Vragen aangaande den H. Doop.
KERKNIEUWS.
als jeugdige leden vroeg begeeren om met
de gemeente aan te zitten aan de tafel des
N. Testaments. Meermalen is bij' mij de ge
dachte opgekomen, waaraan dit zoiu kunnen
nen liggen, doch ik zie geen kans om daarop
een meer dan algemeen antwoord te kunnen
geven. De Nederlandsche regeering heeft in
dertijd bepaald, dat haar onderdanen mondig
zijn op een leeftijd van één en twintig jaar,
zoodat zij oordeelde, dat iemand op' dien leef
tijd wel in 't bezit van dit voorrecht gesteld
mag worden. Of zij daarvoor deugdelijke
gronden heeft gehad, kan ik niet zeggen en
ik geloof ook niet, dat er algemeen verlangen
was om den termijn korter te stellen. Maar
het is met dat al opmerkelijk, dat en onze
Overheid het tijdstip1, waarop iemand mondig
werd, vroeger heeft gesteld en dat de Room-
sche Kerk dit ook noodig geoordeeld heeft
voor haar leden. Zouden wij1 Gereformeerden
er genoeg van doordrongen zijn, zoo vraag ik
mij zelf, dat men de belijdenis des geloofs
niet al te ver mag uitstellen. Ik wil niet voor
bijzien, dat hier een verschil is. Aan een
burger van ons vaderland wordt niet ge
vraagd wanneer hij; mondig wil zijn. Zonder
dat hij er een hand voor verlegd of er een
woord over spreekt, krijgt hij op den door
de wet gestelden tijd dit voorrecht. Doch
zoo gaat het nu eenmaal in de Kerk niet. Mijn
volk zegt de Heere is op den dag Mijner
heirkracht een vrijiwillig volk. Wij hebben
de roeping om de jeugdige leden der ge-
ineente te wijzen, dat op den H. Doop het
H. Avondmaal behoort te volgen, maar verder
kunnen we niet gaan. Wij mogen er op
wijzen, dat de verkregen weldaden tot dank
baarheid moeten nopen en dat de dienst des
Heeren een zalige dienst is, wij mogen er op
aandringen, dat zij zich zelf overgeven aan
hun Koning, wiens veld- en merkteeken zij1
dragen. Doch daartyj' moeten we het laten.
Alleen blijft de vraag over, of vyjji in woord
en daad aan onze jongeren laten zien, hoe
zalig het is om zich te verlustigen in 's Hee
ren wegen. En misschien zullen wij ouderen
dan wel met schaamte moeten belijden, dat
hieraan wel iets ontbreekt. Dit moet ouden
en jongen aansporen, om niet te verachteren
in de genade en de kennis van Christus.
BOUMA.
Slot.
We beloofden in een slotartikel nog enkele
conclusiën te trekken, mede in verband met
het belangrijke artikel van Dr. Van der Vaart
Smit.
We kunnen zijn betoog in 't kort samen
vatten en dan komt het hierop neer
1). In de consequentie van den vroegdoop
ligt het herstel der weekdiensten, waar ge
legenheid tot doopen wordt gegeven.
2). De vraag of het wachten op het her
stel der moeder „onnoodig uitstel" is, is
eigenlijk blijven liggen en een besluit daar
over is opzettelijk vermeden dit vermijden
pleit ten gunste van de neiging tot het wach
ten op dit herstel.
3). Omdat de ouders daadwerkelijk deel
nemen aan en in het sacramentomdat dus
het sacrament bediend wordt aan de ouders
en het kind samen, beteekent het een onthou
den van het sacrament aan de moeder, wan
neer een vader met het doopen van zijn
kind niet op haar herstel wacht. Het wordt
nu een gewetensvraag wat meer nadruk moet
hebben „de haast" of het mededeelnemen van
de moeder aan het H. Sacrament.
In „De moeder bij den doop" is een be
wijs dat de gezond Gereformeerde verbonds
gedachte zich harmonisch en organisch ont
wikkelt.
Het was Dr. Bouma uit Zwolle, die naar
aanleiding van dit artikel schreef, dat hij er
benieuwd naar was of er ook iemand nog in
't krijt wilde treden om den vroegdoop te
v erdedigen hiji meende dat die verdediger
een zware taak zou hebben. Hij achtte het
niet onmogelijk, dat de vroegdoop' in plaats
van een echt Reformatorisch beginsel straks
een oud stukje Roomsche zuurdeesems zou
blijken, dat dan zoo spoedig mogelijk moest
worden uitgezuiverd.
In een paar volgende nummers van het
Overijselsch Kerkblad wijst hij er o.a. op
dat Dr. Bavinck geen voorstander van den
vroegdoop was. Dit moet blijken uit zijn
Dogmatiek IV. 587. „Ofschoon alle noode-
loos uitstel afgekeurd en telkens op spoedige
presentatie van het kind ten doop aange
drongen wordt, is het toch volstrekt de be
doeling van de Kerkenordeningen niet om
als zij alleen spreken van de vaders, de moe
ders uit te sluiten, maar om het stelsel van
getuigen tegen te gaan en dezen niet de
plaats van de vaders te laten innemen."
Daarentegen heeft prof. Hepp nog even
voor zijn buitenlandsche reis in de Reforma
tie verklaard, dat de doopsbeschouwing van
Dr. v. d. Vaart Smit tot geen prijs in onze
Kerken ingang mag vinden. Hij zal na zijn
terugkeer niet op de kwestie van den vroeg
doop als zoodanig ingaan, hoewel hiji de
uitlegging van de Synodale uitspraken zeer
aanvechtbaar acht, maar wil aantoonen, dat
zijn waarschuwingssein tegen de doopsbe-
sjchquiying van Dr. Smit een gegronde reden
had.
Dat belooft interessant te worden. Maar
gelukkig gaat Dr. Hepp niet op de vraag
van den vroegdoop in.
Waarom ik dit gelukkig acht, moge ik
ten slotte hier nog zeggen.
Reeds in ons eerste artikel hebben we uit
gesproken dat we verstandig doen van deze
zaak geen principieele kwestie te maken
maar ons qp het praktisch standpunt te
plaatsen, waarop o.a. Prof. Rutgers ging
staan toen de reactie tegen het al maar uit
stellen van den doop en het ophoopen van
kinderen tegen een bepaalden doopdag b.v.
eens in de maand tot een gunstig resultaat
had geleid. Ik bedoel het standpunt uitge
drukt in Kerkelijke Adviezen II. 23 „ik noem
een uitstel van; 2 a 3 weken tot dat de moe
der hersteld is, geen onnoodig uitstel, waar
uit geringschatting van den doop zou blijken."
In dit Advies zit volstrekt niet de gedachte,
dat de moeder er bij moet zijn.
En er zit evenmin in, dat de moeder er
niet bij moet zijn.
Het is voor Prof. Rutgers geen zaak van
principe.
Men moet ook niet overal een principe van
willen maken.
Er waren in de Oude Christelijke Kerk
een groote menigte z.g. a d i api hor a, on
verschillige zaken, die niet alleen het zede
lijke leven, maar ook de godsdienstige riten
betroffen.
Het waren dc meest opgewekte tijden van
Christelijk leven niet, toen men over de
grenzen van het al of niet geoorloofde hef
tig in de kerken aan 't kibbelen was.
Ik geloof dat het doopen van ons kind
op den eersten of derden Zondag na de ge
boorte ook zulk een adiaphoron zulk een
„middending" is, waar in we eikaars inzicht
moeten eerbiedigen en dragen.
Als maar dit in de harten der ouders leeft,
dat het aan de eene zijde een groot voor
recht is, dat God zijn verbond aan ons kind
bevestigen wil door het Doopsacrament.
En aan de andere zijlde dat het hun een
dierbare plicht is, om voor God en zijn ge
meente de plechtige verzekering te geven,
dat zij als geloovigen weten dat hun kind
in Christus is geheiligd, en zij het in 's Hee
ren kracht wenschen op te voeden in Zijne
vreeze.
Meenen dan déze ouders, dat zij aanstonds
op den eersten Zondag hun kindeke presen
teeren moeten, het is goed. Ik geloof van
een nawerking van een Roomschen zuurdee-
sem bij zulke ouders heelemaal niets. Ik ge
loof alleen dat zij en dat is hun recht
nadruk leggen op het door God gegevene in
den doop, waarbij ze misschien eenig ge
vaar kunnen loopen te weinig nadruk te leg
gen opi de belijdenis en de belofte hunner
zijds hoewel ik daar in mijn ambtelijke prak
tijk nooit iets van gemerkt heb.
Meenen andere ouders, dat zij wachten
moeten op het normale herstel van de moe-
der, om dan samen voor Gods aangezicht
hun kindeke, dat ze samen kregente
presenteeren, en met het gemeens'chappelijlk
„Ja" de plechtige verzekering je geven dat
zij bij de dankbare aanvaarding van het ééne
deel des verbonds, ook in 's Heeren kracht
het tweede gedeelte des verbonds voor hun
rekening' nemen ik geloof dat zulke ouders
óók recht staan. Dat evengoed als bij! de
eerstgenoemde ouders bij hen van een groote
waardeering van den doop gesproken kan
worden.
Op die waardeering komt het aan
Die waardeering is bij! lange na niet een
adiaphoron, een onverschillige zaak.
Men kan te hooge waarde aan den doop
hechten maar het gevaar is veel grooter
dat men er te weinig waarde aan hecht.
Dan wordt om de meest futiele redenen
de doop verschoven het mutsje is niet
klaar, of de oudste zus heeft haar vrij'en
Zondag niet zop spoedig of het nichtje dat
het kind dragen moet is uit stad, of men
wacht een week om dat men het graag door
eigen dominé laat doopen. Voor zulke din
gen ben ik, gezien de praktijk, bang want
daaruit blijkt dat er van de waarde van deze
instelling van Christus al bitter weinig ge
voeld wordt.
Maar dit heeft al niets meer te maken
met de zaak die ons bezig houdt, welket
uitsluitend is Brengt de waardeering van
den doop mede dat we de moeder moe
ten Jhuis laten
En dan is ons antwoord Neen Maar de
volgens Prof. Hepp aanvechtbare doopsbe
schouwing van Dr. Smit in 't midden latende,
kan ik ook na lezing van het opstel in Geref.
Theol. Tijdschrift evengoed vragen Brengt
die waardeering mede dat de moeder er bij
moet?
En dan is evengoed ons antwoord neen!
Het eerste is niet „meer Roomsch".
Het tweede is niet „meer Reformatorisch".
Och ik wilde dat men om zulke onbeteeke-
nende dingen elkaar in de gemeente niet zoo
in 't haar zat.
Onze tijd en onze nood eischen toch wel
wat anders dan te kibbelen over zulke heel
bijkomstige vragen.
Ik zou het een groote zegen achten wan
neer uit de opvoeding van onze kinderen in
de gemeente bleek, dat men zich met de
oneindig veel gewichtiger vraag ernstig bezig
hield Hoe moet ik mijn opgroeiend kind
zijn eigen doop leeren verstaan
Maar dan de argumenten van Dr. v. d.
V. Smit Hij heeft gezien, dat ik de uitdruk
king „zoo haast als" opvat in een voor zijn
betoog gunstigen n.l. remmenden zin maar
ik zou me als dienaar des Woords toch wel
wachten streng te keer te gaan tegen hen die
den vroegdoop bepleiten want lo. ik meen
dat het euvel dat nog in vele gemeenten
bestaat van maar te wachten om allerlei bij^
komstige reden, dan de „vroegdoop", dien
toch ook Dr. Smit en niemand een euvel
zal durven noemen.
2o. Ik vind, dat in de gedachte der ouders
en ook in het opstel van Dr. v. d. Vaart
Smit veel te weinig gelet wordt op dit ge
wichtige feit dat het kind van de ouders
evenveel en evenzeer een jong lid van de
gemeente is. En als ik dit goed mezelf in
druk, dan vraag ik als lid dier gemeenten
als ik na 2 of 3 weken het geboren kindeke
nog niet zie komen „Waar blijft toch ons
aller kind
Het Sacrament des Doops is toch ook ze
ker een versterking van het geloof van heel
de godvruchtige gemeente
3o. In de gemeente leeft ook nog veel te
weinig de beteekenis van de uitdrukking in
het Gebed vóór den Doop
„dat Gij dit UW kind genadiglijk wilt
aanzien", dat N. B. in sommige uitgaven maar
weggelaten is, en door sommige predikanten
vroeger ook wel eigenmachtig verzwegen
werd
En al ben ik dan zelf persoonlijk, mis
schien krachtens opvoeding en onderwijs er
voor dat men op het straks genoemde stand
punt van Dr. Rutgers staat, ik kan me toch
niet voorstellen, dat in het vroeg laten doo
pen op zichzelf een bewij's kan liggen van
een verwaarloozing van die twee edele be-
teekenissen kind der gemeente, en kind van
God welke verwaarloozing ik wel tot mijn
droefheid aanschouwd in veler praktijk van
langer uitstel dan noodig is om de normaal
herstelde moeder tegenwoordig te doen zijn.
Op' zijn hoogst kan ik b'ij een vroegdooper
bestrijden een opvatting van een in den doop
inklevende sacramenteele genade, maar de
vroegdoop uit waardeering geboren voor wat
dc Heere schenkt, kan ik evenmin principi
eel bestrijden als doop waar de moeder bij is.
Want het principe loopt voor mijl niet over
de moeder.
Maar het zwaartepunt ligt in de geloovige
aanvaarding en inwilliging van de beide dee-
len van het verbond a). „Dit is mijin kind,
zegt de Heere b). En de ouders hetzij
dan alleen de Vader, die zich daarin één
weet met dc moeder, hetzij beiden samen
antwoorden „Wij' rekenen ons gehouden uw
kind in Zijn opgroeien van zijn voorrecht en
zijn plicht breeder te onderwijzen".
v. D.
ZENDING.
Aan een brief van Ds. Merkelijn is het vi ei
gende ontleend, dat ons geschikt leek voor
de Kerkbode
Wanneer ik me neerzet tot het schrijven
van een jaarverslag, dan js dat met groote
dankbaarheid en ook met verwondering. Er
is zeker geen tijd geweest, waarin meer te
genstand tegen het Zendingswerk oplaaide
dan tegenwoordig. Het juist gehouden con
gres van Mohamaddijah de bekende vereeni-
ging, die aan de verdieping van het Moham
medanisme werkt, bracht weer nieuwe staal
tjes zoowel van Mohammedaansche jjjver als
van Moh. verzet tegen het Christendom.
Een spreker op dat congres, die handelde
over Christendom en Islam moest tot de
orde geroepen worden volgens dezen spre
ker brengt het Christendom schoone beloften
van mooie betrekkingen, meerdere kennis,
welke alleen leidt tot Materialisme, mooie
kleeren en betere woningen. En de wenL
schen, die hij uitte waren deze, de millioenen
van het Indonesische volk, tot dusverre be
steed ter versterking van het Christendom,
zal men voortaan beter moeten besteden.
2e. Mohammadijah verzoekt steun voor den
Islamitisehen godsdienst.
Men zou naar aanleiding van deze redevoe
ring heel wat kunnen opmerken over de
mentaliteit van de bevolking de klanken die
in deze inleiding worden vernomen, zij|ni on
heilspellend. De spreker gaf weer welken
indruk het Christendom op hem had ge
maakt en al zal deze zeker niet veel in aan
raking geweest zijn met degenen die het
Christendom beleven, al is het meer een in
druk die de Europeesche wereld maakte, "die
hij vertolkt, dit is er wel uit te voelen, dat
die Europ. wereld zeker geen verheffenden
indruk maakt en eerder ,een tegenwerkende
macht is voor de uitbreiding van het Chris
tendom dan een mee werkende factor. Men
ziet hier schier uitsluitend bevordering van
materieele belangen, een streven om het qp
aarde goed te hebben, een ideaal dat boven
een gevulde beurs uitgaat, ziet de inlander
weinig.
Daar tegenover hooren de inlanders wel
van de zelfverloochening van vele inlandsche
leiders van Javaansche dokters, b.v. die po-
lycliniek houden en in hospitalen opgericht
door Mohamaddijah werken zonder eenige
betaling.
De toewijding onder deze menschen is
groeiend en is wel een bewijs, dat ze het
er op gezet hebben om hun godsdienst om
het Mohammedanisme er in te werken. Een
niet geringe faktor in deze bezieling is het
nationaliteitsgevoel, dat zeer sterk spreekt en
dat juist ook den godsdienst als een nationale
faktor beschouwtmen houdt er van om
het Christendom voor te stellen als een Hol-
landsche godsdienst.
Christen worden is Hollander worden en
onze Christenen hebben heel wat smaadrede
nen aan te hooren van hun volksgenooten
over het verloochenen van hun eigen volk.
Dat nationale gevoel is sterk als onze goe-
roe's bij de menschen komen, dan gaat het
onmiddellijk over die nationale idealen in
bijeenkomsten worden telkens inleidingen ge
geven over „de overheersching van het Hol-
landsche volk" en voor iedere hatelijkheid
aan het adres van het Hollandsche volk kan
de spreker rekenen op een dankbaren blik
of een langdurig applaus.
Wanneer nu daartegenover staat een bijL
zondere aanwas van het Christendom, dan
mag dit terecht verwondering wekken uit
wat men leest en hoort, zou men moeten
opmaken de deuren gaan dicht en in wer
kelijkheid zien we de deuren juist opengaan.
Nog nimmer werd zooveel vrucht geoogst
als in het jaar 1927; yan alle Zendings-ter-
reinen op Midden-Ja va* komen berichten van
bjjlzondéren zegen en in dien zegen mochten
ook wij' deelen.
In het jaar '27 werden er 87 door den H.
Doop aan de gemeente toegevoegd de to
tale aanwas bedroeg 108, zoodat het aan
tal leden groot en klein van 428 in '26 liep
tot 536 in '27 bijdragen voor de kerk, die
in '26 f 1228.— bedroegen, liepen in '27 op
tot f 1422.en voor de armen werd in '26
f 247.— gegeven, in '27 f 522.— hieronder
volgt een opgave van het aantal gedoopten
en van de bijdragen van iedere gemeente af
zonderlijk
In Magelang werden gedoopt 36 Javanen
en 9 Chineezen.
In Parakan werden gedoopt 7 Javanen.
In Temanggoeng werden gedoopt 13 Ja
vanen en 5 Chineezen.
In Tempel werden gedoopt 3 Javanen.
In Djamblangan werden gedoopt 2 Ja
vanen en 2 Chineezen.
In Blondo werden gedoopt .15 Javanen.
In den Colportagearbeid waren 6 colpor
teurs werkzaam en twee kranten verspreiders,
verkocht werden in Javaansche, Chineesche
en Maleische talen 2018 bijbels en bijbelge
deelten en 2270 Christelijke boeken.
Hollandsche Bijbels en Chr. boeken ver
kocht door den colport. boekhandel bedroe
gen in '27 5832 stuks. Door den arb'eid van
de br. v. Eerden en Lok werden er door de
colportage boekhandel in '27 weer heel wat
boeken geplaatst en konden de salarissen der
Colporteurs uit de winst van dien boekhandel
betaald worden wanneer U weet, dat daar
ongeveer een bedrag van f 200.per maand
mee gemoeid is, dan voelt U welke beteeke
nis deze boekhandel voor 't Zendingswerk
heeft.
De krant verspreiding, die hier plaats vindt,
geschiedt door twee apart daarvoor aange
stelde menschen en door de goeroe Indjils
verspreid werden per maand 5000 ex. van
Mardi-Rahardjo, 800 van het 'Maleische blad
Penaboer en voorts werden nog verspreid
2200 tractaten en wandkalenders en 200 ex.
per maand van een kinderblad.
Wat onze scholen betreft, die gaan lang
zamerhand vooruit, het aantal leerlingen be
draagt in totaal 300 verleden jaar 219 de
maandelijksche samenkomsten m'et de onder
wijzers der school komen aan onze scholen
ten goede eens in de maand, den 2en Za
terdag der maand komen de onderwijzers
hier om verslag van hun werk uit te brengen;
de hoofden der scholen, deelen dan mee hoe
veel leerlingen er zijn, hoe groot het aantal
verzuimen, hoeveel bezoeken er aan de leer
lingen en de ouders der leerlingen gebracht
werden na deze mededeelingen, die tot al
lerlei besprekingen aanleiding geven, is er
dan een van de onderwijzers, die een in
leiding geeft over 't een of andere onderwerp,
het leven der school rakende de laatste on
derwerpen, waarover een inleiding gegeven
werden waren „de beste manier van optre
den bij het bezoeken der leerlingen en hunne
ouders dan over de behandeling van lastige
leerlingen, over straffen, over wat men doen
kan om het leerlingental te vermeerderen"
op Mohammedaansche scholen staan pnze
onderwijzers telkens voor moeilijkheden, voor
al bij het bezoeken der leerlingen moeten
ze met groote voorzichtigheid optreden de
bezoeken worden spoedig gewantrouwd dan
worden onze onderwijzers in de dessa waar
zij wonen, meermalen uitgenoodigd om sla-
metans bij te wonen, feesten met dansmeiden
doen ze daar niet aan mee dan loopen ze
gevaar dat ook hun school tegengewerkt
'wordtzoo'n onderwijzer wordt dan be
schouwd als een verbreker van „de eenheid
der natie", toch kan hiji er niet aan meedoen
en wordt er veel tact van hem vereischt om
door zij'n weigering de menschen niet al te
zeer af te stooten. Sommige onderwijzers
doen ook veel aan het Evangeliesatiewerk
houden des Zondags samenkomsten een rap
port van een der onderwijzers schrijf ik hier
over om te laten zien wat er in zoo'n desa
door een onderwijzer wordt verrichthet
verslag loopt over de Vervolgschool van Ke-
doe, die slechts uit 2 klassen bestaat en luidt
aldus
Aantal leerlingen 35 eerste klas 20 twee
de 15 gemiddeld schoolbezoek bedroeg 31
leerlingen verzuim 12 pCt. De oorzaak van
dit verzuim is, dat er velen een huidziekte
hadden en zieke pogen en een ander deel
moest zijn ouders helpen ik heb ze geregeld
opgezocht en de zieken van medicij'nen voor
zien wat de Evangelieprediking betreft, Zon
dags hield ik een samenkomst 16 woonden
deze samenkomst bij1, waaronder ook Moe
stapa de zoon van de pengoeloe ik sprak
over de opwekking van Lazarus, 's Maandags
na de school ging ik naar de vrouw v. d.
tjarik, wier man overleden is, om haar te
troosten deze vrouw zeide tegen mij!„te
gen dat hij stierf droeg mijn man mij pp
om ons kind steeds bij den goeroe te laten
inwonen opdat hij kan leeren en een vol
geling van den Heere kan worden deze tja
rik was, hoewel hij ging sterven toch blij,
omdat hij licht ontvangen had omtrent den
weg der zaligheid.
Voorts ging ik naar Tjokrosoediro. Deze
gebruikte veel opium en ik heb hem ver
haald van de ellende, die opiumschuivers
ten slotte gaan lijden hij voelde dat deze
vermaning uit liefde voortkwam en hij! be
sloot het schuiven te minderen nu is hij er
heelemaal van af en het is hem goed aan
te zien, hij ziet er nu gezond uit.
In Magelang zal er een lokaal bijgebouwd
moeten worden. In Magelang heb ik een
Maleisch-Chineesch schooltje geopend, waar
van de eerste klas door 23 leerlingen wordt
bezochtde goeroe van deze school houdt
ook 'Maleische godsdienstoefeningen Tiet vo
rige jaar konden we ppi zoo'n Maleische
godsdienstoefening niet meer dan 10 men
schen verzamelen nu komen er geregeld 30
deze Maleische goeroe maakt veel werk van
huisbezoek'. j. \a\ lll;|f
Dit artikel was reeds gezet, toen er van
Ds. Merkelijn een brief kwam Voor ons blad.
Deze moet nu tot de volgende week wachten.
REDACTIE.
BEROEPEN TE
Delfshaven K. Schilder te Oegstgeest.
PuttersboekD. P. Kalkman te Krimpen a.d. Lek.
Schipluiden J. de Koning te Vries (Dr.)
Koog-Zaandijk H. Veldkamp te Kralingsche Veer.
Midwolde, Genemuiden en Hoogersmilde
W. de Graaf cand te Puttershoek.
Almelo (2e pred. plaats) J. J. Bouwman te Urk.