Weekblad voor de Gereformeerde Kerken in Zeeland.
42e Jaargang.
Vrijdag 29 Juni 1928.
No. 26.
Redactearen) Ds. [P. VAN DIJK te Serooskerke (W.) en Ds. A. C. HEIJ te Koadekerke.
Persvereeniglng Zeeuwsche Kerkbode.
UIT HET WOORD.
Vervult met vruchten der gerechtigheid.
Kerkelijk en Geestelijk Leuen.
Friesch natuurschoon.
ZEEUWSCHE KERKBODE
Vaste medewerkersD.D. L. BOUMA, P. J. v. d. ENDE, B. MEIJER, P. STAAL Pzn., en R. J. v. d. VEEN.
Abonnementsprijs! per kwartaal bjj vooruitbetaling f 1,—.
Afzonderlijke nummers 8 oent.
Advertentieprijs! 15 oent per regelb'|j jaarabonnement van
minstens 500 regels belangrijke reduotie.
UITGAVE VAN DE
Adres van de Administratie:
Plrma LITTOOU OLTHOPF, Middelburg.
Beriohten, Opgaven Predikbeurten en Advertentiên tot Vrijdag
morgen 9 uur te zenden aan de Drukker» LITTOOU Sc OLTHOFF
Spar\jaardstraat, Middelburg.
TELEFOON 2 3S. GIRONUMMER 42 2 5 0.
Vervuld met vruchten der gerech
tigheid, die door Jezus Christus zijn,
tot heerlijkheid en prijs van God.
Philipp. 1 11
De ware christen staat niet alleen naar
zuiverheid der leer, maar ook naar vromig
heid des levens. Deze twee zijn door God
in zijn heilig Woord samengevoegd, en kun
nen door niemand gescheiden wiorden, tenzij
dan met verbeurte van den christennaami en
met prijsgeving van de hope der eeuwige
zaligheid. Want het vaste fundament Gods
staat hebbende dit zegel de Heere kent de
genen, die de zijnen zijn en Een iegelijlk,
die den naam van Christus noemt, sta af
van ongerechtigheid.
Vooral in onze dagen mag dit in herinne
ring worden gebracht. Eenerzijds wordt ge
vonden een toespitsen der leer, een pijnlijke
zorgvuldigheid om tot in de jota's en tittels
gereformeerd te zijn, een zweren bij dog
ma's en beginselen. Maar ook anderzijds kan
opgemerkt worden een slapheid in den wan
del, een verwatering van het geestelijke le
ven, een gebrek in de oefening der waar
achtige liefde en een traagheid in "het doen
van goede wierken. Daarom moet ons steeds
het woord van den Heiland op de consciëntie
■gebonden zijn, dat niet de Hieere, Heere
roepers ingaan in het Koninkrijk, maar al
leen zij die den wil doen des Vaders, die in
de hemelen is. En dit is de wil des Va
ders, zeker, dat Wfij' gelooven in Hem, dien
Hij gezonden heeft, maar dan zóó, dat ons
geloof openbaar en gerechtvaardigd w'ordt
door de goede werken, dat wij staan naar
en vervuld worden met vruchten der gerech
tigheid.
De gerechtigheid, die Gods kinderen in
Christus hebben, is w'el voor alles een toe
gerekende gerechtigheid, welker schat en
rijkdom met vertroosting gekend w'ordt in
de vergeving der zonden en de toezegging
van het eeuwige leven. Maar die gerechtig
heid des geloofs is evenzeer een levende wor
tel van goede wferken. Wie in Christus is,
met Hem door 't geloof "ééne plant gewor
den, die heeft deel aan alle schatten en wek
daden van Christus, dus ook aan den H.
Geest, dien Hij verw'orven heeft. En het is
die Geest van Christus, die in ons werkt
de vruchten der gerechtigheid. Voor hen die
in Christus zijn, is er geene verdoemenis,!
maar zij dragen dan ook het heilig merktee-?
ken dat zij niet meer naar het vleesch wan
delen, maar naar den Geest. Zij zijin gerecht
vaardigd, maar ook geheiligd. De rechtvaar
digheid des geloofs brengt haar vrucht voort
in de heiligmaking des levens. Beide zijn uit
Christus. Beide worden ons geschonken door
den H. Geest. Beide dienen om groot te ma
ken den naam van onzen God.
Met vruchten der gerechtigheid nu zullen
de geloovigen vervuld worden. De heilige
Apostel vergelijkt hen met boomen, die in
gerechtigheid hun wortel hebben en in goede
Werken hun vrucht dienen te dragen.
Maar dan vrucht in overvloed en volheid.
Niet hier en daar een enkele vrucht aan de
takken, maar alle takken w'el voorzien en
rijk beladen. Zoo is de natuur van den goe
den boom die siert zich niet enkel met
bladeren of doet slechts bloesem zien, maar
die brengt ook rijkelijk de edele vrucht vö,ort.
Zoo teekent David in den eersten Psalm de
rechtvaardigen ze zijn als boomen, die ge
plant zijn aan waterbeken en die hunne
vrucht geven op hunnen tijd. .En in Psalm
92 zegt hij andermaal De rechtvaardige zal
groeien als een palmboom, als een ceder-
•Ibfaom op Libanon die in het huis des
Heeren geplant zijn, dien zal gegeven woorden
te groeien in de voorhoven Gods in den
grijzen ouderdom zullen zij nog vruchten
dragen zij zullen vet en groen zijln. In ge
lijken zin zegt ook Jezus Alle rank, die in
mij geene vrucht draagt, die neemt de Vader
Wegen alle rank, die vrucht draagt, die
reinigt Hij, opdat zij meer vrucht drage
hierin is mijn Vader verheerlijkt, dat gij
veel vrucht draagt. En zoo bidt ook Paulus
voor de Philippenzen om in de genade der
heiligmaking toe te nemen.
En zoo behoort het te zijln bij' al Gods kin
deren zij' moeten vervuld1 zijln miet vruchten
der gerechtigheid, die door Jezxis .Christus
zijin, tot heerlijkheid en prijis van God1.
Daarom miogen zij, die geene vruchten der
gerechtigheid voortbrengen, zich wel ernstig
onderzoeken. Van nature zijn wij allen doode
boomen. Van ons geldt, wat Jezus eens tot
den vij'geboom sprak uit u geen vrucht
meer in der eeuwigheid1. Indien wij niet
tot Christus komen en op Hemi, den groe
nen olijfboom w'orden geënt, dan blijiven wij
geestelijk onvruchtbaar en zullen eens tot
niets anders deugen dan om in het eeuwige
vuur geworpen te worden.
En toch zoovelen noemen wiel den naami
van Christus en zoeken daarbij niet de ge
rechtigheid des levens. Naamchristenen en
mondbel'ijders, maar die geen deel aan Jezus
hebben, w'ant zij roemen Hemi wel miet den
mond, miaar verloochenen Hemi met de wer
ken. Soms nog vertoonende de gedaante der
godzaligheid, maar de kracht daaraan ver
loochenende door hun onheilig, zondig, we-
reldsch leven. Schandvlekken voor de ge
meente Gods Gods heiligen naann tot smiaad-
heid en oneere. Indien gij u niet bekeert, zoo
zult ge met de goddeloozen vergaan. Want
het Koninkrijk Gods is niet gelegen in wfoor-
den, maar in de kracht des Geestes.
Zoek daarom uw heilige belijdenis te recht
vaardigen door vruchten der gerechtigheid.
De liefde Gods in Christus dringe u daar
toe. God is het waardig. Jaag in uw leven
den vrede na en de heiligmaking, zonder
welke niemand den Heere zien zal. Bedenk
het steeds in de liefde des geloofs, die tot
ijver verwekt, dat gij een spruit zijner plan
tingen zijt, een werk zijner handen, opdat Hij'
verheerlijkt worde
VAN DER VEEN.
Op> 't gevaar af, dat verschillende lezers
glimlachen, als zij dit opschrift zien en den
ken Het zal mij wat wezen. Eigener be
weging zou ik er dan ook nooit toegekomen
zijn om buiten ons gewest er iemand mee
lastig te vallen. Ook ik was onder den in
druk van de publieke opinie och, praat mij
niet van Friesland met zijn vele wateren en
zijn eentoonige vlakke velden, waar geen
boom groeit of tiert. Zoo ver de blik reikt,
ziet men er niets dan slooten en koeien.
Afwisseling ontbreekt er geheel en het volk
is er stug, als de bodem, waarop hetwioont.
Neen. uit mij zelf zou ik er dan ook niet
toegekomen zijn om over ons natuurschoon
een letter op 't papier te zetten, wetende,
dat niemand er aan dacht om! ,er ook maar
een oogenblik bij stil te staan. Daarom ge
voel ik, dat e enige toelichting noodig is.
In de omstreken van Grauw, even zuidelij
ker dan Leeuwarden staat een doopsgezind
predikant, die den naam van Stoppelaar
draagt welke naam mij herinnert aan een
oude Middelburgsche familie en mij doet
Vermoeden, dat hij van Zeeuwschen por-
sprong is. Deze man gevoelt zich aangetrok
ken tot het lage land in zijln omgeving en
gaat er menigmaal opi uit om1 het nauwkeu
rig op te nemen. Zijn indrukken geeft hij
weer in menig artikel, dat in onze dagbladen
een welkome gast is. .Vele er van zijin ook
in boekvorm gegeven en door die werken
ben ik er van genezen om poit weer te
klagen over de armoede pan natuurschoon
in ons gewest. Vroeger .heb ik nooit ge
weten, hoe rijk we wel zijln in dit opzicht.
Deze boeken hebben nrijn leven veraange
naamd en verhelderd en ik ben er dankbaar
voor, dat de beoordeeling daarvan zoo gun
stig is. Hieruit blijkt reeds, dat zijn boeken
in een zeer breeden kring van ons volk be
kendheid hebben verkregen, en hoe grooter
het aantal der lezers wordt, hoe meer ik
mij verheugen zal. JHet js inderdaad een ge
not om onder zijn leiding onze landschappen,
poelen en meren, vogels, dieren en mienschen
te zien en onwillekeurig komt de begeerte
in 't hart, och, mocht ik zoo kunnen zien
als hij. Het zijln geen buitengewone dingen,
Welke hij ons verhaalt. Het zijin heel gewlone
vogels, welke we allen kennen, maar .in
't licht, dat hij er op werpt, w'ordt het meest
gewone buitengewloon in bekoring en aan
trekkelijkheid. Er gaat van deze boeken een
frischheid uit, zooals we die genieten op een
schoonen lentedag als de natuur ontwaakt
is en zich tooit met het jeugdig groen en de
vele bloemen. Zulke boeken werken ook ver
helderend. Nu verstaan we, w'at ons als jon
gens vóór dag en dauw deed ;uitgaan naar
'buiten om met een polsstok gewapend een
heelen dag te zwerven pver de soms nog
drassige velden. Wij gevoelen als 't ware
■nog de stilte, welke er lag over de heeie
omgeving. Wij zien nog de zware nevels, wel
ke heel den omtrek aan ons oog onttrok.
We hooren weer de vele geluiden, zeer ver
schillend, maar toch ook welluidend aan de
vele trekvogels, welk in groote menigte in
dit waterland gevonden wiorden. Daar staat
een tureluur op< een 'hek en wij luisteren naar
zijn geroep. Nog gevoelen we emotie, als we
een nest aanschouwen, waarin een kievit zijn
eieren heelt gelegd en zuiver gerangschikt. Wc
staan stil en roepen de kameraden, die met ons
zijn want allen moeten met ons genieten van
den aanblik. Wij'slaan nog eens den strijd gade
■welke de kemphanen voeren, die door hun
veelkleurigen vederdos en door hun ver-.
Woede aanvallen zelfs aan knapen kunnen
boeien. We schrikken, want een watersnip,
vliegt van den slootkant 'vlak voor onze voe
ten met duizelingwekkende vaart omboog.
Lang geleden is 't reeds, dat we het met
onze oogen zagen, maar in gezelschap van
zulk een schrijver zien we het wfeer en we
genieten opnieuw, wat onze jeugd zoo schoon
en zoo rijk maakt. Spoedig zijin we op het;
tooneel, waar de wijde horizonten tot ons
spreken in een taal, welke onze gedachten,
gevangen neemt en zijn we getuige van de
vreugden maar ook van de angsten, welke
de vogelen-wereld vervullen. Neen, ik heb
het voorheen nooit zoo' geweten,- welk een
genot er in lag om zoo door die landen te
dolen en evenmin, dat er zooveel te zien en
te leeren was. Maar nu begrijpi ik, hoe het
kwam, dat de guurheid van het voorjaars-
weêr en de hagelbuien soms ons niet af
schrikten om er den volgenden morgen miet
nieuwen moed op uit te gaan. Ik heb meer
malen deernis gehad miet jonge mannen wiel
aard en aanleg het was om buiten te zijn
in de vrije natuur, maar voor wie de eischen
van 't leven onverbiddelijk waren, zoodat
zij het moesten opgeven en nu gevioel ik nog
meer eerbied voor hun zelfbeheersching^
\vaardoor zij zich schikten in 't gareel van
den dagelijkschen arbeid. Neen zij waren
niet traag, dat zij opzagen tegen inspanning,
maar het was in strijd m(et hun aard om te
moeten leven in een beperkte ruimjte, waar
de eentoonigheid van denzelfden altijd terug
keerenden arbeid hen verveelde. Velen, die
niet kennen het geroep der velden hebben
hen onbillijk veroordeeld. We mogen wel
zeggen met den wijzen Koning dit is ook
een kwaad onder de zon, dat het niet allen
gegeven wordt om te kunnen leven en'wer
ken naar aard en aanleg. Dit is mijl ook dui
delijker geworden. Met meerdere waardee
ring zie ik nu op' die uitgestrekte boomlooze
velden, waar nauwielijks een enkele boom
staat en ik tracht er ook naar pm ïmlet an
dere oogen de schoone tinten te zien, welke
over de veeren van 'een spreeuw liggen. En
vraagt ,men mij! nu of .de schrijiver zich ook
beijvert om ons de goede en wijze hand
van den Schepper in alles te doen opmerken.
Hij is wel een dominé, miaar hij houdt geen
betoogen en hij praat ook niet veel over den
godsdienst, maar hij toont ons de heerlijkheid
van het natuurleven en hij doet het pp een
wijze, dat ieder, die gelooft wfsl er toe ko
men mioet om te betuigen o Heere, hoe
groot zijn Uwe wierken, Gij hebt die alle
met wijsheid gew'rocht. Hoe diep zijn Uwe
gedachten. Het stichtelijke ligt er niet dik
op, maar het zit er in en het is er van door
trokken. Als iemand deze boeken gelezen
heeft, dan zeg ik Kom eens naar Friesland'
cn aanschouw, wat deze schrijver U heeft
uitgebeeld en ik weet van te voren, dat ge
niet meer laatdunkend zult zeggen spreek
mij niet over het Friesche natuurschoon. Ik
zou het aan ieder gunnen om| eens hier te
vertoeven in de streken, welke in deze boe
ken zoo zeldzaam! aantrekkelijk geteékend
'worden.
Men mjerkt wel, dat ik erg ingenomien ben
miet wat genoemde predikant over onze gras
velden en riet schrijft en ge zult mjsschien
denken, wij begrijpen het, wijl we Uwe af
komst kennen. Daartegen wil ik niet opikd-
m;en ,en het U laten zeggen. Alleen zou ik
nog willen vragen lees ook, 'yvlat er jiu
volgt, er wordt tegenwoordig nog veel
gelezen. Het blijkt wel uit de vele boeken,
Welke er telkens verschijnen. Er wlprden ook
vele boeken cadeau gegeven. Maar het ge
beurt vaak, dat iem;and verlegen is, welk
'boek hij zal kiezen. Het jmiag meestalniet
zijn, een, dat veel inspanning vraagt. Men
kiest dan vaak een of andere romian, mis
schien wel een Christelijke. Zoo is het Jte
verklaren, dat er verscheidene in omjloopi ko
men, waarvan een lezer zeide ik' heb van
't Christelijke niet veel gemerkt. Welnu als
iemand zich in dit geval bevindt, geef ik den
raad beproef het eens met een van. ds.
Stoppelaar en ik durf wel te zeggen, dat wie
zulk een boek ontvangt, het van 't begin tot
het einde zal lezen en de vrucht zal zijn,
dat hij voortaan met meer opmerkzaamheid
zal gadeslaan, wat de natuur hem1 in eigen
omgeving te aanschouwen geeft. Hij zal lee
ren waardeeren de bronnen van levensvreug
de, welke hij' vroeger vaak ónnaaenkend
voorbijging en hij zal verstaan, dat er veel
verkwikking hem geboden wlordt, welke hij
maar voor 't nemen heeft. Geen te krachtige
spanning zijner zenuwen zal hem vermoeien.
Hij zal bladzijde na bladzijde kalm: lezen en
behoefte hebben om eens na te denken. Er is
zooveel lectuur, waartegen rusteloos gewaar
schuwd moet wlorden en waarvan wijf we
ten, dat zij schade doet. Maar daarvoor be
hoeft men hier niet te vreezen. Men gevoelt
hier de wanne liefde van den schrijiver tot
de natuur en men geniet voortdurend van
de zeldzame gave o>m ook voor ous de na
tuur te doen leven. Zelfs als hij beschrijft
zijn tuin en een teekening geett van een pad,
Welke traag zich voortbeweegt om weer in
zijln hoekje te komen, dan verwondert rwen
er zich over, met welk een oog hij dit too-
nceltje beziet, alsmede over zijn vaardige pen,
Waarmede hij het teekent. Wiji luisteren allen,
als een leeuwerik al zingend omhoog stijgt,
maar wjj zullen voortaan nog m[et intenser
genot dezen kleinen vogel zijn morgenlied
hooren zingen. En zoo: is er nog veel meer,
waaraan wij zouden kunnen herinneren, maar
ik hoop, dat het geschrevene voldoende moge
zijn.
Ik zou niet moede worden, oiml het te
'prijzen cn allen op te wekken er eens kennis
mede .te maken. Voorzoover ik weet, heb
ik den schrijver nooit gezien, maar ik houd
vanhem om> wat hij ons in zijln boeken te
genieten heeft gegeven. Ik zou willen, dat
er in alle bibliotheken althans enkele exem
plaren aanwezig wiaren, opdat velen zouden
kunnen lezen, wat in zulke boeken te vinden
is. Juist, waar er zooveel gif dikwerf in
schoonen vorm gegeven wordt, moeten wöj
medewerken om de aandacht op zulke boe
ken te vestigen. Ik wil niet beWiéren, dat
ieder ze even schoon zal vinden, want over
den smaak moet men niet disputeeren, maar
ik behoef geen tegenspraak te vreezen, als
ik te kennen geef, dat elk bij het lezen ge
boeid wordt en dat hij zijn leven verrijkt en
verhelderd zal gevoelen. En het zal niemand
hinderen dat deze schrijver zich uitsluitend
met de Friesche landen en wateren bezig
houdt, want ofschoon het leven er tot zijn
recht komt, toch opent hij perspectieven,
Welke voor elk mensch waarde hebben. Geen
zinnelijkheid wordt hier geprikkeld, maar het
levenspeil verhoogd. Ds. Tazelaar heeft in
de Reformatie zijn oordeel gezegd en haalt
als een voorbeeld van zijin schrijfwijze aan
over wat hij zegt over het zware varken,
dat hij als een wijsgeer teekent. Doch ge
noeg. Men neme dezen lof over het Friesche
schoon voor lief, en ik zal meer dan tevre
den zijn, wanneer een lezer zegtnu, dan
wil ik toch eens lezen wiat de dominé daar
van zegt. Men moet n.l. weten, dat ik voor
nemens was nog meerdere ruimte te vragen
voor de Friesche taalbeweging waartoe ik
aanleiding kreeg door het geschrijf, ik zeg
niet in het Friesche Dagblad, want dat zou
voor U toch niet eenig argument zijn, maar
in de Groninger Kerkbode. Ik zou er nog aan
kunnen toevoegen Dat er een breed citaat