Weekblad voor de Gereformeerde Kerken in Zeeland.
42e Jaargang.
Vrijdag 8 Juni 1928.
No. 23.
Redactearen: Ds. P.VAN DIJK te Serooskerke (W,) en Ds. A. C. HEIJ te Koadekerke.
Persvereeniging Zeeawsche Kerkbode.
UIT HET WOORD.
Door den Geest leven en wandelen.
Kerkelijk en Geestelijk Leuen.
Nikodemus II
ZEEUWSCHE KERKBODE
Vaste medewerkersD.D. L. BOUMA, P. J. v. d. ENDE, B. MEIJER, P. STAAL Pin., en R. J. v. d. VEEN.
Abonn ementsprljsi per kwartaal bij vooruitbetaling f 1,
Afzonderlijke nummers 8 oent.
AdvertentleprIJsi 15 oent per regelbij jaarabonnement van
minstens: 500 regels belangrijke reduotie.
UITGAVE VAN DE
Adres van de Administratie:
Pirma LITTOOfJ ft OLTHOFF, Middelburg.
Beriohten, Opgaven Predikbeurten en Advertentiën tot Vrijdag
morgen 9 uur te zenden aan de Drukkere LITTOOIJ OLTHOFF
Spanjaardstraat, Middelburg.
TELEFOON 2 3 8. GIRONUMMER 42 2 8 0.
Indien wrij; door den Geest leven,
zoo laat ons ook door den Geest
wandelen.
Gal. 5 26.
Door den Geest leven is een voorrecht,
dat alleen Gods volk toekomt.
Ze zijin dit voorrecht niet van1 nature deel
achtig en bezitten het niet in zich zeiven.
Zoo aangemerkt liggen Zij met alle menschen
in den' geestelijken doiod neder. Dan züjin ook
zi] onbekwaam tot eenig goed wierk en ge
neigd tot alle kwaad. Zooals een tak, die van
den boom gescheurd is, gedoemd1 is te ver
dorren en te sterven, Zoo is ook de mensch,
omdat hij zich door de zonde van God1, Zijn
levensbron, losgemaakt heeft, aan het oor
deel des doods vervallen. Uit hem geen vrucht
meer in eeuwigheid. Wat in hem nog na
werkt, is niet liet ware leven, maar de voort
gaande verwoesting der zonde, de ontbinding
des doods. Hij leeft niet door dén Geest,
maar doet de begeerten des vleesches. Niet
de vrucht des Geestes, maar de werken des
vleesches worden in kern openbaar, welke
Zij!n overspel, hoererij', onreinigheid, ontuch
tigheid, afgoderij', venijngeving, vijandschap^
pen, twisten, afgunstigheden, toiorn, gekijf,
tweedracht, ketterijen, nijd, jn'oord, dronkeU-
schappen, brasseri jen en dergelijkeen die
zulke dingen doen, zullen het Koninkrijk1 niet
beërven (Gal. 5:19, 20).
Maar Gods volk is ontfermd geworden. Ze
zij;n door een drieëenig Verb'ondsGod in
liefde gekend, genadig verlost en ook metter
daad ten leven gebracht.
Het is met name de H. Geest, die dat
nieuwe leven hun deelachtig maakt, die door
het wondere werk der wedergeboorte 't be
ginsel van dat nieuwe leven hun in het harte
inplant. Zij: mogen niet weten op welke wijze
het in hen gewrocht is, zij mogen misschien
niet eenmaal weten in welk genadetijjdstip
het werk des Geestes in hen begonnen is, zij
moeten echter bij zich zeiven bekennen, dat
Zij het bezitten. Ze Zijn uit den dood tot het
leven, uit de duisternis tot het licht ge
bracht. Ze mogen met den blindgeborene
zeggen Eén ding weet ik, dat ik blind'was
en nu zie. Want hun verstand is Verlicht en
hun wil tot God geneigd. Ze zijn tot een
ander en nieuw leven gekomen. Ze leven
door den Geest, die in Christus als het Hoofd
en in hen als zijne lidmaten woont. Ze
leven door dien Geest in gemeenschap met
God, ze voelen zich gelukkig in het smaken
zijner liefde en opgewekt tot het zoeken van
Zijn eer. Zooals de bloem zich keert naar de
zon om haar koesterende stralen Op te van
gen, zoo keert de levendgemaakte mensch
zich' naar God, om de stroomen van licht en
liefde en leven jn zich op te nemen, die uit
Hem als uit de eeuwige volheidsbron in
Christus uitstroomen.
Waar nu het leven door den Geest is, be
hoort ook het wandelen door den Geest te
zijn.
Dit toch is het eigenaardige van alle le
ven, dat het niet in zichl zelf besloten blijft,
maar zich naar buiten openbaart. Een le
vende boom blijft niet dor en onvruchtbaar,
maar bot uit in frissche bladeren, schoone
bloesems en straks ook' rijpe vruchten. En
niet anders is het met den mensch, die door
den Geest leeft. Hij zal niet alleen dat leven
in zich zelf ontdekken, maar ook naar buiten
openbaren door een Gode geheiligd leven.
De inwonende levenskracht, het leven door
den Geest drijft hem daartoe. Zooals Jezus
zeide Die in mij blijft, die draagt veel vrucht.
Hoe zou het anders mogelijk' zijlm Indien
de H. Geest het leven, dat uit God is, in ons
gewerkt heeft, zouden w'ij; dan zulke men
schen willen blijven als wij van nature en
in ons zeiven zijn Zouden we dan Gods
Woord niet liefhebben om bij het licht, dat
daarvan uitstraalt, onzen levensgang te rich
ten Zouden we dan niet ernstig begeereU
den alleen goeden en heiligen wil Gods in
alles met zelfverloochening te volbrengen;
Zouden we dan nog langer toegeven aan de
zondige lusten en begeerlijkheden van hét
vleesch, en niet veel meer Zoeken de dingen
die des Geestes Zijn, de dingen die boven zijn,
waar Christus is, zittende ter rechterhand
Gods Zouden we dan niet biddend begee-
ren ons gansche leven zoo te schikken en te
richten, dat om onzentwil Gods heilige naam
nooit gelasterd, maar veelmeer geprezen en
verheerlijkt worde
Ongetwijfeld Want gelijk het vleesch zijn
booze, den mensch verdervende en God ont-
eerende werken heeft, Zoo heeft ook de Geest
zijn heilige, heerlijke en zalige vrucht. De
vrucht nu des Geestes, zegt Paulus, is lief
de, blijdschap, vrede, lankmoedigheid', goeder
tierenheid, goedheid, geloof, zachtmoedigheid,
matigheid, tegen de zoodanigen is de Wet
niet. Want die van Christus zijn, hébbén het
vleesch gekruist met de bewegingen en be
geerlijkheden (Gal. 5 22—24). Die door den
Geest leven, begeeren ook door den Geest
te wandelen.
Alleen maar, dit wandelen door den Geest
gaat niet van zelf. In deze bédeeling blijven
w'ij zondige menschen en hébbén ook de
allerheiligsten maar een klein beginsel der
gehoorzaamheid. De oude natuur doet nog
voortdurend haar aard, geneigdheid1 en wer
king gevoelen. Naast het leven door den Geest
staat en blijft staan het leven uit hét vleesch,
en deze twee staan tegen elkander, alzoo dat
gij niet doet betgeen gij wilt.
Ach, wie geen vreemdeling is aan eigen
hart en leven, weet hoeveel verkleefdheid
aan zonde en wereld er nog dikwijls in hem
huist, en hoe weinig geneigdheid tot God en
Zijn dienst er somtijds in hem gevonden
wordt. Ik ellendig mensch, wie zal mij ver
lossen uit het Jichaam1 dezes doods
Als Paulus dan ook zegt laat ons ook
door den Geest wandelen, mOge dit voor u
een ernstige opwekking en verm'aning zijn.
Uit de vrucht moet de boom gekend worden.
Tot een heilig, Gode en den menschen vrucht
dragend leven, zij't gij', geloovigen geroepen.
Sta dan uwe ziel naar een leven, wlaarin
des Geestes werk Overvloedig bij u openbaar
wordt. Uw 'wandel, christen, zij niet als die
van de lieden dezer wereld, maar uw' wan
del Zij in de hemelen. Oefen u daartoe in ge
hoorzaamheid en zelfverloochening. Bewaar
liever met God uwen vrede, dan dat ge voor
een tijd de genieting der zonde zoud't heb
ben, met dorheid in uw ziel en voor God1
beschaamd.
En omdat ge in u zelf zoo Zwak zijt,
hoe menigmaal hebt ge dit met smiart
moeten ervaren zoo Zij er toch veel ge
bed, opdat de Geest, die in u is, u levenjd'
make, bekrachtige en beziele. Het is zulk
een uitnemende bede, die David u voorbad'
Leer m'ij uw wlelbehagen doen1, w'ant Gij'
Zijt mijn God .uw goede Geest geleide mij
in een effen land
Zoo biddende, zal geen schaamte uw aan
gezicht bedekken en zal uw ziel voor Paulus'
woord een oor hebben'Indien wiji door
den Geest leven, Zoo laat ons ook' door den
Geest wandelen
VAN DER VEEN.
Aller oog was oipi Jezus, die onder Zijn
volk was opgetreden en die door Zijne pre
diking en door Zij'n wonderen de aandacht
van Ziijin volk opi zich gevestigd h'ad. De
scharen, die zich rondom Hem verdrongen,
vermeerderden en ieder wilde Hem zien en
hooren. Hoewel Hij niet gezeten had aan
de voeten van erkende Leeraars en' geen of-
ficieele aanstelling van eenig college ontvan
gen had, waarbij Hem de bevoegdheid' was
verleend om in 't openbaar op te treden, toch
ging Hij 't land door, overal predikend het
Koninkrijk der hemelen. In alle kring wist
Hij belangstelling te wekken. Het blijkt uit
de komst van Nikodemus tot Jezus en uit de
verklaring door Hem afgelegd, dat ook zelfs
de Pharizeeën in onderlinge samenkomsten,1
over Hem spraken en Jat velen onder hen
tot een eenparig oordeel over Hein gekomen
waren. Zij achten het noodig om een nauwi-
keurig onderzoek in te stellen. En zijl hadden
aan Nikodemus verzocht om dit in hun naam
te doen. Dit was de reden waarom' hijl des
nachts tot Jezus kwam. Zij' wilden het niet
in 't Openbaar doen, want dit zou opzien
verwekt hebben en de schare, die niet opi de
hoogte was met al de wetten en rechten
door God aan Zijn volk geschonken, zou al
licht voorbarig als zij was allicht daaruit af
leiden Ziet ge wel, dat ook deze eerwaar
dige mannen zich reeds scharen1 rondom Je
zus, en wie weet, welke gevolgen dit zou
hebben. Dit wilden zij voorkomen. De tijd
was nog niet gekomen om hun invloed in de
weegschaal te werpen. Zij' wiaren nog niet ge
reed, eerst later zouden zij na alles gewikt
en gewogen te hebben, daartoe wellicht ko
men. Nu mochten Zij zich nog niet blootstel
len. Het waren voorzichtige mannen, die hier
aan 't werk w'aren. In alle stilte moest dit
gewichtig werk nu nog geschieden. Zij ge
voelden hun verantwoordelijkheid1, welke hen
tot omzichtigheid noopte. Als Nikodemus dan
iqok' bij Jezus gekomen is, verklaart hij wij
weten, dat Gij zijt een Leeraar van God ge
komen, want niemand lean deze teekenen doen',
welke Gij doet, zoo God met hem niet is.
Wanneer w'ij' tegenwoordig geweest waren,
dan zouden we ons verblijd1 hebben en tot
ons zelf gezegd hebben Is het niet bemoe
digend, dat zelfs de pharizeeën reeds tot zulk
een helder inzicht gekomen zij'n. Ge kunt
merken, dat dit geen mannen zijn, die over
't ijs van één nacht gaan, maar eerst de gron
den keuren waaropi zij hun beschouwing hou
den. Hoe juist zijin de woorden, welke Zij
kiezen en hoe gewichtig is het besluit, waar
toe zij gekomen zij'n. Het valt ons mee, dat
Zij reeds zoover gevorderd zijn. Over alle be
denkingen, welke zij tegen het optreden van Je
zus hebben, zijin ziji reeds heen. Hoe hoog moe
ten Zij reeds staan, dat Zij onomwonden Jezus
voor een van God gezonden Leeraar erken
nen. Nog een kleine schrede en zij behooren
tot Jezus' volgelingen en welk een winst is
daaruit voor Jezus te wachten, want als deze
leidslieden Hem huldigen, dan zal het niet
lang duren of allen sluiten zich bijl Hem aan.
Het is alleen maar te hopien, dat Jezus het
op, een rechten prijs schat en dat Hij' door
Zijn antwoord hen tegemoet komt en hen nog
nader aan Zich verbindt. Doch heelemaal
gerust zouden we nog niet geweest zijin, wlijl
Hij ,soms naar onze gedachte zooi ontactisch
kan wezen. Laat Hij deze gunstige gelegen
heid toch met beide handen aangrijpen, op
dat elke teleurstelling uitblijve. Ja, zoo zou
den wij geoordeeld hebben, doch Jezus laat
zich' door niemand van Zijn eigen weg af
dringen. Hij meet met een geheel andere
maatstaf, dan Wij gewoon zijin. Zonder een
woord van eenige bemoediging of goedkeu
ring klinkt het uit Zijn mond Tenzij iemand
wedergeboren worde uit Water en geest, hij
kan het Koninkrijk Gods niet ingaan. Hij' geeft
zelfs aan Nikodemus niet eens de gelegenheid
om nader aan te wijzen het punt, waarover
hij met Jezus van gedachten wisselen wil.
Is dit nu wel behoorlijk voor Hem, die ge
komen is om Zijn volk kennis te geven van
hunne zaligheid. Doch daarnaar vraagt Jezus
niet. Hij oordeelt het noodig om Nikodemus
deze waarheid voor te houden en haar zelfs
vooraf te laten gaan door een dubbel voor
waar om uit te laten komen, dat zij het eerst
en bovenal in aanmerking moet komen. Het
is uit dit woord en uit de volgende duidelijk,
dat de verklaring van Nikodemus een inlei
ding was om1 den weg te banen tot een on
derhoud over het Messiaansche rijk, waarover
Hij Jezus oordeel gaarne eens zou hooren.
Er waren vragen in zijn ziel, welke in zijn
oog al heel gewichtig waren en w'aarover hij
graag eens met Jezus van gedachten zou
wisselen. Maar Jezus doet hem verstaan, dat
een andere vraag van geheel overwegend
practisch belang is. Nikodemus meende, dat
het van zelf sprak, dat hij en zijn volk deel
genoot zouden zijn, indien het Koninkrijk
k'wam, waarop de profeten het volk gewézen
hadden en waarnaar al de heiligen van ouds
verlangd hadden. Daarom wijst Jezus aller
eerst pp deze gronddwaling en zij'n bewust
zijn en zegt het zoo kras mogelijk, dat weder
geboorte .alleen voor den mensch, wie hiij'
ook zij Pharizeeër of tollenaar de mogelijk
heid opent om het Koninkrijk Gods te zien
en in te gaan. Zonder haar merken wijl het
niet en blijven wij er buiten. Ziji is voor allen
volstrekt onmisbaar, en daarom mogen we
deze waarheid niet verwaarloozen, doch haar
laten doordringen 'tot ons bewustzijin. Elk
moet met haar rekening houden. Wij kunnen
veel missen, doch haar niet. Het was loffe
lijk, dat Nikodemus en Zij'n geestverwanten
acht geven op de geestelijke stroomingen, wel
ke onder hun volk ontstaan waren, sedert Jo*
hannes de Dopper in de woestijn van Judea
gepredikt had en dat zij hun volle aandacht
gaven aan de uitwerking van Jezus woord
en daad, doch daarmedé is nog piet gezegd',
dat ons oog open is voor het Koninkrijk der
hemelen (en dat wij daarin Zijlni gegaan. Wijl
achten het een voorrecht, dat er onder ons
volk nog groote belangstelling is voor de
vragen van den dag, welke betrekking heb
ben op de verschijnselen vah het maatschap^-
pelijk en staatkunddig leven en dat die van
het godsdienstig leven steeds in breedereni
kring dc aandacht hebben. Wij' juichen het
toe, dat er onder ons veel geschreven en
gesproken wordt over wat er openbaar wlordt
van het zedelijk, kerkelijk en godsdienstig le
ven onzer dagen, maar dit alles is nog geen
bewijs, dat we wedergeboren Zijn en deel
hebben .aan hét Koninkrijk der hemelen'. Dit
is 't wat Jezus gezegd heeft tot Nikodemus
en tot ons en Hij' wil hebben), dat wij: daar
ernst .mede maken. Al ware het mogelijk,
dat wij alle vragen koinden beantwoorden,
welke »ons zouden kunnen gedaan1 worden
in betrekking tot het Koninkrijk van den
Christus, wat zou het ons baten, indien! wij
niet wedergeboren waren. Het gaat niet ge
makkelijk om zulk een woord van Jezus zon
der slag of stoot te aanvaarden. Wij zien dit
bij Nikodemus. Hij komt er tegen opi. Hoe
kan een mensch geboren worden, nu oud
zijnde Kan hij' ook andermaal in zijner moe
ders buik ingaan en geboren worden. Recht
Zoo zouden w'ij willen zeggen, ook nu komt
het uit, dat deze Pharizeeër een verstandig
man is, die niet maar .klakkeloos aanneemt,
wat Jezus zegt. In vele kringen zou deze voor
name plaats kunnen innemen. Het ontbreekt
hem1 niet aan passende vrijmoedigheid! en
aan slagvaardigheid. Hij kan redeneereni zoo
als het een man betaamt. Dochl alvorens
voort te gaan niet de scherpte van zijin' ver
stand roemen, hooren wij' een oogehfblik
naar Jezus, die er blijkbaar niets voor ge
voelt om Nikodemus te prijzen, want Hij ant
woordt voorwaar, voorwlaar zeg ik U, zoo
iemand niet geboren wordt uit water en geest,
hij kan het Koninkrijk Gods niet ingaan. Het
geen uit vleesch geboren wordt, dat is vleesch
en hetgeen uit den Geest geboren is, dat is
Geest. Verwondert U niet, dat Ik U gezegd
heb, gijlieden moet wedergeboren worden.
De wind blaast, waar henen Hij' wil en gij;
hoort zijn geluid, maar gij weet niet, van
waar Hij komt en wiaar Hij heengaatalzoo
is een iegelijk, die uit den Geest geboren is.
In dit antwoord van Jezus komt duidelijk uit,
dat Jezus niet zoo gunstig oordeelt over Ni
kodemus' tegenwerping als wij. Hij komt hem
geen enkele schrede tegemoet, Hij spreekt
geen enkel waardeerend woord1, maar stelt
tegenover de bedenking Zijn eigen verklaring.
Hij handhaaft, wat Hij gezegd heeft en laat
er niets van vallen. Nikodemus geeft het
nog niet op, maar houdt zich1 toch meer in.
Zijn oppositie is minder krachtig, hij vraagt
nu alleen Hoe kunnen deze dingen geschie
den De houding van Nikodemus moge meer
tegemoetkomend zijn, hij behoeft echter niet
te denken, dat Jezus ook maar een duimbreed-
te uit den weg. zal gaan, veeleer ontvanlgt
hij nog een zeer beschamende terechtwijzing
in het woord Zijt gjijl een leeraar Israëls en
weet gij deze dingen niet En als ge dan
vraagt wat is het einde geweest, dan zeggen
we lees tot den einde toe, en het blijkt U,
dat er geen woord van Nikodemus meer
volgt. Jezus behoudt het veld en dit is voor
Nikodemus goed geweest. Hij' heeft geleerd
te zwijgen en de stemming van zijti hart
wordt vertolkt in dit woord Spreek Heere,
want Uwl knecht hoort. In ons aller hart
zijn er bedenkingen tegen de waarheid en
velen wandelen voort in de gedachte, dat
de hunne gegrond zijn, maar zalig Zijin zij,
die er mede komen tot Jezus, die ze voof
Hem' open leggen, die alles Hem zeggen,
want bij Hem en in Zijne tegenwoordigheid
raken zij ze kwijt. Ik zeg niet opeens, maar