Zendingsboodschap. Voor de Kinderen. LIEF en LEED. Walchersche Brieven. KERKNIEUWS. Daar spreekt iets uit, dat tot blijdschap strekken kan en moet. Het wiordt voolr een kerk een benauwend verschijnsel, wanneer er een tekort dreigt te komen aan Dienaren des Woords. We meenen dat in de Hervorm de Kerk het tekort aan predikanten al vrij1 groot is en nog grooter dreigt te wórden, omdat het aantal theologische studenten niet groot is. Wanneer er echter in dit jaar ruim 80 theologische studenten zijd aangekomen en dit nog eens enkele jaren zou aanhouden, dan zou er zeker binnen korten tijd een te veel zijn. We hebben 720 kerken in Nederland met 569 dienstdoende predikanten. Dat wil nog niet zeggen dat er 151 kerken vacant Zijd. Onderscheiden kerken zijn voor den Dienst des Woords gecombineerd. Van dat getal 151 gaat er nog enkele af. In het getal kerken, dat dan overblijft, is begrepen een vrij1 groot getal van kerken, die te klein zijn om te beroepen. In Zeeland denken we dan aan de kerken te Aardenburg, 's Gravenpol der, Wemeldinge, Rilland-Bath, Gcersdijk, Wissenkerke. Dat zijn er al zes opi een to taal van 52 kerken in Zeeland. Zoodat het getal van de vacante kerken, die beroepen kunnen de 100 niet veel zal te boven gaan. En reeds nu doet zich het verschijnsel voor dat somlmiige proponenten heel lang op een beroep moesten wachten of daarop1 nog wach ten. Bij' het groot aantal theologische studen ten, dat er was en dat nu nog trnet ruimi 80 vermeerderd werd, is dus te wachten, dat binnen enkele jaren meer dan één proponent tevergeefs naar een beroep zal uitzien. Dat zou dan voor dien jongen man zelf en voor zijln ouders, die zich vaak heel wat opoffe ring getroosten voor de studie van hunzoon, een bittere teleurstelling worden. We kunnen ons daarom vereenigen mét het advies, in de kerkelijke bladen al gege ven, om in den. eersten tijd, niet dan blij' hooge uitzondering, naar art. 19 K.O. steun te verleenen voor de opleiding tot Dienaar des Woords en om eerder te overwegen mieer te collecteeren voor hulpbehoevende kerken, opdat die daardoor in de gelegenheid zouden worden gesteld "tot beroeping over te gaan. Er ligt in dit alles, dunkt ons, ook een aan maning voor grootere kerken olml de vraag onder de oogen te zien, of men daar het aantal predikanten niet zal uitbreiden. Over het algemeen wiordt geoordeeld, dat een predikant, niet meer dan 1090 zielen te bearbeiding moet hebben omi als herder het contact m'et Zijn schapen te behouden. Volgens die berekening zou om' mfaar vooraan in het Jaarboek te beginnen Gro ningen (de stad) 10 predikanten moeten heb ben en het heeft er maar 5 Leeuwarden 4 en het heeft er maar 3 Zwolle 4 en hét heeft maar 3; Utrecht 8 en het heeft er maar 5 (momenteel 4) 'sGravenhage (West) 7 en het heeft er maar 4 Rotterdalml (Cen trum) 12 en het heeft er mjaar 7. Olok zijin er in andere plaatsen, ook Wel Op sommige dorpen heel groote kerken, die bést voor méér dan één predikant wérk zouden hebben. Waar de toevloed van candidaten zóó groot is, kan niet meer worden gezegd, dat de mannen ontbreken. En als mien dan let op het feit, dat tal van kerken in de kleine ste den ,en dorpen niet grooter zijn dan 503 a 600 zielen en in den Dienst des Woords kun nen voorzien, daar mag verondersteld Wor den, dat dan öök in dé groote steden een groep van 1000 zielen toch wél in staat zal zijn voor het onderhoud van een Dienaar des Woords te zorgen. Onze tijd zegt men roept omi Evan gelisatie. Die Evangelisatie is vooral een werk voor de grootste steden. De klacht gaat, dat men er de mannen niet voor heeft. Maar dat bezwaar zou op die wlijze al voor een groot deel ondervangen worden.. Ook al daarom' omldat bij meer in tensieve bearbeiding het deel der gemeente, dat nu afdwaalt wel kleiner zou zijn en dus geen object van evangelisatie zou wórden. We meenen dat de groote toevloed van theologische studenten de gedachten ook meer moet gaan leiden in die richting. De Algemeene Nederlandsche Zendings conferentie, die van 2224 October j.l. te Amsterdami vergaderde, besloot met alge meene stemmen een boodschap op! te stel len en aan alle kerken te verzoeken die op LXX. Reeds waren de drie bezoekers weer hal verwegen de trap af, toen ééni der agenten voorstelde nog even terug te gaan. Weer op het kamertje gekomén, stelde hij voor het vloerzeil op te lichten en te onder zoeken, of dit misschien iets verborg. Nau welijks had men dit een klein eindje omge rold, of men vond de daar verborgen biljetten. De agent lachte vroolijk verheugd, dat ze dan toch den leepen dief hadden ontmas kerd. „Je verstaat je werk hoor", snauwden ze den armen Jan toe, „dit is vast niet de eer ste keer, dat je je vergrijpt aan het goed van een ander." Zoodra Jan het geld zag, werd hij doods bleek, moest zich aan de tafel vastgrijpen o'm niet te vallen. Thans werden hem de handboeien aange legd en werd hij: meegevoerd naar het politie bureau. Na een kort verhoor, werd hij voorloópig in arrest gehouden. Enkele dagen daarna moest hij weer voor komen. Men vroeg hem uitvoerig naar z'n verleden. Jan biechtte alles eerlijk op. Sterk ried de rechter van instruc tie hem aan alles te bekennen, maar hij bleet er bij1, dat hij onschuldig was. Toen kwam de zaak voor de rechtbank. Eerst werd Zondag 11 November van den kansel voor te lezen. Allicht is niet in alle kerken aan. dat ver zoek voldaan. Ons zijn althans kerken bekend, waar die voorlezing niet plaats vond. Daar om vinde die boodschap hier een plaats. Ze is alleszins waardig gelezen en overwogen te wórden. Deze „boodschap" luidt aldus Aan de Nederlandsche Christenheid. In het verootmoedigend en verheffend be sef van Gods tegenwoordigheid was in dé lente van dit jaar de Wereld-Zendingsconfé- rentie op den Olijfberg te Jeruzalem tezamen. Uit meer dan vijftien natiën, uit alle hemel streken en uit tallooze Christelijke Kerken van 'Oost en West waren mannen en vrou wen bijeengestroomd, wier hoogste levens doel is getuigen te zijn van Jezus Christus onder alle volken en creaturen. Wijl, die hier te Amsterdam' ter Algemeene Zendingsconfe rentie bijéénvergaderd zijn om te overdenken wat God ons in die groote vergadering te Jeruzalem geschonken heeft, gevoelen de be hoefte om ons te wenden tot de Gemeente van Christus in ons vaderland met een woord van dank en van opwekking. Door Jeruzalem1 is bij vernieuwing over ons gekomen liet besef van de grootheid en de heerlijkheid van het Evangelie, van de diepte van de noodein der wereld en van het voorrecht der Gemeente om; door het werk der Zending dé ontferming en den heilswil Gods over die Wereld te brengen. Wij roepen de Gemeente op om mét ons God uit het diepst des har ten te danken voor de ervaring, die Hij: ons in het werk der Evangelieverkondiging over de gansche wereld schenkt, dat in weerwil van alle conflict en verbittering dé gelegen^ heitf om van Zijne in Christus verschenen goddelijke genade en waarheid te getuigen grooter is dan ooit te voren. De nood en de verwarring in de wereld zijn groot. Oude vastigheden brokkelen af. De behoefte aan een nieuwe levensfundeering en levenswij ding in de wereld der eeuwige dingen stijgt. Helder treedt dit aan het licht inde onweer staanbaar stijgende eischen van het Zendings werk. Het is de eer en He glorie der Christe lijke Gemeente om Gods mede-arbeider te zijn aan de openbaring van de heerlijkheid van zijln Koninkrijk. Daarom past ons, wier diepste verlangen is de openbaring van Jezus Christus, een loflied bij1 het stijgen van onze verantwóórdelijkheid en van den omvang van ons getuigend werk in de wereld. Op grond daarvan hebben wij1, die hier te Amsterdam! vergaderd zijn, de volle vrijmoedigheid de gemeente opi te roepen tot vernieuwd gebéd en vernieuwde offervaardigheid, en haar uit te noodigen zich niet ons te vereenigen in de overtuiging, die is neergelegd in de slot woorden van de indrukwekkende Boodschap van Jeruzalem, welke aldus luiden Wijl zijn er van overtuigd, dat wijl en alle Christenen het Evangelie met grooter geloofsmoed in prijktijlk moeten brengen. Het is ondenkbaar, dat onze tegenwoordige wereldgelijlkvormig- heid en lauwheid een getrouwe uitdrukking zouden kunnen zijn van den Geest van Chris tus en van de beteekenis van Zijln Kruis en Opstanding temidden van Het onrecht, den nood en de zonde van onze hedendaagsche wereld. Met het oog op het werk, "dat Chris tus aan Zijn kerk heeft opgedragen, willen wij die hier vergaderd zijn op den Olijfberg in het gezicht van Golgotha, voor onszelf het Kruis van Christus opnemen mét alles wat daaruit voortvloeit. Wij willen hen, na mens wie wiji hier gekolmén Zijln en tot wie wij wed er keer en, oproepen om mét ons het zelfde te doen en de wéreld in te gaan .om in de gemeenschap van het lijden van Chris tus en door de kracht Zijner opstanding te leven in de verwachting van dé; komst van, Zijn heerlijk Koninkrijk. HEIJ. Amice. In een Kerkbode schreef een broeder over de wénschelijkheid om bij een c'atechis'mius:- preek eenige uitbreiding te geven aan de behandeling van het 10de gebód'Gij zult niet begeer en noch noch1noch uvvs naasten predikant. De Utrechtsche Kerkbode vraagt„Is dit Zotternij of spotternij?.... „Hoe kan men zulk' een ernstig verlangen (van de gemeente z'n baas gehoord. Deze verklaarde, dat jRibu bens h em nooit eenige reden tot klagen had gegeven. Wel had hijl echter den indruk ge maakt, dat hijl graag veel geld wou sparen. De medeknechts, nog steeds stakers, werden ook als getuigen opgeroepen. Wat zij zeiden, was niet in het voordeel van den gevangene. Zij: hadden nooit van dien stillen Hollander gehouden, en z'n niet willen staken had hem hun vijandschap bezorgd. Zij verklaarden al len, dat Ribbens steeds alles deed om zoo veel geld bijeen te schrapen, als hem moge lijk was. Een paar hunner maakten het nog erger. Ze beweerden, dat er meerim'alen iets uit hun kleeren was ontvreemd. Op de vraag van den rechter, of dat ook wel geschied was, voordat Ribbens als knecht was aangenomen, antwoordden ze ontken nend. Nogmaals drong de rechter aan, dat Rib bens zou bekennen. Jan bleet echter ontkennen. Op de vraag echter, hoe dat geld dan onder hét vloer kleed op z'n kamer was gekomen, moest hij het antwoord schuldig blijven. Ten slotte deed de rechter uitspraak. Óverwegende, het zeer ongunstig verleden van den verdachte (het bedriegen zijner ouders, toen hij stu deerde het wegmaken van een soim1 van ruim duizend gulden ten nadeele zijner moe der, het verlaten van z'n vaderland, zonder afscheid te nemen van z'n nabestaanden en zonder hun toestemming te vragen), z'n dorst naar geld, hetgeen bleek uit z'n schriel leven, de verklaringen zijner medeknechts, dat méer- orn een vacature vervuld te zien) nu rang schikken onder de zondige begeerten, die uit ons zielediep opschieten en van God verbo den zijn Ik heb me bij de lezing van dat stuk nog een andere vraag gedaan dan dé Utrechtsche Kerkbode, Deze vraag n.l. of tot die ontboe zeming, die ik op zich zelf ook niet goed keur, toch niet eenige aanleiding bestond. Ik ben het geheel eens met het Utrecht sche orgaan, wanneer het schrijft, dat een beroep op een predikant een hoogst ernstige zaak is, „die wij in gedurig gebed voor den Heere hebben te brengen. De Koning der Kerk zal ten slotte de beslissing moéten bren gen. Christus regeert Zijn Kerk'. Hij geeft en Hij1 neemt. Hij zegt tot den eenen dienst knecht ga en hij gaat en tot den1 anderen dienstknechtKom en hij' komt." Maar ik geloof met dat al niet, dat daar om elke verwisseling van standplaats van predikanten een daad is die geschiedt in de gunst des Heeren. Ik geloof ook volstrekt niet, dat elk be roep, dat door een kerkeraad uitgebracht wórdt, een beroep is dat met den noodigen ernst is behandeld. Het is ook voor een predikant natuurlijk streelenci wanneer hij in aanmerking kómt voor één of andere plaats met een klinken den naam maar wanneer voor het ééne beroep nog nauwelijks bedankt is, of daar komt reeds het andere, somfs drie, vier ge lijk, dan wórdt het toch wel een uiterst pré caire zaak voor hem oimi aan elk van die be roepen dien ernst te schenken, die het im mers gedaan na behoorlijke stipulatiën en gebeden verdient. En voor de bétrokken gemeente, die b.v. in Mei bij het bedanken zoo hartelijk haar predikant toegewenscht en toegebeden 'heeft, dat dorniné nog langen tijd in haar miiddeni mocht zijn, wórdt het in Juni, wanneer op:- nieuw' een gemeente dorniné begeert, wel erg moeilijk om haar spanning van Mei niet tot een zekere gelatenheid in Juni te voelen verslapt. Ongetwijfeld, beroepen is een hoogst ge wichtige zaak, voor al de drie genoemde par- tfijein. Maar hoe komt het toch, dat ge soms een Inaam dien ge voorheen niet zoo- dikwijls aangetroffen hebt, binnen enkele wieken bijna dagelijks onder Kerknieuws aantreft Mij' wérd van een dorniné, niet in Zeeland, verteld, dat hij op een Zondag niet minder dan acht hóorcommlssies in de kerk' laad. Wat heeft deze kerkeraden nu juist alle naar dien dorniné geleid, die misschien ook reeds beroepen was door een paar andere gemeenten Welken eisch stelden zij aan een goed predikant Het is misschien toch ook wél in dé be roepen zóó, dat niet alleen gemeenten die eischen mogen en kunnen stellen omldat ze hoog salarieeren of gunstig door ligging en grootte békend staan, maar dat ook wiel kleinere gemeenten wanneer het candidaten betreft, hun béroepingswerk aanvangen met op een naam te letten, die nog al eens in de krant staat. Plotseling vallen dan de hoorcomlmissies en de beroepen uit de lucht. De veel omstreden dorniné wordt tenslotte als een buit door één der kampvechtende gemeenten weggevoerd, en voor een paar jaar verdAVijnt de naam weer van het béroe;- pingstooneel. We beweren niet, dat daar alle ernst aan ontbreekt. Maar we durven wel beweren, dat 'bij zoo'n beroeping enkele ernstige factoren over 't hoofd worden gezien. Ook de gemeente, die het lijden móet dat haar predikant, van w'ien men somis „ziels veel houdt" en die bijina onmisbaar lijkt, wordt in zulke tijden hoogsteriistig geschokt. Wij kunnen ons levendig indenken, dat in zulk een gemeente wel eens een broeder 'te veel aan den mensch hangt en de verzuch ting slaaktOch, hou nu ook eens een jojogenblik op, laat onze dorniné een poos met vreê Om daar echter het tiende gebod op toe te passen gaat niet. Wat intusschen niet wegneemt, dat mét allen nadruk bepleit moet wórden omi hetzij men predikant, geméente of beroepende kerk is, dat gewichtige werk zóó' ie doen, dat men ook eenigszins overtuigd m|ag zijn, dat het geschiedt tot eere Gods, en alzoo Ook malen iets uit hun kleedingstukken was ver mist, en vooral ook het vinden van het geld op de kamer van verdachte, verklaarde de rechter, dat de schuld van beklaagde ontwij felbaar vaststond en eischte hij een gevange nisstraf van zes maanden. Toen aan Jan gevraagd werd, of hij nog iets te zeggen had, barstte hijl in huilen uit en riep maar steeds o, m'n arme moeder o, m'n armé moeder Voor Jan brak nu een vreeselijké tijd aan. Overdag moest hij; werken in het ge zelschap van allerlei boeven, die niet nalieten de vreeselijkste taal uit te slaan en toén ze merkten, dat hij daaraan niet meedeed, werd hij het mikpunt hunner gezamenlijke spotter nijen. Om zes uur 's avonds was de arbeid afgeloopen en dan werd hij alleen in een cel opgesloten. Nauwelijks had hij ruimte rechtop te staan, terwijl het eenige licht en de eenige frissche lucht moest koimén door een klein venstertje. Dat zitten in die eenzaamheid vond hij haast nog het allerergst. Niets te doen te hebbén, met niemand te kunnen praten, niets te zien, dan altijd die kale, witte muren van het vertrek, waarin hij opgesloten zaturen alleen gelaten te worden met z'n gedachten, het Avas bijna niet uit te houden.. En dan 's nachts niet kunnen slapen, maar altijd denken over huis, over móeder, over Karei, over Teun. En dan de zekerheid1 in zich om te dragen, al die dierbaren nooit weer te zullen terugzien. Want natuurlijk, al kwam de wijze waarop het gedaan werd in Zijne j gunst is. Daar wordt gewaarschuwd tegen een te veel van predikanten dat er dreigt te komen gezien de groote getallen van hen die in Amsterdam1 en Kampen studeeren. Ik stem dit toe. Maar het tekort aan pre dikanten Avaaronder de Kerken lang gezucht hebben en dat deze talrijke beroepen door de menigte vacante kerken deed ontstaan is ook allesbehalve een gewenschte toestand. Het lijkt me dan nog beter, dat een do minee of ook een candidaat eens naar een beroep wat lang moet Avachten, dan dat de kerken soms jaren móeten wachten naar een idominé. Welke groote kerk wias het ooik weer dé 20 maal tevergeefs beriep v. D. DRIETAL TE Loosduinen (2e pred. pl.)D. v. Dijk te Groningen. J. van Herksen te Hillegorn. H. A. Munnik te Zwolle. TWEETAL TE UrkJ. P. C. ten Brink te Westmaas. W. Doorenbos te Gerkesklooster-Stroobos. Oldebroek C. M. ITuizenga te Scharnegoutum. II. v. d. Zanden te Wapenvelde. GoudaD. B. Hagenbeek te Ylaardingen. J. A. Schep te Bolnes. BEROEPEN TE ZandvoortR. J. v. d. Meulen hulppr. te IJmniden. Oudega W.J. Snoeij cand. te Tinte. Sassenheim en 's Gravenhage-OostH. Holtrop te IJmuiden-Oost. Delft (als 3e miss. pred. voor Solo)J. H. Bavinck te Heemstede. Metslawier en NijawierJ. Maaskant te Echten. Oldebroek: H. v. d. Zanden te Wapenvelde. Lemmer H. W. H. van Andel te Sint-Pancras. Urk:"W. Dcorenbos ter Gerkesklooster-Stroobos. IJmuidenW. Seinen te Opperdoes. VlissingenN. Willemse, te Abcoude. DokkumJ. H. Kroeze, te Reitsum. MaastrichtK. W. Derksen cand. te Gouda. NieuweroordA. H. Piersma te Sleen. AANGENOMEN NAAR Delft (als 3e miss. pred. voor Solo)J. H. Bavinck te Heemstede. OosthemR. H. Kuipers cand. te 's Gravenhnge. 's Gravenmoer J. Snoeij cand. te Tinte (bij Brielle). BEDANKT VOOR LeensW. J. Smidt te Dwingeloo. Pijnacker-NootdorpR. H. Kuiper cand te 's Gravenhage. Stellendam, Stadskanaal, Pekelderweg, Westerlee en Oudega (W.)J. Snoeij, cand. te Tinte. ArumA. H. Piersma te Sleen. De Heij-Tnindorp. Ds. H. D. Drenth, die Zondag door ds. J. Schoonhoven als eerste predikant bij de kerk van Tuindorp-Heijplaat was bevestigd, deed zijn intrede bij de gemeente. Tot tekst was gekozen 1 Cor. 2 2 en het thema: „Jezus Christus en Die gekruisigd als den inhoud der Evangelieprediking1' ontwikkeld als volgt lo. Het feit, dat Paulus die prediking zich voor nam 2o. de reden waarom hij zóó wilde prediken en 3o. het oogmerk, dat hij met die prediking be doelde. De classis Dokkum heeft na gehouden peremp toir examen toegelaten tot den Dienst des Woords en der Sacramenten, de heer IJ. Nauta, te Terzooi, beroepen predikant bij de kerk van Ternaard (Fr). De classis 's-Gra^enhage heeft praeparatoir ge ëxamineerd en beroepbaar verklaard de heer I. Groe- nenberg, te 's-Gravenhage. De heer Groenenberg is bereid des Zondags de kerken te dienen en zal gaarne na 1 Dec. een eventueel beroep in overweging nemen. Zijn adres is Valkenboschlaan 146, 's-Gravenhage. Door de classis Dordrecht is praeparatoir ge ëxamineerd en met algemeene stemmen toegelaten om te staan naar de bediening des Woords en der Sacramenten, de heer A. de Bondt, te Zwijndrecht. De heer De Bondt verzoekt ons mede te deelen dat hij gaarne een eventueel beroep bij de kerken in overweging zal nemen. Zijn adres isKerkstraat 43, Zwijndrecht. De classis Zutphen heeft praeparatoir geëxamineerd en met algemeene stemmen toegelaten om te staan naar de Bediening des Woords, den heer W. G. Bo- vendorp, te Brummen F 10. Peremptoir werd geëxa mineerd en eveneens met algemeene stemmen toegë- laten, de heer E. I. F. Nawijn, beroepen predikant te GeesterenGelselaar. Door de Classis Enkhuizen zijn praeparatoir geëxamineerd en toegelaten om te staan naar den dienst des Woords in de Kerken de heeren D. Broer Jr. te Andijk (postadres-Andijk-Oost), en J. R. Hommes te Enkhuizen. De heer Broer zal gaarne een eventueel beroep in overweging nemen. Met het oog op voortgezette studiën verzoekt de heer Hommes den Kerken voor- hij' over eenige maanden Aveer vrij!, hij) kon toch niet naar het ouderlijk huis terugkeeren, dat Avas uitgesloten, dat sprak* vanzelf. Nooit zou hij hen, die hem vroeger lief waren, Aveer onder oogen durven komen, ooik al Avist hij' zich nu onschuldig. OnschuldigEn toch in de gevangenis. Waarom dan toch Waarom' had God' dat niet verhinderd H ij was toch machtig, H ij had toch de waarheid aan het licht kunnen doen komen Waarom! had Hij' dat dan niet gedaan. Had de Heere hem dan niet meer lief En dan kwam Satan en blies hem: in het oor, dat de Heere hem' natuurlijk niet meer liefhad. Hoe kon God hem liefhebben. Hem, die z'n beste jaren, verboemeld' had', die na ontvangen vergiffenis Aveer was gevallen en toen Avas gevlucht. Zulke dingen vergaf de Heere nooit. Maar dan dacht hij weer aan Jacob1. Die had toch ook z'n vader bedrogen, en z'n broer, op' een allerschandelijkste manier. Had ook moeten vluchten. En die Jacob1 had ook' na z'n vlucht zooveel leed moeten dragen, hoewel hij toen toch geen bijzonder kwaad deed. En toch stond er in dat Woord, dat nimmer liegt Jacob heb ik liefgehad. Zou God ook hem, Jan Ribbéns, dan misschien kastijden, omdat Hij hem liefhad. Om hem' te louteren En dan kon hij gelukkig bidden. Smeeken, dat de Satan toch geen vat opj hem mocht hebben, om berusting in tegenspoed. (Wordt vervolgd)

Krantenbank Zeeland

Zeeuwsche kerkbode, weekblad gewijd aan de belangen der gereformeerde kerken/ Zeeuwsch kerkblad | 1928 | | pagina 2