Weekblad voor de Gereformeerde Kerken in Zeeland. 42e Jaargang. Vrijdag 2 November 1928. No. 44. RedactearenDs. P. VAN DIJK te Serooskerke (W.) en Ds. A. C. HEIJ te Koadekerke. Persvereeniging Zeeuwsche Kerkbode. UIT JiET WOORD. Verdrukking om des Geloofs wil. Kerkelijk en Geestelijk Leuen. ZEEUWSCHE KERKBODE Vaste medewerkersD.D. L. BOUMA, P. J. v. d. ENDE, B. MEIJER, P. STAAL Pzn., en R. J. v. d. VEEN. AboiinemetitsprIJsi per kwartaal b(j vooruitbetaling f 1,— Afzonderlijke nummers 8 oent. Advertentleprijsi 15 oent per regelbij jaarabonnement van minstens 500 regels belangrijke reduotie. UITGAVE VAN DE Adres van de Administratie: Plrma LITTOOiJ OLTHOPP. Middelburg. Beriohten, Opgaven Predikbeurten en Advertentiën tot Vrijdag morgen 9 uur te zenden aan de Drukkers LITTOOIJ is OLTHOFF Sparyaardstraat, Middelburg. TELEFOON 2 3 8. GIRONUMMER 42 28 0. Ik weet uwe werken en verdrukking. Openb'. 2:9a. „In de wereld zult g"ij: verdrukking heb ben." Met dit woord heeft onze Heere voor de Zijnen alle hoop afgesneden op een le ven van rust en gemiak in den tijd, welken zij vóór hun opneming tot Hetan hier pp aarde nog wachtend hebben door te bren gen. Zij zijn niet alleen vreemdelingen hier beneden, die hun hart niet aan de aardsche dingen miogen wegschenken, tataar ze wor den deswege opk geplaagd en verdrukt, 't Wordt hun kwalijk genomen dat zijl mlet hun Meester niet van deze wereld zijn. Hun ideaal en hoop' van een hemelschie heerlijk heid' wekt biji de kinderen der wereld afkeer en vijandschap'. Het geloof brengt de tegen stelling, de antithese, mee. Als liet deze niet te gevoelen krijgt, ligt dat daaraan dat het geloof zichzelf niet voelt. Er zijin niet vele jaren noodig geweest om de bovenvermelde profetie van onzen Heere te bewaarheiden. Geen halve eeuw waar schijnlijk, nadat Hij gezegd had „Gijl zult verdrukking hebben", zien Zijn barmhartige oogen neder opi de vervolgde kerk van Smyr na en klinkt het uit Zijn mond haar toe „Ik weet uw werken en verdrukking". En voor wie weet dat de zeven gemeenten van Azië in haar onderscheidene toestanden ien omstandigheden ons het beeld teekenen van het veelzijdige leven van de Kerk des Hee ren van alle plaatsen en alle tijden, bevat dit woord ook de weerspiegeling van eigen situatie in de wereld. „Verdrukking." Dat is een algemeen woord en schijnt daarom niet zoo sterk te spireken als armoede, vervolging, gevangenschap', te rechtstelling. Ge leest het haast over 't hoofd om te zien naar hetgeen de Heere verder van Smyrna's noodtoestand zegt. Maar sta er bijl stil Want hoewel schijnbaar weinig zeggend is het toch zwaar van inhoud. Juist omdat dat woord zoo algemeen is, bevat het zooveel. Verdrukking is het woord, waarmee de vij'andige actie der wereld tegen de Kerk aangeduid wordt. Daar ligt in opge sloten al het kruis, dat het ongeloof den belijders van Jezus' Naam oplegt. „Verdruk king" dat zegt u dat er geen ding, geen verhouding in het leven is, waarin ge niet om des geloofs wil getroffen kunt worden. Als de wereld kwaad wil, komt zij; u opi lederen weg tegen. Dan is er geen stuksken van het leven meer, waarin gij! nog met rust gelaten wordt. Dan zijlt ge rechtloos, vogel vrij', en is er niets te feeders en te heiligs dan dat het niet tegen u zou worden gebruikt. De wereld strijdt tegen ous over heel de linie. Daar is geen punt, waarop zij niet den aanval inzet. Zij kan alles voor u vergallen en verzuren. Ge kunt in uw arbeid en be- roepi tegengewerkt en onmogelijk gdm'aakt wopdeta. Uw gezins- en familieleven kan oim des geloofs wil verscheurd worden. Ge kunt vervreemden van hen, die u lief en dierbaar zijn. Ge kunt overal en in elk ding opi de antithese stuiten. De geest der wereld dringt in alles in o,m u te verdrukken. Zelfs de schoot der Kerk is haar niet heilig. Ook in de Kerk kan zij haar vijandschap en haat aan de getrouwen, des Heeren doen onder vinden. Het gezelschap der hypocrieten heeft de Kerk des Heeren al heel wat zuchtens ge kost. Omdat de verdrukking zoo algem'een is, is ze zoo gevaarlijk. Ge kunt beter een hevige vervolging doorstaan. Dat duurt maar kort en vraagt slechts voor een, oogenblik de in tense spanning uwer geestelijke kracht. Maar dat altijd tegengestaan, dat altijd tegenge werkt worden mat u eerst recht af. Dat brengt u in verleiding. Dat drijft er u toe om' maar af en toe te zwichten en toe te geven. Ge kunt immers toch niet altijd tegen den stroom opi. Het wordt u soimis teveel. Ge wilt wel even het kruis van den schouder laten zakken. Ge wilt Wel even de beroerde natuur rondom u stil zien worden. En zjo geelt ge u over en laat den geest der we reld, welks opmarsch gij als krijgsknecht van Jezus Christus stuiten moest, voorttrekken ook over uw erf en door uw leven. Het is dan ook geen geringen lof, dien de Verheerlijkte aan Smyrna's ge'mleente geeft, wanneer Hij tot haar zegt„Ik weet Uw ver drukking". Zij had de wapens niet nederge- legd, den strijd niet gestaakt. Hoe algemeen en hardnekkig de bestrijding der wereld ook was, hoe men haar ook' in alles1 den voet dwars zette, zijl was haren Heere1 trouw1 ge bleven. Smyrna's Kerk is voor de Kerk van alle eeuwen een bezielend voorbeeld van vol standige bereidvaardigheid om voor den Naam des Heeren Jezus te lijden. Een bezielend, maar misschien voor velen onzer .ook een beschamend voorbeeld. Ge hoort de Christenen van Onze dagen Weinig klagen over verdrukking van de zijde der wie- reld. Men neigt er haast toe om aan te ne men dat het ongeloof de w'apienen tegen ons laat rusten. Ge vraagt u af of de vrede gle- teekend is, of het woord van Jezus „In de wereld zult gij verdrukking hebben," niet meer geldt voor onzen tijd. Kunnen wij over zulk een verhouding tus- schen de wereld en de Kerk gerust zijn Mogen wij ons daarover verblijden.? Ten deele wel, want het voorzienig en goeder tieren bestel Gods tempert in sommige tijden het vuur van den haat bij' het ongeloof. De Heere leidt de dingen wiel eens zoo dat Zijn volk voor een oogenblik adem mlag scheppen. Maarnooit mogen wij, van ons afzetten de vraag of de rust, die wij' genieten, niet door ons werd gekocht ten kóste van een kloek en getrouw belijden. De vrede kon ook wel eens verkregen zijn door zwichten en toegeven, waar wij moestem strijden en verduren, 't Kon ook zoo wezen dat bijl Ve len onzer de geestelijke weerstand gebroken is, dat wij Zijn ingepalmd door 't ideaal van een voorzichtige vriendschap' met de wereld. Zijin wij nog een volk, dat offers wil brengen voor de waarheid, dat het aandurft om bela- chen en achteruitgezet te worden om de goede belijdenis Willen wij nog op onze schouders nemen dat zware kruis van een levenslange miskenning en tegenwerking door ons geslacht Als 't belijden kloeker wordt, wordt de verdrukking zwaarder. Dan gaat de doornen kroon der wereld, die van ons Hoofd opi ons afviel, ons scherper wonden. Dan verschijnt de Kerk meer in het teeken van het kruis. Dan worden wij weer als Smyrna. Maar dan is ook weer onzer het loom van het getrouwe Smyrna. Dan klinkt het ook ons uit den mond van den Verheerlijkten Christus tegen „Ik weet uw verdrukking". Dat Hij acht slaat op' liet lijden, dat wij om Zijtas Naams wil dragen, het zij' ons genoeg. Grooter, heerlijker loon kan ons niet ge schonken worden. Zijn ontfermende oogen zien neder op Zijin verdrukte volk. Vanaf Zijn troon slaat Hij! onzen strijd gade. Niets van wat Zij'n getrouwen om Zijnentwil verduren ontgaat Hem. Hun bloed, hun tranen en hun lijfden Zijn dierbaar in Zijn oog. Dat achtgeven van onzen Heere opi onze Worsteling en benauwdheid houdt de belofte in van Zijin hulp en w'at meer zegt ook van de kroon, die Hij geven zal aan een ieder, die in Zijn dienst Wettiglijlk streed. H. VANHAELEN. RUSTIG. ii. Het is ook heel rustig in ons kerkelijk le ven. Onderwerpen, waarvan we zeggen kun nen, dat zij het hoofd en het hart van al onze leden vervullen, zijn niet aan de orde, zooals indertijd het geval was met de kwes tie van ar. Geelkerken. Toen waren onze ker kelijke wateren in beweging. Overal werd er over gesproken. Als men in trein stapte of met een boot over, mjen hooirde er vlan. Ook velen, die buiten onze kerken stonden, bemoeiden er zich mede. Er waren er, die voor een groote scheuring vreesdem' en an deren verheugden er zich in, dat de Gere formeerde Kerken zulke mioeielijlke dagen doorleefden en zij: meenden' te kunnen voor zeggen, dat deze crisis nooit meer zou voor bijgaan. Het was volgens hen nog slechts een begin, want deze Kerken waren' rijlpi om nog meer woelingen te doorleven. Na de Synode van Assen echter begon de storm langzaam te bedaren en al poogde mien liet vuur om tweespalt te houden aan te bla zen, het loonde de moeite niet. De rondreis van de geestverwanten verleden winter door het land leverde ook niet het resultaat op', dat men er van verwachtte. Ons volk is nu eenmaal nog al nuchter en laat zich niet zoo gemakkelijk opzweepen. Het bevreemdt dan ook niet, dat er over gedacht wordt om 'de actie tegen onze Kerken te versterken. Waaraan men het wijlt, dat deze beweging niet krachtiger is, doet er niet toe. Pit is, dat er niet veel gang in zit. Wijl zullen' ons wel wachten om te zeggen, dat er in de krin gen van Geelkerkens medestanders' te wei nig ijver is, want daarover kunn'einl we niet oordeelcn, of dat het aan een weloverwogen plan ontbreekt, nog eens, daarover laten wij ons niet uit, wij stellen alleen vast, dat het blijkbaar niet zoo gemakkelijk is otaij de Ge reformeerden over te brengen in het zooge naamd Hersteld Verband. Het moge eene teleurstelling zijn voor hen, die meenden, dat deze beweging bij machte zou zijn om: duizenden los te maken van de Gerefortaiie'er- de Kerken, wij ontveinzen liet ons niet, dat wijl dankbaar zijn, dat de gevolgen niet groo ter Zijin. Wlij, blijven het betreuren, dat er zoo iets heeft plaats gehad en wij Verblijden er ons over, dat ons kerkelijk leven thans weder zoo rustig is, waardoor wij gelegenheid hebben om onze moren te stevigen. Wij' zeggen dit niet om te kennen te geven, dat wij verder gerust kunnen zijn, want wijl weten zeer goed, dat er altijd gevaren Hffn, welke ons kerkelijk leven bedreigen, want die zijin er altoos, maar o-mi even uit te laten komen, dat wij! althans tegenwoordig weer rust hebben. Dit komt vooral ook uit in jonze kerkelijke bladen, welke rustig hun le zers voorlichten, en die opi geen verontrus tende verschijnselen wijzen. Wijl oordeelen, dat dit gunstig is. Er is nog werk in over vloed voor onze kerken on wie lust heeft aan arb'eid, kan voldoende werk vinden. Het kan voor strijdlustigen ook te rustig zijn, 'maar wie onder ons blaakt van begeerte naar strijd, kan ook deze lust nog wel bevredigen, (Want er zijn altijd nog wel tegenstanders, 'met wie men een degen kan kruisen. Groote Spanning op den duur zou eerder de kracht onzer kerken verzwakken dan versterken. Wij kunnen nog best een periode van kalme rust en verademing gebruiken en' Wij doen wijs, als wij haar opi de rechte wijze gebruiken. Hoe weinig er noodig is om verandering te krijgen, komt telkens aan 't licht en wij mo gen het oog er niet voor sluiten, dat er velen in 't land zijn, die nauwkeurig op ons let ten en die wel gaarne eenige onrust in ons midden zien ontstaan. Dit blijkt telkens weer die bewijzen tegen ons bijdragen, waarvan wijl dachten, dat Zij al lang versleten waren. Het is ook duidelijk, dat ons Gereformeerd volk voorloopiig genoeg heeft van noioidelopze onrust, want er zijin onder ons nog wel ver schillende meeningen over kleinere of groo- tere zaken welke elk oogenblik tot een dis cussie aanleiding kunnen geven. Ik denk hier b.v. over wat men noe'mt„vroegdoop" en het scheen onlangs wel, dat er opnieuw over gesproken zou wórden. Dr. van der Vaart Smit heeft een poging gewaagd otaii de veel onder ons voorkomende gewoonte, waarbij men w'acht mot den doop, totdat de moeder hersteld is, te verdedigen, en ik voor mij dacht dadelijk nu zullen de tongen loskomen en dit was ook wel zoo. Van verschillende zijden kwam er bestrijding, doch het kwam1 weldra uit, dat het vuur niet in breeden' kring genoegzame brandstof vond. De bal Was aan 't rollen en enkelen gaven hem1 ©etai trap', maar verweg de moesten stelden zich tevreden met er even naar tezien en daar bleef het bij. Daaruit bleek, dat het geen tijd is om thans de aandacht te trekken. Het ging velen vermoed ik, als mlijj. Ik was wol benieuwd, of deze dieper zou opgaan, maar het speet m'ijj toch niet, dat de lust niet Wilde komen. Wij hebben vroeger meer dan eens een pleidooi vóór en tegen gehoord, maar het liep uit op ecu wapenstilstand, wijl er geen nieuwe gezichtspunten meer waren. De een gevoelt meer voor dit en een ander voor dat gevoelen, maar verder kotaiit men, niet. En zoo ontstaat er een toestand, w'aarin men zich neerlegt bij het bestaande, al is 't, dat men zijin invloed als 't pas geeft doet gel den. Dit moge voor hen, die zeer conse quent zijin en die niet rusten kunnen vóór de practijk beantwoordt aan hun beschouwing onaangenaam zijn, maar het is bevorderlijk om ons in verdraagzaamheid te oefenen en ons te doen inzien, dat een ander oiojk een1 recht heeft om z'ij'n taiieen,ing te hlebben, eta wij kunnen ons troosten met de gedachte zoolang er nog wel andere dingen onder ons zijb, die veel dieper ingrijpen dan de Zoo even genoemde hindert het niet, dat zulk een kwestie onopgelost blijft. Bovendien zul len de Kerken wel spireken, als het noodig is en vóór zij' een beslist oordeel hebben uitgesproken blijft er voor elke meaning ruimte van beweging. Het draagt tot verlo vend igingi bij', als mannen, die het vermogen hebb'en, eens heel duidelijk hun meening te genover die van een ander pilaatsem en elk die er naar luistert, ontvangt altijld' w'el eeni ge winst. Ieder mag zich vrij! bewegen, als hij' maar binnen de grenzen van de belijdenis blijft en wij verlangen niet naar een tijfd, waarin men ook het geringste in een be paalde formule heeft vastgelegd, want dat zou de weg zijta, welke tot verdorring en verteering leidt. Er is altijld meer of minder drang om de kerken dien kant uit te drijVen, maar tot dusver hebben zij zich daarvoor gewacht. Van alle enghartigheid moeten we afkeerig blijven en genoegzame lucht is er noodig, zal het leven kunnen ademen. Zoo lang onze Kerken daarvan overtuigd blijlven, zullen zij zich voor het starre wachten] en zich niet laten leiden tot het dorre conserva tisme. Het lijkt 'mie toe, dat er in' de Chris telijke Gereformeerde Kerken en in de Gerefor meerde Ge'mieenten meer reden is om1 eens onderling van gedachten te wisselen, wijl daar aan de orde zijta onderscheiden punten, welke betrekking hebben op' het verbond der genade zoodra de verhouding waarin de uit verkiezing tot „den Raad des vredes" en het verbond der genade staat en als men ds. Kersten mag gelooven, dan zijta enkele voor aanstaande mannen reeds ver afgeweken van de oude beproefde paden en zulk een kwes tie roept om oplossing, termeer wijl er in die kringen, ik zeg niet ernstig, maar ten minste aan vereeniging is gedacht. Hetschrij'- ven in De Saam'b'inder kan niet anders dan groot vertrouwen wekken in de Gerefor meerde Gemeenten, waarvan het gevolg moet zijn, dat zij' daar steeds minder zullen .ge voelen voor vereeniging. Ik zeg dit niet om dat ik gaarne zie, dat deze twee groepen zich steeds verder van elkander verwijderen ik heb het meertailaïen anders gezegd', maar omdat daaruit blijkt, dat deze miannen nog veel werk hebben om dichter biji elkander te komen en dit zou gewenscht zijin oimi liet ook door ons voorgestelde doel te bereiken, n.l. dat alle Gereformeerden eens samien één Kerk vormen. Bovendien wij's ik er opi, o'mi er aan te herinneren, dat Wij vroeger ook een tijd hebben gehad, waarin o>ngeveer de zelfde vragen de gemoederen in spanning hielden. Ons verleden moge hen aanmoedi gen om den ouderlingen strijd voort te zet ten, want het leert, dat men op d'eze wtifc'e tot een gunstig resultaat kan komen. In het arsenaal onzer Kerken zijin daarenboven de Wapenen in groot getal voorradig, welke nog goede diensten kunnen bewijzen, wijl over deze materie in boeken en brochures en wat dies meer zij, ik zeg niet alles m'aar althans veel is gezegd, dat aandachtige overweging verdient. Ik gevoel mij echter wel erkentelijk, dat deze dingen voor ons tot het verleden behooren want het is niet erg bevorderlijk om het stof te moeten inademen, dat door onderlingen strijd in de lucht gedreven wordt. Wij zullen ons niet mengen in dezen' broe derstrijd en ons vergenoegen met uit de verte aanschouwers te zijn. Alleen zouden wij wel willen, dat Zij er de politiek buitenj lieten blijven en dat zij ons niet noodeloos

Krantenbank Zeeland

Zeeuwsche kerkbode, weekblad gewijd aan de belangen der gereformeerde kerken/ Zeeuwsch kerkblad | 1928 | | pagina 1