De Hervormde Kerk en haar uitnoodiging
PAPERS PES WOORPS.
Prof. Or. L. v. d. Horst.
De strijd op twee fronten.
Kerstfeest Parakan.
Walchersche Brieven.
KERKNIEUWS.
Onlangs wezen we in ons artikel „Op
visite" de inconsequentie, die men beging
door de uitnoodiging op te volgen van een
Hervormde Kerk die het eeuwfeest van hare
vrijmaking viert. I
Uit De Heraut blijkt, dat b.v. de Ge
reformeerde Kerken te Amsterdam zulk een
uitnoodiging, hebben ontvangen.
Natuurlijk hebben ze haar niet opgevolgd.
leerzaam is de wijze waar.opl de Amster-
damsche Kerkeraad zijn weigering motiveerde.
Na zijn blijdschap: uitgesproken te hebben
dat vóór 350 jaar de Kerk werd vrijgemaakt
van de banden der pauselijke hierachie wijst
de Kerkeraad dan op! de reden van zijn niet-
afvaardiging naar hun feest
„Des te meer is het onzen Kerkeraad
echter een oorzaak van droefheid, dat
',opi deze vrijmaking in het begin der
negentiende eeuw een tijdperk is gevolgd
waarin de Kerk des Heeren In dit land
opnieuw haar vrijheid van te leven onder
het gezag van Christus haar eenigen Ko
ning alleen, trots het protest van de
Classis Amsterdam1 e.a. opnieuw heeft
verloren en zich wederom onder de macht
heeft laten brengen van menschelijke in
zettingen en besturen. Het stemt ons tot
ootmoedige blijdschap', dat de Heere in
Zijn ontferming in den loop' der vorige
eeuw Zijn Kerk van dezen onnatuurlijken
en geestelijken dwang heeft willen ver
lossen zoo min als wij! ooit verge
ten kunnen wat God ons geschonken
heeft in de Reformatie van de zestiende
eeuw kunnen wij vergeten wat Hij in
de negentiende aan Zijne Kerk heeft ge
daan
Het blijft voortdurend onze hartelijke
bede dat allen die in uw midden Sion
liefhebben, zich in des Heeren kracht
mogen opmaken tot vrijmaking van de
Kerk van alle menschelijke heerschappij,
die in strijd is met het Koningschapi van
onzen Heere Jezus Christus."
Dit is waardig.
En het is waar. Men kan de banden aan
schouwende van iemand die w a a ni t vrij! te
zijn, toch moeilijk het feest van 's mans vrij
heid vieren. De man kan het zelf wel dat
is zijn verblinding. De genoodigde, die God
dankt van die boeien bevrijd' te zijn, kan
het niet. v. D.
Toen besloten werd tot oprichting van een
vierde faculteit aan de V.Ü. voor de Wis-
en Natuurkunde, werd tegelijk uitgesproken
dat men de medische faculteit niet los zou
laten, maar op haar bestendiging en groei
zou bedacht zijn.
Sinds werd openbaar dat dit woord ernstig
gemeend was. Nog vóór een benoeming ge
schiedde in de vierde faculteit, werd een be
noeming gedaan in de medische faculteit,
waarin Dr. L. v. d. Horst tot hoogleeraar
benoemd werd.
Het is ons een reden van blijdschapi, dat
deze benoeming kon geschieden. De miedi-
sche faculteit was er eenmaal; ook' door
haar vond de V.U7 steun bij' vele Gerefor
meerden in het land, en het zou dus zeer
te betreuren zijn geweest, wanneer zij: niet
in stand had kunnen gehouden worden.
Die blijdschap zou Ds. Buskes nu bij velen
kunnen verstoren, wanneer ze kennis nemen
van wat hij over den nieuw benoemden pro
fessor schreef in W. en G. van 28 Sept. j.l.
Daarin schrijft hij toch, dat Dr. van der
Horst vierkant tegenover Assen staat en dat
dit natuurlijk aan de Vrije Universiteit zeer
wel bekend was.
Als dit waar was dat Prof. van der Horst
vierkant tegenover Assen stond, dan zouden
we ons over die benoeming niet verheugen.
Liever geen uitbreiding van het professoren-
tal, dan met mannen, die, tegenover Assen
staande, den grondslag van onze V.U. zou
den ondermijnen.
En het zou al een groote huichelarij wor
den van de curatoren en directeuren der V.U.
wanneer zij tegenover het volk den schijn
aannamen van het met Assen eens te zijn,
maar tegelijkertijd een man zouden benoe
men van wien zij zouden weten dat hij
tegen Assen zeer ernstige bezwaren had.
We kunnen echter onze Zeeuwsche vrien
den en vriendinnen van de V.U. opi dit punt
geruststellen. Toen over de benoeming van
Dr. van der Horst nog onderhandeld werd,
vernamen we reeds bij geruchte, dat hiji
werd voorgesteld als een anti-Assen man.
Het gerucht leek ons gewichtig genoeg om
te bevoegder plaatse te informeeren wat daar
van waar was. En op- grond van de meest
besliste inlichtingen kunnen we verzekeren,
dat Prof. van der Horst geheel instemt
met de dogmatische uitspraak van
de Synode van Assen.
Daar is dus ook geen sprake van dat Cu
ratoren en Directeuren met deze benoeming
het volk zouden om den tuin leiden de niet
kleine beschuldiging, die Ds. Buskes zoo
maar zwart opi wit, tegen deze college's in
brengt. Hoe hij tot die beschuldiging durft
komen, waar ook he'mi bekend zou kunnen
zijn, wat ons bekend is, begrijpen we niet
dat blijft ook voor zijn verantwoording.
Dit is voor ons de hoofdzaak met de
benoeming van Prof. van der Horst is aan
de V.U. niet benoemd een anti-Assen mian,
maar iemand, die geheel instemt met de dog
matische uitspraak van Assen. Iemand ook,
die niet meer lid is van een' kerk in het
H(ersteld) of N(aamloos) verband, maar die
weer toelating vroeg en verkreeg tot de Ge
reformeerde Kerk van Amsterdam.
Een Gereformeerde is een miensch, die
krachtens z'n Gereformeerd-zijn geroepen
wordt tot een strijd naar twee fronten.
Dat ligt aangeduid in het bekende „refor-
matus semper reformandus", d.i. Gerefor-
meerd-zijh omt Gereformeerd te worden. Het
Gereformeerd- z ij n brengt mee den eisch
van het voortdurend Gereformeerd-wor
de n, maar gaat dan tegelijk uit van de pre
tentie, die er ligt in het woord reformatus,
d.i. het Gereformeerd-z ij'n.
Dat laatste wordt wel eens vergeten. On
der reformeeren schijnen sommigen te ver
staan alles overhoop halen, alles van voren-
aan beginnen. Het wordt dan bij dezulken
een „alles vloeit", alleen een worden. 'Ze
vergeten dan dat aan het „reformandus"
vooropgaat het „reformatus" en dat het laat
ste niet minder ernstig gemeend moet zijn
dan het eerste. Zegt men dat het hoogmoedig
is te zeggen Wij zijn reformati, wijl zijn
Gereformeerd, dan moet het antwoord wezen,
dat dien schijn van hoogmoed niet kan ver
mijden, die zich zoo noemt. Wie dat hoog
moedig vindt, die moet zich dan ook niet
Gereformeerd noemen. Maar wie zich Gere
formeerd noemt, die wijst daarmee iets aan,
dat er i s.
Wie zich dienstbaar wil maken aan het
reformandus, aan het Gereforimeerd- w o r -
den, moet uitgaan van het reformatus, van
het Gereformeerd-z ij n. Dat houdt dan in
dat die mensch ernstige studie moet maken
van wat in de historie als Gereformeerd is
erkend en aanvaard. Wie dat niet doet loopt
bij zijn reformeeren groot gevaar te werken
in de richting van deformatie. En tegen die
deformatie mioet strijden wie Gereformeerd
wil zijn en blijven.
Die strijd 'is nu noodig. De strijd tegen de
deformatie, die zich als reformatie aandient.
Daar zijn er in onze dagen, die beweren
hard te werken aan de reformatie, want we
zijn niet die we behooren te zijn, we moeten
anders worden. Maar het blijkt telkens weer,
dat ze geen studie maakten van wat Gere
formeerd is. Om het reforman dus verwaar
loosden ze het reformatus. Wat ze pu'oli-
ceeren geeft wel blijk, dat ze aan filoso
fische studies deden, ook, dat Ze met de
Duitse he theologie goed op de hoogte
zijn, maar van de Gereformeerde theologie
namen ze vaak niet veel notitie. Het ge
rucht gaat en daar is alle grond om het
aan te nemen als juist dat velen planken
vol hebben met Duitsche theologie, Barth
c.s. niet te vergeten, maar dat de werken
van Kuyper en Bavinck daar ontbreken. En
zoo die daar niet ontbreken, dat ze dan
toch weinig gebruikt worden.
Die studie nu van wat Gereformeerd is,
is vooral in onze dagen noodig, ojmdat het
gaat over diepe vraagstukken van de aller
grootste beteekenis.
Het gevolg van dat niet-eerst-studeeren op
wat Gereformeerd is, blijft niet uit. Daar
wordt nu vaak aangeprezen als Gereformeerd
wat duidelijk de kenmerken draagt van on-
gereformeerd te zijn. De historie van het
Gereformeerde denken leert in vele gevallen
al in welke richting we niet moeten gaan.
En toch wordt zulk een richting soms aan
geprezen.
Daarom is strijd daartegen noodig en we
verheugen ons dat die strjjd niet ontbreïkt.
Nu zijn er, die zich er over beklagen, dat
die strijd te scherp. gevoerd wordt. We kun
nen die klacht verstaan. Maar, zij die deze
klacht opheffen, moeten niet vergeten, dat
die strijd nu niet meer beperkt is gebleven
tot de gedachtenwereld, maar dat mien dien
heeft overgebracht naar de practijk van het
kerkelijke leven. Wie een kerk' opricht tegen
de Gereformeerde Kerk, oml die kerk te be
strijden, moet zich niet verwonderen als hij
zóó bestreden wordt, dat in die bestrijding
de ernst uitkomt, die de aanvallen op de Ge
reformeerde Kerk afslaat.
We willen niet vergeten het reformandus,
dus, maar ook niet het reformatus. Omdat
we Gereformeerd zijn, daarom' willen wc
Gereformeerd worden. We willen Gere
formeerd worden omdat we Gereformeerd
zijn en dat ook willen blijven. En daarom
zullen we den strijd daarvoor niet ontwijken.
Als Gereformeerden mioeten we vast hou
den aan het reformatus, maar ook aan het
reformandus.
En daarom moet ook de strijd gaan tegen
hen, die bij1 het reformatus blijven staan en
het reformandus vergeten. Daarom moet ook
de strijd gaan tegen hen, die denken dat we
er al zijn en dat er niets meer te refoiimiee-
ren is tegen hen, die het oude vasthouden
in de meening, dat alleen het oude goed is,
en dat het oude heelemaal goed' is.
Wie zich op. dat standpunt stelt, verloo
chent het Gereformeerde standpunt en ver
valt in conservatisme.
Tegen het kwaad van zulk een conserva
tisme moeten we in onze dagen niet minder
op onze hoede zijn, want ook dat kwaad
openbaart zich.
De hoogste wijsheid is voor velen, alles
(precies zoo te laten als het is.
En vermakelijk en tegelijk ook droe
vig is soms de wij^e, waarop' dit verde
digd wordt. Zoo lazen we geruimen tijd ge
leden in een van onze h'oofdbladen nog al
een afkeuring van iets, omdat een juffrouw
geen kans zag aan haar dienstbode duidelijk
te maken, dat het toch wel goed was, al
thans goed kon zijn.
Dan wordt het toch een moeilijk geval.
Het zou nog gaan, wanneer die dienstbode
een goed bevattingsvermogen had. En zoo
zijn er wel, maar zoo zijn ze niet alle. En
het zou dan ook nog gaan, wanneer die
juffrouw de gave bezat om de dingen góed
uit te leggen. En zoo zijn er ook wel, maar
zoo zijn ze ook niet alle. Maar als er dan een
juffrouw is, die maar weinig gave van uit
legging heeft, en die juffrouw heeft dan een
dienstbode die nog al bot is, en we zouden
dan moeten wachten tot die juffrouw aan
die dienstbode, de zaak zoo helder had uit
eengezet, dat de dienstbode zei nu begrijp
ik het en vind ik het goed, dan, ja dan
kunnen we het reformandus wel schrappen
en zeggen reformatus dat is reformatus.
Maar dan zouden we verraad plegen aan
het Gereformeerde leven. Dan zou de ver-
sfeening komen. Dat zou de dood in de
pot zijn.
We mogen niet denken dat we er al zijn,
en dat we alleen maar na te schrijven heb
ben wat de vaderen ons voorschreven.
Daar moet studie blijVen, die in de Ge
reformeerde lijn vooruit wil.
En gelukkig, die studie ontbreekt niet. Om
maar één punt te noemen. Met alle waar
deering voor den arbeid door de vaderen
verricht aan de vertaling van den bijbel,
wordt er nu met kracht gewerkt aan een
verbeterde vertaling.
Ook deze arbeid moet worden .gewaar
deerd. En als er dan zijn, die dat alles on
nut achten of zelfs verkeerd, dan hebben
we ook tegen hen te strijden.
En zoo ware er meer te noémien.
Laat ons op: onze hoede zijn, dat we: niet
in valsch conservatisme inslapen, maar be
denken dat we ook daartegen te strijden
hebben, omdat reformatus tegelijk beteekent
reformandus. HEIJ.
We hopen later nog eens wat uitvoeriger
te wijzen opi de wenschelijkheid, dat ervoor
den Zendingsarbeid grootere en kleinere gif
ten inkomen. Het overzicht van de .ontvang
sten in het vorig jaar geeft daartoe reden.
Nu al willen we echter nog even de aan
dacht vragen voor het Kerstfeest van Para
kan. Enkele giften daarvoor konden reeds
worden vermeld en verantwoord. Maar het
zou toch gewenscht zijn, wanneer daarvoor
nog wat meer mocht binnen komen.
Een vriendelijke herinnering moge dan vol
doende zijn om de gaven daarvoor wat mil
der te doen vloeien en de werkers op! ons
Zendingsterrein te verblijden, wanneer zij iii
staat gesteld worden weer een flink Kerst
feest te organiseeren. HEIJ.
Amice.
Mocht je soms nog eens bezoek krijgen
van de Mormoonsche Zendelingen, dan kan
het geen kwaad ze zelf ook een paar vragen
te stellen.
Bijvoorbeeld over den Bijbel. Je moet niet
vragen Geloof je dat de Bijbel een godde
lijk boek is want dat gelooven Ziji pok.
Maar geloof je dat de Bijbel het eenige
goddelijk boek is
Want dat meent „de Kerk van Jezus Chris
tus der heiligen der laatste dagen" heel an
ders.
Naast, niet onder, maar naast den Bijbel
staat het boek Mormon. De bijzondere
.'openbaring, zooals we die in de Heilige
Schrift vinden, gaat volgens hen nog altoos
voort. Er zijn voor de Mormonen op! zijn
minst drie bijbels De Bijbel, het boek Mor
mon en „Doctrine and Covenants".
Hun Bijbel is bovendien nog een onechte.
Want Joseph Smith hun profeet heeft een
z.g. verbeterde uitgave bezorgd, waarin hij
de vrijheid nam den tekst pasklaar te maken
voor zijn eigen inzichten de ma(n| heeft er
ook af en toe lange stukken uit zijn eigen
fantasie aan toegevoegd. Deze tekstverval-
sching praten de Mormonen goed door te
zeggen De onfeilbaar geïnspireerde Profeet
Joseph Smith is in staaf even goede geschrif
ten voort te brengen, als er pojt geschreven
zijn,
Je ziet, Amice, dat is een gewichtige vraag,
die je de tractaatverspreiders stellen kunt
een tweeledige Heb je denzelfden Bijbel als
wij Is voor U de bijbel het eenige heilige
goddelijk geïnspireerde boek
Want immers dan houdt alle debat aan
stonds Op'.
Er is echter ook nog iets anders. Het gaat
lij er in mijn brief eigenlijk alleen piver wat
in het tractaat niet staat, wat jn ,een propa
ganda geschrift van zulke verleiders n O: o i t
staat.
Ik sla over al achte ,men Ji'et £?e"
ring dat het Mormonisme ontkent, 3at
alle menschen in Adam gevallen zijn.
Dat het Remonstrantsch is door te zeg
gen dat de verlossing voor alle mens'chen
door het bloed van Christus, mogelijk is
op. voorwaarde van gehoorzaamheid aan de
verordeningen van het Evangelie.
Dat hun leer van God meer boeddhistisch
dan volgens de Schrift is God heeft niet
alles geschapen, maar hij heeft "alles ge
teeld. De hoogste God heeft andere goden
verwekt. Alle goden hebben lichamen en
hartstochten, want de mensch is naar het
'beeld Gods geschapen. De goden houden
zich voornamelijk bezig met het scheppen van
zielen voor de lichamen die opi aarde ver
wekt worden.
Ge zoudt hieruit de vraag kunnen stellen
Gelooft gij1 dat er maar één God is Niet
één Hoogste God, maar werkelijk zooals het
in den Bijbel staatEén eenige
Vraag die ijVerige propagandisten eens
naar hun meening over de rechtvaardi
ging door het geloof, welke zij een
verderflijke leer noemen. En zei dan eens
hoe zelden de Apostel Paulus in Juin trak
taten genoemd wordt.
Maar ge hebt in rnijh vorigen brief zoo* al
een en ander van hun1 verderflijlke ketterijen!
Vernomen.
Het Mormonis'm'e is in den grond der zaak
materialistisch.
De god der aarde is de Adam uit Gene
sis hiji is de eenige m(et wien we te doen!
hebben. Hij neemt nog steeds toe in heer
lijkheid. Onze god heeft een lichaam, waar
door hij' aan een bepaalde ruimte gebonden
is, maar door zijn heiligen geest is hij over
al tegenwoordig. Die geest is de fijnste van
alle s t o f f e 1 ij k e zelfstandigheden.
Ik denk niet dat er één ketterij in de Chris
telijke Kerken geweest is, die opi .voeten en
vamen na met de goddelooze leer van Joseph
Smith en zijn leerlingen kan wedijveren'.
En dan is daar ook nog de „veelwijverij".
12 Juli 1843 kreeg Joseph Smith wien
echter anders dan op1 de manier van iden
Zeeuwschen dichter het vrouwelijk geslacht
zeer wel beviel een openbaring.
Hij heeft die neergelegd in een tamelijk
lang geschrift, dat heet „Het hemelsche
huwelijk, een openbaring van de patriarchale
inrichting van den echtelijken stand ,of van
de veelwijverij".
Joseph dorst er niet aanstonds mee voor
den dag te komen.
In het begin was slechts aan enkelen ver
oorloofd meer dan één vrouw te hebben. In
latere jaren werd ze feitelijk verplicht ge
steld, immers ze werd door de Jeidsliejden
aangeprezen als voor hét recht geloof zeer
wenschelijk. Zij worden bijzonder gezegend'
die polij'ganisten zijn. In de toekomende we
reld zal de heerlijkheid van een heilige zich
richten naar het aantal vrouwen en kinderen
die hij: op aarde gehad' heeft.
Ge zoudt dus als laatste vraag nog kunnen
stellen
Niet Is veelwijverij bij U geoorloofd
Ook nietKomt veelwijverij! nog bijl ,U
voor
Maar: Wat zegt uw leer, uwi ^gods
dienst" van de veelwijverij
Want de Zendelingen kunnen praten als
Brugman, zeiden we.
En met een gerust hart kunnen ze néén
zeggen op. de vraag naar het geoorloofd
het is feitelijk voorgeschreven.
En met even gerust hart kunnen ze zeg
gen Het komt niet m'eer voorwant ten
gevolge van den ontzaglijken tegenstand der
Amerikanen als resultaat van een regeerings-
bemoeiïng (Edmunds-Tucker-Law 1887) is
no o d g e d w o n ge n en niet dan na
heftigste b e s t r ij1 ding de veelwijverij
TIJDELIJK buiten gebruik gesteld.
Maar afgeschaft is ze nietze kan ook
niet afgeschaft worden. Waarom niet, dat
blijkt uit een brief, dien het hoofd der Kerk
in 1885 aan zijn schare richtte
„Niet wij hebben de hemelsche echt
(n.I. de veelwijverij) ontdekt. Wiiji kunnen
haar niet terugnemen, nog er van af
zien. God openbaarde haar en Hij| heeft
beloofd te onderhouden en te zegenen,
die haar erkennen."
Eerst toen in Mei 1890 de Kerk der Mor
monen door de Vereenigde Staten verklaard
werd als een georganiseerd opproier tegen de
wetten van den Staat, begrepen de Jeiders
dat ^onderwerping noodzakelijk was.
Den 25 Sept. 1890 verscheen er een pro-
klamatie van den Mortnionenleider Woodruff
die eindigde met deze woorden
„Nu verklaar ik publiekelijk, dat het
m'ij'n raad tot de Heiligen der laatste da
gen is, zich te onthouden van1 één' hu
welijk te sluiten, dat door de ^vetten
des lands verboden is."
Er zijn echter bewijzen voorhanden dat
de geheime uitoefening van de hemelsche
echt tot opi heden niet ongewoon js. Mor
monen, die daarin „hun godsdienst beleven",
worden tamelijk algemeen daarover geprezen.
Veelwijverij is tijdelijk opgeschortmaar
ze maakt een zeer belangrijk deel ,uit van
het Mormonisme, dat in de leer van God
en in die van het ontstaan en bestaart van
de werelden zeer sterk naar voren brengt de
sexueele gedachte van verwekking en voort
planting.
iLaat men met deze goed ontwikkelde en
van den tongriem gesneden Zendelingen voor
zichtig zijn.
Hun leer is voor een groot deel heidensch.
Haar toepassing, was er geen rem gelegd
door de Overheid, in hooge mate zedeloos.
v. D.
TWEETAL TE
MiddelharnisJoh. S. Langen te Waardcr (Z.H.)
C. Steenblok te Lopik
BEROEPEN TE
Dragster-CompagnieR. Schipper cand. te IJselmonde.
Krimpen a.d. LekBrnnst.ing cand. te Pernis.
BredaB. Telder te Vianen.
ZandvoortH. A. Wiersinga te Medan, thans hier te
lande.
Stellendam J Snoey cand. te Tinte (bij Briele).
OverschildE. I F. Nawijn cand. te Groningen
RoodeschoolJ. Schelhaas Jzn. te Nederhorst den Berg
Antwerpen J. C. Houtzagers te Reenwijk
GenemuidenE. I F. Nawijn cand te Groningen.
Westbroek C. Vonk cand. te Nieuw-Loosdrecht.
PuttershoekA. Scheele te Kapelle-Biezelinge.
AANGENOMEN NAAR
Oegstgeest: Jac. Eringa te Nieuwe-Pekela.
SchoonrewoerdA. P. Lanting te Wolfaartsdijk.
Scheveningen E. J. Wientjes te Oudshoorn.
BredaB. Telder te Vianen.
ZierikzeeJ. van Lonkhuizen, te Chicago, thans hier
te lande.
HilversumP. N. Kruyswijk te Vlissingen.
Geesteren-GelselaarE. I. F. Nawijn cand. te
Groningen.
BEDANKT VOOR
Hoogezand-SappemeerW. J. Smidt te Dwingelo.
Anjum J. H. Kroeze te Reitsum.
SassenheimP. N. Kruyswijk te Vlissingen.
Ten PostA. H. Piersma te Sleen
Pijnacker-NootdorpJ. B. Vanhaelen te Hoek.
Goënga-SybrandaburenJ. H. Beumée te
2e Exloërmond.
Arnhem K. Dijk te 's Gravenhage West.
Haulerwijk, Maastricht, Sellingen, Zweeloo, Baarland,
Overschild, Genemuiden E. I. F. Nawijn cand.
te Groningen.
Afscheid en Intrede.
Haamstede. Cand. U. Elgersma hoopt 7 October
intrede te doen bij de kerk van Haamstede, na be
vestigd te zijn door ds. J. J. Miedema van Groningen.