Weekblad voor de Gereformeerde Kerken in Zeeland. 42e Jaargang. Vrijdag 28 September 1928. No. 39. RedactearenDs. P, VAN DIJK te Serooskerke (Wt) en Ds. A. C. HEIJ te Koadekerke. Persvereeniging Zeeawsche Kerkbode. UIT HET WOORD. JEZUS EH DE JONGELING TE NAÏN. Kerkelijk en Geestelijk Leuen. Dr. J. J. Esser. De teruggang van ons leven. DADERS DES WOORDS. Geen algemaene verzoening. ZEEUWSCHE KERKBODE Vaste medewerkers: D.D. L. BOUMA, F. J, 9. d. ENDE, B. MEIJER, F. STAAL Pzn., en R. J. v. d. VEEN. Abonn ementsprljs: per kwartaal bij vooruitbetaling f 1, Afzonderlijke nummers 8 oent. Advertentleprijsi 15 oent per regelbjj jaarabonnement van minstens 500 regels belangrijke reduotie, UITGAVE VAN DE Adres van de Administratie: Firma LITTOOU ft OLTHOPP, Middelburg Beriohten, Opgaven Predikbeurten en Advertentiën tot Vrijdag morgen 9 uur te zenden aan de Drukker» LITTOOU OLTHOFF Spanjaardstraat, Middelburg. TELEFOON 2 3 8. GIRONUMMER 422 80. En het geschiedde op den volgen den dag, dat Hij' ging naar een stad, genaamd Naïn, en niet Hem gingen vele van zijtn discipelen en een groote schare. En als Hij! de poort der stad ge naakte, zietdaar, een doode werd uitgedragen, die een eeniggeboren zoon z'ijïier moeder was, en zijl was weduwe, en een groote schare van de stad was met haar. En de Heere, haar ziende, werd innerlijk met ontferming over haar bewogen, en zeide tot haar Ween niet En Hij' ging: toe, en raakte de baar aan enz. Luc. 7 :11—16. Jezus heeft vele wonderen gedaan. Inzon derheid Kapernaiim is getuige geweest van zeer vele wonderen van Jezus. Van deze stad zeide Jezus Gij; Zijt tot den hemel toe verhoogd geweest. Van uit Kapernaiim heeft zich Jezus langs de Via Maris naar Naïn begeven. Dat Jezus' optreden de aandacht trekt, toont de groote schare die Hem volgt. Jezus betoonde Zijin macht over alles strekte zijne hulp uit tot allen. Alle volken zouden in Hem ge zegend worden. Zoo helpt Hij' ook de Sama- ritaansche. Hij' doet wonderen, maar bijl elk wonder kromt Hiji zijn rug en neemt .opi zich den last van ziekte, zonde en ellende van allen, die Hij geneest en redt. Zoo ook' wanneer Hij iemand uit de dooden oplwekt. Jezus moet ook koïn'en in de plaats van den doode, wil Hijl den doode verlossen. Hij wil echter een doode worden voor de .zijnen. Hierom kon Hijl nu reeds zijn mlacht over den dooa openbaren, een prooi aan den dood ontrukken.- Jezus komt langs de Via Maris ,aan de stadspoort te Naïn. Als hij1 die pioort nadert, komt er uit de stad op hetzelfde o ogenblik ook een groote schare. 't Is een begrafenis. En daar is veel belangstelling. Geen won der. Er is een weduwe, die een eenige zoon had. Die zoon is gestorven. Wie beschrijft de smart van die weduwe. Wie zal haar troosten. Allen zijn met haar lot bewogen. En zoo ziet gij; achter deze lijkbaar een groote schare uit het kleine Naïn. Achter Jezus is een groote schare, die Hem volgt. Hier een groote schare, die een doode moeten begraven. Jezus tusschen twee groote scharen. Zijn oog overziet alles en zijn oor hoort. Naar Galileesche gewoonte gaan voorop de jongelieden, de vrienden van deinl doode. Hun klaagzang (Denkt aan Davids klaag zang over Saul en Jonathan) vertelt wie deze doode was, en wat hijl was voor zijne moeder. Hij was haar steun, haar hoop. Nu is hij dood. Daar loopt de weduwe, gebogen, voor de baar. Eenige mannen dragien de baar, waarop de doode ligt. Daar achter de groote schare uit de stad, die volgt. Jezus ziet die moeder, ziet die schare. Innerlijk werd hij met ontferming bewogen over deze moeder, als hij haar zag. 'Hij' doorvoelt haar leed. Hij wil haar helpen. Ook nu zal zijn macht openbaar .worden. Deze vrouw zal haar zoon terug- ontvangen uit de hand van Jezus, die door Gods hoog bestel juist nu hier komt, en deze weduwe, sprakeloos van smart, kan en wil helpen, zooals geen mensch het lean. Hoe vele dingen noemen wij toevallig. Inzonderheid ontmoetingen op den. weg. Gaat ook hierin ooit iets om buiten 't Godsbestuur Schijnbaar toevallige ontmoe tingen kunnen soms de grootste gevolgen hebben voor het leven. Zoo zien wiji hier heel duidelijk, dat het samentreffen, niet bij geval, maar door Gods Vaderhand geschiedde. Was Jezus even eerder of even later bij' de stadspoort gekomen, de dooide, te Naïn, was begraven, als elke andere. Nu leidt de hemclsche Vader liet zoo, dat Jezus opeens staat tusschen twee scharen van menschen. Aller oogen zijn opi Hemi. De klaagzang heeft aan allen verteld, wie hier begraven wordt. Aller hart is vol medelij|den. Wat zal Jezus doen. Zal Hij de schare laten voorbijgaan Zal hij troostrijke woorden spreken tot deze diep' bedroefde wedujwe Zal hier het einde van zijn kracht openbaar worden Zal men straks van Hem' zeggen, Hijl kon wel vele wonderen doen, .maar de dood is toch zijn meester Wat m'oet, wat zal Jezus doen De Vader roept Hem hier olml zijn macht over den dood te toonen roept Hem, die een melaatsche aanraakte, en toeliet, dat een zon dares Hem aanraakte, om' ook een doode aan te raken. Jezus raakte, lezen wij1, de baar aan. De vrouw mocht uit zijn jnond reeds hooren, de woorden Ween niet. De dra gers staan stil. De scharen staan stil. Allen wachten op wat nu zal gebeuren. Zal Jezus, de meerdere dan Simison, deze baar aanraken en dezen doode laten in1 de lieeïsichappiij' van den dood Jezus weet welke gevolgen de aanraking, de gemeen schap met den dood, voor Hem heeft. Hij weet, dat Hij: zijn rug moet krommen, zelf den dood moet sterven, wil Hij: van den dood bevrijden. Maar de Vader wil 'tbrengt dezen doode voor Hem Hiji wil het ook. Ontferming spreekt er uit Jezus' oog. Ont ferming spreekt er uit elk' woord:, dat mlen nu hoort. Zijn „ween niet" tot de moeder, zijn aanraken van de baar, zijn het commando uit den heinel Geen stap verder. Giji wilt dezen doode begraven. Gij zoudt hem bren gen bij de dooden. Daar moogt gij .dezen; eeniggeborene dezer weduwe niet brengen. Hij behoort niet bij de dooden, maar bijl de levenden. Bij de levenden, bij1 zijn moeder moet hij zijn. Aan haar wil ik helm! hergeven. Jezus ontrukt dezen doode aan den. dood. Zijn ziel doet Hij in hem weerkeeren. Dan komt het wondere woord Jongeling, ik zeg u, sta op. En de doode zat overeind en begon te spreken. Wat dacht hij, wat sp'rak hij', wij weten 't niet. Maar hijl leeft. Nu is hijl Jezus' eigendom. Immers Jezus heeft hem opgewekt. Maar in ontferming over zijn moeder. En daarom' geeft Hiji hem aan zijne pioeder. Niemand kan nu zeggen de dood is toch zijn meester. Integendeel allen mioeten zeg gen, Hij is meester van den dood. Jezus is ook sterker dan de dood. De scha ren van menschen, die van dit wonder getui gen zijn, gevoelen dit. Vreeze beving hen allen. Dit wonder was bovenaardsch. De scharen verheerlijken God. Zij roepen uit Een groot profeet is onder ons opgestaan en God heeft zijin volk bezocht. Zacharias' lofzang komt op aller lippen. Hier ,zien zij1 allen de innerlijke bewegingen der barmhar tigheid Gods, met welke bezocht heeft de Opgang uit de hoogte. Welke vreugde heeft Jezus hier voor deze moeder bereid. Welk een vreugde voor allen, die waarlijk met haar weenden. Jezus zou weer dooden opwekken. Maar dan zou Hij zelf een doode worden. Hoe velen zouden dan wecnen. Hoe zou dan zijn moeder wee- nen. Maar toch Hij zou, Hij kon niet blijven in den dood. Hij zou opstaan en opgewekt worden door den Vader. Hij die den Vader verheerlijkt had op aarde. Hij' zou eens kun nen zeggen Ik leef, en ik was een doode, en ik heb de sleutelen der hel en des doods. Jezus is gestorven en is opgestaan. Eens komt het woord Staat op van de dooden, weer van zijn lippien, maar dan voor allen. Dan zal er eeuwige vreugde zijin voor alle verlosten. Geen dood en geen rouw, en geen moeite m'eer, geen tranen. Vreugde tot in eeuwigheid. In de vreugde des Heeren1 gaan dan in, allen die waarlijk Jezus' eigen dom zijn. Zijt gij het eigendom van Jezus Zijt gij door Hem levend gelm'aakt Wenscht gij Hem toe te behooren en1 te volgen Jezus helpt nog allen, die de Vader trekt en tot Hem brengt. Zou Hij u niet helpen, als gij tot Hem komt Hij zal geenszins uitwerpen. Terneuzcn. GROENEVELD. Mogelijk wat minder bekend dan de pro fessoren wier naam door hun boeken en door hun optreden in de Kerken uit den aard meer onder ons volk leeft, maar niette min van een voor de opleiding tot den Dienst des Woords niet geringe beteekenis is de geleerde doctor, die in deze dagen herdenkt het feit dat hij voor een kwarteeuw lector werd aan de Theol. School te Kampen. Dr. Esser is een zoon van den vroeger zoo welbekenden straatprediker, die ofschoon van aanzienlijken stand zich om des Evange lies wille in den Haag en elders de soms brutaalste vernederingen liet welgevallen. Behalve zijn rectoraat van het Kampei- Gymnasium1 bekleedt hij ook het ambt van lector aan de Theol. School. Hem is opgedragen het onderwijs in de klassieke talen aan de eerste jaarsstudenten om hen in deze prop>aedeuse nog meer te bekwamen in de talen van d'e eerste Chris telijke Kerk. Met dankbaarheid zullen zich d'e in! Kam pen opgeleide predikanten de lessen herinne ren aan onze Kerkelijke Hoogeschool door hem gegeven. Dr. Esser wist zijin leerlingen aan zich te verbinden door zijin geleerdheid, maar mis schien nog meer door de warmte van zijin vroom gemoed. Al zijn we er van overtuigd, dat zijne be scheidenheid ook in dit jubileum begeert wat uit het Irontiicht te blijven, voor een enkele maal vergunne hiji het, dat in meer breeden kring gezegd worde, dat aan den bloei onzer School ook deel heeft de ge zegende arbeid van haren Lector. Moge hij dien nog met opgewektheid voort zetten. Onder dezen titel bespreekt P r o f. H o ek- s t r a in De Reformatie den tegenwoordigen stand van het geestelijk leven in onze Gere formeerde Kerken. Wat we er hier uit aanhalen moge tot ver ootmoediging en tot gebed opwekken „Onze Gereformeerde vaderen van de negentiende eeuw hebben over liet alge meen vroom geleefd. Al mag op sommi ge r levenswandel iets aan te merken ge weest zijn, er was toch een streven zijn leven in te richten naar den eisch van Gods wetWe zagen in het leven van menigen Christen schitteren het goud van Gods genade. Het komt mijl "voor dat wij, vergeleken bij onze vaderen, achteruit gegaan zijn. Dat we niet zoo vroom meer leven. Dat onze godsvrucht minder wordt. Dat er door vefen niet teer voor den Heere wordt geleefd. Dat het Christelijk leven bij sommigen te veel veruitwendigd is. Dat onze levenstoon niet zwaarder maar lichter is geworden." De schrijver noemt dan de minder ernstige Sabbathsviering, uitkomende in het verzuhni van eigen kerkdiensthet vriend schap sbe- zoek op groote afstanden pier fiets. Verder is daar de verheerlijking van de sport, die met haar verderfelijke wedstrijden ook al meer in onze kringen wordt gevonden. Dan de toenemende weelde in huis, en kleed e.d., waarbij de Kerk des Heereni de schade lijdt die met een jaartijksche bij drage wordt weggezonden waarvan u de tranen in de oogen springen. Zelfs gaat het gerucht dat in enkele ste den Gereformeerde ouders hun kinderen dans les laten geven en dat sommigen nu enj dan tooneelvoorstellingen bezoeken. Prof. Hoekstra besluit zijn ernstige bespre king van deze dingen met d'e woorden „Als dit waar is wij'st dit dan niet op een teruggang van ons leven, opi een gebrek aan ernst, op het zoeken van de dingen dezer wereld inplaats van een zoeken van de geestelijke goederen van het Koninkrijk Gods De godsvrucht gaat bij' sommigen weg. Het leven in Gods gemeenschap gaat kwijnen. Ik vrees, dat op dezen en genen past, wat de Heere tot de gemeente van Efeze zegt Maar Ik heb tegen u dat gij uwe eerste liefde verlaten hebt. Gedenk dan, waarvan ge uitgevallen zijt en bekeer u en doe de eerste werken;enl zoo niet, ik zal u haastelijk bijkomen en zal uwen kandelaar van zijne plaats weren, indien gij u niet bekeert." Wij meenen dat dit waarschuwend woord van den professor zeer waard js, ook bui ten onze groote steden, zelfs tot op het platteland ter harte te worden genomen. v. D. Het andere boek, .waarop w|e zeer bijzon der de aandacht willen vestigen, is dat van Dr. C. Bouma van Zwolle, dat onder den titel, dien we hierboven plaatsten als ,oipi- schrilt, verscheen bij Kok te Kampen. Dr. Bouma deed een heel goed werk miet dit boek te schrijiven. Hij is niet de eerste, die over dit stuk der waarheid een studie gaf. Dr. A. Kuyper Sr. schreef onder het opschrift „Dat de' genade particulier is'- voor 50 jaar een reeks arti kelen in De Heraut. Deze artikelen1 versche nen later in boekvorm als deel IV van de Serie „Uit het Woord". Het komt ons voor, dat deze Serie, die zes deelen telt, weinig bekend is. Dat is zeer te betreuren omdat daarin zoo ontzaglijk veel gegeven wordt, dat voor het verstaan der waarheid dienstig en aan de practijk der godzaligheid bevorderlijk kan zijn. We willen daarom om: er wat meer be kendheid aan te geven van de zes deeltjes hier den inhoud aangeven, in d'e h'oop dat velen er toe komen zullen ze aan te: schaf fen en te lezen. Deel I heeft de volgende hoofdstukken De Naam in de H. Schrift Heilsfeit en Heilswoord Heiligen Welbehagen en Ont ferming Thabor en De Spitse der Openba ring- Deel II Schuchterheid in liet heilige De Sleutelen De Sleutelmacht De uitverkie zing De mensch Christus Jezus. Deel III: Wedergeboorte en bekeering; Volmaaktbaarheid Natuurlijke Godskennis Maranatha. 1 Deel IV Dat de genade particulier is 1. Geen Christus pro omnibus 2. Getoetst aan de uitkomsten 3. De ondoorgrondelijke barm hartigheden 4. Schijnbare strijd. Deel V De leer der verbonden 1. Het verbond des Heeren 2. De leer van het verbond 3. Het verbond der werken 4. Het verbond der genade 5. De gierusten van het Verbond. Aanhangsel Een zegel des ver- bonds. Deel VI De practijk der godzaligheid 1. Practijk in de bediening 2. Practijk in den strijd 3. Practijk in het lijden 4. Practijk in de oefening. Dit vluchtige overzicht doet al zien dat hier een rijke inhoud gegeven wordt. Over tal van vragen, die nog altijd' .aan de orde zijin, geeft Dr. Kuyper in zijn heldere en boeiende stijl, zijn uiteenzetting. En niet dan tot eigen schade kan men die ongelezen laten. In deel IV dan handelt Dr. Kuyper ook daarover dat er geen algemeene verzoening is. Toch deed Dr. Bouma geen overbodig werk door in De Zwolsche Kerkbode dat zelfde onderwerp te behandelen. Dat kwam al daarin uit, dat uit Gereformeerde kringen bezwaar tegen die artikelen werd ingebracht omdat men oordeelde, dat hierdoor op den voorgrond gesteld werd een geschil met an dere Christenen, dat maar verdeeldheid' zou brengen, terwijl men elkander zoo noodig had en dat dit geschil niet belangrijk genoeg daar voor was. Als de zaak zóó staat, dat Gere-

Krantenbank Zeeland

Zeeuwsche kerkbode, weekblad gewijd aan de belangen der gereformeerde kerken/ Zeeuwsch kerkblad | 1928 | | pagina 1