Weekblad voor de Gereformeerde Kerken in Zeeland. 42e Jaargang. Vrijdag 15 Juni 1928. No. 24. RedactearenDs.. P. VAN DIJK te Serooskerke (W.) en Ds. A. C. HEIJ te Koadekerke. UIT HET WOORD. Zijt mij genadig, o God Kerkelijk en Geestelijk Leuen. Krishnamurti. ZEEUWSCHE KERKBODE. Vaste medewerkers: D.D. L. BOUMA, P. J. v. d. ENDE, B. MEIJER, P. STAAL Pzn., en R. J. v. d. VEEN. Abonnementsprljsg per kwartaal bg vooruitbetaling f 1,UITGAVE VAN DE Beriohten, Opgaven Predikbeurten en Advertentiên tot Vrijdag- Afzonderlijke nummers 8 oent. Persvereeniging Zeeuwsche Kerkbode. morgen 9 uur te zenden aan de Drukkera LITTOOIJ OLTHOFF AdvertentleprIJsi 15 oent per regelby jaarabonnement van Adres van de Administratie Spar\jaardstraat, Middelburg. minstens 500 regels belangrijke reduotie. f|rma LITTOOIJ OLTHOPP, Middelburg. TELEFOON 2 3 8. GIRONUMMER 4 2280. Zijt mij genadig, o God zijt mij genadig, want mijne ziel betrouwt op U, en ik neem mijne toevlucht onder de schaduw Uwer vleugelen, totdat de verdervingen zullen voorbij zijn gegaan. Psalm 57 2. Het leven van David is een bewogen le ven geweest. De historische boeken des O.T. vermelden de omstandigheden en gebeurte nissen, en het zijn vooral de Psalmen, die ons daarbij de zieleworstelingen van dezen man naar 's Heeren hart vertolken. Ook de 57ste Psalm openbaart u op aan grijpende wijze iets van Davids innerlijk be staan onder zijn lijden en beproeving. Hij was vluchtende voor het aangezicht van Saul. Waarschijnlijk is dit geweest toon hijl te Gath uit de handen der Filistijnen ontkomen was en nu voor Israels koning een wijkplaats gezocht had in de spelonk' van Adullam. De vijand zat hem op de hielen, zijin leven was elk oogenblik in gevaar. En nu, ten doode benauwd, stort hij met noodgeschrei zijn ziel in vurig gebed tot God uit. Adullams spelonk weergalmt van zijn hartstochtelijk geroep Zijt mij genadig, o God zijt mij genadig Reeds dat tweemaal herhaalde „zijt mij genadig" wijst u op de heftige beweging van Davids ziel. Het is hem bange. Met klim mende ontroering ziet hij dreigende onweers wolken boven zijn hoofd zich samenpakken, het is hem of de dood reeds zijn kaken op spert pni hem te verslinden. Daarom! dat met passie herhaalde roepen Zijt mij ge nadig, o God zijt mij genadig Merkwaardig dat David niet in de eerste plaats om hulp en uitredding bidt, ofschoon dit van zijin bidden wel de laatste bedoeling is. Eerst en voor alles smeekt hij om genade om genade waarin God verheerlijkt de liefde zijner schuldvergiffenis. David kende zich zeiven en wist ook wie zijn God was. Hoe rechtvaardig zijn zaak ook zijn mocht Vooi menschen, voor den Heilige Israels kende hij zich onrein, schuldig, diep» onwaardig. Hij had behoefte aan schuldvergiffenis. Buiten dié genade zou er voor hem geene verwach ting kunnen zijn, en met haar zou er gewis- selijk hulp en verlossing voor hem' komen. Zoo vat David God van de rechte zijde aan. Hoe zou de Heere zich verborgen kun nen houden waar Hij om genade aangeroe pen wordt Hij1 is immers de God aller ge nade en de Vader der barmhartigheid1. Da vid kende den verborgen omgang met God en de zoetheid daarvan1 lag in de schuldver giffenis om de verdiensten van den Christus. En een ziel die deze genade proeft, durft ook andere dingen hopen en verwachten. Niets is u beter ouder alle levensomstandigheden dan tot God te vluchten en in den naam van Christus aan te kloppen bij den troon der genade. Daar is barmhartigheid en genade te vinden, en daar wordt gij geholpen ter bekwamer tijd. Het rechte bidden is bij Gods kinderen een krachtig werk. David bidt om genade, maar voegt er aan toe Want mijne ziel betrouwt op U, en ik neem toevlucht onder de scha duw Uwer vleugelen. In dit bidden is de H. Geest, die de Leer meester des gebeds is. David bidt niet met de lippen, en houdt zijn hart verre. Dat is het werk van geveinsden. Maar hij legt Zijne ziel in zijn gebed, spreekt zijn gansche hart in dit zijn bidden uit. En meen toch niet dat hij' nu van zijn bidden een grond maakt waarop hij de ver hooring zijns gebeds verwacht. Het iswaar, hij smeektZijt mij genadig, want mijne ziel betrouwt op U. Maar dit „want" is zijn grond niet, maar alleen een sterk aandringen. Hoe zou ons betrouwen ooit een grond bij God kunnen zijn Hoe zwak is het dikwijls En al was het ook sterk, zou ons betroujwen ooit Gods genade kunnen verdienen Neen. 's Heeren volk vraagt genade o m en u i t genade. Met hun betrouwen begeeren ze al leen God te eeren, aangezien Hiji zijn gena dige hulp in dezen weg beloofd heeft. Zij spreken er de oprechtheid huns harten mee uit, hun hoogachting en liefde voor God. Als zij hunne ziel tot Hein opheffen, zien zij van te voren van zich zelf en van alle schep selen af om hun betrouwen alleen op God te stellen. Zóó leert de H. Geest het hun, en zóó alleen komt hunne ziel tot rust. De zandgrond vloeit onder hen weg, en zij voe len zich met beide voeten staan op den Rots der eeuwen. Daarom laten zij alles los en vertrouwen alleen op God. Zooals David het zegt Ik neem mijne toevlucht onder de schaduw Uwer vleugelen. Een geliefd beeld bij' de mannen der H. Schrift. Al biddende leggen zij eigen wij's- heid en kracht -af en worden het kieken ge lijk', dat bij 't minste gevaar met angstig gepiep zich bergt onder moeders bescher mende vleugelen. Hoe klein maakt genade En wat geeft Gods volk aan God de eere Zij niets, en hun God alles Als ik zwak ben, zegt Paulus, ben ik machtig. Zoo was 't ook bij' David. Zoo is het nog bij al Gods oprechte volk het kieken zijn ze gelijk, maar dan het kieken, dat erva ring heeft van Gods genadige en almachtige bescherming. O, zoek het dan niet bij uzelven, bij men schen, bij dingen Bij den Heere alleen is uitkomst, bescherming en bewaring. Onder Gods vleugelen, in de hoede Zijher liefde en trouw, daar alleen is 't u goed bij alles wiat u overkomt. De havik vliegt door de lucht, maar de kiekens zijn veilig onder moeders beschermende vleugelen. David zegt: Ik betrouw op God totdat de verdervingen zullen voorbij zij'n gegaan. Doe nu zijin woord geen gewield aan. Lees er niet uit Zoolang zal ik vertrouwen, en dan kan ik het alleen weer af. Dan ver staat ge David niet. Hij wil juist het omge keerde zeggen, hij wil altijd opi God betrou wen. En omdat hij 't ook' nu mag doen, ge looft hij van harte dat ook deze tegenwoor dige beproeving met Gods hulp zal voorbij gaan. 't Geloof weet zich zeker bij God. Veel kan er komen en komt er ook metterdaad in 't leven van Gods volk, dat beproevend is. Maar zij vertrouwen op den Heere, en daar om gaat elke beproeving voorbij en blijven zij ongedeerd. Voor David gold dit ook in 't natuurlijke. Hem1 was de kroon van Israël beloofd en hij betrouwde op God, dat die hem zou bewaren voor Saul. Ook deze beproeving zou voorbij gaan. En wij weten, dat hij in dit geloof niet is beschaamd geworden. En zijin geloof is nog het geloof der op rechten. Zij kennen ook tijden van zorg, aan vechting en beproeving. Maar ziji betrouwen op .God, totdat de verdervingen Zijn voor bij gegaan. De verdervingen zijn slechts van tijdelijken aard, maar bij' den Heere is blij vende, eeuwige veiligheid. Het gaat op1 aarde wel eens van de eene beproeving! in de an dere, maar waar de bede niet verstomt Zijt mij genadig, o God, want ik betrouw opi ,U daar wordt met de beproeving ook de uitkomst geboden. Totdat er straks geen enkele vijand meer over is en de Almachtige over hen, die Hem vreezen, tot in eeuwigheid zijne vleugelen uitbreidt. VAN DER VEEN. Deze vlag valle nimmer in de handen van den Brit. Aan deze woorden dacht ik, een maal door dr. A. Kuyper gesproken in een talrijke vergadering, waarin een onbeschrijl- lijke geestdrift heerschte, bij gelegenheid, dat hij een vlag overhandigde aan een deputaat- schap van Boeren uit Z. Afrika, toen ik in de bladen las, dat de vierkleur van Transvaal weer in eere hersteld was. Wij weten, wat er gebeurd is. De beide zuster-republieken Transvaal en' Oranje-Vrijstaat hebben na een moedige en lanige verdediging het hoofd moe ten buigen voor Engelsche overmacht. Tij dens dien strijd Zijin er oogenblikken ge weest, waarin het scheen, dat het geloof aan Gods Voorzienigheid weer liet gemeengoed der volkeren Zou worden. Er w'aren zelfs enkelen, die niet konden aannemen, dat het onrecht zou triumpheèren en dat het den verdrukker zou gelukken om de overhand te verkrijgen. Wij kunnen ons dan ook haast niet voorstellen, welk een ontzettende indruk het maakte, toen de dappere Boeren liet moes ten opgeven en hun land ingelijfd wérd bij het Engelsche wereldrijk. Het bleek ook hier weer voor den zooveclsten maal, dat God ondoorgrondelijk en Zijn wegen ondoor- zoekelijk zijn. Er zij'n vragen, waarop wij geen antwoord kunnen geven, zoodat wij met een dichter uit de oudheid moeten klagen Mijn voeten waren bijna uitgegleden. Het is dan ook best te verklaren, waarom er steeds weer zoovelen zijin, die schipbreuk' lijden aan het geloof. Als vragen als deze tot ons doordringen Waar is God, dien gij1 verwachtet en die ons niet willen loslaten, maar bij ons blijven en ons vergezellen pp al onze p.adcn en ons de rust ontnemen en den slaap uit onze oogen weren. Waarlijk ook in dit opzicht wordt er méér .en dieper geleden dan wij vermoeden. Hoevelen zijn er niet, die zich alle vastheid zien1 ontvallen en over wier zieleleven de golven heenslaan. In zulke oogenblikken leeren we verstaan, hoe mioeielijk liet is om met beslistheid tot eigen ziel te zeggen Wacht opi den Heere, want ik zal Hem noig- lovenHijl is de menig vuldige verlossing mij'n's aangezichts en mijin God. Wij zouden het gemakkelijker te bo ven komen, indien er in ons niet ware de neiging om acht te geven opi stemmen, welke ons trachten nog meer in verwarring te bren gen. Wij hebben een voorstelling van de wijsheid en de rechtvaardigheid Gods en te gen de harde werkelijkheid van 't leven val len deze voorstellingen in scherven en dit maakt ons bang. Ik weet het ook wiel, dat men dan tot ons zeggen kan gij m'oet ge- looven, dat God ook dan met wijsheid han delt, als Wij denken, dat Zijn handelingen enkel dwaasheid is en wlij geven dit toe, maar daarmede zijn we niet uit onze moeie- jfcieden bevrijd. O, w'ij kunnen het ver brengen met onze redeneeringen, maar zij geven ons niet den vasten grond, waarop wij bouwen kunnen. De Apostel meende het gloed, toen hij zeide ik zal nimmer aan ,U ge ërgerd worden, maar toen kende hij nog niet de ure, waarin de Satan hem ziften zou als de tarwe en zoo gaat het ons oiok'. Als zulke oogenblikken voor ons aanbreken, dan komt het pas uit, hoe zwak van moed en hoe klein van kracht wij zijn. Onwillekeurig doet het mij1 denken aan een man als Paul Kruger, die zoo vast stond in 't vertrouwen, dat God de beide republieken redden ?Jou uit de hand van den overweldiger, iwlat zal die man doorleefd hebben, toen hij als een balling zijin laatste levensdagen moest sle ten in ons klein land, dat voor hem een toe vluchtsoord is geworden. Wij kunnen ons dat zelf niet geheel indenken. De eeuwigheid eerst zal het openbaren, welke bange tijden er geweest zijn in 't leven van de geloovi- gen. Onze ouden hadden het wel begrepen, als zij uitspraken, dat er veel leeds geleden1 moet zijn, eer dat het einde vrede is. Jezus zelf heeft er ons opi voorbereid door tot ops te zeggen strijd om in te gaan. Hij wist, hoevele vijanden er zouden zijn om ons den ingang bezwaarlijk te maken. Hij' heeft het niet gedaan om ons af te schrikken en te ontmoedigen, maar ons voor bittere teleur stellingen te bewaren en Opdat wlij door on dervinding zouden leeren verstaan, dat voor ons de grond ter vertroosting niet ligt in ons voornemen noch in ons geloofsvertrou wen maar in Zijn wbord Ik heb voor U gebeden, opdat Uw geloof niet zou ophou den. Zalig, wie zich daarop. kan en .mag ver laten, want pok dit goede wioord zal nooit ter aarde nedervallen. Hoe dit echter ook zij, toch is het een verkwikking, wianneer het ons blijkt, dat God ook weer uitkomsten geeft. Hij' is met die beide broedervolken door de diepte heengegaan1, maar dé dikke donkerheid, waaronder zij geleefd hebben, is (toch voor een groot deel geweken. Zij zijn wel niet geheel vrij! en onafhankelijk, maar Zij hebben toch weer zooveel ruimte gekregen, dat zij zich bijna bewegen kun nen, zooals zij willen. Engeland heeft bun meer gegeven, dan zij ooit hadden kunnen denken. Het zal menigen oude van dagen wonderlijk te moede zijin, als hij' de vierkleur weer ziet Wapperen en het zal hem moeielijlk vallen zij'n oogen droog te houden. Het valt natuurlijk niet te ontkennen, dat allerlei oor zaken meegewerkt hebben' om dit te ver krijgen. Velen bewonderen dan ook de wijs heid der Engelsche politiek, die hen bedacht doet zij'n om de eens verbitterde Vijanden bet leven dragelijk te maken en te verzoenen met den toestand waarin zij zich nu eenmaal be vinden. Wij spreken het niet tegen, m'aar wlij' merken toch op, dat dit alles geschied ïs on der 's Heeren bestel, die de harten' der klo ningen neigt als waterbeken en uit dit oog punt beschouwd mogen wlij toch ook zeg gen, dat Hij1 op deze wijze olie gegoten heeft in de vele wionden, wlelke aan die Afrikaan- schc Boeren geslagen waren. Het is wiel niet, gelijk deze vrijheidlievende mannen het ge hoopt hebben, maar het is toch een1 groiote verlichting van den druk, welke hen eerst haast het ademen heeft belet. De nacht is voorbij en de dageraad eener nieuwe ver wachting is over hen opgegaan, zoodat zij in 't licht kunnen wandelen en bun eigen plaats innemen in 't land, dat zij als hun wlqonp'laats onder de volkeren hebben ont vangen. Wij vertrouwen dan ookj dat velen hunner daarin zien zullen de vrucht van het tranenzaad, dat vroeger en later gezaaid is en wij w'enschen, dat zij verder hun plaats met eere mogen innemen en dat de .vier kleur nog lang moge waaien. De kleuren Zijn nog helder, al is het waar, dat de Engelschen haar hebben kunnen neerhalen. Dit is geen schande voor die kleine volken. Overmacht doet zwichten. Met dit al blijft het ,een roem rijke bladzijde uit hun historie, waaropi hun nakomelingen trotsch kunnen zijin. Wensche li jk echter zal het zijn, dat zij in ware ver ootmoediging erkennen de weldaden, wélke God heeft gegeven, dan zal ook de diepe vernedering, waaraan zij onderworpen Z.jn geweest en het krenkende onrecht, waaronder zij geleden hebben, hun nog ten goede1 ko men. En voor allen, die met hen gevraagd hebben Waarom moest dit aller ons o.ver- komen, zij het een- aanwijzing, dat God op. Zijn tijd wonden heelt en smarten lenigt. BOUMA. Een en ander maal schreven wij over Krish namurti, die ook in Nederland te Ommen door vele honderden als de nieuwe wCreld- leeraar werd begroet. In zijn veelbesproken boek „Christus langs den I n d i sch e n Hcirweg" schrijft E. Stanley Jones ,op> blz. 50 over een persoonlijke ontmoeting met dezen Indiër als volgt „Ja, Mevrouw Besant kondigt de komst van een nieuwen wereldleeraar aan. Ze vestigt onze aandacht op Krishnamurti, een Brahmaansch jongeling, die een in- carmatie van Christus zijn moet Hij heeft zijn eerste proeve als wereld leeraar gegeven en heeft in bet Oosten en Westen goddelijke eer ontvangen. Ik heb een lang onderhoud met hem gehad, ik vond hem middelmatig intelligent, een niet onbeminnelijk karakter met stellig eenige geestelijke intuïtie*) en ik hoor de hem in goed verstaanbaar Engelsch vloeken! Toen ik af scheid van hem genomen had, voelde ik, dat als hij' de eenige is van wien we hulp te wachten hebben om uit den poel te komen, waarin' wC geraakt zijn. God vol deernis op. ons neer moet zien." Zoo denken wij er ook over. Maar is het niet merkwaardig, hoe licht geloovig men in de nog al deftige kringen te Ommen Annie Bes ant's beschermeling als den nieuwen ver losser .accepteert. Het leven van Christus kon navraag lijden. „Wie uwer overtuigt Mij van zonde In .Krishnamurti wordt ons van den waar achtiger. Christus een incarnatie (vleeschwior- ding) gepresenteerd, die in goed verstaanbaar Engelsch VLOEKT Een valsche Christus derhalve v. D. Innerlijk jnzicht.

Krantenbank Zeeland

Zeeuwsche kerkbode, weekblad gewijd aan de belangen der gereformeerde kerken/ Zeeuwsch kerkblad | 1928 | | pagina 1