Zendingsboodschap.
Voor de Kinderen.
LIEF en LEED.
Walchersche Brieven.
KERKNIEUWS.
Daar spreekt iets uit, dat tot blijdschap
strekken kan en moet. Het wiordt voolr een
kerk een benauwend verschijnsel, wanneer
er een tekort dreigt te komen aan Dienaren
des Woords. We meenen dat in de Hervorm
de Kerk het tekort aan predikanten al vrij1
groot is en nog grooter dreigt te wórden,
omdat het aantal theologische studenten niet
groot is.
Wanneer er echter in dit jaar ruim 80
theologische studenten zijd aangekomen en
dit nog eens enkele jaren zou aanhouden,
dan zou er zeker binnen korten tijd een te
veel zijn. We hebben 720 kerken in Nederland
met 569 dienstdoende predikanten. Dat wil
nog niet zeggen dat er 151 kerken vacant
Zijd. Onderscheiden kerken zijn voor den
Dienst des Woords gecombineerd. Van dat
getal 151 gaat er nog enkele af. In het getal
kerken, dat dan overblijft, is begrepen een
vrij1 groot getal van kerken, die te klein zijn
om te beroepen. In Zeeland denken we dan
aan de kerken te Aardenburg, 's Gravenpol
der, Wemeldinge, Rilland-Bath, Gcersdijk,
Wissenkerke. Dat zijn er al zes opi een to
taal van 52 kerken in Zeeland. Zoodat het
getal van de vacante kerken, die beroepen
kunnen de 100 niet veel zal te boven gaan.
En reeds nu doet zich het verschijnsel voor
dat somlmiige proponenten heel lang op een
beroep moesten wachten of daarop1 nog wach
ten. Bij' het groot aantal theologische studen
ten, dat er was en dat nu nog trnet ruimi
80 vermeerderd werd, is dus te wachten, dat
binnen enkele jaren meer dan één proponent
tevergeefs naar een beroep zal uitzien. Dat
zou dan voor dien jongen man zelf en voor
zijln ouders, die zich vaak heel wat opoffe
ring getroosten voor de studie van hunzoon,
een bittere teleurstelling worden.
We kunnen ons daarom vereenigen mét
het advies, in de kerkelijke bladen al gege
ven, om in den. eersten tijd, niet dan blij'
hooge uitzondering, naar art. 19 K.O. steun
te verleenen voor de opleiding tot Dienaar
des Woords en om eerder te overwegen mieer
te collecteeren voor hulpbehoevende kerken,
opdat die daardoor in de gelegenheid zouden
worden gesteld "tot beroeping over te gaan.
Er ligt in dit alles, dunkt ons, ook een aan
maning voor grootere kerken olml de vraag
onder de oogen te zien, of men daar het
aantal predikanten niet zal uitbreiden.
Over het algemeen wiordt geoordeeld, dat
een predikant, niet meer dan 1090 zielen te
bearbeiding moet hebben omi als herder het
contact m'et Zijn schapen te behouden.
Volgens die berekening zou om' mfaar
vooraan in het Jaarboek te beginnen Gro
ningen (de stad) 10 predikanten moeten heb
ben en het heeft er maar 5 Leeuwarden 4
en het heeft er maar 3 Zwolle 4 en hét
heeft maar 3; Utrecht 8 en het heeft er
maar 5 (momenteel 4) 'sGravenhage (West)
7 en het heeft er maar 4 Rotterdalml (Cen
trum) 12 en het heeft er mjaar 7. Olok zijin
er in andere plaatsen, ook Wel Op sommige
dorpen heel groote kerken, die bést voor
méér dan één predikant wérk zouden hebben.
Waar de toevloed van candidaten zóó groot
is, kan niet meer worden gezegd, dat de
mannen ontbreken. En als mien dan let op
het feit, dat tal van kerken in de kleine ste
den ,en dorpen niet grooter zijn dan 503 a
600 zielen en in den Dienst des Woords kun
nen voorzien, daar mag verondersteld Wor
den, dat dan öök in dé groote steden een
groep van 1000 zielen toch wél in staat zal
zijn voor het onderhoud van een Dienaar
des Woords te zorgen.
Onze tijd zegt men roept omi Evan
gelisatie. Die Evangelisatie is vooral een
werk voor de grootste steden.
De klacht gaat, dat men er de mannen
niet voor heeft. Maar dat bezwaar zou op
die wlijze al voor een groot deel ondervangen
worden.. Ook al daarom' omldat bij meer in
tensieve bearbeiding het deel der gemeente,
dat nu afdwaalt wel kleiner zou zijn en dus
geen object van evangelisatie zou wórden.
We meenen dat de groote toevloed van
theologische studenten de gedachten ook
meer moet gaan leiden in die richting.
De Algemeene Nederlandsche Zendings
conferentie, die van 2224 October j.l. te
Amsterdami vergaderde, besloot met alge
meene stemmen een boodschap op! te stel
len en aan alle kerken te verzoeken die op
LXX.
Reeds waren de drie bezoekers weer hal
verwegen de trap af, toen ééni der agenten
voorstelde nog even terug te gaan.
Weer op het kamertje gekomén, stelde hij
voor het vloerzeil op te lichten en te onder
zoeken, of dit misschien iets verborg. Nau
welijks had men dit een klein eindje omge
rold, of men vond de daar verborgen biljetten.
De agent lachte vroolijk verheugd, dat
ze dan toch den leepen dief hadden ontmas
kerd.
„Je verstaat je werk hoor", snauwden ze
den armen Jan toe, „dit is vast niet de eer
ste keer, dat je je vergrijpt aan het goed
van een ander."
Zoodra Jan het geld zag, werd hij doods
bleek, moest zich aan de tafel vastgrijpen o'm
niet te vallen.
Thans werden hem de handboeien aange
legd en werd hij: meegevoerd naar het politie
bureau.
Na een kort verhoor, werd hij voorloópig
in arrest gehouden. Enkele dagen daarna
moest hij weer voor komen. Men vroeg hem
uitvoerig naar z'n verleden. Jan biechtte alles
eerlijk op. Sterk ried de rechter van instruc
tie hem aan alles te bekennen, maar hij
bleet er bij1, dat hij onschuldig was. Toen
kwam de zaak voor de rechtbank. Eerst werd
Zondag 11 November van den kansel voor
te lezen.
Allicht is niet in alle kerken aan. dat ver
zoek voldaan. Ons zijn althans kerken bekend,
waar die voorlezing niet plaats vond. Daar
om vinde die boodschap hier een plaats. Ze
is alleszins waardig gelezen en overwogen
te wórden.
Deze „boodschap" luidt aldus
Aan de Nederlandsche Christenheid.
In het verootmoedigend en verheffend be
sef van Gods tegenwoordigheid was in dé
lente van dit jaar de Wereld-Zendingsconfé-
rentie op den Olijfberg te Jeruzalem tezamen.
Uit meer dan vijftien natiën, uit alle hemel
streken en uit tallooze Christelijke Kerken
van 'Oost en West waren mannen en vrou
wen bijeengestroomd, wier hoogste levens
doel is getuigen te zijn van Jezus Christus
onder alle volken en creaturen. Wijl, die hier
te Amsterdam' ter Algemeene Zendingsconfe
rentie bijéénvergaderd zijn om te overdenken
wat God ons in die groote vergadering te
Jeruzalem geschonken heeft, gevoelen de be
hoefte om ons te wenden tot de Gemeente
van Christus in ons vaderland met een woord
van dank en van opwekking. Door Jeruzalem1
is bij vernieuwing over ons gekomen liet
besef van de grootheid en de heerlijkheid
van het Evangelie, van de diepte van de
noodein der wereld en van het voorrecht der
Gemeente om; door het werk der Zending dé
ontferming en den heilswil Gods over die
Wereld te brengen. Wij roepen de Gemeente
op om mét ons God uit het diepst des har
ten te danken voor de ervaring, die Hij: ons
in het werk der Evangelieverkondiging over
de gansche wereld schenkt, dat in weerwil
van alle conflict en verbittering dé gelegen^
heitf om van Zijne in Christus verschenen
goddelijke genade en waarheid te getuigen
grooter is dan ooit te voren. De nood en de
verwarring in de wereld zijn groot. Oude
vastigheden brokkelen af. De behoefte aan
een nieuwe levensfundeering en levenswij
ding in de wereld der eeuwige dingen stijgt.
Helder treedt dit aan het licht inde onweer
staanbaar stijgende eischen van het Zendings
werk. Het is de eer en He glorie der Christe
lijke Gemeente om Gods mede-arbeider te
zijn aan de openbaring van de heerlijkheid
van zijln Koninkrijk. Daarom past ons, wier
diepste verlangen is de openbaring van Jezus
Christus, een loflied bij1 het stijgen van onze
verantwóórdelijkheid en van den omvang van
ons getuigend werk in de wereld. Op grond
daarvan hebben wij1, die hier te Amsterdam!
vergaderd zijn, de volle vrijmoedigheid de
gemeente opi te roepen tot vernieuwd gebéd
en vernieuwde offervaardigheid, en haar uit
te noodigen zich niet ons te vereenigen in
de overtuiging, die is neergelegd in de slot
woorden van de indrukwekkende Boodschap
van Jeruzalem, welke aldus luiden Wijl zijn
er van overtuigd, dat wijl en alle Christenen
het Evangelie met grooter geloofsmoed in
prijktijlk moeten brengen. Het is ondenkbaar,
dat onze tegenwoordige wereldgelijlkvormig-
heid en lauwheid een getrouwe uitdrukking
zouden kunnen zijn van den Geest van Chris
tus en van de beteekenis van Zijln Kruis en
Opstanding temidden van Het onrecht, den
nood en de zonde van onze hedendaagsche
wereld. Met het oog op het werk, "dat Chris
tus aan Zijn kerk heeft opgedragen, willen
wij die hier vergaderd zijn op den Olijfberg
in het gezicht van Golgotha, voor onszelf
het Kruis van Christus opnemen mét alles
wat daaruit voortvloeit. Wij willen hen, na
mens wie wiji hier gekolmén Zijln en tot wie
wij wed er keer en, oproepen om mét ons het
zelfde te doen en de wéreld in te gaan .om
in de gemeenschap van het lijden van Chris
tus en door de kracht Zijner opstanding te
leven in de verwachting van dé; komst van,
Zijn heerlijk Koninkrijk.
HEIJ.
Amice.
In een Kerkbode schreef een broeder over
de wénschelijkheid om bij een c'atechis'mius:-
preek eenige uitbreiding te geven aan de
behandeling van het 10de gebód'Gij zult
niet begeer en noch noch1noch
uvvs naasten predikant.
De Utrechtsche Kerkbode vraagt„Is dit
Zotternij of spotternij?.... „Hoe kan men
zulk' een ernstig verlangen (van de gemeente
z'n baas gehoord. Deze verklaarde, dat jRibu
bens h em nooit eenige reden tot klagen had
gegeven. Wel had hijl echter den indruk ge
maakt, dat hijl graag veel geld wou sparen.
De medeknechts, nog steeds stakers, werden
ook als getuigen opgeroepen. Wat zij zeiden,
was niet in het voordeel van den gevangene.
Zij: hadden nooit van dien stillen Hollander
gehouden, en z'n niet willen staken had hem
hun vijandschap bezorgd. Zij verklaarden al
len, dat Ribbens steeds alles deed om zoo
veel geld bijeen te schrapen, als hem moge
lijk was. Een paar hunner maakten het nog
erger. Ze beweerden, dat er meerim'alen iets
uit hun kleeren was ontvreemd.
Op de vraag van den rechter, of dat ook
wel geschied was, voordat Ribbens als knecht
was aangenomen, antwoordden ze ontken
nend.
Nogmaals drong de rechter aan, dat Rib
bens zou bekennen.
Jan bleet echter ontkennen. Op de vraag
echter, hoe dat geld dan onder hét vloer
kleed op z'n kamer was gekomen, moest hij
het antwoord schuldig blijven. Ten slotte
deed de rechter uitspraak. Óverwegende, het
zeer ongunstig verleden van den verdachte
(het bedriegen zijner ouders, toen hij stu
deerde het wegmaken van een soim1 van
ruim duizend gulden ten nadeele zijner moe
der, het verlaten van z'n vaderland, zonder
afscheid te nemen van z'n nabestaanden en
zonder hun toestemming te vragen), z'n dorst
naar geld, hetgeen bleek uit z'n schriel leven,
de verklaringen zijner medeknechts, dat méer-
orn een vacature vervuld te zien) nu rang
schikken onder de zondige begeerten, die uit
ons zielediep opschieten en van God verbo
den zijn
Ik heb me bij de lezing van dat stuk nog
een andere vraag gedaan dan dé Utrechtsche
Kerkbode, Deze vraag n.l. of tot die ontboe
zeming, die ik op zich zelf ook niet goed
keur, toch niet eenige aanleiding bestond.
Ik ben het geheel eens met het Utrecht
sche orgaan, wanneer het schrijft, dat een
beroep op een predikant een hoogst ernstige
zaak is, „die wij in gedurig gebed voor den
Heere hebben te brengen. De Koning der
Kerk zal ten slotte de beslissing moéten bren
gen. Christus regeert Zijn Kerk'. Hij geeft
en Hij1 neemt. Hij zegt tot den eenen dienst
knecht ga en hij gaat en tot den1 anderen
dienstknechtKom en hij' komt."
Maar ik geloof met dat al niet, dat daar
om elke verwisseling van standplaats van
predikanten een daad is die geschiedt in de
gunst des Heeren.
Ik geloof ook volstrekt niet, dat elk be
roep, dat door een kerkeraad uitgebracht
wórdt, een beroep is dat met den noodigen
ernst is behandeld.
Het is ook voor een predikant natuurlijk
streelenci wanneer hij in aanmerking kómt
voor één of andere plaats met een klinken
den naam maar wanneer voor het ééne
beroep nog nauwelijks bedankt is, of daar
komt reeds het andere, somfs drie, vier ge
lijk, dan wórdt het toch wel een uiterst pré
caire zaak voor hem oimi aan elk van die be
roepen dien ernst te schenken, die het im
mers gedaan na behoorlijke stipulatiën en
gebeden verdient.
En voor de bétrokken gemeente, die b.v.
in Mei bij het bedanken zoo hartelijk haar
predikant toegewenscht en toegebeden 'heeft,
dat dorniné nog langen tijd in haar miiddeni
mocht zijn, wórdt het in Juni, wanneer op:-
nieuw' een gemeente dorniné begeert, wel
erg moeilijk om haar spanning van Mei niet
tot een zekere gelatenheid in Juni te voelen
verslapt.
Ongetwijfeld, beroepen is een hoogst ge
wichtige zaak, voor al de drie genoemde par-
tfijein.
Maar hoe komt het toch, dat ge soms een
Inaam dien ge voorheen niet zoo- dikwijls
aangetroffen hebt, binnen enkele wieken bijna
dagelijks onder Kerknieuws aantreft
Mij' wérd van een dorniné, niet in Zeeland,
verteld, dat hij op een Zondag niet minder
dan acht hóorcommlssies in de kerk' laad.
Wat heeft deze kerkeraden nu juist alle
naar dien dorniné geleid, die misschien ook
reeds beroepen was door een paar andere
gemeenten
Welken eisch stelden zij aan een goed
predikant
Het is misschien toch ook wél in dé be
roepen zóó, dat niet alleen gemeenten die
eischen mogen en kunnen stellen omldat ze
hoog salarieeren of gunstig door ligging en
grootte békend staan, maar dat ook wiel
kleinere gemeenten wanneer het candidaten
betreft, hun béroepingswerk aanvangen met
op een naam te letten, die nog al eens in
de krant staat.
Plotseling vallen dan de hoorcomlmissies
en de beroepen uit de lucht.
De veel omstreden dorniné wordt tenslotte
als een buit door één der kampvechtende
gemeenten weggevoerd, en voor een paar
jaar verdAVijnt de naam weer van het béroe;-
pingstooneel.
We beweren niet, dat daar alle ernst aan
ontbreekt. Maar we durven wel beweren, dat
'bij zoo'n beroeping enkele ernstige factoren
over 't hoofd worden gezien.
Ook de gemeente, die het lijden móet dat
haar predikant, van w'ien men somis „ziels
veel houdt" en die bijina onmisbaar lijkt,
wordt in zulke tijden hoogsteriistig geschokt.
Wij kunnen ons levendig indenken, dat in
zulk een gemeente wel eens een broeder 'te
veel aan den mensch hangt en de verzuch
ting slaaktOch, hou nu ook eens een
jojogenblik op, laat onze dorniné een poos
met vreê
Om daar echter het tiende gebod op toe
te passen gaat niet.
Wat intusschen niet wegneemt, dat mét
allen nadruk bepleit moet wórden omi hetzij
men predikant, geméente of beroepende kerk
is, dat gewichtige werk zóó' ie doen, dat
men ook eenigszins overtuigd m|ag zijn, dat
het geschiedt tot eere Gods, en alzoo Ook
malen iets uit hun kleedingstukken was ver
mist, en vooral ook het vinden van het geld
op de kamer van verdachte, verklaarde de
rechter, dat de schuld van beklaagde ontwij
felbaar vaststond en eischte hij een gevange
nisstraf van zes maanden.
Toen aan Jan gevraagd werd, of hij nog
iets te zeggen had, barstte hijl in huilen uit
en riep maar steeds o, m'n arme moeder
o, m'n armé moeder
Voor Jan brak nu een vreeselijké tijd
aan. Overdag moest hij; werken in het ge
zelschap van allerlei boeven, die niet nalieten
de vreeselijkste taal uit te slaan en toén ze
merkten, dat hij daaraan niet meedeed, werd
hij het mikpunt hunner gezamenlijke spotter
nijen. Om zes uur 's avonds was de arbeid
afgeloopen en dan werd hij alleen in een
cel opgesloten. Nauwelijks had hij ruimte
rechtop te staan, terwijl het eenige licht en
de eenige frissche lucht moest koimén door
een klein venstertje.
Dat zitten in die eenzaamheid vond hij
haast nog het allerergst. Niets te doen te
hebbén, met niemand te kunnen praten, niets
te zien, dan altijd die kale, witte muren van
het vertrek, waarin hij opgesloten zaturen
alleen gelaten te worden met z'n gedachten,
het Avas bijna niet uit te houden.. En dan
's nachts niet kunnen slapen, maar altijd
denken over huis, over móeder, over Karei,
over Teun. En dan de zekerheid1 in zich
om te dragen, al die dierbaren nooit weer
te zullen terugzien. Want natuurlijk, al kwam
de wijze waarop het gedaan werd in Zijne
j gunst is.
Daar wordt gewaarschuwd tegen een te
veel van predikanten dat er dreigt te komen
gezien de groote getallen van hen die in
Amsterdam1 en Kampen studeeren.
Ik stem dit toe. Maar het tekort aan pre
dikanten Avaaronder de Kerken lang gezucht
hebben en dat deze talrijke beroepen door
de menigte vacante kerken deed ontstaan is
ook allesbehalve een gewenschte toestand.
Het lijkt me dan nog beter, dat een do
minee of ook een candidaat eens naar een
beroep wat lang moet Avachten, dan dat de
kerken soms jaren móeten wachten naar een
idominé.
Welke groote kerk wias het ooik weer dé
20 maal tevergeefs beriep v. D.
DRIETAL TE
Loosduinen (2e pred. pl.)D. v. Dijk te Groningen.
J. van Herksen te Hillegorn.
H. A. Munnik te Zwolle.
TWEETAL TE
UrkJ. P. C. ten Brink te Westmaas.
W. Doorenbos te Gerkesklooster-Stroobos.
Oldebroek C. M. ITuizenga te Scharnegoutum.
II. v. d. Zanden te Wapenvelde.
GoudaD. B. Hagenbeek te Ylaardingen.
J. A. Schep te Bolnes.
BEROEPEN TE
ZandvoortR. J. v. d. Meulen hulppr. te IJmniden.
Oudega W.J. Snoeij cand. te Tinte.
Sassenheim en 's Gravenhage-OostH. Holtrop te
IJmuiden-Oost.
Delft (als 3e miss. pred. voor Solo)J. H. Bavinck
te Heemstede.
Metslawier en NijawierJ. Maaskant te Echten.
Oldebroek: H. v. d. Zanden te Wapenvelde.
Lemmer H. W. H. van Andel te Sint-Pancras.
Urk:"W. Dcorenbos ter Gerkesklooster-Stroobos.
IJmuidenW. Seinen te Opperdoes.
VlissingenN. Willemse, te Abcoude.
DokkumJ. H. Kroeze, te Reitsum.
MaastrichtK. W. Derksen cand. te Gouda.
NieuweroordA. H. Piersma te Sleen.
AANGENOMEN NAAR
Delft (als 3e miss. pred. voor Solo)J. H. Bavinck
te Heemstede.
OosthemR. H. Kuipers cand. te 's Gravenhnge.
's Gravenmoer J. Snoeij cand. te Tinte (bij Brielle).
BEDANKT VOOR
LeensW. J. Smidt te Dwingeloo.
Pijnacker-NootdorpR. H. Kuiper cand te
's Gravenhage.
Stellendam, Stadskanaal, Pekelderweg, Westerlee en
Oudega (W.)J. Snoeij, cand. te Tinte.
ArumA. H. Piersma te Sleen.
De Heij-Tnindorp. Ds. H. D. Drenth, die Zondag
door ds. J. Schoonhoven als eerste predikant bij de
kerk van Tuindorp-Heijplaat was bevestigd, deed zijn
intrede bij de gemeente.
Tot tekst was gekozen 1 Cor. 2 2 en het thema:
„Jezus Christus en Die gekruisigd als den inhoud der
Evangelieprediking1' ontwikkeld als volgt
lo. Het feit, dat Paulus die prediking zich voor
nam 2o. de reden waarom hij zóó wilde prediken
en 3o. het oogmerk, dat hij met die prediking be
doelde.
De classis Dokkum heeft na gehouden peremp
toir examen toegelaten tot den Dienst des Woords
en der Sacramenten, de heer IJ. Nauta, te Terzooi,
beroepen predikant bij de kerk van Ternaard (Fr).
De classis 's-Gra^enhage heeft praeparatoir ge
ëxamineerd en beroepbaar verklaard de heer I. Groe-
nenberg, te 's-Gravenhage. De heer Groenenberg is
bereid des Zondags de kerken te dienen en zal gaarne
na 1 Dec. een eventueel beroep in overweging nemen.
Zijn adres is Valkenboschlaan 146, 's-Gravenhage.
Door de classis Dordrecht is praeparatoir ge
ëxamineerd en met algemeene stemmen toegelaten
om te staan naar de bediening des Woords en der
Sacramenten, de heer A. de Bondt, te Zwijndrecht.
De heer De Bondt verzoekt ons mede te deelen dat
hij gaarne een eventueel beroep bij de kerken in
overweging zal nemen. Zijn adres isKerkstraat 43,
Zwijndrecht.
De classis Zutphen heeft praeparatoir geëxamineerd
en met algemeene stemmen toegelaten om te staan
naar de Bediening des Woords, den heer W. G. Bo-
vendorp, te Brummen F 10. Peremptoir werd geëxa
mineerd en eveneens met algemeene stemmen toegë-
laten, de heer E. I. F. Nawijn, beroepen predikant
te GeesterenGelselaar.
Door de Classis Enkhuizen zijn praeparatoir
geëxamineerd en toegelaten om te staan naar den
dienst des Woords in de Kerken de heeren D. Broer Jr.
te Andijk (postadres-Andijk-Oost), en J. R. Hommes
te Enkhuizen.
De heer Broer zal gaarne een eventueel beroep in
overweging nemen. Met het oog op voortgezette
studiën verzoekt de heer Hommes den Kerken voor-
hij' over eenige maanden Aveer vrij!, hij) kon
toch niet naar het ouderlijk huis terugkeeren,
dat Avas uitgesloten, dat sprak* vanzelf. Nooit
zou hij hen, die hem vroeger lief waren,
Aveer onder oogen durven komen, ooik al
Avist hij' zich nu onschuldig.
OnschuldigEn toch in de gevangenis.
Waarom dan toch Waarom' had God' dat
niet verhinderd H ij was toch machtig, H ij
had toch de waarheid aan het licht kunnen
doen komen Waarom! had Hij' dat dan niet
gedaan. Had de Heere hem dan niet meer
lief
En dan kwam Satan en blies hem: in het
oor, dat de Heere hem' natuurlijk niet meer
liefhad. Hoe kon God hem liefhebben. Hem,
die z'n beste jaren, verboemeld' had', die na
ontvangen vergiffenis Aveer was gevallen en
toen Avas gevlucht. Zulke dingen vergaf de
Heere nooit.
Maar dan dacht hij weer aan Jacob1. Die
had toch ook z'n vader bedrogen, en z'n
broer, op' een allerschandelijkste manier. Had
ook moeten vluchten. En die Jacob1 had ook'
na z'n vlucht zooveel leed moeten dragen,
hoewel hij toen toch geen bijzonder kwaad
deed. En toch stond er in dat Woord, dat
nimmer liegt Jacob heb ik liefgehad.
Zou God ook hem, Jan Ribbéns, dan
misschien kastijden, omdat Hij hem liefhad.
Om hem' te louteren
En dan kon hij gelukkig bidden. Smeeken,
dat de Satan toch geen vat opj hem mocht
hebben, om berusting in tegenspoed.
(Wordt vervolgd)