begint. Breslau en Görlitz. DADERS DES WOORDS. Afhouding van het H A. eerst noodig. Doorgevende handen. INGEZONDEN STUKKEN. kan men zeggen dat de censuur daatimée Maar doorgaans maakt mlen hier een an dere onderscheiding. Wanneer men dan spreekt van het zetten onder de eerste trap) der censuur, bedoelt men daar dan mee het aan de gemeente bekend maken dat een broeder of zuster onder de kerkelijke censure gesteld is. Dit nu behandelt de K.O. in een ander artikel, n.l. 77. Daar Wordt gehandeld over de drie vermaningen, die mloeten ge schieden zal er daarna afsnijding kunnen' ge schieden. En de eerste van die drie vermanin gen is dan, dat zonder het noemen van den naam des zondaars, aan de gdmleente wiordt te kennen gegeven de hardnekkigheid van den zondaar met aanwijzing van de zonde, waar aan hij zich heeft schuldig gemaakt. Dat bekend maken aan de gemeente, dat er in haar midden een zondaar is, wOrdt dus duidelijk onderscheiden van de in art. 76, genoemde afhouding van het H.A. Die twee actein zijn niet dezelfde. En zoo zegt de K.O. duidelijk die afhouding van het H.A. moet altijd voorafgaan, aan die „eerste ver maning". Het schijnt dat dit niet altijd wordt inge zien en dat men bij openbare grove zonden1, meent aanstonds te moeten beginnen met een ceinsure, waarvan aan de gemeente wordt kennis gegeven, zij het al zonder het noemen van den naam des zondaars. Het motief, dat mien daarvoor dan bijbrengt is, dat de gemeente alleen zoo. bevredigd wordt, en kan zien dat de kerkeraad1 niet stil zit. Met name zoo vernemen we wordt deze handelwijze hier en daar in practijlk ge bracht, bij overtreding van het zevende gebod. Toch meenen we dat de K.O. hier dui delijk genoeg spreekt om te doen zien dat die handelwijze niet door haar autoriteit kan gedekt worden. In art. 76 spreekt ze van een openbare of anderszins een grove zonde. En wanneer die gepleegd is, dan moet niet de eerste verma ning van art. 77 toegepast, maar dan moet er Zijn afhouding van het H.A. Volgens de practijk, die dan hier en daar zou bestaan, zou art. 76 dan aldus moeten luiden Zoo wie hardnekkiglijk de vermaning des kerkeraads verwerpt en desgelijks, wie een openbare of anderszins een grove zonde gedaan heeft, zal onder de eerste trap van de kerkelijke censuur gezet worden, waarmee dan bedoeld is gezet, worden onder een censure, Waarvan aan de gemeente wordt kennis gegeven. Maar dat staat er niet. Er staatdie zal van het Avondmaal des Hoe ren afgehouden worden. En art. 77 zegt ook weer heel duidelijk aleer men, n a de af houding van het H.A. en de daarop nog ge volgde onderscheiden vermaningen tot de afwijking komt enz. Het eerste Wat dus gebeuren moet na een grove of openbare zonde is de afhouding van het H.A., of de z.g.n. „stille censuur". Dat wil evenwel niet zeggen dat deze ge- heele handeling buiten de gemeente moet om gaan. Er is ook een art. 35, handelend over de „verzoening". Dat artikel zegtvan al zulke zonden, die van haar nature wege openbaar, of door verachting der kerkelijke vermaningen in het openbaar gekomen Zijln', zal de verzoening (wanneer men genoegzame teekenen van boetvaardigheid ziet) in zulken vorm en manier geschieden als tot stichting van iedere kerk door den kerkeraad be kwaam zal geoordeeld worden. Of Zij in be paalde gevallen openbaarlijk geschieden zal, wordt, wanneer daarover in den kerkeraad verschil is, in kerken, vVaar maar één Die naar is met advies van twee genabuurde kerken beoordeeld. Wanneer iemand van het H.A. is afge houden kan het met hém' twiee kanten uit gaan. Het kan Zijfn, dat de afhouding van het H.A. niet leidt tot waarachtige bekee ring, dan moet vanwege zijn hardnekkigheid volgen de kerkelijke b'an, die begint mot de eerste vermaning, van het aan de gemeente bekend maken, zonder naam', dat er een zon daar in haar midden Is. Dan gaat dus de stille censuur al over in een bekende enbhjift de gemeente er dus niet buiten. Maar het kan ook zijn, dat de zondaar tot berouw komt, en dat berouw mioet dan lei den tot verzoening met de gemeente. Daar voor is noodig dat de gemeente met het berouw van den zondaar in kennis gesteld WOrdt. Ook zoo blijft de1 gemeente er niet buiten. Dat nu kan op, verschillende manier geschieden. Voor wat betreft het berouw over de zonde tegen het zevende gebod kan het geschieden door meedeeling van den kansel, met het noemen van de namen of ook Wel zonder dat noemen van de namen. Er ware hierover nog Weel wat meer te Zeggein natuurlijk. Maar dit meenen we kan voldoende zijln om aan te toonen dat het begin van de kerkelijke censure altijd ligt in de afhouding van het H.A. of de z.g.n. stille censuur. zich openende handen. De handen van' va der en ^moeder. De handen der Werkgevers. En die handen zijn dan- doorgevende handen. Wat God yin die handen legt wordt d/aar dan ingelegd «net de bedoeling, een deel daarvan door Je geven. En dat doorgeven moet dan gaan naar den wil Gods. En wan neer we xiets gekregen hebben om! dat door te geven aan anderen, stelen we wanneer we daarvan zouden achterhouden voor ons zelf. God heeft vele handen dit jaar rijkelijk ge vuld door ,de opening Zijner hand. Daarvan is zeker wél een deel bestemd om doorge geven te worden aan hen, die de akkers heoL bén bearbeid. Moge die .roeping worden verstaan en ge volgd en oen flinke extra toelage het hart van velen verblijden. HEIJ. Onderstaande circulaire, die wij! aan alle Kerken in Zeeland hebben toegezonden, ge ven wij om het belang der zaak ook een plaats in onze Zeeuwsche Kerkbode Aan de Gereformeerde Kerken in Zeeland. WclEerw. en Eerw. Broeders. Ongetwijfeld zult ge U nog herinneren, dat in het jaar 1923—'24 in onze provincie een collecte is gehouden tot steun van het Gerei, leven in Duitschland. Voor Zeeland bepaalde zich die steun tot de beide kerken in Görlitz en Breslau. Doordat deze collecte een zeer hoog bedrag heeft opgebracht, was het Zeeuwsche Co mité in staat deze 4 jaren een behoorlijken steun aan deze beide kerken te bieden, zonder daartoe tot dusver een tweede collecte noodig te hebben. Intusschen is, mede naar we bescheiden meenen te kunnen zeggen door onzen arbeid het kerkelijk leven in die plaatsen en omge ving beter geregeld tevens ontving dit een niet geringe uitbreiding door den merkwaardi- gen bloei van de gemeente te Oderwitz, in de nabijheid van Görlitz. Hoezeer deze Gereformeerde, door Zeeland tot nog toe gesteunde, kerken de aandacht trekken blijkt ongetwijfeld uit hetgeen de Sv- node van Groningen in 1927 besloot (zie Acta bl. 92) n.l. „Afgevaardigden te zenden naar de Freie Evangelische Gemeente te Görlitz en zoo mogelijk ook naar die van Bres lau om naar de kerkelijke toestanden al daar een grondig onderzoek in te stellen, zoo noodig tot verdere reformatie opi te Wekken, daarbij in dat geval krachtig hulp te verleenen en opi de e.v. Generale Sy node van de bevindingen dezer afgevaar digden rapport uit te brengen en advies te geven over het verzoek van de Freie Evangelische Gemeente te Görlitz olmimet onze kerken in correspondentie te 'tre den." Zonder op dit rapport vooruit te loopen, mag blijkens den steun dien de beide afge vaardigden Dr. Keizer en Ds. Ruil- m a n n aan deze circulaire door hun onder- teékening bieden, het Zeeuwsche Comité toch de gegronde waarschijnlijkheid uitspreken, dat de steun in het vervolg een zaak zal Worden van het geheele land. Dit moet echter wachten tot na de Synode van Arnhem in 1930. Evenwel is thans onze kas' ledig. In beraad met de genoemde afgevaardig den doet nu het Zeeuwsche Comité, mede ook in overleg met de predikanten die het Moderamen van de jongste Particuliere Sy node hebben 'uitgemaakt, opnieuw een be roep op de Zeeuwsche kerken, om! het mbge- lijik te maken de genoemlde Duitsche1 ge meenten in dien tusschentijd niet zonder eenigen steun te laten. Die gemeenten zijn voor een deel nis het Ware onze Zeeuwsche pleegkinderen geweest: We vertrouwen dat het den kerken in onze provincie aangenaam' zal zijp, dien blijkbaar zoo gezegenden onderstand ook voor de Vol gende twee of drie jaren' te verleenen. Met volle vrijmoedigheid durven daaro'm' ondergeteekenden voor deze noodige zaak' bij' U aan kloppen. Het zou ons aangenaam zijn, indien binnen niet al te vele maanden die col lecte b'ij ons binnen kwam. Indien ze wat naar het einde van het Synodejaar verscho ven moest worden, dan zullen onderge teekenden het zeer opi prijs stellen van uwen scriba daarover eenig bericht te ontvangen. Met broedergroete en hoogachting, Het Comité v.n. Ds. P. VAN DIJK, Serooskerke, Voorz. Ds. A. C. HEIJ, Koudekerke, Scriba. Ds. F. J. v. d. ENDE, Kamperland, Penningiml N. J. BASTMEIJER, Goes. in hun discussies mengen. Wij' kunnen niet goedkeuren, dat zij geen toenadering tot onze kerken zoeken, wijl oplossing van de kerke lijke kwestie voor ons land een levensbelang blijft, maar overigens gunnen we hen ten volle de vrijheid van beweging, waaraan zij behoefte hebben. Wij wenschen, dat onze kerken dezen rustigen t;i,d waardeeren zullen en gebruiken tot verheldering en verdieping van heur leven, wetende, dat de ons nu ge gunde gelegenheid niet altijd duurt. Vele van onze voormannen zijln aan den' arbeid om' voor te bereiden, teneinde de volgende Sy node het mogelijk te maken heele belangrijke beslissingen te nemen. Zoodra de rapporten publiek zullen zijn, is het weer met onze betrekkelijke rust uit, want dan zullen weer kolommén vol geschreven worden in de ker kelijke pers en het zou al heel wonderlijk moeten zijn, dat allen het aanstonds eens zouden zijln over wat er voorgesteld wordt. Wij behoeven ons daarover niet ongerust te maken, want onze kerkelijke vergaderingen zijn van dien aard, dat er geen onbezonnen dingen geschieden zullen. Al wat er in onze Kerken gebeurt, is openbaar. Vriend en vij and kan weten, wat er omgaat en daardoor is ieder in de gelegenheid om er kritiek over uit te oefenen en het ontbreekt daaraan ook niet. Wij moeten nu eenm'aal door goed1 en kwaad' gerucht heen, doch' wezenlijke schade hebben we daarvan nog nooit geleden. En hoewel ook onze Kerken niet allen bevredi gen kunnen en er buitenstaanders zijn, die vele aanmerkingen hebben, toch1 k'olmlt hét steeds uit, dat onze kerkelijke besluiten een middel zij'n o'mi ons kerkelijk leven vrucht baar te maken. Daaraan is het voor een groot deel te danken, dat we na dagen van onrust en woeling telkens weer rustige tijden heb ben, waarin de Kerken heur taak kunnen verrichten en heur gang kunnen gaan. Als we dit helder zien, waarlijk dan, hebben we rijke stof om den Heere te danken voor wat Hij aan ons en ons volk in de Gereformeerde Kerken thans nog schenkt. Onberekenbaar is de zegen, welken God geeft in Kerken, die in 't midden van een volk de bediening van 't Woord en de Sacramenten zuiver bewaren en die de wacht houden, dat hare beginselen niet verzwakken en niet verdonkerd worden. Wij zijn aan deze weldaden gewoon en Wij loopen altijld gevaar om ze in mindere pf meerdere miate te vergeten. Daarom' blijft het noodig, dat we de oogen daarvoor oipien- houden, want dan zal elk onzer oioik uit er kentelijkheid voor ons kerkelijk leven het goede blijven zoeken. Wij zullen dan tevens verstaan, dat wij niet genoeg hebben, al dee- len wij in alle weldaden, welke wij' steeds ontvangen en wij zullen ons benaarstigen om lévende leden te zijn, opdat we het eeuwig mogen blijven. Bovendien zullen We niet ver vallen in de fout om te denken, dat het jer minder op ^ankomt, hoe het met de zicht bare Kerk gaat, neen wij! zullen ,ppi onZe beurt bijdragen om Imée te helpen zorgeln voor haar belijdenis en 'haar wandel. Wii mogen geen aanleiding geven, dat anderen zeggen die Gereformeerde Kerken zijn wel zeer gesteld ppi de zuiverheid harer belijde nis, maar ziji vergeten, dat onder de eigen schappen van Christus' Kerk pok' genoemd wiordt haar heiligheid. Wijl moeten het een doen en het andere niet nalaten. Wij hebben het pand ons toebétrouwd te bewaren, maar wij moeten ook door ons leven een goedé reuk Christi verbreiden. Wij1 kunnen best verdragen, dat niet alle menschen goed van onze Kerken spreken en het valt ons wel eens pijnlijk, dat ook Zij' die met ons één zelfde belijdenis hebben, daarin meedoen, doch het voornaamste is, dat elk onzer een onergerlijke consciëntie voor God heeft. Ten slotte Wil ik nog even wijlzen opi het resul taat, in de Reformatie meegedeeld, waartoe het onderzoek geleid heeft door Prof. Heipp ingesteld naar het oordeel der leden onzer Kerken over de tegenwoordige prediking. Misschien kom ïk er later nog op terug, maar ik verwijis u er opi dit o ogenblik even naar om uit te laten komen, dat dit ook geen oorzaak behoeft te zijn om ons in on rust te brengen. Hoewel we niet anders heb ben verwacht, toch is dit dunkt me zeer verblijdend. Indien er al eenigen waren, die vermoeden, dat zulk een onderzoek w'el eens aanleiding zou kunnen geven tot nieuwe moeilijkheden, toch blijkt het nu reeds dui delijk, dat er voor zorg geen plaats Was. Wat nu te denken van die predikanten, van' wie Woord en Geest uitsprak, dat zij op hetzelfde standpunt als Geelkerken stonden en wat te denken van een man, die eeki! dergelijke uitspraak publiek heeft gedaan. Ik zal mijl wel wachten voor een oordeel, maar voor de zooveelste maal is gebleken, dat menigeen er lust in heeft oml ons in onzen', goeden naam niet .m!et rust te laten. Wees op Uwe hoede, dat ge U nooit doipr zulke insinuaties laat schokken. Het herinnert ons alleen, dat wij nog altijd zijn in een strijV dende Kerk, die leeft in 't midden van' eöp wereld, waarin men vaak aan de wet des Heeren te kort doet. BOUMA. Met dit opschrift willen we al dadelijk aangeven wat we met dit artikel beoogen, n.l. er op te Wijzen, dat de kerkelijke tucht daar altijd mee mioet beginnen. Dat men dus niet mag overgaan tot het z.g.n. zetten onder de eerste trap der kerkelijke censuur vóór dat eerst toegepast is de afhouding van het H.A. Daarbij' zal noodig zijn eerst jets te zeg gen over de hierbij gebruikte termen, omdat die niet altijd in denzelfden zin genomen Worden en daardoor weieens verwarring ont staat. Het komt wel voor, dat mén de afhouding van het H.A., de z.g.n. stille censuur van art. 76 K.O., de eerste trap van censuur noemt. Wanneer men het zoo bedoelt dan Gaarne verleenden wé plaats aan een in gezonden stuk van het bestuur der_ geweste lijke organisatie Zeeland van „Patrimonium'" onder het opschrift „Dankdag". Het komt ons voor, dat de daarin uitge sproken gedachte ernstige overweging ver dient. En het zou ons zeer verblijden, wan neer die gedachte leiden mocht tot een daad werkelijk betoon van dankbaarheid aan den Heere onzen God, door te doen meedeelein hen, die daarop aanspraak mogen maken. Dezelfde gedachte werd door ons uitge sproken in een artikel, dat wie in Februari van dit jaar in de Kerkbode plaatsten onder den titel „Doorgevende handen". We wezen (er toen op, dat de verzadiging van al wat leeft, ligt in de opening van Gods hand. Ps. 145 16 zegt het duidelijkGij' doet Uwe band open en verzadigt al wat er leeft Jiaar Uw welbehagen. Maar voor die verzadiging gebruikt {le Heere dan vaak vele Ondergeteekenden willen gaarne aan het nevenstaande iets toevoegen. Wij waren verrast en verblijd door wat wij in Görlitz en Breslau, maar inzonderheid ook in Oderwitz aan gereformeerd belijden en le ven vonden. Werden Wij1 daar gevraagd „eenig wioord van vertroosting te spireken", wij1 deden dit gaarne, maar kunnen ook verzeke ren, dat wij z e 1 v e n, door wat wij in Oder witz hoorden en zagen, ten zeerste vertroost zijn geworden. Inderdaad mag deze circulaire dan ook spreken van een niet geringe uitbrei ding van het kerkelijk leven door den merkwaardigen bloei van de ge- m e e nt e te Oderwitz. Wat wij daar mochten zien deed ons hart kloppen van dankbaarheid aan God deed ons aanbidden het wondere bestel' Zijner ge nade. Daar te Oderwitz is een gereformeerd kerkelijk leven tot ontwikkeling gekomen, dat veel doet verwachten. Daar wordt gewerkt met het vuur en den ijver van jong en krach tig leven. Midden in den zomer, in den oogst tijd, midden in de week spraken wijl daar in een particulier huis voor een saamgepakte menigte van tachtig menschen. Ze waren t <e- gestroomd uit den wijden omtrek, zelfs uit Tsjecho Slowakije. Ze zaten in de woonka mer, in de keuken, in de gang en op de trappen aandachtig te luisteren naar de ver kondiging des Evangelies. Een geschikte plaats van samenkomlst is hier dringend noodig. Voor dit doel Werd dan ook reeds een mooi gelegen stuk' grond gekocht, en materiaal voor een kerkgebouw opi het terrein aangesleept. Toch kan er van den bouw voorshands niets komen, omdat er tegen een hypotheek die een driedubbele overwaarde heeft (een gansch onbezwaarde boerderij) geen geld te krijgen is zelfs niet tegen 10 piCt. Dit staat in verband1 met bui tengewone fiscale omstandigheden in Duitseh- Ha(nd'. Is er nu onder onze Hollandsche Gerefor meerden niet iemand die tegen 5 piCt. a 6 piCt. tien duizend gulden op eerste hypo theek opi een onbezwaarde boerderij wil lee- nen Oderwitz moet geholpen! En spoedige hulp is dubbele hulp. Weldra zal zich dan een Gereformeerde Classis Silezië kun nen vormen, want een vierde gemeente is reeds aan het komen. Wij zullen de kerken van Zeeland innig dankbaar zijn indien zij', als voorheen, ook nu weer steun bieden. Met grooten aandrang en volle vrijmoedigheid bevelen wij deze jonge en kleine buitenlandsche kerken bijl die van Zeeland aan. Dr. G. KEIZER. Ds. J. C. RULJ-MANN. Ook de ondergeteekende beveelt het ver zoek om steun tot sterking van het Gerefor meerde leven in Silezië mét warmte aan. Het is heerlijk te ervaren, dat deze kleine Ge reformeerde kerken tot nu toe, ook in hun volstrekt isolement, Zijln staande gebleven en zich in groei mogen verheugen. Zij kunnen echter den aanvankelijk genoten steun nog niet missen en het Gereformleerde Zeeland zal de eenmaal op zich genoimlen taak' niet ten halve ongedaan willen laten. H. COL.IJN. De zaak in deze circulaire voorgedragen Wlordt hartelijk aanbevolen door den Praeses en den Scriba van de laatst gehouden Par ticuliere Synode van Zeeland. Ds. R. J. v. d. VEEN, h. t. Praeses. Ds. A. SCHEELE, h. t. Scriba. Buiten verantwoordelijkheid der Redactie. MIDDELBURGSCHE GEREFORMEERDE JEUGDCENTRALE. „Wat is dat nu weer „Zijln er al niet vereenigingen genoeg in onze organisatie- zieke dagen Broeders en zusters, Wij nemen U deze vragen niet kwalijk en kunnen het volkomen begrijpen dat ge de schaduwzijde van 'het steeds stijgend aantal vereenigingen niet wilt onderschatten. Maar dat heeft toéhl eigenlijk met een Gereformeerde Jeugdoehtrale vol strekt niets te maken. Immers het kind', dat 12 October j.l. in de consistoriekamer van de Gasthuiskerk voorspoedig geboren is, koestert allerminst de pretentie een nieuwe vereeniging Je zijn. IntegendeelEen centrale is iets dat niet naar veelheid, maar naar eenheid, niet naar verbrokke ling, maar naar s a ;m' e n b i n d i n g streeft. Wij bedoelen contact te leggen tusschen de verschillende organisaties, welke zich aan den Gereformeerden Jeugdarbeid wijlden, el kander noodig hebben en gemeenschappelijke idealen beoogen. Sinds op 11 Januari 1922 de Landelijke Centrale voor Jeugdarbeid op Gereformeer den Grondslag werd opgericht, mochten ook vele plaatselijke Gereformeerde Jeugd- centrales tot levenslicht komen. Maar Middelburg bleef achter. Nu ligt Middelburg in één der uithoeken van ons vaderland. Dat verklaart misschien iets. Echter Middelburg is Zeeland's hoofd stad en daarom miag Zij niet achter blijven. Ook onze oude veste haat conservatisme. Overtuigd van de n Oi o d z a k e 1 ij' k h e i d eener centrale, zijn wij dan ook tot oprich ting gekomen. Tegenover de sociaal-demloera- tische vrije jeugdvorming, die zich in de centrale van Arbeiders jeugd vereenigingen Con centreert en tegenover talrijke instituten van neutrale vrijie jeugdvorming, mogen onze Ge reformeerde jonge imienschen in Middelburg niet langer ongeorganiseerd' blijven staan. Het doel van onze centrale is dan ook niet alleen het verleenen van steun aan en het leggen van contact tusschen onze plaatselijke Geref. Jeugdvereenigingen, maar niet minder het bevorderen van belangstelling in den ar beid der Vrije Jeugdvorming in Geref. krin gen en het medewerken tot verdieping van kennis der Geref. beginselen. Wij willen daar toe een intensieve propaganda vloe- ren en roepen de hartelijke medewerking en belangstelling van alle broeders en zusters, inzonderheid van de ouders in. Wanneer wij! op Uw aller sympathie en steun miogen reke nen, dan zal met Gods hulp onze Jeugd- centrale zich ongetwijfeld krachtig ontwik kelen en tot rijken zegen worden voor onze Geref. jongens en meisjes in Middelburg. Op uw portemonnaie doen wij vooralsnog geen beroep. Uw principiëele en ideëele steun is ons goud waard. Spoedig Jiopen wij meer van ons te doen hooren. Namens de Middelburgsche Geref. Jeugdeentrale, Het moderamlen Ds. D. RINGNALDA Jr., Voorzitter. M. WATTEL, Secretaris. B. H. LAVOOIJ, Penningmeester.

Krantenbank Zeeland

Zeeuwsche kerkbode, weekblad gewijd aan de belangen der gereformeerde kerken/ Zeeuwsch kerkblad | 1928 | | pagina 2