt van een woord verheffen is de meening waarschijn lijk van heil die denken dat het er staat om een verheffing van de stem aan te geven in het koor." De geestelijke beteekenis verwerpt Calvijn daarbij niet, wanneer hij zegt, dat waar de zang of de muziek zich natuurlijk aanpast bij den inhoud van de woorden, de dichter door dit woord Sela op het voorafgaande de ernstige aandacht vestigen wil (cf. Ps. 3). Dit gevoelen van Calvijn staat ook in, de Randteekeningen op de Statenbijbel. We kunnen er bijvoegen, clat Calvijn zich te kras uitdrukt wanneer hij zegt: Het komt van „verheffen". Een autho.riteit op 't gebied van de Hebr. taal Gesenius zegt n.l. in zijn woordenboek (15e Dr.) „Zoowel beteekenis als afleiding van het woord ligt geheel cn al in het duis ter". v. D. De Vrije Universiteit neemt een principieel standpunt in. Ze gaat uit van bepaalde be ginselen cn wel van de Gereformeerde begin selen. Dit is wel als verwijt tegen haar ingebracht De wetenschap zoo redeneerde men dan moet vrij zijn het is in strijd met haar wezen en aard haar te binden aan bepaalde beginselen. Dat verwijt was dan echter ongegrond. De mannen, die in naam der wetenschap, dit verwijt inbrachten, deden precies hetzelf de. Zij ook lieten zich bij hun wetenschappe lijk onderzoek leiden door bepaalde beginse len. Dit kon ook niet anders. Het zijn ten slotte altijd onbewezen stellingen, waarvan men in zijn denken uitgaat en waardoor men zijn denken laat bcheerschen. Maar als men het geoorloofd achtte zelf uit te gaan van bepaalde beginselen kon men niet veroordee- len anderen, die dat ook deden, al waren die beginselen dan de Gereformeerde. En het was noodig, dat een Universiteit werd opgericht op den grondslag der Gere formeerde beginselen. W at men uitgaf als „zuiver e" weten schap, maar metterdaad ook stond onder in vloed van bepaalde beginselen, was veelal ongeloovige wetenschap. Er werden aan de hoogescholen leeringen verbreid, die lijnrecht in strijd waren met Gods Woord, dus met de waarheid. Maar die leeringen werden dan voorgesteld als vrucht van zuiver wetenschappelijk onderzoek. En bij de vereering, die in menigen kring wordt gekoesterd voor „de wetenschap", werden die dwalingen daardoor te gevaarlijker. Zoo was noodig, dat men zich opmaakte om de wetenschap te beoefenen in liet licht en on der de tucht van Gods Woord. Het was wel een geweldig ding, dat men dan zou moeten aandurven. In zijn rede „Een geloofsstuk" geeft Dr. Kuyper aangr.jpen- worden moest en toen de knaap daarop ant woordde, alsof het de natuurlijkste zaak ter wereld was „Schoenmaker worden, mees ter", vroeg deze, of hij niet graag zou wil len studeeren Toen hadden de oogen van den knaap geschitterd Studeeren als dat eens mocht Mt.jd maar lezen Immers meer kennis opdoen Als dat eens kon gebeuren, wat zou hij zich gelukkig voelen. Maar onmiddellijk daarop, betrok zijn gezicht. Tranen vulden zijn oogen en zacht antwoordde hij „Dat mag toch niet, meester „Maar, waarom dan toch niet jongen Jij hebt een goed hoofd en veel lust tot de studie. Om de kosten behoef je het niet te laten. Je kunt onderwijzer worden, „dat kost niet veel. En ben je eenmaal ver, dan kan je nog alle kanten uit. Weet je, wat je doet Ga je vader vragen, wanneer ik eens met hem kan praten. Dan zal ik eens kijken of ik dat zaakje niet voor je op kan knap pen." Opgetogen was de jongen huiswaarts ge sneld. Als dat toch eens waar kon zijn! Als vader eens goed mocht vinden, dat hij ging studeeren. En midden op den weg bleet hij staan, en sprong cn danste van pleizier, zoo- dat de lammeren in de weide van verwon dering eerst bleven staan kijken en toen van den weeromstuit het ook op een lopipen zet ten. Toen hij echter thuiskwam en het strenge de herinneringen aan de spanning, die aan liet besluit daartoe voorafging. Maar men dorst het aan, omdat de overtuiging leefde, dat het moest. r Ook de wetenschap moest dienstbaar ge maakt worden aan de eere van den verheer lijkten Christus aan de cere van Hem, die de Waarheid is. Die gedachte sprak Dr. Kuy per uit in de rede ter inwijding der Vrije Universiteit „Souvereiniteit in eigen kring" als hij daarin zeide: „Voor ons, die uit de Openbaring leven, leeft die Messias, werkt die Christus, cn zit Hij als Souverein veel wezenlijker op den troon der kracht Gods, dan Gij daar nederzit op de zerken van dit koorgraf." En in de wetenschap op. te komen voor de eere van den verhoogden Christus is nu niet minder noodig dan in 1839. Uit drieërlei oogpunt moge dat worden aangetoond. Allereerst is te wijzen op het verschijnsel van dezen tijd, dat velen op het stuk der beginselen alle vastheid verloren hebben. Men verklaart dat en zeker niet ten onrechte uit den geweldigen schok, dien de wereldoorlog toebracht aan zooveel, dat voor vaststaand werd aangezien, maar be zweek. De zekerheid, die men voorheen meen de te bezitten, maakte plaats voor onzeker heid. Dat verschijnsel ging ook niet aan onze kringen voorbij. Aan dingen, die voor het besef vroeger absoluut vaststonden, zijn sorn- migen gaan twijfelen. Verwerpen willen ze die nog niet. De traditie kan niet maar zoo ineens geheel losgelaten worden. Uit kracht van die traditie willen ze nog wel aannemen, dat ze waar zouden kunnen zijn. Maar ze laten ook de mogelijkheid open, dat die dingen wel eens niet waar zouden kunnen blijken te zijn. Zoo werd een heel gevaar lijke vijand, de twijfel, als een vriend door hen ontvangen. En daartegen is dan wel zeer noodzake lijk, dat ook de Vrije Universiteit blijft ge tuigen van de dingen, die onder ons vol komen zekerheid hebben en die onder ons volkomen zekerheid moeten houden. Met het oog op dat verschijnsel kunnen wij niet dankbaar genoeg zijn, dat indertijd niet de weg is ingeslagen van het oprichten van bijzondere leerstoelen aan de bestaande Universiteiten, maar dat beslist gekozen werd voor Universiteitsstichting. We kunnen er ons zeker over verblijden, dat nu aan de Openbare Universiteiten pro fessoren gevonden worden, die belijdenis doen van het Christelijk geloof, zelfs, die instem men met de Gereformeerde beginselen. Maar wat zouden wij ontzaglijk veel mis sen, wanneer we niet hadden onze Vrije Uni versiteit, die in haar geheel getuigt van de absolute waarheid van Gods Woord en van zooveel dingen, die onder ons volko men zekerheid hebben en ondanks alles moe ten behouden. Wat toch kan meer het relativisme in de hand werken, dan het onderwijs aan een Universiteit, waar de eene hoogleeraar het zóó leert cn een ander juist omgekeerd. Dan is zeker groot het gevaar, vooral in dezen tijd, dat de student denkt „Het kan zóó zijn, als die professor het zegt, maar het kan ook zóó zijn, als die andere professor het zegt' en dat hij alzoo blijft in den ban van den twijfel. Dat is dan noodlottig voor hemzelt allereerst. Maar dat draagt dan niet alleen voor hemzelf ellendige vruchten. Als „man van wetenschap" wordt hij straks in grooter of kleiner kring geëerd en de infec tie van den twijfel kan van hem overgaan op anderen. Vooral nu is dan noodzakelijk een Univer siteit op den grondslag der Gereformeerde beginselen, die getuigt van de absoluutheid der waarheid, die in Christus Jezus is. We hebben mannen noodig, zooals Paulus ze beschrijft in 1 Cor. 15:58: standvastig, on beweeglijk, altijd overvloedig zijnde in het werk des Heeren. En zulke mannen kunnen) wij alleen verwachten van een. Universiteit, die, een principieel standpunt innemende, uit gaat van de waarachtigheid van GodsWoord. Er is een tweede verschijnsel, dat in dit verband de aandacht vraagt. Er groeit een geslacht op, dat al een station verder is dan degenen, die nog eenige waarde hechten aan de traditie en denken het kan zóó zijn, maar het kan ook1 anders zijn. gezicht van zijn vader zag, daalde zijn stem ming aanmerkelijk. „Vader „Wat is er „Meester wou U spreken." „Meester Waarover Of zou die dan eindelijk goedvinden, dat je van school gaat? Zeg dan maar, dat hij dadelijk kan komen en hartelijk welkom is." „Neen, vader, hij wou vragen, of U goed vindt, dat ik voor onderwijzer ga leeren." „Wat sprong dc oude Frok opi, „Voor onderwijzer leeren, jij Is die kerel dan hee- lemaal gek Zijn er dan nog niet genoeg van die doenieten En van nijdigheid gooide hij de schoenen, die hij in de hand had op den grond en trapte de stoel, waarop hij zat, omver. Den avond van dienzelfden dag zat de meester rustig boven op zijn kamer te wer ken, toen er plotseling hevig aan de bel werd getrokken. De juffrouw snelde vlug naar voren om de deur te openen, denkende, dat er hier ot daar wel brand zou zijn. Nauwelijks had ze opengedaan, of een nij dige stem grauwde haar toe „ik wil mees ter spreken". „Dat kan gebeuren, Frok," zei de juffrouw met een vriendelijk gezicht. „Je treft het net, dat hij thuis is. Kom er maar in, dan zal ik mijn man roepen." Ze ging naar boven en vertelde haar man, dat Frok cr was om hem te spreken. En dat die man heel erg uit zijn humeur scheen. Het is een geslacht, dat niet meer t w ij feit, maar meent heel groote zeker heid te hebben. En de zekerheid, die het meent te bezitten is deze, dat al het bestaan de radicaal moet afgebroken worden. Van de traditie wil het ganschelijk niet meer we ten. Het wil afbreken tot opbouwen is het niet in staat het wil afbreken het huwe lijk, liet huisgezin en het gezag en zooveel meer als wij nog als een heerlijke erfenis bezitten, als vrucht van de doorwerking van Gods Woord in ons volksleven. Wat dit verschijnsel nu zoo ernstig maakt is, dat dit afbreken niet alleen geschiedt door wat men dan „de kunst" noemtmaar dat cr ook onder dc professoren aan de Openbare Universiteiten al mannen Zijn, die van deze verderfelijke beginselen uitgaan en hun wetenschap daaraan dienstbaar maken. De vruchten van dat onheilige werk wor den dan ook al openbaar in de verwoesting van het leven in de afbraak van wat in het leven niet gemist kan worden, zal het nog eenigermate kunnen bloeien. Rusland met zijn horden van kinderen, die geen vader of moeder kennen, en als beesten rondzwerven, doet zien wat de bittere vrucht is van deze leugenleer. Tegenover de actie van die verderfelijke beginselen ligt alleen kracht in een Univer siteit, die het beginsel der waarheid stelt te genover het beginsel van de leugen. Chris tus, die dc Waarheid is, is ook het Leven. Alleen wanneer, mede door den invloed van onze Vrije Universiteit, de waarheid nog van kracht blijft in ons volksleven, mag gehoopt, dat we voor een chaos van de zinlooze af braak zullen worden bewaard. Met het oog op dat dreigend gevaar van dezen tijd, is onze Vrije Universiteit nog meer noodzakelijk dan in 1880. En eindelijk moge nog op een derde ver schijnsel gewezen worden. We hebben daarbij het oog op een ver schijnsel in onze eigen kringen, dat er n.l. zijn, die de universitaire idee beginnen los te laten en aan de seminaristische de voor keur gaan geven. Dat verschijnsel is er gekomen omdat men in den laatsten tijd gevaren zag opkomen in den universitairen kring, bij professoren en studenten gevaren juist op het stuk der Gereformeerde beginselen. Zoo kwam bfj sommigen de gedachte op is een semina rie toch niet veiliger En die alzoo opkomen de gedachte vond hier en daar ook wel aan moediging. Het zou echter toch wel reen heel groot kwaad zijn, wanneer die gedachte aan in vloed won en men de universitaire gedachte zou loslaten. Wat wij nu vooral noodig hebben, is een Universiteit op Gereformeerden grond slag. Om een Universiteit vroegen èn Calvijn èn onze Gcref. vaderen. In den strijd der geesten zoo oordeelden ze konden ze met minder dan een Universiteit niet toe. Die strijd vraagt dat niet minder in onzen tijd. Niet alleen op het terrein van de theo logie, maar niet minder op de andere ter reinen yan wetenschap wordt de waarheid belaagd en moet van haar getuigd worden. En dat getuigenis der waarheid moet op de onderscheiden terreinen van wetenschap uit gaan van een Gereformeerde Universt- t e i t. Maar dan moet die Universiteit ook Ge reformeerd zijn en tojonep, d[at het haar hooge ernst is met het zuiver houden van de Geref. beginselen. Dan zal ze het vertrouwen hebben en be houden, dat zij behoeft om te kunnen be staan en arbeiden. Dan zal er van haar kracht kunnen uit gaan tot afweer van de verderfelijke begin selen, die het volksleven geheel willen ver woesten. J Dan zal ze nog velen, diet het slachtoffer dreigen te worden van den twijfel, tot een zegen kunnen zijn om ze vast te, zetten op den grond der absolute waarheid, die ons geopenbaard is in onzen Hecre Jezus Chris tus. Ds. A. C. HEIJ. „Hé, ja informeerde haar echtgenoot. „Dat begrijpik niet. Er is toch niets met zijn kind voorgevallen. Maar weet je wat, laat hem in de zijkamer, geef hem een mak kelijken stoel en een sigaar." Die meester had van die eigenaardige ge woonten. Dc meeste 'menschen worden, als men ze boos toespreekt, zelf ook kwaad. En dan ontstaat er doorgaans een hevige ru zie. Deze onderwijzer handelde echter altijd anders. „Als de lui kwaad zijn", redeneerde hij', „dan moet je ze vriendelijk behandelen. Dat is het beste middel om ze die gekke kunsten af te leeren". En hij had daarmee reeds vaak succes gehad. Een poosje later zat Frok in een gemakke- lijken stoel. De sigaar had hij werktuiglijk aangestoken, toen de juffrouw hem een lu cifer had voorgehouden. Dat begin was al heel anders, dan hij zich had voorgesteld. Hij was van plan geweest meester eens flink de les te lezen. Hem eens en voor goed aï te leeren zich met zijn zaken te bemoeien. Hem duidelijk aan het verstand te brengen, dat hij er niet aan dacht Karei te laten leeren, en nü niet, en nóóit niet. f Hij had dien middag wel tienmaal bij zich zelf de zinnen opgezegd, die hij den bemoeial (dat was de meester) in het gezicht zou slin geren. (Wordt vervolgd) t.i J-üi LJ 1*1 Ji -v/J ij

Krantenbank Zeeland

Zeeuwsche kerkbode, weekblad gewijd aan de belangen der gereformeerde kerken/ Zeeuwsch kerkblad | 1929 | | pagina 2