STORM. Walchersche Brieven. L. s. BOEKAANKONDIGING. is, eerst als wij behooren tot hen, die over hun ledigheid verontrust zijn, zullen wij ver staan, dat Hij, die gekomen is de armen met goederen vervult, terwijl tie rijken ledig! heenzendt. Dan gaat ons "hart niet allereerst uit naar wat Hij bracht maar naar Hem zelf. Hoe beweldadigd wij ook mogen zijd, het geeft ons geen rust, wij: blijven met ons ver langen, totdat wij Hem zelf in de armen van ons geloof hebben evenals de oude Simeon. Indien wij Hem slechts mogen hebben, dan kunnen we als het moet al het andere missen en wij; kunnen heengaan in vrede naar Zijn woord, want in Hem wordt elke begeerte vervuld en elk verlangen gesteld. Onze ziel gelijkt op de duif door Noach uit de ark gelaten. Zij had de volle ruimte en bewoog zich door de lucht zonder dat er voor haar ergens eenige hindernis was, maar zij vond geen rust voor het hol van haar voeten, daar om keerde zij tot de ark terug en zij ge voelde zich eerst thuis, nadat Noach haar weer in de ark had gelaten. Wij kunnen ons bewegen, zooals wij willen, wijl kunnen het Kerstfeest met zekere vreugde begroeten, wij kunnen de samenkomsten bezoeken, en de feestliederen meezingen en er ons in ver heugen, dat de donkere dagen plaats moeten maken voor de heldere en zonnige dagen der lente en van den zomer, ja wat meer zegt, dat de Zon der gerechtigheid opgegaan is, onder wier vleugelen er genezing is voor de heidenen, maar volle bevrediging heeft dit alles U niet, tenzij gij gemeenschap met 'Je zus hebt. Voor U is er slechts één plaats, welke U veiligheid en rust geeft n.l. gebor gen te zijin in Jezus, die gekomen is om' U te verlossen uit de hand van al Uwe vijanden, opdat gij zonder vreeze Uw God zoudt die nen alle de dagen Uws levens en wandelen in 't licht, dat in Hem1 is opgegaan. Daartoe moet het bij ieder komen, als het wel zal zijn. Zie dan worden alle zorgen klein en alle moeiten gering. Hij, die U het een en het al werd, zal over U waken. Hij! zat U verge zellen op al Uwe wegen, Hij! zal U tot een licht zijn zelfs in de donkerste wegen en aan Hem kunt ge U toevertrouwen, wetende, dat er bij Hem uitkomsten zijntegen den dood. Het eenige, 't welk gij voor Uwe rekening houdt, is dicht bij Hem te blijven en na alle afzwerving weer tot Hem terug te keeren. Welnu, als gij er van overtuigd Zift, dat Hij alleen het licht is en de Leidsman, die U veilig kan leiden, dan zal het ook Uwe be geerte Zijn en altijd blijven oral in Zijne na bijheid te leven. En al weten wij dan, dat wij telkens weer afdwalen zullen, Hij houdt Zijn oog op U en trekt U telkens weer door de koorden Zijner liefde en Hijl heeft voor U gebeden, dat Uw geloof niet ophouden zal en in die zekerheid trekt gij verder totdat gij eens onder de laatste donkerheid doorgeko men zult Zijn en dan zult gij U eeuwig ver lustigen in Hem en gij zult het nog beter verstaan dan hier zelfs in de beste ©ogen blikken, dat Hij Uwe licht en Uwe zalig heid is. De Heere geve U daarvan een voorsmaak in de komende Kerstdagen, opdat ge Zijn lof vertelt en Zijn deugden verkondigt en opdat het weten van Zijn genade in U ver helderd en verdiept worde. De Kerstdagen brengen U, naar ik hoop, de ware vreugde. ii. De herfst was gekomen. Het was aan alles zichtbaar. De laatste bladeren waren gevallen en de takken stonden troosteloos en kaal in het schemerige licht. De eerste Novemberdagen gingen tamelijk kalm voor bij. Het was een echte herfstmorgen. De lucht was grauw en de wolken dreven laag. Het was niet donker. Het licht, ofschoon niet met gouden gloed stralend, was toch bij machte geweest om den duisteren nacht te doen verdwijnen. Mijn oogen konden zelfs in wijden omtrek kerken en torens, boerde rijen en woningen, goed waarnemen. Mijn gedachten gingen terug naar het verleden en de vraag kwam bij mij op Woon ik nu wer kelijk in het land van vliegende stormen en snel voortjagende donkere wolken Ik be greep het haast niet, want tot dusver hadden we daar weinig van bespeurd. In den na middag wakkerde de wind aan en ging wel dra in storm over. Wie buiten moest zijn, haastte zich om spoedig weer onder het vei lige dak en in een verwarmde kamer te ko men. De avondschemering was er vroeg en bijna ieder draaide het licht aan. Hoe lang is dan zulk een avond en men heeft een on aangenaam gevoel. Doch al gaan de uren traag voorbij, de klok geeft eindelijk een wenk, dat men Zijn bed moet zoeken. In de slaapkamer was het echter niet rustig. De storm veroorzaakte allerlei "geluiden. Soms was het, alsof hij een oogenblik 'den adem inhield, doch om weldra met nieuwe kracht te woeden. Men verkeert in spanning, want men vreest, dat er een of ander zal gebeuren. Ik hoorde dan ook spoedig een verdacht ge luid. Vielen er glasscherven Lang duurde de onzekerheid niet, want de wind blies door de ontstane opening naar binnen. Of schoon ik er heelemaal geen lust toe ge voelde, toch was het geraden om het leger te verlaten en te zien, wat er geschieden moest. Gelukkig woont de timmerman in de nabijheid, die dan ook na de eerste boodschap spoedig tegenwoordig was. In een omme zien zorgde hij, dat er beschutting kwam en wij' namen het ledikant met toebehooren op en brachten het naar de studeerkamer. In weinige ©ogenblikken was het in orde en ik kon mij weer nederleggen. De wind vermin derde echter niet en ik dacht aan mijne moe der, die gewoon was op zulke avonden te zeggen Die arme zeelui en ik stemde er mede in. Wij waren blij, dat de nacht over was en dat het morgenlicht alles ruimer doet zijn. Intusschen was de storm ook tot be daren gekomen. Wij hadden niet gedacht, dat de storm op zoo vreeselijke wijze had huisgehouden, maar de bladen brachten ons, gelijk ieder, op de hoogte, en het bleek, dat de storm in alle deelen van ons lanld schrik kelijk had gewoed en zijin woeste kracht ook buiten de grenzen in 't buitenland had ge toond. Welk een reeks van berichten was er van hier en elders gekomen. Berichten, welke spraken van schepen, welke in nood' verkeer den of vergaan waren. Dijken waren ge scheurd en dammen bezweken. Van onder scheiden overstroomingen werden er gemeld, Er was zooveel gebeurd, dat men er moeilijk een overzicht van krijgen kon. Het vervult ons een oogenblik met deernis, doch het dringt niet krachtig tot ons bewustzijn door. Iemand heeft eens gezegd, naar ik meen tij dens den grooten oorlog, dat we tegenwoor dig lijden aan ongevoeligheid en ik gevoel geen lust om het tegen te spreken, alleen wil ik opmerken, dat het wel te verklaren is. Wie dagelijks de nieuwstijdingen nagaat, weet, dat er overal onheilen gebeuren. Het snelverkeer vordert voortdurend een groot getal offers en daarbij komen dan al die men- schen, welke omkomen door natuurrampen, overstrooming, aardbeving en wat dies meer zij. Wij hooren van honderden, wier leven bedreigd wordt door hongersnood. Ofschoon het geen verontschuldiging kan Zijin1, dat deze vele rampen ons vertrouwd maken met slech te tijdingen, toch is het niet vreemd, dat wijl in meerdere of mindere mate onaandoenlijk worden. Wij lezen en wij hooren van rampen, maar het blijft ons niet bij. Er is geen be hoorlijke tijd om ze op te nemen en ze olp ons te laten inwerken. Het eene verdringt het andere en zoo is het wel te verklaren, dat er zoo, weinig beklijft. Wij zingen uren, dagen, maanden, jaren vliegen als een scha duw heen, maar zoo kunnen we ook zeggen: droeve en blijde gebeurtenissen vliegen heen, er is geen tijd om bij de eene of andere lang stil te staan. Toch zijn er, die in ruimeren of engeren kring ontroering teweeg brengen. Zoo ging het hier, toen wij; hoorden, dat er een schip niet ver van Terschelling in de nabijheid van de Friesche kust te gronde ge gaan was. Een ouderpaar met tien kinderen was daarmede omgekomen. Het bericht daar van trof ons en zeker velen met pns. Wij! dachten een oogenblik na en wij stelden ons voor, dat dit schip niet lang geleden een on zer havens was uitgevaren. Zonder ook maar eenig vermoeden te hebben, dat het storm weer zou worden en zonder bange vrees vertrouwden zijl zich met hun ranke kiel op de ongewisse baren. Het was voor hen ge woon. Zij waren in den wieg van hun aard- sche roeping. Het was een mooi gezicht dunkt mij die man en vrouw, omringd door tien kinderen zich veilig wanend op het groote water. Wanneer zij het gevaar begon nen te zien, dat hen bedreigde, zullen we nooit te weten komen. Hoe lang 'het ge duurd heeft, voordat de storm het schip heeft doen zinken evenmin. Maar er is 'toch een oogenblik geweest, waarin het tot het be wustzijn doordrong, dat de toestand kritiek was. Wat zal er in 't hoofd en 't hart van dien vader en die moeder omgegaan zijn, toen Zij! inzagen, dat er geen Ontkomen was. Wij kunnen ons ©enigermate voorstellen, wat er in zulke ©ogenblikken doorleefd woirdt, maar ook de meest nauwkeurige voorstelling doet ons nog verre blijven van de werkelijk heid. En de vraag komt op 'Hebben zij tijdens deze benauwenis nog geroepen t>t God, die in den grootsten nood1 een Toevlucht is Het is altijd aangrijpend, wanneer een mensch uit den tijd in de eeuwigheid over gaat, maar dat een gezin van twaalf men schen in enkele ©ogenblikken omkomt en eensklaps voor Zijin rechter staat, ontroert. Wij gelooven, dat er in God geen hardheid is, maar dat Hij altijd rechtvaardig en goed is. Dit kan bij alle vragen, welke bijl zulke tijdingen opkomen, rust geven aan het ge schokte gemoed. Maar het is toch niet ge makkelijk om in zulk een geval te leeren zeg gen Het is altijd goed, wat Hij doet. Daar toe echter moet het bijl ons komen, zal het wel zijn, opdat wij ons voortdurend aan Hem toevertrouwen. Onder Zijn hoede zijn wij veilig en kunnen wijl goedsmoeds voortgaan, zonder dat bange vrees ons van 't heilspoor doet dwalen. Wij moeten ons wachten voor Zorgeloosheid en ongevoeligheid en dit be taamt ons te meer naarmate het steeds dui delijker wordt, dat gekende en ongekende, gevaren ons bedreigen, en ons Teven snel kan worden afgesneden, maar dit moet er ons toebrengen om in angst onze dagen te slijten. Het eerste is verkeerd, maar ook' het laat ste, want beide bewerken, dat we ons af wenden van God. Heden moeten wij de stem des Heeren hooren en ons hart niet verharden. Hij spreek tot ons in het evange lie, maar ook in de rampen, welke nu eens hier, dan weer daar treffen. Zoolang wij niet geborgen zijh in de eenige arke des behouds, mogen wij' geen rust hebben. Daarojira moe ten we ons benaarstigen in o,nze roeping en verkiezing vast te maken, want dit doende zullen wij' nimmer struikelen en het is eerst de zekerheid des geloofs, welke ons kan doen zeggen Het zij! wij' leven, het Zij wijl ster ven, wij zijin des Heeren. Op deze wijze krijgen wij het evenwicht voor ons ziele- leven en kunnen wij te midden van alle ont roerende tijdingen en schokkende gebeurte nissen het oog richten op den grooten Her der, Die Zijn kracht in onze zwakheid vol brengt en die in ons de hoop bevestigt, dat onze verlossing nabij' is en Die ons vergezelt ook zelfs als wij' na korteren of langeren tijd moeten gaan door het dal der schaduwen van den dood. En het is goed, dat wijl, wan neer wij' steeds helderder inzien, dat wij hier geen blijvende plaats hebben, zeggen moeten en nu wat verwacht ik, o Heere, Wij'l wij geen verwachting meer durven te koesteren, er bij voegen kunnen mijn hope is op U, want wat er dan ook gebeure, het laatste van ons leven zal niet zijn bittere teleurstelling. Het is niet kwaad, als gij al les prijs geeft, en alleen tot Uwe ziel zegt Hoop op God. BOUMA. Amice, Van iemand uit de hoofdstad ontving ik een schrijven, dat ik met weglating van na men hier in zijn geheel eeni plaats geef. Het is een eenigszins droef verhaal, maar het kan voor hen wien het aangaat onder Gods zegen nuttig zijn. De inhoud is als volgt WelEerw. Heer en Br. Nu ik U toch schrijf mOet me even iets uit de pen (en van 't hart). Ik heb al meer malen het plan gehad U hierover eens te schrijven met de bedoeling het in Uw veel gelezen Walchersche brieven te verwerken, 't Betreft n.l. het verschrikkelijke van het op Annetje-Liesje en nu ook weer Donder dags na St. Nicolaas, bezoek van onze „Vro me" Walchersche jongens en meisjes aan de Markt alhier. Bleef het daar maar bij', dan zou ik er niets van zeggen of schrijven. Maar het blijft daar niet bijl, geachte Broe der. Natuurlijk stuit me als drankbestrijder het kroegbezoek tegen de borst, maar ik blijf en ben ook „geloovige", lid der Geref. Kerk. En dan is het verschrikkelijk, haast niet onder woorden te brengen als men in de kroegen, onze Walchersche hoeren en boe rinnen, meest jongelui, bezig ziet en dat gaat den geheelen dag door, tot zelfs zeer laat. Ik had het laatst nog (ik meen met An netje en Liesje), dat ik omstreeks ruim half elf voorbij een kroeg in een der hoofd straten kwam. Het is niet om te vertellen, wat ik' daar hoorde en zag van de jongelui van onze vrome Walchersche dorpen. Ik durf ine niet positief uitdrukken maar m i s- s c h i e n zijn er ook nog Gereformeerden onder. Ik' sta in m'n beoordeelinjg en afkeu ring van deze fouten niet alleen. Menigeen heb ik er al hooren over praten. Er zijn zoo een paar kroegen hier, ntaar die in de door mij bedoelde straat is de ergste. Het is Godonteerend, als men die toestanden ziet. Menigeen wordt door deze uitgaansdagen! in leed gebracht. Zulke toestanden zou men niet verwachten van onze goede Zeeuwen en Zeeuwinnen. Zelfs heb ik met eigen oogen gezien dat onze Walchersche boerinnetjes met 4 a 5 tegelijk zoo'n Bacchuspaleis binnen gin gen. Waarde Br. 't moest me eens van 'thart. Met broedergr. Niet gaarne zou ik ontkennen, dat er on der die jongelui ook misschien jongens en meisjes zijn van Gereformeerden huize. Het is zoo droevig, dat op feestdagen zelfs bij anders ingetogen levende jonge menschem van 't platteland, het hek wel eens van den dam1 raakt. De broeder, die het schrijft meent het goed met onze dorpen. Maar als hij! spreekt van „vrome" Walchersche jongens en meisjes dan heeft dit wel een nadere uitlegging noodig. Want nu lijkt het alsof die Walchersche jeugd zich wel vroom voordoet maar niet vroom1 is. En daar zit het verkeerde nietVeinzen1 is geen ondeugd, die speciaal eigen is aan Wal chersche dorpelingen. Ze doen zich niet vro mer voor dan ze zijn. Ze komen uit zooals ze zijn. Maar het on derscheid tusschen de stilte, die hen op ge wone dagen kenmerkt en de luidruchtigheid op de „hoogdagen" is psychologisch ver klaarbaar. Een dorpeling leeft een tamelijk eenzaam1 leven. De weinige en niet overvloe dig verlichte winkels in de dorpsstraat lok ken hem1 niet tot een straatparade als men op Zaterdagavond in de stad aanschouwen kan. Om zes uur kun je 's winters met nog grooter veiligheid een kogel door die dorp straat schieten dan op Nieuwjaarsmorgen door de kerk. Je hoort week aan week van niets. De feestdagen Donderdags na St. Niklaas of na Nieuwjaar of enkele andere, zijn veel meer een gebeurtenis in het dorpsleven, dan stedelingen vermoeden. Je kunt ze vergelijken met een dag aan 't strand van dagjesmenschen uit stad. Brave burgers, maar die met elkaar uit niet altoos de maat weten te houden, ook omdat ze niets gewoon zijnde spoedi ger dan anderen boven' de maat gaan. Naar zoo'n „enkelen dag uit" moet men geen karakteristiek van die burgers willen schrijven. En dat moeten we in stad niet doen van onze boerenjongens en -meisjes. Maar dit betreft alleen het „vrome" dat mijn briefschrijver tusschen haakjes zet. Want wat nu het wezenlijke, het essentieele (om1 het wat deftiger te zeggen) van zijn schrijven betreft Niet alleen Gereformeerde, maar ook Oud- Gereformeerde en Hervormde boerenjongens en -meisjes moesten zich er voor schamen om zich zoo in de stad te vergeten, dat men er schande van spreken moet. Nette jongelui, meisjes en jongens, die zelfs nog maar op hun fatsoen gesteld zijn doen niet mee aan dit luidruchtig getier en dat kroegbezoek. Nog 'veel minder past dit voor hen, die als Bondskinderen weten kunnen en weten moe ten, dat bij' hun doop reeds dóór den Heere beslag is gelegd op hun levensrichting. Het is waar, dat het in den grond net eender is of een groep boerenjongens en -meisjes vroolijk door de straten dan of een groep burgerjongens en -meisjes luidruchtig door bosch en duin loopt. Al trekt het op straat meer aandacht, het is daarom niet verkeerden Maar wanneer die vroolijkheid ontaardt in losbandigheid en men gaat de vroolijkheid van den vrijen dag door allerlei alcoholische dranken bedreigen en bederven dan geven we aanstoot. Dan komt men tot dat late, veel te lat# wegblijven zooals bij sommigen, die wij ook wel eens bij een late thuiskomst met den trein van tienen nog, in de stad zagen rond scharrelen. Op de dorpen weet men meestal wel bij wie men dit zoeken moet. Dan wordt wat een vroolijke en vrije dag voor heele scharen opgewekte, frissche en degelijke jonge kerels en meisjes is geweest, waar ze van opgefleurd zijn, voor die enkelen' een dag van groote zonde, van1 vloeken in hun bedwelming, en van nog andere erge din gen, waarover ze straks in hun eenzaamheid ook wel weer spijt hebbentenzij ze daar al overheen zijn want evenals in de stad zijn er ook op de dorpen menschen en ook jonge menschen die gaarne op den weg des verderfs wandelen. We danken onzen broeder voor zijin waar schuwing we mogen hem verzekeren hét valt van DE boerenjongens en -meisjes wat mee. Maar laat voor al onze Zeeuwsche jongens en meisjes uit dit schrijven de waarschuwing ter harte genomen worden Waakt en bidt, dat uw feestdagen geen dagen worden1, die uw ziel en uw lichaam' schade doen. Men behoeft zelf nog geen geheelonthouder te zijn om het een hoogst onaangenaam ge zicht te vinden, wanneer ge catechisanten of Welke jongelui dan ook de kroeg ziet binnen stappen Of ze luidruchtig zingend 's avonds laat nog door de straat hoort trekken. Ook de ouders kunnen hier een krachtig woordje in meespreken. Ik ben misschien te optimistisch, wanneer ik zeg Broeder, de gevallen die gif noemt, behooren gelukkig tot de uitzonderingen1. Toch ben ik dankbaar Zelfs één enkel; ziel die verloren dreigt te gaan is een voort durend waarschuwen ook' in dezen vorm1 wél waard v. D. ZENDING. Het Dames-Comité, werkzaam ten behoeve van de Med. Zending op ons Zendingsterrein „Magelang", verzond het vierde jaarverslag. Het jaar, dat voorbij is, getuigt allereerst van Gods zegen op den arbeid. 49 kerken steunden financieel. Sommige flink, andere weer minder en van nog andere was de steun gering. Van die 49 kerken! droegen 9 voor 't eerst bij. Al zijn we dankbaar, toch betreuren we 't, dat 36 kerken niets zonden. In 't geheel ont ving ons Comité f 1802.83. 20 kerken in Brabant—'Limburg droegen f 504.18 bij. 29 kerken in Zeeland brachten f 1148.65 bijeen. Bovendien leverde een bazar te Wolfaartsdijk f 150 op voor onze kas. Ons ideaal blijft, geregeld steun te mogen ontvangen van alle kerken. Ons Comité acht het nog steeds gewenscht, dat in elke plaats Zuster-Comité's opgericht worden, die er voor zorgen, o!at contribuanten gewonnen worden en ooik' dat de bijdragen gezonden worden aan onze Pen- ningmeesteresse Mevr. M. Huizenga-Bijilenga (Rottcrdamsche Kade 225). Met dankbaarheid vermelden we dat de knipkrans twee kisten naar Indië kon zenden. Deze kisten bevatten samen 567 stuks kleeren, 100 dekens en speel goed. Bovendien kon aan d'e Zendende Kerk f 450 afgedragen worden voor d'e Med. Zen ding. Tot onze blijdschap ontvingen we ook en kele giften voor een groot hospitaal (bij! 't begin van 't jaar reeds f 50 uit Vlissingen). Meerdere bijdragen daarvoor wil ons Comité gaarne in ontvangst nemen. We zijn over tuigd van de noodzakelijkheid van zoo'n hos pitaal ook op ons Zendingsterrein en van de beteekenis, die het heeft voor de uitbrei ding van Gods Koninkrijk. We kunnen ons verslag niet eindigen, zonder melding ge maakt te hebben van 't overlijden van Me juffrouw C. Hondius, die 3 jaar lid' van ons Comité was. Met toewijding en ijiver heeft zij voor de Zending gewerkt. We hoopten, dat ze herstellen mocht. God nam haar ech ter tot Zich. Met dankbaarheid blijven wij gedenken, wat zij', vooral als Penningmeeste- resse, voor ons Comité heeft gedaan. Gebiede de Heere verder Zijin zegen op ons werk. A. J. POUWER, Presidente. J. A. J. v. SCHELVEN, Secretaresse. Middelburg, Dec. 1928. Het tijdschrift Timoth'eüs gaf een speciaal Jaareindnummer, dat aan de abonné's eerst in 't laatst van de maand wordt gezonden, maar reeds nu voor Kerstuitdeelingen ver krijgbaar wordt gesteld. 10 exemplaren heeft men dan voor f 3.en 25 ex. voor f 6.25. Afzonderlijke prijs is 60 cent. Het bevat o.a. een hoofdartikel Leid mij op een rotssteen, van den hoofdredacteur van denzelfde Indrukken. Een artikel van Prof. Grosheide over Bibliotheken een Pel grimslied, muziek van Rosine de Cocq, woor den van Jeanne J. de Jonge Oudejaarsavond door Ds. A. K. Straatsma De eenzame Kerst nacht door J. Lens Naar de maan, door A. Ljukkien. Verder twee kunst-bijlagen De Philosooph, naar een litho van Chr. Ie Roy en een houtsnede Zwervers van Hans Krug. HEIJ. Jaarboekje v. d. Geref. Ver. voor D r a n kb e s t r ij d i n g. Amsterdam. Dit keurig uitgevoerde Jaarboekje opent met een uittreksel uit de Statuten en een Ka lender. Men vindt er de samenstelling in van de verschillende afdeelingen. In1 Zeeland' zijn er vijf. Verder een sprekerslijst (uit Zeeland dhr. Loof die ook lezingen houdt met lichtbeel den).

Krantenbank Zeeland

Zeeuwsche kerkbode, weekblad gewijd aan de belangen der gereformeerde kerken/ Zeeuwsch kerkblad | 1928 | | pagina 2