Weekblad voor de Gereformeerde Kerken in Zeeland. 43e Jaargang. Vrijdag 1 Februari 1929. No. 5. RedactearenDs. P. VAN DIJK te Serooskerke (W.) en Ds. A. C. HEIJ te Koadekerke. Persvereeniging Zeeuwsche Kerkbode. UIT HET WOORD. LEVEN DOOR HEM. Kerkelijk en Geestelijk Leuen. Winter op het land. Antinomianen ZEEUWSCHE KERKBODE Vaste medewerkersD.D. L. BOUMA, P. J. v. d. ENDE, B. MEIJER, P. STAAL Pzn., en R. J. v. d. VEEN. Abonnemenisprljsi Advertentieprijs) per kwartaal bjj vooruitbetaling f 1, Afzonderlijke nummers 8 oent. 15 oent per regelby jaarabonnement van minstens 500 regel* belangrijke reduotie. UITGAVE VAN DE Adres van de Administratie: Firma LITTOOIJ OLTHOPF, Middelburg. Beriohten, Opgaven Predikbeurten en Advertentiën tot Vrijdag morgen 9 uur te zenden aan de Drukkers LITTOOIJ Sc OLTHOFF Spar\jaardstraat, Middelburg. TELEFOON 2 3 5. GIRONUMMER 422 50 Hierin is de liefde Gods jegens ons geopenbaard, dat God zijn eenig- geboren Zoon gezonden heeft in de wereld, opdat wij zouden leven door Hem. 1 Joh. 4:9. Rijk is de vrucht die u toevalt door de gave Gods in Jezus Christus. Johannes zegt, dat die vrucht voor u geen andere of min dere is dan het leven. Door de zonde is uw leven in den dood ondergegaan. De mcnsch was bijl zijn oor sprong beeld Gods, levende in en zalig door de gemeenschap met God. Maar hij verloor dat leven door de zonde en werd naar li chaam en ziel onderworpen aan de verder fenis. De geestelijke dood omstrengelt u van het uur uwer geboorte en ontvangenis af. De zonde begon wel met een daad, maar zij drong in uwe natuur in en verdierf u geheel en al. Vandaar die verdorvenheid in dc we reld van uwe gedachten, woorden en ber ken, van uw verstand en wil, ja, van uw hart, waaruit alle ongerechtigheden voort komen. Gc leeft, en toch zift ge zedelijk en geestelijk dood, want gc zijt losgewiorden van den Heere God, die de fontein is van het eeuwig, zalig leven. En nietwaar, den tijdelijken dood ziet gij heerschen alle eeuwen door, van Adam tot Mozes, van Mazes tot Christus, van Chris tus tot heden. Bij oogenblikken ontroert ge, als ge denkt aan die ontelbaar velen die da gelijks uit alle dorpen, steden, landen dei- wereld ingaan door de poorten van den dood, om hét even of het kinderen, volwas senen of grijsaards zijn, en de neiging komt op om met een droevig hart te vragen zou 't inenschdom dan vergeefs op aarde zijn ge schapen En ge weet het, niet lang meer of ook gij gaat den weg van alle vleesch. Velen drocg-t ge reeds uit naar den stillen dooden- akker en straks dragen anderen u daar heen. En als God het niet verhoedt en voor komt door zijn eeuwige, levendmakende ge nade, dan zinkt de mensch na het sterven weg in de diepten van den tweeden dood, dat is van den eeuwigen dood. Dan zinkt hij weg voor eeuwig Doch ziet, de groote liefde Gods wil van den dood, van de heerschappij en 't geweld van den koning der verschrikking ons bevrij den. God zond zijn eeniggeboren Zoon in de wereld, opdat wij leven zouden door Hem. Zijn liefde in Jezus Christus wekt hen, die zij zoekt, uit den doodslaap hunner zouden op. Zij; werkt door den Zoon een werk, dat den duivel beschaamt, den mensch uit den dood opheft en tot het leven brengt, en Gods heiligen naam tot in alle eeuwigheid verheer- Jezus Christus heeft den strijd aangebon den met hem, die het geweld des doods had en heeft hem volkomen overwonnen. Eeuwig genade wonder Hij heeft den vloek der zonde gedragen, haar schuld verzoend, haar macht gebroken, haar onreinigheid weg genomen. Hij ontrukt wie schuldig is voor God aan het oordeel der verdoemenis. Hij geeft door zijn H. Geest en kracht een nieuw leven aan Gods verkorenen, het echte, waar achtige, zalige en eeuwige leven, dat geleefd kan worden midden in den tijd en de ver gankelijkheid. Hij breekt voor hen de kluis ters van het graf. En de triomf van Gods liefde in den arbeid zijns Zoons is straks de eeuwige vrijheid en heerlijkheid der kinde ren Gods. Dat leven kent 's Heeren volk in beginsel. Vrijmachtige genade heeft het hun geopen baard ch jeschttiken. Zij1 belijden met den Apostel De bezoldiging der zonde is de dood, maar de genadegifte Gods is het eeuwi le ven door Jezus Christus, onzen Heere. En zoo hunne ongeloovigheid hen daarin niet verhindert, gevoelen zij de vrucht dezer ge- 5 nade in zich. En daar komt het op aan. Velen kennen het leven niet dat door Je zus Christus is aangebracht. God doet het prediken en biedt het den zondaar aan om niet. Maar de mensch stelt zich met wat hij noemt zijn leven tegenover het leven, waar in God ziju groote liefde openbaart. De .on heilige mensch lacht en spot met die liefde Gods. Hij1 zoekt zijn lust, ziijin vermaak, zijn leven in de dingen die op aarde zijn, in gro- ven of verfijnden zondedienst, in het wande len op een weg die goed js in zijn1 oogen. Maar hij weet het niet dat liet laatste van dien weg de treden zijin des doods. De op perste Wijsheid zegt Die Mij vindt, vindt het leven en trekt een welgevallen van den Heere. Maar die tegen Mij zondigt, doet zijne ziel geweld aan. Allen die Mij haten hebben den dood lief Gebiedend noodzakelijk is het voor een ieder zich zeiven in dit stuk te onderzoeken. Ge moogt niet gerust of getroost zijn zoo ge niet op goede gronden gelooven moogt dat ge deel aan Jezus Christus hebt. Want ook in U is van nature de dood. En leven kunt ge alleen door Hem. En al mag dit leven zich ook, wat zijn wezen, aanvang en wording betreft, terug trekken in heilige verborgenheid, het heeft toch ook zijn eigenschappen en werkingen waardoor het openbaar wordt. Aan de vruch ten wordt ook hier de boom gekend. Bezit gij het ootmoedig geloof dat tot den Heere vlucht Staat uw leven dagelijks in het tee- ken der bekeering Doorgeurt de liefde u en kent ge het blijmoedig willen der gehoor zaamheid Kent ge de toewijding en het offer En is het gebed u een behoefte De bloemen buigen zich naar het licht. Alle leven werkt naar zijnen aard. Welnu, gaat uwe ziele naar God uit, en moogt en kunt gij zeggen mijn leven is Christus Onze tijd is niet rijk aan krachtig en blij moedig geloofsleven. Oordcel en veroordeel gij echter geen anderen, maar klaag u zeiven aan bij God. En zoek levensvernieuwing. Alleen maar nooit in of door uzelf, maar bij de bron. Ge kunt alleen leven1 en in uw leven gesterkt worden door Hem. Bid Hem dan Gun leven aan mijn ziel En het zal weer worden Dan looft mijn 'mond uw trouwe hulp VAN DER VEEN. Menige stedeling zou er niet aan denken om daarover iets tc schrijven, want hij ge voelt een huivering, als hij daaraan slechts denkt. Het is voor hem dc aanduiding van al 'wat eentoonig vervelend en bar is. Verre is van hem de begeerte om er door erva ring kennis mee tc maken. Het is verstaan baar, Wijl inderdaad het stadsleven in vele opzichten voordeden biedt boven het plat teland. Daaruit vloeit dan ook voort, dat voortdurend velen van het land verhuizen naar de steden, wier bevolking steeds aan wast. Dit is overal het geval. Wij merken het hier ook duidelijk. De hoofdstad van Friesland zet zich al meer uit, de dorpen echter blijven, wat zij steeds waren. Voor toeneming zijn zij niet vatbaar. Jonge men- schen die opgroeien en eenigen onderne mingsgeest hebben, zien voor zich heen, willen toch graag later ook een behoor lijke plaats in 't maatschappelijk leven in nemen, maar beseffen al spoedig, dat het in eigen omgeving niet gaan zal. Er wordt niet naar gevraagd of zij liet willen of niet. De noodzakelijkheid drijft hen uit en wijl de meesten van hun jeugd af eenigermate met het stadsleven vertrouwd zijn geraakt, is het voor hen *«k geen opofftring om hun dorp te verlaten en ergens anders een le- vensbestaan te zoeken. Er bestaat immers alleen gelegenheid om behoorlijk lager on derwijs te genieten, maar willen de ouders een meerder onderricht, dan moeten zij het zoeken in een naburige stad. Er zijn weinig menschen, die nog onder de bekoring van een dichter als Poot komen, die zoo ontroe rend kon zingen Hoe genoeglijk rolt liet leven des genisten landmans heen, die zijn zalig lot, hoe kleên, voor geen koningskroon Wil geven. Sommigen echter hebben een aan trekkelijke beschrijving over het bovenstaan de gegeven, zoodat men onwillekeurig den ken moet, dat het nog niet zoo kwaad is. De boerderijen liggen daar zoo vredig te droomen. En als men des namiddags de staldeur binnengaat en een heele rij prach tig rundvee ligt er rustig te herkauwen, dan is het een aangenaam gezicht. Het moge buiten guur zijin, hier is een aangename tem peratuur, welke weldadig aandoet. Vroeger ging men dan met genoegen door naar de schuur, want daar waren zij lustig op aan 't dorschen. Zeldzaam mooi wisten gespierde handen de vlegels te bewegen, welke gere geld neerkwamen op het uitgespreide koren. Het was er ecu gezellig vertier, maar het is er niet meer. In de schuur is nu nog wel een deel van den wintervoorraad geborgen, maar ge hoort nergens meer het geklop van de dorschers. Het is er haast nog stiller dan buiten. De machine doet in korten tijd het Werk, dat anders weken lang duurde. Het werk in den stal is nu het een en het al. Men mist er ook het karnen en de boter- .bereidingde melk gaat naar de fabriek. Veel wat voorheen het leven op een boer derij vol afwisseling maakte is verdwenen. Het is een goede tijd als dc Kerstdagen en de drukte van de wisseling des jaars voorbij is voor Kerken en scholen om volop beur arbeid te verrichten, inzonderheid als er wei nig ziekte voorkomt. Als men zoo tegen schooltijd langs den weg gaat, dan ziet ge, dat de kinderen van alle kanten komen op dagen. Met hun frissche gezichten en hun heldere stemmen vormen zij tafereelen, waar elke voorbijganger eens naar ziet. Hun op gewektheid en hun vreugde is aantrekkelijk, want het meest strakke gelaat ontspant zich. Hoe meer men de school nadert, hoe meer de geluiden in dc lucht opklinken. Doch nu gaan zij dc school binnen en weldra hoort men de bekende psalmen en na het gebed komt de orde geheel tot haar recht. Al de kinderen zijn aanwezig en spoedig is elk aan Zijin werk. Voor onderwijzers, die leven en berekend zijn voor hun taak is het een schoone tijd om de jeugd mee te helpen vormen, opdat zij straks hun plaats met eere in de maat schappij en Kerk kunnen innemen. Het geldt ook voor het catechetisch onderwijs, dat vooral in dezen tijd met veel vrucht kan worden gegeven. Zeldzaam trouw zijn dan de catechesanten op hun post en er is groote belangstelling. Zij zorgen er voor, dat liet opgegeven werk verricht is en naar de mate van hun vermogen, kunt ge merken, dat de arbeid niet vruchteloos is. Zij nemen toe in kennis en het gebed in 't gezin, dat het even eens moge zijin in de genade wekt de hoop, dat de ontwikkeling harmonisch moge zijn en Zoowel hart als hoofd omvatten. De eerste maand van 't jaar bracht voor een groot deel uitnemend winterweer, zoodat zelfs de verstverwij'derden zonder moeite het onderwijs konden bijwonen. Langzaam ech ter daalde de temperatuur beneden vriespunt en de vorst deed het water in slooten en vaarten stollen tot ijs. Het duurde niet lang of de kinderen onderzochten wat de dunne ijskorst kon dragen. Opeens stelden allen belang in 't weer en zagen vol verwachting op naar de heldere lucht en nog later naar de (Opkomende maan en de sterren. Het was in alles duidelijk, dat het ijs een groote plaats in hart en hoofd ingenomen had. De jeugd, w elke toch van gezelligheid houdt, had thans stof, waarover zij niet uitgedacht en uitge praat werd. Allerlei verhalen over vroegere Winters deden de rondte en daaruit bleek, dat ook de ouderen in den huiselijken kring er druk aan medededen. Men zag reeds een enkele over een sloot gaan en wijl de vorst aanhield kwamen spoedig de schaatsen voor 't licht. Het werd in den omtrek levendig. Het hek was van den dam en dan is er nie mand, die den stroom kan koeren. De school deuren gaan 's morgens nog op den glewo nen tijd open, maar dc kinderen denken er niet aan om vroeg er te zijin, teneinde nog met elkander op 't plein te spelen. Zij1 heb ben onderweg oponthoud, want zij kunnen het niet laten «m telkens weer over 't ijs te loopen. Zij vorderen wel en komen ook nog op tijd, maar het is op 't nippertje. Des na middags krijgen zij vrij of anders een vroe gertje. Nu dat mag ook wel, want in de laatste winters is er zeer weinig gelegenheid geweest om het rijden behoorlijk te leeren. Wat Jonathan vroeger in „Waarheid en Droo>- men" geschreven heeft over de verandering, welke de Nederlander ondergaat, als er volop gereden kan worden geldt ten volle den Friezen, die haast ineenen, dat, alles wijken moeten voor ijsvermaak. Voor menschen op jaren is er een onaangename kant aan, want het gebeurt wel, dat op een groote boerderij alleen de man en de vrouw thuis Zijn en al dc anderen Zijn uit en komen vaak pas thuis, als het meer dan tijd is voor het werk in den stal. Het is inderdaad gelukkig, dat het ge woonlijk niet lang duurt, want anders ont stond er een verwarring in 't leven, welke nadeelige gevolgen zou hebben. Men zegt, dat het een gezonde sport is en dit maakt dan ook, dat ieder de moeielijkheden, welke er aan verbonden zijn, op den koop toe mee neemt. Ontegenzeggelijk is zulk een tijdperk in den gewonen gang van 't leven, welke wegens haar ongewone drukte niet onaan genaam is. Intusschen gaan de dagen door en de winter gaat sneller dan anders voorbij. Bovendien is het vaak helder weer, zoodat de zon gelegenheid heeft inet haar licht ons te bestralen en soms krijgt de lucht reeds iets voorjaarsachtig. En dit merkt men op 'tland eerder dan in de steden en kan liet ook be ter waardeeren. Overigens is de opgewekt heid niet groot. Dit laat zich ook wel ver staan, want maatschappelijk ziet het er niet al te rooskleurig uit. Wij hebben hier beide landbouw en veeteelt. Er is onlangs een bro chure verschenen, welke vooral het oog ves tigt op de boeren in de weistreken. Zij is getiteld naar het station „alles verloren" en dc man die haar schreef is wel bevoegd om een oordeel uit te spreken en hij doet het dan op waardige wijze en niet zonder bewijzen voor zijn mcening bij te brengen. De titel alleen is voldoende om te doen zien, welke gevaren hij ducht. Voor het platteland is het altijd een groot voordeel geweest, dat er een welvarende boerenstand was, welke aan 't leven kleur en geur gaf, maar als we dien op den duur geheel moeten missen, dan is er niet al te veel verwachting. Duidelijk is het nu reeds, dat er tal van jongere boe ren zijn, die geen kans zien een eigen be drijf te verwerven. Naar de opbrengst der laatste jaren gerekend zijn de landprijzen te hoog, zoowel in koop als in pacht. Ieder be grijpt, dat ik dit hier alleen neerschrijf niet omdat ik bevoegd ben er een eigen oordeel op na te houden, maar omdat het de alge- meene gedachte is cn dit kan ik wel zien, dat de ervaring haar goedkeuring er aan hecht. Als zij, die dezen kijk op liet leven te platteland gelijk mochten hebben, dan gaat er nog een deel van de aantrekkelijkheid weg, welke er nu nog voor de bewoners van 't platteland is. Doch genoeg, wijl er reeds vol doende over geschreven is en het probleem toch wel aan de orde zal blijven, al zeggen we er geen woord meer over. Het zou mij echter spijten, want ontegenzeggelijk is er nog bij de bevolking een groote voorraad aan zedelijk en geestelijk kapitaal. Gelegenheid om dit nader aan te duiden vind ik, naar ik hoop, nog later wel eens. Zoo'n winter op 't land heeft, dit wilde ik slechts even laten uitkomen, ook nog veel, dat dringt om den trouwen Schepper te danken voor de eigenaardige rust, welke Hij aan planten en dieren en menschen in dit seizoen schenkt. BOUMA. Het ingezonden stuk van Br. Job Wisse beloofde ik te beantwoorden in een paar ar tikelen, die ik over de Antinomianen dacht te schrijven. Intusschen blijkt, wanneer men over deze kettersche gevoelens nog eens weer wat na leest, welk een uitgebreide stof hier voor ons ligt. A n t i n o m i a a n is een woord, dat mis schien in onzen tijd op den preekstoel min der gehoord werd, dan een jaar of dertig geleden. Althans herinner ik mij uit mijn kinderjaren, dat Ds. Littooij niet zelden in zijn Catechis- mispreeken over deze kettersche gevoelens sprak. Daar was toen reden voor Niet alleen het Methodisme deed in Walcheren door de stichting van localen voor het Leger des

Krantenbank Zeeland

Zeeuwsche kerkbode, weekblad gewijd aan de belangen der gereformeerde kerken/ Zeeuwsch kerkblad | 1929 | | pagina 1