Weekblad voor de Gereformeerde Kerken in Zeeland. 42e Jaargang. Vrijdag 19 October 1928. No. 42. RedactearenDs. P, VAN DIJK te Serooskerke (W,) en Ds. A. C. HEIJ te Koadekerke. Vaste medewerkers D.D. L. BOUMA, F. J. y. d. ENDE, B. MEIJER, F. STAAL Pin., en R. J. y. d. VEEN. Persvereeniging Zeeuwsche Kerkbode. UIT HET WOORD. Een strijd zonder rust. Kerkelijk en Geestelijk Leuen. ZEEUWSCHE KERKBODE Abonn ementsprljsi per kwartaal bij vooruitbetaling f 1, Afzonderlijke nummers 8 oent. AdvertentieprIJsi 15 oent per regelbij jaarabonnement van minstens 500 regels belangrijke reduotie. UITGAVE VAN DE Adres van de Administratie: Firma LITTOOIJ OLTHOFF, Middelburg. Beriohten, Opgaven Predikbeurten en Advertentiën tot Vrijdag morgen 9 uur te zenden aan de Drukker# LITTOOIJ Sc OLTHOFF Spanjaardstraat, Middelburg. TELEPOON 2 3 8. GIRONUMMER 42 280. Strijld den goeden strijd des go- loof s, grijp naar het eeuwige leven. 1 Tim. 6 :12a. Het leven van den van God1 vervreemde mensch moge oppervlakkig bezien kalm en gelijkmatig zijn, een leven van onbekommer de rust, de Heilige Schrift zegt ons en de ervaring komt dit vele malen bevestigen, dat de goddelooze is als een voortged re veine zee, die niet rusten kan. Zijin vrede is een valsche vrede, zijin rust opgelegd, onvrede en onrust Woekeren, daar onder voort en komen telkens tot uitbarsting. Biji den Christen, bij den geloovige is dit nu precies andersom. Bij' den Christen is er een strijden, een worstelen, een ijlveren, een opofferen voor den dienst van Hem', met Wien hij weer verzoend werd, terwijl biji den ongeloovige wordt gezien een volop! ge nieten, een bedaard stil leven, d'at hij! onge stoord schijnt te zullen voortzetten, terwijl hem den vrede met God vreemd bleef. Ja, dit kan wel eens tot een zekere naijver aan leiding geven, zooals de dichter van Ps. 73 dat toont „Ik zag met nijidig oogen aan, Hoe dwazen hier op' rozen gaan, En hoe godd'loozen in hun gangen Al veeltijds rust en vree erlangen". De goddeloozen nemen met hun balling- schapi genoegen en trachten er in te be rusten, terwijl ze door den Cherubijn met vlammend zwaard nog altijld van den Bron des levens worden gescheiden, ze blijven le ven opi voet van oorlog met God. De ge loovige daarentegen heeft geen vrede met zijn staat, maar zoekt door alle bezwaren heen weer in nauwe gemeenschapi te komien met den Heere. En dit streven om dicht bij1 God te leven noopt tot strijden, tot worstelen. Wie vrede met God wil smaken moet oor log verklaren aan al de vijanden '-Gods. Vriendschap' met God beteekent vijandschap van Gods tegenstanders. Een burger van 't Koninkrijk Gods moet altijd in uniform zijn. Het is een strijd zonder rust, het is een loiópien om, een grijipen naar den prijs der overwinning, het eeuwige leven. Wie denken wel eens, dat we den strijdbijl wiel begraven kunnen, dat we nu eens rusten mogen, maar dan bedenken we, hoe een van Gods beste krijgsknechten na een leven vol inspannende en afmattende strijd van zich- zelven zeide „Niet dat ik het aireede verkre gen heb, maar ik jaag er naar of ik het ook grijpen mocht". Het ideaal, dat Gods volk najaagt en na jagen moet is de volle rijke gemeenschap1 met God, het eeuwige leven. De edelste wed- lO'Opi op aarde is niet die in de Olympiade, waarbij de prijzen mogen worden uitgereikt door de Koningin met eigen hand', miaar in de loopbaan des geloofs, waarin alle gees telijke krachten moeten worden opgeroepen om den eereprijs te behalen, die uitgereikt zal worden door den Koning der Koningen. De meest roemvolle krijg met zwaard en geweer, met kanon en bajonet eindigt m!et een vrede, waarbij1 alle overwiiiningsjubel wordt overstemd door de kreten van wedu wen en weezen, maar in den goeden strijd is het loflied der triumpheerenden onver mengd. 't Is een rustelooze worsteling, want de vijanden houden niet op ons aan te vechten, de duivel, onze tegenpartij', gaat om als een brieschende leeuw, zoekende wien hij! zoude mogen verslinden. Allereerst is de strijd een onzichtbare, want we hebben een strijd niet tegen vleesch en bloed, maar tegen de gees telijke boosheden in de lucht. Tegenover de listige omleidingen des Satans moet steeds de wacht worden betrokken. Vandaar de ver maningen waakt en bidtzijt nuchteren en waakt in den gebede bidt zonder op houden staat dan, uwe lendenen omgord hebbende volhard tot het einde. Wat wordt er niet gestrèden en geworsteld in de bin nenkamer, gestrèden tegen begeerlijkheden, booze driften, hartstochten, inwerpselen des Satans en hoevelen zijn telkens weer be zweken. De strijd tusschen vleesch en geest is een levensstrijd, want die twee staan te genover elkander. Wie op dit slagveld de overwinning be haalt, is sterker dan die een stad inneemt. Alexander de Groote, een krijgsman zonder Wederga, onovertroffen in moed en k'rijigs- taktiek, werd een slaaf van zijin hartstochten' en krijgsgevangen door de listen van het hart. Antonius, die de wereld' aan z'n voe ten legde, verloor schandelijk den strijd te gen een enkele vrouw. En om opt gewijd terrein over te gaan, David, de man naar Gods hart, die in vele veldslagen glorie be haalde, leed den nederlaag in den strijd te gen 't vleesch. Wie meent in dien strijd wel wat te kun nen rusten en de wacht wat te kunnen ver slappen, ondervindt 't tot zijn schade, dat hij den vijand te licht heeft geacht. Geloo- ven is niet een rustig bezitten, waarbij' men steeds van den vrede geniet, maar is een worstelend voortgaan, een strijden om in te gaan door de enge poort. En uit de rijen dezer strijdenden stijgt telkens de angstkreet opIk ellendig mensch, wie zal rn'ij1 toch verlossen, wie zal mij helpen, wie kan müj doen overwinnen maar oolc de jubeltoon ik dank God, die ons de overwinning geeft door onzen Heere Jezus Christus. Om het nieuwe leven des geloofs te genieten, de rijkdom van Gods beloften duurzaaml te be zitten en daarin te roemen, moet onverpoosd het oude leven met zijn ongeloof en zon den worden bestreden. Elke overwinningsfoep is tegelijkertijd een nieuwe oorlogskreet. Die volharden zal tot het einde toe, die zal zalig worden die den goeden strijd des geloofs rusteloos strijdt die zal het eeuwige leven grij!pen. En nu is er ook een geloofsstrijd, die in 't zichtbare wordt gevoerd, de strijd om Gods eere opi elk levensgebied. De strijd in de politiek, in de maatschappij!, in liet huisgezin, opdat het alles naar Gods ordening toega. Wie den goeden strijd in 't verborgen en aldoor blijft voeren, dien kan en mag de worsteling der geesten niet on verschillig zijn. Het was God niet genoeg, dat zijn volk na een moeilijke woestijnreis Kanaan be- erfde, maar gaf zelf Zijn wetten voor staat en maatschappij. Als de geloovige, .als de Kerk des Heeren gaat rusten bij! 't bezit van haar geestelijke goederen en niet den strijd aanbindt tegen alles, wat de eere van haar Koning aanrandt, voldoet ze niet aan den eisch van Christus te zijn een licht in de wereld, een zoutend zout. Jezus is niet in de wereld gekomen om' vrede te brengen, maar het zwaard. Wie Christus wil navolgen, moet vechten, mloet zich verzetten tegen zijin vijanden. Dit be hoort tot den goeden strijd des geloofs. Wie het leven, het eeuwige leven wil be- erven, moet er naar grijpen, er naar jagen. Kent ge dien heiligen onrust, dien ruste- lloozen strijd Die strijd is alleen te voeren in de kracht des geloofs, ziende op' den oversten Leids man, die voor de vreugde, die Hemt was voorgesteld het kruis heeft verdragen en de schande veracht en in de worsteling tegen Satan heeft overmocht. Die overwint, Hij zal hun geven met Hem! te zitten in Zijnen troon, gelijk als Hij overwonnen heeft en is gezeten met Zijnen Vader in zijn troon. Gij toch, Gij zijt hun roem de kracht van hunne kracht, Uw vrije gunst alleen, wordt d' eere toegebracht. Wij steken 't hoofd omhoog en zullen d' eerkroon1 dragen. Door U, door U alleen om ;t eeuwig welbehagen Want God is ons ten schild, in 't strijdlperk van dit leven En onze Koning is van Isréls God gegeven. St. L. KONING. RUSTIG. Ja, dit kan iemand' gemakkelijk neerschrijf ven, die ergens in Friesland op een klein dorpl woont, waar nooit iets gebeurt, waar men nooit iets ziet of hoort. Maar wie zegt, dat ik zoo iets beweren wil. Ik zal er mij wel voor wachten, want het is zoo. Wat wij zien en hooren kan men overal bieleven. Wijl hooren enkele auto's voorbij1 tuffen, doch dit is tegenwoordig; al heel gewoon. Men kan hier midden op' den dag door het dorpje gaan, zonder dat men een miensch ziet. De bevolking leeft hier vroeg's morgens oim tien uur wordt het middagmaal genuttigd en al spoedig daarna gaan de kinderen naai school en weldra is de straat verlaten. De mannen zijn aan den arbeid, de een op den akker, en de ander opi de werkplaats, terwijl de vrouwen binnen beur werk verrichten. Ja, wel is het hier rustig. Doch hierop had ik niet het oog, toen ilc het neerschreef en ik merk wel, dat het noodig is olm nu maar niet langer te wachten met een naders aan wijzing te geven. Welnu dan ik dacht aan ons staatkundig en 'kerkelijk leven. Het zou natuurlijk al heel oppervlakkig zijn, als ik dit beweren wilde op grond van den toestand hier. Wij hebben een ministerie, dat rustig zijn werk verricht. Het heeft geen meerder heid in de beide Kamers, waarop) het steu nen kan. Wij zouden kunnen zeggen het is uit den nood geboren en het scheen eerst wel, dat het niet lang duren zou en van ge heel tijdeliijken aard zou zijn. Na het verscniijf nen, zou het wel spoedig verdwijnen. Het vorige stond bij zijn optreden, sterk, want het grootste deel van onze volksvertegen woordiging was bereid om het tegen eiken gevaarlijken aanslag te bevestigen. Verreweg de meeste kiezers hadden duidelijk uitgespro ken, dat zij wenschten, om op' den ingesla gen weg voort te gaan en dat de Christe lijke grondslagen van ons volksleven onge schonden bewaard zouden blijiven en ver sterkt moesten worden. Lief vaderland, gij kunt rustig zijin, want de .coalitie der drie rechtsche partijen konden zich stellen tegen al wat beraamd werd om ons in linksche richting te drijven. Ternauwernood echter hadden wij de verkiezingsdrukte met al wat er aan verbonden is achter den rug, of er ge beurde iets, waarvan we de gevolgen nog niet te boven zijin. De coalitie viel uit elkan der. Jaren hadden de linksche partijen het daarop toegelegd, maar de verbinding was te hecht, dan dat zij hun doel konden be reiken. Voor velen kwam deze gebeurtenis onverwacht. Er was groote vreugde in de tenten van alle vrijzinnigen, die alleen maar meegeholpen hadden o'm het ministerie ten val te brengen. Opeens hadden zijl verkregen, waarnaar zij reeds lang hadden uitgezien en wat zij zich voorgesteld hadden, weten wij niet, maar zij hebben zich 'gevleid m|et de hoopi dat er nu voor hen wel betere dagen zouden aanbreken, nu het voornaamste strui kelblok voor hen was weggenomen. Er kome wat wil, hebben zij! Waarschijnlijk gedacht alles is beter dan wat we tot dus ver hadden. De rechtsche pers had het druk, wijl er dringende behoefte was aan grondige voorlichting. Zij begreep' dan ook, dat de kiezers wel recht hadden om de feiten te kunnen verstaan. Een voorname vraag was hoe het mogelijk was, dat zoo kort na de verkiezing een dergelijke storing intrad. Het was een verwarring van belang en het anti papisme vierde triumphen, want het spreekt van zelt, dat aan de roomschcn de schuld gegeven werd. De man, die de bekende miotie had ingediend, geraakte geheel op den ach tergrond, zoodat slechts enkelen hem nog zagen. Heel ons volk was benieuwd, wat we nu zouden krijgen. Het lag voor de hand, dat het een tijdlang wachten moest, want allerlei overleggingen en beraadslagingen moesten er plaats hebben en dat was ook maar goed, want daardoor konden de ge moederen tot kalmte komen. Het bleek in- tusschen, dat wij niet op een parlementair ministerie behoefden te rekenen en zoo kwato het tegenwoordige tot stand. Er wordt heel wat gedaan onder alle partijen om d'e kie zers warm te maken tegen den tijd, dat de verkiezingen komen en dit is na zulke er varingen geen gemakkelijk werk. Vele kie zers Zijn erg onaandoenlijk en al spreken zij het niet uit, zij denken het toch Waartoe zullen we ons druk maken. Het gaat zoo ook wel. Wat hebben we aan al dat rumoer in de Kamers. Onze tegenwoordige ministers zijn niet zoo kwaad en schijnen hun taak nog al goed te volbrengen1, want anders zouden de Kamers hun niet zulle een rustig leven gunnen. Nu, daar is inderdaad iets van aan. Zoolang het ministerie zijin woord houdt, dat het zich niet waagt buiten de grenzen van de neutrale zone, behoeft het zich niet ongerust te maken. Hoewel alle staatkundige partijen den tegenwoordigen stand der dingen veroordeelen en niemand beweren zal zooals het nu is, moet het maar blijven, er is in elk geval geen enkels groep in de Kamers groot genoeg oml het omver te kegelen en de verantwoordelijk heid er voor te dragen. Het blijven zitten van dit ministerie rnloge niet passen in een land als het onze, het kan zonder vreeze zijn werk verrichten. Onder de bestaande omstan digheden kan niemand het eenige schade be rokkenen. Wij kunnen niet oordeelen .over al wat het tot stand heeft gebracht en wat het nog tot stand brengen wil, maar wij waard eer en het, dat het zich gegeven heeft aan deze ver van gemakkelijke taak' -en 'dat we ons niet behoeven te verontrusten over voornemens, welke in strijd zouden zijn mlet ds vrijheden en rechten van ons volk1. Het is wat waard te weten, dat er raadslieden dei- kroon zij'n, die ons niet afvoeren willen van de wegen, welke in de historie voor ons ge baand zijin. Werk voor onze leidslieden opi politiek gebied is er ook wel. En wijl die geen vooraanstaande plaats hebben kunnen wachten opi de resultaten, waartoe hun over wegingen geleid hebben. Een gewichtige ver gadering onzer partij: wordt weldra gehou den en wij! wenschen, dat onze mannen groo ts wijsheid mogen hebben olml den juisten weg te kunnen aanwijzen. Onze bladen zul len wel voortgaan om de lust onder ons aan te wakkeren en als zij biji machte Zijin pmi duidelijk aan te wijzen de oorzaak, waaraan het toegeschreven moet worden, dat er niet meer, zooals vroeger, groote ijver onder ons is, dan zullen zij een goed werk doen. Maar nog meer waard zal het zij'n, indien door hun invloed er straks gezien zal worden een krach tige samenwerking van hen, die ook pp staatsterrein den Naam des Heeren wenschen te belijden. Wij behoeven er niet op! te re kenen, dat alles als van een leien dak' zal gaan, maar de meesten onzer kiezers heb ben altijd getoond, dat zij van overhaasting het heil niet verwachten en zij! hebben ook .steeds willen luisteren naar goeden raad. Wij' behoeven de vele vragen, welke er zijn, niet te beantwoorden, maar elk mbet zich op zijn eigen plaats bewust zijn, dat hij haar met eere behoort in te nOmien. Wij: hebben altijd uitgesproken, dat wijf niet strij den voor onze bizondere belangen, noch voor die onzer piartij', maar dat wij het oog had den opi ons geheele volk' en op het welzijn van ons land. En als wij' daarvan doordrongen zijin, dan zullen wij het gebed vermenigvuldi gen voor Overheid en onderdanen. Al zijn wij niet op de hoogte met alle wegen, welke de staatkunde weet te bewandelen, zooveel we ten wij' wel, zelfs de onkundigste onder ons, dat de nooden van ons land groote en vele zijin. In vele oorden van ons vaderland is herdacht, welk een strijld het gekost heeft om' voor de ouders liet recht te verkrijgen een school te hebben, welke beantwoordde aan het doel eener Christelijke opvoeding. De scherpe resolutie van Kappeijne en anderen zou naar het scheen het onmogelijk mlaken voortaan een school te hebben, waarin de Naam des Heeren verheerlijkt zou wordep. De vijanden waren machtig en konden doen wat zij! wilden. Maar hun namen hebben hun be- t eekenis verloren, en het bizonder Christe lijk onderwijs heeft zich ontwikkeld tot een boom in welks takken de vogelen ongestoord hun nest bouwen. Als ge dat met ons op prijs stelt, zeg dan nooit, wat gaat ons de politiek aan. Het is een machtig wapen om recht en vrijheid te handhaven en te verster ken, maar ook om het vele goede, dat er nog in ons land is te onderdrukken. Wie

Krantenbank Zeeland

Zeeuwsche kerkbode, weekblad gewijd aan de belangen der gereformeerde kerken/ Zeeuwsch kerkblad | 1928 | | pagina 1