STORM.
Walchersche Brieven.
L. s.
BOEKAANKONDIGING.
is, eerst als wij behooren tot hen, die over
hun ledigheid verontrust zijn, zullen wij ver
staan, dat Hij, die gekomen is de armen
met goederen vervult, terwijl tie rijken ledig!
heenzendt. Dan gaat ons "hart niet allereerst
uit naar wat Hij bracht maar naar Hem zelf.
Hoe beweldadigd wij ook mogen zijd, het
geeft ons geen rust, wij: blijven met ons ver
langen, totdat wij Hem zelf in de armen van
ons geloof hebben evenals de oude Simeon.
Indien wij Hem slechts mogen hebben, dan
kunnen we als het moet al het andere missen
en wij; kunnen heengaan in vrede naar Zijn
woord, want in Hem wordt elke begeerte
vervuld en elk verlangen gesteld. Onze ziel
gelijkt op de duif door Noach uit de ark
gelaten. Zij had de volle ruimte en bewoog
zich door de lucht zonder dat er voor haar
ergens eenige hindernis was, maar zij vond
geen rust voor het hol van haar voeten, daar
om keerde zij tot de ark terug en zij ge
voelde zich eerst thuis, nadat Noach haar
weer in de ark had gelaten. Wij kunnen ons
bewegen, zooals wij willen, wijl kunnen het
Kerstfeest met zekere vreugde begroeten, wij
kunnen de samenkomsten bezoeken, en de
feestliederen meezingen en er ons in ver
heugen, dat de donkere dagen plaats moeten
maken voor de heldere en zonnige dagen der
lente en van den zomer, ja wat meer zegt,
dat de Zon der gerechtigheid opgegaan is,
onder wier vleugelen er genezing is voor de
heidenen, maar volle bevrediging heeft dit
alles U niet, tenzij gij gemeenschap met 'Je
zus hebt. Voor U is er slechts één plaats,
welke U veiligheid en rust geeft n.l. gebor
gen te zijin in Jezus, die gekomen is om' U
te verlossen uit de hand van al Uwe vijanden,
opdat gij zonder vreeze Uw God zoudt die
nen alle de dagen Uws levens en wandelen in
't licht, dat in Hem1 is opgegaan. Daartoe
moet het bij ieder komen, als het wel zal zijn.
Zie dan worden alle zorgen klein en alle
moeiten gering. Hij, die U het een en het al
werd, zal over U waken. Hij! zat U verge
zellen op al Uwe wegen, Hij! zal U tot een
licht zijn zelfs in de donkerste wegen en
aan Hem kunt ge U toevertrouwen, wetende,
dat er bij Hem uitkomsten zijntegen den dood.
Het eenige, 't welk gij voor Uwe rekening
houdt, is dicht bij Hem te blijven en na alle
afzwerving weer tot Hem terug te keeren.
Welnu, als gij er van overtuigd Zift, dat Hij
alleen het licht is en de Leidsman, die U
veilig kan leiden, dan zal het ook Uwe be
geerte Zijn en altijd blijven oral in Zijne na
bijheid te leven. En al weten wij dan, dat
wij telkens weer afdwalen zullen, Hij houdt
Zijn oog op U en trekt U telkens weer door
de koorden Zijner liefde en Hijl heeft voor
U gebeden, dat Uw geloof niet ophouden zal
en in die zekerheid trekt gij verder totdat gij
eens onder de laatste donkerheid doorgeko
men zult Zijn en dan zult gij U eeuwig ver
lustigen in Hem en gij zult het nog beter
verstaan dan hier zelfs in de beste ©ogen
blikken, dat Hij Uwe licht en Uwe zalig
heid is.
De Heere geve U daarvan een voorsmaak
in de komende Kerstdagen, opdat ge Zijn
lof vertelt en Zijn deugden verkondigt en
opdat het weten van Zijn genade in U ver
helderd en verdiept worde. De Kerstdagen
brengen U, naar ik hoop, de ware vreugde.
ii.
De herfst was gekomen. Het was aan
alles zichtbaar. De laatste bladeren waren
gevallen en de takken stonden troosteloos
en kaal in het schemerige licht. De eerste
Novemberdagen gingen tamelijk kalm voor
bij. Het was een echte herfstmorgen. De
lucht was grauw en de wolken dreven laag.
Het was niet donker. Het licht, ofschoon niet
met gouden gloed stralend, was toch bij
machte geweest om den duisteren nacht te
doen verdwijnen. Mijn oogen konden zelfs
in wijden omtrek kerken en torens, boerde
rijen en woningen, goed waarnemen. Mijn
gedachten gingen terug naar het verleden en
de vraag kwam bij mij op Woon ik nu wer
kelijk in het land van vliegende stormen en
snel voortjagende donkere wolken Ik be
greep het haast niet, want tot dusver hadden
we daar weinig van bespeurd. In den na
middag wakkerde de wind aan en ging wel
dra in storm over. Wie buiten moest zijn,
haastte zich om spoedig weer onder het vei
lige dak en in een verwarmde kamer te ko
men. De avondschemering was er vroeg en
bijna ieder draaide het licht aan. Hoe lang
is dan zulk een avond en men heeft een on
aangenaam gevoel. Doch al gaan de uren
traag voorbij, de klok geeft eindelijk een
wenk, dat men Zijn bed moet zoeken. In de
slaapkamer was het echter niet rustig. De
storm veroorzaakte allerlei "geluiden. Soms
was het, alsof hij een oogenblik 'den adem
inhield, doch om weldra met nieuwe kracht
te woeden. Men verkeert in spanning, want
men vreest, dat er een of ander zal gebeuren.
Ik hoorde dan ook spoedig een verdacht ge
luid. Vielen er glasscherven Lang duurde
de onzekerheid niet, want de wind blies
door de ontstane opening naar binnen. Of
schoon ik er heelemaal geen lust toe ge
voelde, toch was het geraden om het leger
te verlaten en te zien, wat er geschieden
moest. Gelukkig woont de timmerman in de
nabijheid, die dan ook na de eerste boodschap
spoedig tegenwoordig was. In een omme
zien zorgde hij, dat er beschutting kwam en
wij' namen het ledikant met toebehooren op
en brachten het naar de studeerkamer. In
weinige ©ogenblikken was het in orde en ik
kon mij weer nederleggen. De wind vermin
derde echter niet en ik dacht aan mijne moe
der, die gewoon was op zulke avonden te
zeggen Die arme zeelui en ik stemde er
mede in. Wij waren blij, dat de nacht over
was en dat het morgenlicht alles ruimer doet
zijn. Intusschen was de storm ook tot be
daren gekomen. Wij hadden niet gedacht,
dat de storm op zoo vreeselijke wijze had
huisgehouden, maar de bladen brachten ons,
gelijk ieder, op de hoogte, en het bleek, dat
de storm in alle deelen van ons lanld schrik
kelijk had gewoed en zijin woeste kracht ook
buiten de grenzen in 't buitenland had ge
toond. Welk een reeks van berichten was er
van hier en elders gekomen. Berichten, welke
spraken van schepen, welke in nood' verkeer
den of vergaan waren. Dijken waren ge
scheurd en dammen bezweken. Van onder
scheiden overstroomingen werden er gemeld,
Er was zooveel gebeurd, dat men er moeilijk
een overzicht van krijgen kon. Het vervult
ons een oogenblik met deernis, doch het
dringt niet krachtig tot ons bewustzijn door.
Iemand heeft eens gezegd, naar ik meen tij
dens den grooten oorlog, dat we tegenwoor
dig lijden aan ongevoeligheid en ik gevoel
geen lust om het tegen te spreken, alleen
wil ik opmerken, dat het wel te verklaren is.
Wie dagelijks de nieuwstijdingen nagaat,
weet, dat er overal onheilen gebeuren. Het
snelverkeer vordert voortdurend een groot
getal offers en daarbij komen dan al die men-
schen, welke omkomen door natuurrampen,
overstrooming, aardbeving en wat dies meer
zij. Wij hooren van honderden, wier leven
bedreigd wordt door hongersnood. Ofschoon
het geen verontschuldiging kan Zijin1, dat deze
vele rampen ons vertrouwd maken met slech
te tijdingen, toch is het niet vreemd, dat wijl
in meerdere of mindere mate onaandoenlijk
worden. Wij lezen en wij hooren van rampen,
maar het blijft ons niet bij. Er is geen be
hoorlijke tijd om ze op te nemen en ze olp
ons te laten inwerken. Het eene verdringt het
andere en zoo is het wel te verklaren, dat
er zoo, weinig beklijft. Wij zingen uren,
dagen, maanden, jaren vliegen als een scha
duw heen, maar zoo kunnen we ook zeggen:
droeve en blijde gebeurtenissen vliegen heen,
er is geen tijd om bij de eene of andere lang
stil te staan. Toch zijn er, die in ruimeren
of engeren kring ontroering teweeg brengen.
Zoo ging het hier, toen wij; hoorden, dat er
een schip niet ver van Terschelling in de
nabijheid van de Friesche kust te gronde ge
gaan was. Een ouderpaar met tien kinderen
was daarmede omgekomen. Het bericht daar
van trof ons en zeker velen met pns. Wij!
dachten een oogenblik na en wij stelden ons
voor, dat dit schip niet lang geleden een on
zer havens was uitgevaren. Zonder ook maar
eenig vermoeden te hebben, dat het storm
weer zou worden en zonder bange vrees
vertrouwden zijl zich met hun ranke kiel op
de ongewisse baren. Het was voor hen ge
woon. Zij waren in den wieg van hun aard-
sche roeping. Het was een mooi gezicht
dunkt mij die man en vrouw, omringd door
tien kinderen zich veilig wanend op het
groote water. Wanneer zij het gevaar begon
nen te zien, dat hen bedreigde, zullen we
nooit te weten komen. Hoe lang 'het ge
duurd heeft, voordat de storm het schip heeft
doen zinken evenmin. Maar er is 'toch een
oogenblik geweest, waarin het tot het be
wustzijn doordrong, dat de toestand kritiek
was. Wat zal er in 't hoofd en 't hart van
dien vader en die moeder omgegaan zijn,
toen Zij! inzagen, dat er geen Ontkomen was.
Wij kunnen ons ©enigermate voorstellen, wat
er in zulke ©ogenblikken doorleefd woirdt,
maar ook de meest nauwkeurige voorstelling
doet ons nog verre blijven van de werkelijk
heid. En de vraag komt op 'Hebben zij
tijdens deze benauwenis nog geroepen t>t
God, die in den grootsten nood1 een Toevlucht
is Het is altijd aangrijpend, wanneer een
mensch uit den tijd in de eeuwigheid over
gaat, maar dat een gezin van twaalf men
schen in enkele ©ogenblikken omkomt en
eensklaps voor Zijin rechter staat, ontroert.
Wij gelooven, dat er in God geen hardheid
is, maar dat Hij altijd rechtvaardig en goed
is. Dit kan bij alle vragen, welke bijl zulke
tijdingen opkomen, rust geven aan het ge
schokte gemoed. Maar het is toch niet ge
makkelijk om in zulk een geval te leeren zeg
gen Het is altijd goed, wat Hij doet. Daar
toe echter moet het bijl ons komen, zal het
wel zijn, opdat wij ons voortdurend aan Hem
toevertrouwen. Onder Zijn hoede zijn wij
veilig en kunnen wijl goedsmoeds voortgaan,
zonder dat bange vrees ons van 't heilspoor
doet dwalen. Wij moeten ons wachten voor
Zorgeloosheid en ongevoeligheid en dit be
taamt ons te meer naarmate het steeds dui
delijker wordt, dat gekende en ongekende,
gevaren ons bedreigen, en ons Teven snel kan
worden afgesneden, maar dit moet er ons
toebrengen om in angst onze dagen te slijten.
Het eerste is verkeerd, maar ook' het laat
ste, want beide bewerken, dat we ons af
wenden van God. Heden moeten wij de
stem des Heeren hooren en ons hart niet
verharden. Hij spreek tot ons in het evange
lie, maar ook in de rampen, welke nu eens
hier, dan weer daar treffen. Zoolang wij niet
geborgen zijh in de eenige arke des behouds,
mogen wij' geen rust hebben. Daarojira moe
ten we ons benaarstigen in o,nze roeping en
verkiezing vast te maken, want dit doende
zullen wij' nimmer struikelen en het is eerst
de zekerheid des geloofs, welke ons kan doen
zeggen Het zij! wij' leven, het Zij wijl ster
ven, wij zijin des Heeren. Op deze wijze
krijgen wij het evenwicht voor ons ziele-
leven en kunnen wij te midden van alle ont
roerende tijdingen en schokkende gebeurte
nissen het oog richten op den grooten Her
der, Die Zijn kracht in onze zwakheid vol
brengt en die in ons de hoop bevestigt, dat
onze verlossing nabij' is en Die ons vergezelt
ook zelfs als wij' na korteren of langeren
tijd moeten gaan door het dal der schaduwen
van den dood. En het is goed, dat wijl, wan
neer wij' steeds helderder inzien, dat wij
hier geen blijvende plaats hebben, zeggen
moeten en nu wat verwacht ik, o Heere,
Wij'l wij geen verwachting meer durven te
koesteren, er bij voegen kunnen mijn hope
is op U, want wat er dan ook gebeure, het
laatste van ons leven zal niet zijn bittere
teleurstelling. Het is niet kwaad, als gij al
les prijs geeft, en alleen tot Uwe ziel zegt
Hoop op God. BOUMA.
Amice,
Van iemand uit de hoofdstad ontving ik
een schrijven, dat ik met weglating van na
men hier in zijn geheel eeni plaats geef.
Het is een eenigszins droef verhaal, maar
het kan voor hen wien het aangaat onder
Gods zegen nuttig zijn.
De inhoud is als volgt
WelEerw. Heer en Br.
Nu ik U toch schrijf mOet me even iets
uit de pen (en van 't hart). Ik heb al meer
malen het plan gehad U hierover eens te
schrijven met de bedoeling het in Uw veel
gelezen Walchersche brieven te verwerken,
't Betreft n.l. het verschrikkelijke van het
op Annetje-Liesje en nu ook weer Donder
dags na St. Nicolaas, bezoek van onze „Vro
me" Walchersche jongens en meisjes aan de
Markt alhier. Bleef het daar maar bij', dan
zou ik er niets van zeggen of schrijven.
Maar het blijft daar niet bijl, geachte Broe
der. Natuurlijk stuit me als drankbestrijder
het kroegbezoek tegen de borst, maar ik
blijf en ben ook „geloovige", lid der Geref.
Kerk.
En dan is het verschrikkelijk, haast niet
onder woorden te brengen als men in de
kroegen, onze Walchersche hoeren en boe
rinnen, meest jongelui, bezig ziet en dat
gaat den geheelen dag door, tot zelfs zeer
laat. Ik had het laatst nog (ik meen met
An netje en Liesje), dat ik omstreeks ruim
half elf voorbij een kroeg in een der hoofd
straten kwam. Het is niet om te vertellen,
wat ik' daar hoorde en zag van de jongelui
van onze vrome Walchersche dorpen. Ik
durf ine niet positief uitdrukken maar m i s-
s c h i e n zijn er ook nog Gereformeerden
onder. Ik' sta in m'n beoordeelinjg en afkeu
ring van deze fouten niet alleen. Menigeen
heb ik er al hooren over praten. Er zijn
zoo een paar kroegen hier, ntaar die in de
door mij bedoelde straat is de ergste. Het
is Godonteerend, als men die toestanden ziet.
Menigeen wordt door deze uitgaansdagen! in
leed gebracht. Zulke toestanden zou men
niet verwachten van onze goede Zeeuwen
en Zeeuwinnen.
Zelfs heb ik met eigen oogen gezien dat
onze Walchersche boerinnetjes met 4
a 5 tegelijk zoo'n Bacchuspaleis binnen gin
gen.
Waarde Br. 't moest me eens van 'thart.
Met broedergr.
Niet gaarne zou ik ontkennen, dat er on
der die jongelui ook misschien jongens en
meisjes zijn van Gereformeerden huize.
Het is zoo droevig, dat op feestdagen zelfs
bij anders ingetogen levende jonge menschem
van 't platteland, het hek wel eens van den
dam1 raakt.
De broeder, die het schrijft meent het goed
met onze dorpen. Maar als hij! spreekt van
„vrome" Walchersche jongens en meisjes dan
heeft dit wel een nadere uitlegging noodig.
Want nu lijkt het alsof die Walchersche
jeugd zich wel vroom voordoet maar niet
vroom1 is.
En daar zit het verkeerde nietVeinzen1 is
geen ondeugd, die speciaal eigen is aan Wal
chersche dorpelingen. Ze doen zich niet vro
mer voor dan ze zijn.
Ze komen uit zooals ze zijn. Maar het on
derscheid tusschen de stilte, die hen op ge
wone dagen kenmerkt en de luidruchtigheid
op de „hoogdagen" is psychologisch ver
klaarbaar. Een dorpeling leeft een tamelijk
eenzaam1 leven. De weinige en niet overvloe
dig verlichte winkels in de dorpsstraat lok
ken hem1 niet tot een straatparade als men
op Zaterdagavond in de stad aanschouwen
kan.
Om zes uur kun je 's winters met nog
grooter veiligheid een kogel door die dorp
straat schieten dan op Nieuwjaarsmorgen
door de kerk.
Je hoort week aan week van niets.
De feestdagen Donderdags na St. Niklaas
of na Nieuwjaar of enkele andere, zijn veel
meer een gebeurtenis in het dorpsleven, dan
stedelingen vermoeden.
Je kunt ze vergelijken met een dag aan
't strand van dagjesmenschen uit stad.
Brave burgers, maar die met elkaar uit
niet altoos de maat weten te houden, ook
omdat ze niets gewoon zijnde spoedi
ger dan anderen boven' de maat gaan.
Naar zoo'n „enkelen dag uit" moet men
geen karakteristiek van die burgers willen
schrijven.
En dat moeten we in stad niet doen van
onze boerenjongens en -meisjes.
Maar dit betreft alleen het „vrome" dat
mijn briefschrijver tusschen haakjes zet.
Want wat nu het wezenlijke, het essentieele
(om1 het wat deftiger te zeggen) van zijn
schrijven betreft
Niet alleen Gereformeerde, maar ook Oud-
Gereformeerde en Hervormde boerenjongens
en -meisjes moesten zich er voor schamen
om zich zoo in de stad te vergeten, dat men
er schande van spreken moet.
Nette jongelui, meisjes en jongens, die
zelfs nog maar op hun fatsoen gesteld zijn
doen niet mee aan dit luidruchtig getier en
dat kroegbezoek.
Nog 'veel minder past dit voor hen, die als
Bondskinderen weten kunnen en weten moe
ten, dat bij' hun doop reeds dóór den Heere
beslag is gelegd op hun levensrichting.
Het is waar, dat het in den grond net
eender is of een groep boerenjongens en
-meisjes vroolijk door de straten dan of een
groep burgerjongens en -meisjes luidruchtig
door bosch en duin loopt.
Al trekt het op straat meer aandacht, het is
daarom niet verkeerden
Maar wanneer die vroolijkheid ontaardt
in losbandigheid en men gaat de vroolijkheid
van den vrijen dag door allerlei alcoholische
dranken bedreigen en bederven dan geven
we aanstoot.
Dan komt men tot dat late, veel te lat#
wegblijven zooals bij sommigen, die wij ook
wel eens bij een late thuiskomst met den
trein van tienen nog, in de stad zagen rond
scharrelen. Op de dorpen weet men meestal
wel bij wie men dit zoeken moet.
Dan wordt wat een vroolijke en vrije dag
voor heele scharen opgewekte, frissche en
degelijke jonge kerels en meisjes is geweest,
waar ze van opgefleurd zijn, voor die enkelen'
een dag van groote zonde, van1 vloeken in
hun bedwelming, en van nog andere erge din
gen, waarover ze straks in hun eenzaamheid
ook wel weer spijt hebbentenzij ze daar
al overheen zijn want evenals in de stad
zijn er ook op de dorpen menschen en ook
jonge menschen die gaarne op den weg
des verderfs wandelen.
We danken onzen broeder voor zijin waar
schuwing we mogen hem verzekeren hét
valt van DE boerenjongens en -meisjes wat
mee.
Maar laat voor al onze Zeeuwsche jongens
en meisjes uit dit schrijven de waarschuwing
ter harte genomen worden Waakt en bidt,
dat uw feestdagen geen dagen worden1, die
uw ziel en uw lichaam' schade doen.
Men behoeft zelf nog geen geheelonthouder
te zijn om het een hoogst onaangenaam ge
zicht te vinden, wanneer ge catechisanten of
Welke jongelui dan ook de kroeg ziet binnen
stappen Of ze luidruchtig zingend 's avonds
laat nog door de straat hoort trekken.
Ook de ouders kunnen hier een krachtig
woordje in meespreken.
Ik ben misschien te optimistisch, wanneer
ik zeg Broeder, de gevallen die gif noemt,
behooren gelukkig tot de uitzonderingen1.
Toch ben ik dankbaar Zelfs één enkel;
ziel die verloren dreigt te gaan is een voort
durend waarschuwen ook' in dezen vorm1 wél
waard v. D.
ZENDING.
Het Dames-Comité, werkzaam ten behoeve
van de Med. Zending op ons Zendingsterrein
„Magelang", verzond het vierde jaarverslag.
Het jaar, dat voorbij is, getuigt allereerst
van Gods zegen op den arbeid. 49 kerken
steunden financieel. Sommige flink, andere
weer minder en van nog andere was de
steun gering. Van die 49 kerken! droegen 9
voor 't eerst bij.
Al zijn we dankbaar, toch betreuren we 't,
dat 36 kerken niets zonden. In 't geheel ont
ving ons Comité f 1802.83. 20 kerken in
Brabant—'Limburg droegen f 504.18 bij. 29
kerken in Zeeland brachten f 1148.65 bijeen.
Bovendien leverde een bazar te Wolfaartsdijk
f 150 op voor onze kas. Ons ideaal blijft,
geregeld steun te mogen ontvangen van
alle kerken. Ons Comité acht het nog steeds
gewenscht, dat in elke plaats Zuster-Comité's
opgericht worden, die er voor zorgen, o!at
contribuanten gewonnen worden en ooik' dat
de bijdragen gezonden worden aan onze Pen-
ningmeesteresse Mevr. M. Huizenga-Bijilenga
(Rottcrdamsche Kade 225). Met dankbaarheid
vermelden we dat de knipkrans twee kisten
naar Indië kon zenden. Deze kisten bevatten
samen 567 stuks kleeren, 100 dekens en speel
goed. Bovendien kon aan d'e Zendende Kerk
f 450 afgedragen worden voor d'e Med. Zen
ding.
Tot onze blijdschap ontvingen we ook en
kele giften voor een groot hospitaal (bij! 't
begin van 't jaar reeds f 50 uit Vlissingen).
Meerdere bijdragen daarvoor wil ons Comité
gaarne in ontvangst nemen. We zijn over
tuigd van de noodzakelijkheid van zoo'n hos
pitaal ook op ons Zendingsterrein en van
de beteekenis, die het heeft voor de uitbrei
ding van Gods Koninkrijk. We kunnen ons
verslag niet eindigen, zonder melding ge
maakt te hebben van 't overlijden van Me
juffrouw C. Hondius, die 3 jaar lid' van ons
Comité was. Met toewijding en ijiver heeft
zij voor de Zending gewerkt. We hoopten,
dat ze herstellen mocht. God nam haar ech
ter tot Zich. Met dankbaarheid blijven wij
gedenken, wat zij', vooral als Penningmeeste-
resse, voor ons Comité heeft gedaan.
Gebiede de Heere verder Zijin zegen op
ons werk.
A. J. POUWER, Presidente.
J. A. J. v. SCHELVEN, Secretaresse.
Middelburg, Dec. 1928.
Het tijdschrift Timoth'eüs gaf een speciaal
Jaareindnummer, dat aan de abonné's eerst
in 't laatst van de maand wordt gezonden,
maar reeds nu voor Kerstuitdeelingen ver
krijgbaar wordt gesteld. 10 exemplaren heeft
men dan voor f 3.en 25 ex. voor f 6.25.
Afzonderlijke prijs is 60 cent.
Het bevat o.a. een hoofdartikel Leid mij
op een rotssteen, van den hoofdredacteur
van denzelfde Indrukken. Een artikel van
Prof. Grosheide over Bibliotheken een Pel
grimslied, muziek van Rosine de Cocq, woor
den van Jeanne J. de Jonge Oudejaarsavond
door Ds. A. K. Straatsma De eenzame Kerst
nacht door J. Lens Naar de maan, door A.
Ljukkien. Verder twee kunst-bijlagen De
Philosooph, naar een litho van Chr. Ie Roy
en een houtsnede Zwervers van Hans Krug.
HEIJ.
Jaarboekje v. d. Geref.
Ver. voor D r a n kb e s t r ij d i n g.
Amsterdam.
Dit keurig uitgevoerde Jaarboekje opent
met een uittreksel uit de Statuten en een Ka
lender. Men vindt er de samenstelling in van
de verschillende afdeelingen. In1 Zeeland' zijn
er vijf.
Verder een sprekerslijst (uit Zeeland dhr.
Loof die ook lezingen houdt met lichtbeel
den).