Weekblad voor de Gereformeerde Kerken in Zeeland.
42e Jaargang.
Vrijdag 20 Juli 1928.
No. 29.
Redactearen) Ds. P. VAN DIJK te Serooskerke (W.) en Ds. A. C. HEIJ te Koadekerke.
Persvereeniging Zeeuwsche Kerkbode.
UIT HET WOORD.
ONSCHATBARE GOEDEREN.
Kerkelijk en Geestelijk Leuen.
Middelburg's Universiteitsdagen.
Booze Raadgeving.
ZEEUWSCHE KERKBODE
Vaste medewerkersD.D. L. BOUMA, F. J. v, d. ENDE, B. MEIJER, F. STAAL Pzn., en R. J. v. d. VEEN.
Abonnementsprijs! per kwartaal bjj vooruitbetaling f 1,
Afzonderlijke nummers 8 oent.
AdoertentleprIJsi 15 oent per regelbjj jaarabonnement van
minstens! 500 regels belangrijke reduotie.
UITGAVE VAN DE
Adres van de Administratie:
Firma LITTGOiJ OLTHOFF, Middelburg
Beriohten, Opgaven Predikbeurten en Advertentiën tot Vrijdag
morgen 9 uur te zenden aan de Drukkers LITTOOIJ Sc OLTHOFF
Spanjaardstraat, Middelburg.
TELFPOON 2 5 8. GIRONUMMER 4 2 2 8 0.
Ik raad u, dat gij van Mi} koopt
goud, beproefd komende uit het vuur.
opdat gij rijk moogt worden en
witte kleederen, opdat gij' moogt be
kleed worden en de schande uwer
naaktheid niet geopenbaard' worde
en zalf uw oogen met oogenzalf, op
dat gijl zien moogt.
Openbaringen 3:18.
II.
Oogenzalf dat is het derde goed, het
welk de koopman uit den hemiel aanbiedt.
Zalf uw oogen met oogenzalf, opdat gij:
zien moogt aldus roept de verheerlijkte
Heiland der gemeente van Laodicea toe, en
waarlijk, dit is een raad, die een iegelijk
onzer wel ter harte mag nemen. Want van
nature z'ijn alle menschen blind. Zijl zien God
niet in Zijln heiligheid, toornend tegen de
Zonde. Zij zien zichzelf niet in hun vloek
waardigheid, doordien ze stout hebben over
treden de heerlijke wet van God. Zijl zien
dit tijdelijk leven niet in zijln nietigheid, maar
zij' meenen, dat dit leven alles is en dat zi}
er daarom zooveel mogelijk van moeten ge
nieten. En eindelijk, zij' zien ook niet, hoe
heerlijk het saamwonen is met den grooten
God op Zijn heiligen berg.
Dat maakte Edens hof voor Adam tot
een paradijs, dat God er tot hem kwam en
h'i} er met den Heere mocht spreken van
mond tot mond. En dat kan de stilte van de
binnenkamer en de eenzaamheid der afzon
dering zoo wonderbaar soms maken voor
een kind van God, dat hij als onder tranen
roept„O, het is of mijn voeten staan in
de poort van den hemel", als namelijk, ter
wijl zijn ziel uitgaat naar boven, hi} de voet
stappen des Heeren hoort ruischen, hem te
gemoet, Vaders lippen hem toefluisteren
Kind, hier ben Ik. Ja, dat zal de hemel eerst
waarlijk tot hemel maken, dat God1 en Zij'n
volk er bij' elkaar zullen zijln, bij elkaar voor
eeuwig.
Maar van dit alles zien blinde oogen niets.
En daarom verrukt het vergankelijk goed de
zer wereld de blinden en laten de heilsgoede-
ren van Gods eeuwig genadeverhond hen
koud. Terwijl een rechtgesteld kind van God
een heilige koudheid voelt vopr datgene,
waarbij' de wereld opspringt van vreugde, en
een zalige blijdschap bi} Gods genadegiften,
die de wereld veracht. Ja, waarlijk, dit is
de droeve toestand, waarin de zonde ons
brachteen iegelijk menschenkind van na
ture blind voor de heerlijkheid des herneis
en ongevoelig voior het zoete van Gods
gunst en gemeenschap'. Maar ziet nu, dat
behoeft bij een mensch zoo niet te blijlven.
Dat mag zelfs zoo niet blijven. Wat toch
lezen we Dit, dat de hemclsche koopiman
roeptIk raad u, dat ge van Mij' koopt
oogenzalf, opdat ge zien moogt.
Ziende wil Hij de blinden maken. Licht
van den hemel wil Hij werpen in het oog,
Waarvoor het tot hiertoe een stikdonkere
nacht was. Als men het miaar biddend van
Hem begeert. Zalig, als men het doet. Want
o, dan ziet men, wat mfen nog nooit heeft
gezien. Men ziet z'ij'n zwarte zonden, roepend]
naar den hemel omi wraak. Men ziet zij'n
groote schuld, te groot om ooit te betalen.
Dan buigt men het hoofd en billijkt God', als
H]ij voor eeuwig verloren doet gaan. Maar
daar blijft het niet bijl. Het ontsloten oog
ziet meer. Het ziet ook door de verlichtende
genade des Geestes, dat er opi Golgotha iets
wonders is gebeurd'. Dat de Zoon van God
daar stierf. En riep.het is volbracht. Alles
volbracht, wat noodig was om een verloren
Imenschenkind te verzoenen mlet een heilig
God. En o, die dat te zien krijgt, dien sprin
gen de tranen uit de oogen. Want als een
aan zich zelt ontdekt zondaar Jezus aan
schouwen mag, Jezus als den grooten Pro
feet én dierbaren Priester-Koning Jezus als
den schuldovernemenden Borg van een
jgansch verloren volk Jezus, wie Hij is en
wat Hij' is, dan wordt hij opi dat oogen-
blik als van uit de hel in den hemel gezet.
Toen de Emmaüsgangers aan den avond-
discli onder de breking des broods Jezus
recht te kennen kregen, was er in hen geen
geest meer. Toen Maria Magdalena bij het
rijzen der Paaschzon in Jozefs hof Jezus
recht in het oog kreeg als dien zoekenden
Herder, die Zijn verdwaalde schaap' wist te
vinden tot in het dichte struikgewas van haar
ongeloof, toen wierpi ze zich aan Jezus' voe
ten neer, terwijl haar lippen slechts stamelen
konden dat ééne woord, maar waarin z'ij
legde haar gansche ziel „Rabbouni-Meester
mijn". En die als een verlorene, als een kreu
pele, als een naakte en blinde, alles behoe
vend en niets bezittend, gaan mag tot de
springende fonteinen van Gods heil en Jezus
te zien krijgt, Jezus, Wiens vleesch voedt
ten eeuwigen leven en Wiens bloed drenkt
tot dronken word'ens toe Jezus, die er zijln
lust en vreugde in vindt naakten te kleeden,
blinden te doen zien helder en klaar, en kreu
pelen te doen huppelen op de liefelijke ber
gen van vrije genade, o:, die roemtik
heb grooten lust om me neer te: zetten in
de schaduw van het kruis, want wat js z'ijrn
vrucht mijn gehemelte toch zoet.
O, als het bewindsel des aangezichts maar
verslonden is, dan ziet men, wat voor dui
zenden verborgen is. Als de blinddoek maar
weggenomen wordt, dan aanschouwt men
de heerlijkheid Gods. Als de Heere Jezus
zijn hemelsche oogenzalf maar schenkt, dan
ruischt van het snarentuig de lofzang van het
'begenadigde hartwien heb ik nevens U
in den hemel Nevens U lust miij ook niets
op de aarde. Gij zijt de Rotssteen mijns har
ten en miij'n deel in eeuwigheid.
MEIJER.
Of er velen uit het Noorden van Friesland1
naar de hoofdstad van Zeeland gegaan zijn
om; de vergaderingen door de Vereenigïng
voor Hoogcr Onderwijs opi Gereformeerden
Grondslag uitgeschreven en gehouden, kan
ik niet zeggen. Het zou anders wel wensche-
lij'k zij'n geweest, al was het alleen maar om1
eens met eigen oogen te zien de oorden
van deze Zuidelijke Provincie, want dan zou
hun gebleken zijn, dat de voorstelling, welke
velen zich van dat gewest maken, in strijd
is met de werkelijkheid' en zij zouden er een
gunstiger indruk van ontvangen. De herin
nering van mijln verblijf aldaar, waardoor ik
in de gelegenheid ben geweest om kennis
te maken met de Zeeuwsche eilanden en
stroomen, is iniij aangenaam. En als zijl dan
eens meteen hadden kunnen wandelen langs
de straten van d!e hoofdstad, daii zouden zij
onwillekeurig een indruk meegenomen heb
ben. van het rijke verleden van deze wel niet
groote, maar toch in vele opzichten zoo
merkwaardige stad. Al moge het aantal van
hen, die van hier gekomen z'ijln, niet groot
geweest zijm, men mag daaruit niet afleiden,
dat het aan belangstelling ontbrak. We heb
ben ook het rapport van de Commissie met
verlangen tegemoet gezien, en zoodra het
door de pers publiek gemaakt was hebben
we het met aandacht gelezen en verder na
gegaan, wat verschillende bladen daarover
ten beste gegeven hebben. Ik mag ook wel
zeggen, dat we er ons over verblijd' hebben,
nu er eenmaal moeielijkheden waren, dat ze
goed onder de oogen gezien zijln. Het is ons
wel gebleken, dat het voor mannen, die hel
der kunnen denken en fijn onderscheiden tot
op zekere hoogte interressante kwesties wa
ren. Wij hebben voorts ook gepoogd er ons
een juiste voorstelling van te maken. Het
lag dus voor de hand, dat we ook wel gaarne
tegenwoordig hadden willen zijn, waar het
rapport in bespreking en behandeling kwam.
Wij hebben ons nu tevreden moeten stellen
met de verslagen, welke daarvan verschenen
z'ijln. Er is wel eens gezegd, dat de voorgeko
men moeielijkheden schade zouden doen aan
het vertrouwen, dat het Gereformeerde volk
stelt in den arbeid van de Vrije Universiteit,
maar daarvan heb ik in deze omgeving niets
'gemerkt. Ik wil natuurlijk niet zeggen, dat
dergelijke kwesties bevorderlijk zijln om de
geestdrift voor deze inrichting aan te vuren,
maar het lijkt mie niet toe, dat de sympathie
er onder geleden heeft. Dit zou trouwens
ook dwaas zijln, want het is algemeen be
kend, dat de Professoren in de godgeleerd
heid met die van de Theologische School
opi de bres hebben gestaan om de Gerefor
meerde Kerken bij de zuiverheid harer be
lijdenis te bewaren. Bovendien is er geen en
kele klacht ingediend tegen het onderwij's,
dat anderen gaven. Het is wel waar, dat het
onaangenaam stemde, toen het openbaar
werd, dat enkele Professoren het schisma
van dr. Geelkerken steunden en daarover zij'n
wij jammer genoeg nog niet heen. En dat
zoo iets geen goed doet, is duidelijk. Alge
meen is men het onder ons er .over eens,
dat er ,aan het rechte kerkelijk besef wel iets
ontbreekt. Wij kunnen niet verstaan, dat wie
waarlijk Gereformeerd is, het verband ver
breekt met z'ijln Kerk, die opi den grondslag
van de belijldenis staat en daaropl wil blijven.
Onze voormannen van vroeger en lateren
tijd hebben ons voorgehouden, dat mlen niet
mag afscheiden van de Kerk, tenzij mien
daartoe deugdelijke gronden kan aan voeren.
Zij hebben ons steeds gewaarschuwd tegen
deze zonde. Alleen in 't uiterste geval mag
men tot zulk een remedie de toevlucht nemen.
Eerst als de Kerk willens en Wetens den weg
verlaat, dien God haar heeft aangewezen in
Zijn Woord en zij met beslistheid* weigert
haar zonde te belijden en er afstand van te
doen, is het oogenblik gekomen olml haar een
scheidbric-f te geven, doch alleen als het niet
anders kan en Gods wil het duidelijk eischt.
Vooral in onzen tijld moet dit weer heel dui
delijk gezegd worden, want er heerscht onder
hen, die uit kracht van hun belijdenis willen
behooren tot de Gereformeerde gezindheid
een hopielooze verwarring, waarvan het einde
en de schadelijke gevolgen niet te zien is.
Vele kerken hebben daaraan de handen vol
cu als het dan gewone menschen geldt, dan
doet men wijs, wanneer mlen het uiterste ge
duld oefent, wijl men aannemen kan, dat zij
zich niet volkomen bewust zijn van den
stap', welken zij' zetten. Eiken dag toc'h wer
ken er allerlei invloeden, welke het kerkelijk
besef op onrustbarende wijlze verzwakken.
Het sch'ijint soms, dat er velen zlijln, die zich
nog nooit rekenschap' hebben gegeven, waar
om zij aan deze en niet aan gene kerk be
hooren. Daaruit is het te verklaren, dat er
z'ijn, die gemakkelijk van een Geref. tot een
Herv. Kerk overgaan, of ook wel omgekeerd.
Ja, het is zelfs zoo erg, dat overgangen van
een Protestant tot de Roomsche Kerk niet
meer tot de zeldzaamheden behooren. Maal
ais we zoo iets moeten zien van Professo1-
ren, die onder de meest gunstige o'mlstandig-
heden zijn opgegroeid en die steeds ver
keerd hebben in een goede Gereformeerde
Omgeving, dan grijpt dit dieper in en klimt
onze verbazing ten top. Ik wil graag aanne
men, dat z'ij ter goeder trouw mieenen, dat
zij .recht hebben om de gemeenschap: met
onze Kerken te verbreken, maar dan mioeten
zij althans duidelijk kunnen maken, dat de
schuld niet bij hen maar bij! de door hen ver
laten kerken ligt. En als z'ij dan zeggen
de Generale Synode te Assen heeft een be
slissing genomen, welke niet op1 schriftuur
lijke gronden rust, ik druk het expres zeer
kras uit, dan moeten zij daarin niet berus
ten, maar voortdurend daartegen opkoimen
en alles aanwenden om deze in hun oog dwa
lende kerken terug te brengen tot de ge
hoorzaamheid des geloofs, want neem eens
aan, dat de kerken zich aan onbillijkheid
sLhuldig gemaakt hebben tegen dezen en
•genen, is dat reeds een reden, om zulke ker
ken te verlaten Indien daarop' een bevesti
gend antwoord gegeven moet worden, dan
hebben mannen als Calvijn en Luther het
zich nameloos zwaar gemaakt. Zie, als ik
mij ook maar even indenk een strijd, welken
onze Kerken hebben moeten voeren tegen
alle machten, welke de Kerk hebben be
laagd, nog eens, dan versta ik niet, hoe het
te verklaren is, dat enkelen terwille van bij
komstige zaken zooveel op 't spel durven
zetten. Wij waardeeren den arbeid, wélke er
verricht is en nog verricht zal worden om de
moeielijkheden te verwijderen, maar het gaat
m'iji aan ;t hart, als ik bedenk, welke een ver
zwakking van het kerkelijk besef daarvan
de vrucht zal zijn. Geheel formeel genomen,
geloot ik wel, dat we ons niet verder behoe
ven te verontrusten, want de zaak blijkt in
vertrouwde handen te zijn. Wij hebben zelfs
bewondering gevoeld voor de Wijlze, waarop
de weg gewezen is, waarlangs we al de
moeielijkheden te boven kunnen koimien1.
Waarlijk, wjij willen dit niet gering aéhten,
maar daarmede is niet te niet gedaan de ker
kelijke en geestelijke schade, welke zulk een
houding van slechts enkele maar van zulke
hooggeplaatste mannen doet aan het kerke
lijk besef. Ik meen dat ik duidelijk genoeg
heb laten uitkomen, dat dit kwaad nu niet
pias is gekomen. Ik wil dit nog wieleens ten
lovervlo.edc zeggen en dat ik het dus niet
uitsluitend Wijt aan de bedoelde professoren,
maar dit neemlt niet weg, dat w|ij| den gang
van zaken diep' hebben te betreuren. Wij zlijln
er ver van af om te willen overdrijven, maar
Wij oordeelden, dat we bij deze gelegenheid'
onze stem nog eens te moeten verheffen
tegen een kwaad, dat rusteloos ook in onze
kringen voortwoekert, en dat in menig op
zicht de lucht van het kerkelijk leVen i,n ons
land heeft vergiftigd'. Er wordt nog tegen ge
streden, maar het is van dien aard, dat men
den moed' zou kunnen verliezen, in1 het be
sef, dat het heel de erve van Christus Kerk
heeft overwoekerd.
BOUMA.
ii. i
Na het negatieve gedeelte van den raad
dien De Waarheidsvriend aan Bondsleden
geeft om1 n.l. niet naar de Kerken] der Ge-
scheidenen te gaan, want van renegaten-
en hun consorten mioet mlen niet veel voor
onze mloederlcerk verwachten benieuwt het
ons wat het positieve gedeelte van de raad
geving zal zijn.
„Maar wat dan zoo hoor ik u vragen.
Mag ik ook wat vragen Wat deed' Elia
toen het gansche land met Baalpiriesters
als 't ware overstroomd wias H'ijl troik
zich in de eenzaamheid' terug bijl de beek
Krith. De Heere is immers aan geen tijd
of plaats gebonden."
De Bondsraadsman wijst er daarna opi, dat
er nog vele oude-schrijvers zijn, waard! om
gelezen te worden, dat het ook kortzichtig
is te mieenen, dat in onze dagen alleen min
derwaardige geschriften uitgegeven wlorden.
„Welaan zou dit dan de weg niet wie
zen om als huisvader mlet Zijln gezin den
naam des Heeren thuis aan te roepiew en
een predikatie te lezen."
Wanneer er dan meer zulke mienschen z'ijn
(in de plaats n.l. waar een onrechtzinnige
dominee in de Hervormde Kerk staat, maar
overigens wèl „gescheiden" Kerken zijn)
„wier hart uitgaat naar een prediking w'aar-
in God op het hoogst wordt verheerlijkt en
de mensch op het diepst wordt vernederd",
dan kon er een vereeniging gevormd
worden die eens een spreker liet komen van
Gereformeerd beginsel.
Nu loopt mien daar ook weer gevaar, n.l.
„Dat men zich in die evangelisatie be
gint thuis te gevoelen zoodat men er de
Kerk niet voor terug zou willen hebben."
Er liggen zelfs meerdere gevaren in, vol
gens het blad, maar d!e zegeningen Zijln toch
ook bijlzonder groot. De vrienden der oude
beproefde waarheid kunnen op die wijlze het
zout der aarde wezen in de plaats hunner in
woning, en menige plaatselijke gemeente on
zer Hervormde Kerk op- die wijlze weer geleid
iwiorden op' de beproefde paden onzer vade
ren.
Ziedaar een advies, wiaar niet alleen Gere
formeerde mienschen uit de Gescheiden Ker
ken, maar ook de Bondsleden naar ik denk
ettelijke vraagteekens achter zullen plaatsen.
Waar blijven b.v. in dit „wat dan de
catechisaties, waarvan de raadgever in zijn
eerste deel sprak.
Moeten dat de huisvaders doen Of doet
dit de zoo nu en dan optredende dominee in
de Evangelisatie
Arme opgroeiende kinderen De Hervorm
de dominé is niet vertrouwd oml Zijln leer
de Gereformeerde dominé is een renegaat
vaders doen het nietde missionaire bonds-
p-r-edikers eclipseeren op Maandagmorgen....:
het advies blijkt de kleinigheid van onze ca-
techiseerende Jeugd' maar even vergeten te
hebben
Het voorbeeld van den profeet Elia kan
deze booze raadgeving van De Waarheids
vriend toch ook zeker niet dekken.
Want alle Bondsmenschen die vrijlwillig