Weekblad voor de Gereformeerde Kerken in Zeeland.
43e Jaargang.
Vrijdag 15 Februari 1929.
No. 7.
RedactearenDs. P. VAN DIJK te Serooskerke (W() en Ds. A. C. HEIJ te Koadekerke.
Persvereeniging Zeeuwsche Kerkbode.
Een oorzaak der eeuwige zaligheid.
Antinomianen.
Vreemde voorlichting.
ZEEUWSCHE KERKBODE
Vaste medewerkersD.D. L. BOUMA, F. J. v. d. ENDE, B. MEIJER, F. STAAL Pzn., en R. J. v. d. VEEN.
Abonnementsprijs
Advertentieprijs!
per kwartaal bjj vooruitbetaling f 1,
Afzonderlijke nummers 8 oent.
15 oent per regelbij jaarabonnement van
minstens 500 r»gele belangrijke reduotie.
UITGAVE VAN DE
Adres van de Administratie:
Firma UTTOO'J OtTHOFP. MWM»IW0.
Beriohten, Opgeven Predikbeurten en Advertentiên tot Vrijdag
morgen 9 uur te zenden aan de Drukkere LITTOOIJ OLTHOFF
S pa r\j aard straat, Middelburg.
TELFF ON 7 3 8. GIRONUMMER 422 80
UIT het woord.
4
En •geheiligd zijnde is Hij allen,
die Hem gehoorzaam zijn, eene oor
zaak der eeuwige zaligheid geworden
Hebr. 9 5.
Van Jezus Christus, onzen hooggeloofden
Zaligmaker, belijden wij dat Hij een Hooge-
priester is wien de attributen toekomen hei
lig, onnoozel, onbesmet, afgescheiden van
de zondaren, hooger dan de hemelen gewor
den.
Van zijn persoon is elke zonde verre. Hij
is als het Heilige Gods in den maagdelijkcn
schoot van Maria ontvangen. De blinkende
kroon der zedelijke volmaaktheid hing voor
Hem niet aan het einde der baan, die Hij
te loopen had, zooals dit bij' ons h'et geval
is, maar sierde reeds zijn hoofd toen zijn
moeder Hem in de kribbe nederlegde.
Verre is ook van Hem elke onvolkomenheid
in zijn heerlijke bediening en Middelaars-
arbeid. Van "eeuwigheid Godc gewijd door
roeping en afzondering heeft de Geest Hem
op aarde aangegord tot de vervulling van
zijn eenrg werk, en daarin is Hij beproefd
geworden, totdat Hij aan het. kruis kon uit
roepen het is volbracht
Niet het minst komt hierin zijn voortreffe
lijkheid uit. Want hoewel Hij de Zoon was,
nochtans heelt Hij gehoorzaamheid geleerd
uit hetgeen Hij heeft geleden. En daar zijn
lijden èn door zijn gehoorzaamheid is Hij
geheiligd, zoodat Hij allen die Hem ge
hoorzaam zijn een oorzaak der eeuwige zalig
heid is geworden.
Woorden, waarbij ge u voor misvatting
te hoeden hebt. Voor ons moge „heiliging''
altijd de gedachte insluiten dat, wie zondaar
is, van zonde gereinigd wordt, de Apostel
bedoelt er in den tekst iets geheel anders
mede. Dit dat Christus door zijin lijden en
gehoorzaamheid als Middelaar is volmaakt
geworden dat duidelijk gebleken is voor
God en zijn Engelen, voor menschen en dui
velen, dat Christus in zijn HoogepriesterKjkc
bediening den Vader volmaakt gediend en
op het hoogst verheerlijkt heeft, reden waar
om de Vader Hem gekroond heeft met eer
en heerlijkheid. Daarom zegt de Apostel „is
Hij allen, die Hem gehoorzaam zijn, een oor
zaak der eeuwige zaligheid geworden".
Een oorzaak der eeuwige zaligheid
Woorden van gewicht, waartegen het fijne
go-ud niet kan worden opgewogen. Een blijde
boodschap in den hoogsten zin. Woorden d:s
levens, die door het Evangelie worden uit
geroepen in deze arme wereld, die onder
den ban der zonde en het vonnis des doods
in vertwijfeling nederligt.
En toch te verstaan door wie genade van
God ontving. Door zijn volmaakte gehoor
zaamheid heeft Christus de schuld van Adam
geboet en een gereehtigheid verworven, die
als een kleed toedekt allen, die in waarheid
voor God zich ontbloot kennen. Hij heeft
zijn volk.van den dood met zijn vervloeking
vrijgemaakt en het recht op een eeuwig le
ven hun hergeven.
Ja, meer nog. Christus is door zijn hei
liging, den hemel ingegaan, want de Vader
lua&eifc. En: achter- zich heeft Hij den hemel
h^ft Hem opgenomen om zijn arbeid te be
open gel aten voor zijn volk, want al wat
itij ,dcedr deed. Hij voor, hen. Al het zijne is
ïmGiet htjfino.
Nu; reeds maakt Hij u. die op aarde zijt
deelgenoot-en van.d? vrucht van zijn arbeid.
Qü wordt door zijn bloed gewasschen en
door zijn Geest vernieuwd en gereinigd, Ge
$pietr; door Hem Goddelijke gunst en een
vred-ey die- 't verstand te boven gaat. Ge
ifroogt bij oogenblikken inzien in den
opa#i£N„hem-el, waarin plaats vea-r u beruid
is. Ge moogt u verblijden in de hope. En
Hij is en zal Hij u stellen tot erfgenamen
straks zult ge naar zijne belofte zijn waar
van God en mede-erfgenamen van Hemzelven.
En dat voor eeuwig, want Hij is u een
oorzaak der eeuwige zaligheid geworden.
Geen offer bracht ons iets meer toe dan een
tijdelijk heil, maar het zijne verwerft ons
een geluk, waarboven geen hooger kan ge
noemd worden en tevens oneindig van duur
is. Zoo groot, zoen heerlijk is d: vrucht van
Jezus' Middelaarsarbeid. Zooveel heeft zijn
geheiligd volk aan Hem, den geheiligden
Hoogepriester te danken.
Een oorzaak der eeuwige zaligheid allen,
die Hem gehoorzaam zijn.
Versta dit goed. De Apostel beperkt hier
niet de vrucht van Jezus' arbeid, maar wel
het getal der menschen dat er in deelen zal.
Zonder achterhouding wordt het u gezegd,
dat niet alle menschen door den Middelaar
Jezus zullen zalig worden, maar alleen zij
die Hem gehoorzaam zijn.
Die gehoorzamen zijn de geloovigen. Met
kennelijke bedoeling verzwijgt de Apostel de
zen naam echterhij duidt ze slechts aan
door één van hunne kenmerken te noemen.
De gehoorzaamheid is immers een hoofd
kenmerk van 't geloof. En door nu zooi te
spreken schakelt hij allen uit die wel meer
of minder met Christus werkzaam zijn, maar
die Hem geenszins met hun hart als Borg
en Middelaar aannemen. Zij kennen Hem niet
in zijn onmisbaarheid, algenoegzaamheid en
dierbaarheid, en betoenen Hem daarom al
lerminst gehoorzaamheid.
Maar de oprechten kennen den Heere, zoo
als ook zij van Hein gekend zijn. Zij: zijn
Hem ingelijfd door een verborgene werking
des H. Geestes, en zij nemen wel met eeni
bevende en toch met een vrijmoedige hand
Hem en al zijne schatten en weldaden aan.
En tegelijkertijd geven zij: zich, want geloo-
ven is ook geven, onszelven aan Jezus ge
ven zooals we zijn en met alles wat we
hebben. De weg des geloofs is die der
dienende liefde.
Hier is het kenmerk der heiligen. Zij al
leen en zij ook alten, zoowel de kleinen als
de grooten, zijn van den Heere gesierd met
de genade des geloofs en der gewillige en
blijmoedige gehoorzaamheid. Hun dienen
moge gebrekkig zijn de wortel der zaak
Wordt bij hen gevonden. Hunne gehoorzaam
heid moge gedurig falen om" in ontrouw te
eindigen na elke overtreding keeren zii met
schuldbesef weder om bij vernieuwing hart
en hoofd en hand den trouwen Zaligmaker
te bieden.
Die den Zoon ongehoorzaam is, zal het
leven niet zien, maar de toorn Gods blijft
op hem.
Doch die Hem gehoorzaam zijn, dien is
Hij allen een oorzaak der eeuwige zaligheid
geworden
VAN DER VEEN.
Kerkelijk en Geestelijk Leuen
III.
Wc waren mét ons overzicht aan Agri-
cola toe.
De meeste lezers zullen dien naam zich
nog wel herinneren uit d: Kerkgeschiedenis.
Hij had in zijn jongelingsjaren voor arts
willen leeren, en volgde daartoe reeds de
studiën te Leipzig.
Evenals zoovele anderen is hij doorLuthcr
cr toe overgehaald theoloog te worden.
„Was ik maar dokter gebleven", zucht hij
later. En Luther heeft hem dit misschien in
later dagen in den derden persoon mgezucht:
„Was hij: maar dokter gebleven
Door den grooten roep, die er van de
hcogeschool te Wittenberg uitging, waar
Luther aan verbonden was, werd ook Agri-
ccja aangetrokken en te Wittenberg kwam
het bij den jongen man tot de groote veran
dering in zijn leven.
Reeds van zijn kinderjaren af had Agri-
cola een bovenmate ontrust geweten en naar
den geest van dien tijd zocht hij' vrede in
allerlei vrome oefeningen en kastijdingen.
Door den invloed van Luthers leer der
vrije genade werd dit andiers.
De enthousiaste drie-en-twintig jarige leer
ling van den grooten Hervormer erkent uit
die dagen „Door Luthers leer en Gods
genade ben ik nieuw geboren en geloovig
geworden".
Na zijn promotie in 1518 behoort hij met
Melanchton tot den engsten kring van Luthers
vrienden.
Uit zijn arbeid onder de jeugd, die hij
als catecheet en als onderwijzer dient, zijn
eerste geschriften van Anglicola geboren.
Ook stond hij bekend als een zeer ge
liefd prediker.
Melanchton was zijn intieme vriend.
Een zeer ernstigen stoot ondervond deze
vriendschap doordat een professoraat, waar
op hij sterk had gehoopt, hem voorbijging,
en aan zijn vriend Melanchton toeviel, die
zich daarin naar zijn meening niet mooi had
gedragen.
Wel heeft Luther die oneenigheid weer bij
gelegd, maar het begin van de groote breuk
met Melanchthon en later met Luther ligt
toch reeds in dien jongen tijd
De groote aanleiding tot die breuk is
echter geweest het groote verschil in opvat
ting over het gebruik van de wet.
Agricola legde cr in zijn preeken bijzon
der graag nadruk op dat het Evangelie
v a n G o d s 1 i e f d e de zielen opwekte,
dat boete en berouw v r u c h t des geloofs
was en slechts aan de ware dankbaarheid
hun prikkel ontleenden.
Maar 's Hecrcn gemeente had de wets
prediking niet nooaig* om van zonde be
waard te blijven.
Bovendien kunnen de zonden den geloo-
vige toch geen hinder meer doen.
Agricola maakte zooals vele onverstan
dige genade predikers in dien tijd
een verkeerd gebruik van het Sola Fide,
d.w.z. „alleen zalig door het geloof", dat
door Luther tegen Rome zoo ernstig ver
dedigd was.
Trouwens Luther had cr door zijn leer
der rechtvaardigmaking eenige aanleiding toe
gegeven.
In zijn bekend en veel gebruikt boek over
de Geschiedenis van het Dogma zegt Loofs
nog al kras, dat Luther „bijna nimmer
in staat geweest is te onderschei
den tusschen de beteekenis der
wet voor d e n n a t u u r 1 ij ken mensch
en voor den geloovige, voorzoo-
ver ook h ij nog n a t u u r 1 ij k mensch
is.... Hij bezat de onsystematische neiging
op een bepaald denkbeeld den nadiruk te
leggen ten koste van andere, die toch ook
niet mochten worden ontkend."
Met groote kracht wilde Melanchton, dat
die onverantwoordelijke genade predikers bij
de kerkvisitatie op hun plicht zouden gewezen
(worden om de prediking der wet niet te
verwaarloozen. Daartoe stelde hij enkele visi
tatieartikelen op, waarin hij stellig uitsprak
„Prediking van het geloof is
onverstaanbaar wanneer niet
van te voren boete is gewekt;
boete is de voorwaarde die aan het ge
loot voorafgaatde wetsprediking nu
drijft tot die boete, waarom ze noodzake
lijk is elke geloofsprediking vooraf te
gaan, waardoor ze ook oorzaak wordt
van dagelijksche heiligmaking. „Waar de
leer des geloofs zonder wet overhandigd
wordt, treden onbegrensde gruwelen >p.
De wetsprediking is hoogst noodig om
de consciëntie te verschrikken en de ruw
heden der menschen te bedwingen."
Toen deze Visitatieartikelen van Melanch
ton in 't licht kwamen voelde zich Agricola
naar hij meende geroepen om tegen zijn
vroegeren vriend op te treden.
Hij beschuldigde Melanchton openlijk, dat
hij weer in de richting van Rome „terug-
Krasse dingen sprak hij uit
„De wet is een mislukte poging
Gods om de menschen door middel van
bedreigingen te leiden. De Christenen
hebben niets meer met de wet te ma
ken. Den rechtvaardigen is de wet niet
gegeven.
Niet Mozes, maar het Evangelie ver-
teedert de harten door Christus' bloed.
Wie in Gods liefde gelooft, komt tot
boete en bekeering, Slechts de pan# stelt
het berouw voor de genade.
Een rechtvaardige zondigt nog wel
alle dagen maar dat zijn nawerkingen van
het erfelijk gebrek in verband ook
met de verzoekingen, die duivel en we
reld hem bereiden. Hij moet er tegen
ingaan, maar mag den troost genieten
Aan de zaligheid doen mijn zonde itil 't
geheel geen hinder, want het komt op
genade aan en 't loopt niet over de
vraag goede of booze daden. De tien
geboden moeten uit de kerk weg en de
waarschuwende stukken der Nieuw-Tes-
tamcntische Brieven zou ik aan den "kant
gezet willen weten."
Later heeft Agricola over soortgelijke au
tonomistische ketterijen met Luther zelf een
heftigen strijd gevoerd.
Dat was in 't voorjaar vaii 1537. Heel be
scheiden dacht Agricola niet van zichzelf,
Waar hij tot zijn vrienden als zijln mee n bigt
reeds vóór dat jaar uitsprak dat bijl de Pau-
lus van dc Reformatie was, die zelfs Petru6
dat was dan Luther - terecht moest wij
zen.
Naar aanleiding van klachten over zijn
preeken begon Luther nu krachtiger tegen
zijn oud-leerling op te treden.
We kunnen, daar we geen Kerkgeschiede
nis schrijven, daar niet in den breede op
ingaan.
Luther zeide wat men in de geloovige ge
meente onder wet heeft te verstaan en ver
dedigde liet bekende drieërlei gebruik dat er
van tc maken is.
Later is dit vastgelegd in artikel 5 en 6
van den bekende Luthersche belijdenisschrif
ten
„Onder Wet verstaan wij de godde
lijk geopenbaarde leer, die ons onder
wijst wat recht en Gode aangenaam is
die ons ook duidelijk maakt wat zonde
en niet den goddelijkeii wil in strijd is.
Alles wat de zonde bestraft behoort
tot de prediking der wet. Slechts wan
neer Christus de wet in handen neemt,
ze geestelijk uitlegt en Gods toorn over
de zonde openbaart werkte ze kennis
der zonde. Tot het wekken van zulk
een schrik en tot openbaring van dien
goddcliiken toorn, dient bepaaldelijk ook
de prediking van Christus' lijden en ster
ven zoo lang' echter die prediking de
zen schrik werkt, is ze zelf een deel der
wetsprediking.
Het 6e artikel behelst dan het (door
Melanchton voorgestelde) drieërlei wets-
gebruik lo. opdat daardoor een uitwen
dige tucht bewaard blijvc.
2o. Opdat door haar de menschen tot
kennis van hun zonden zouden geleid
worden.
3o. Opdat de wedergeboren menschen
wien allen nog steeds veel vleeschelijks
blijlt aankleven de wet als een vasten
regel waarnaar zij hun leven moeten en
kunnen inrichten."
Deze zoogenaamde Antinomistische strijd
is in de Luthersche Kerk nog langen tijd
aan de orde geweest.
Vooral het derde gebruik, dat we zoo
even noemden, lokte bij sommige navolgers
van Agricola hevig verzet uit.
Melanchton wordt door een dier bestrij
ders n.l. Otho genoemd de man, die als mid
delaar tusschen Luther en den paus deze
leer der noodzakelijkheid van goede werken
heeft uitgevonden.
In het vervolg hopen we te zien, hoe als
leerlingen van Calvijn onze Nederlandschc
Gereformeerden tegenover deze ketterij heb
ben gestaan, wanneer ze zich ons vaderland
vroeger of later voordeed.
In No. 15 van het (Ethische) Algemeen
Weekblad voor Christendom en
Cultuur wordt op de tweede bladzij een
boek van den Engelschen Bisschop Gore
over den Bijbel besproken. Dit boek is sterk
critisch. Verschillende verhalen zijn niet his
torisch.
Het bericht over de bovennatuurlijke ge
boorte verdient wel vertrouwen, maar maakt
een veel minder zekeren indruk dan de ver
halen over dc Opstanding.
Gore wijkt sterk af van de tradioneele
meeningen, ook waar het allerlei verhalen
uit het Nieuwe Testament betreft.
Dc beschouwing over Gore's boek eindigt
daarna, in het Weekblad met de opmerking