Weekblad voor de Gereformeerde Kerken in Zeeland. 42e Jaargang. Vrijdag 27 April 1928. No. 17. RedacteurenDs. P. WAN DIJK te Serooskerke (W.) en Ds. A. C. HEIJ te Koudekerke. Vaste medewerkers D.D. L. BOUMA, P. J. v, d. ENDE, B. MEIJER, P. STAAL Pzn., en R. J. v. d. VEEN. UIT HET WOORD. GELOOF EN VREUGDE. Kerkelijk en Geestelijk Leuen. Belijdenis ZEEUWSCHE KERKBODE. Abonnementsprijs: per kwartaal bjj vooruitbetaling f 1,UITGAVE VAN DE Beriohten, Opgaven Predikbeurten en Advertentiên tot Vrjjdag- Afzonderljjke nummers 8 oent. Per$\?eFeeniging ZeeUWSChe Kerkbode. morgen 9 uur te zenden aan de Drukkera LITTOOIJ Sc OLTHOFF Advertentieprijs: 15 oent per regelbjj jaarabonnement van Adres van de Administratie: Spargaard straat, Middelburg. minstens 500 regels belangrijke reduotie. Firma LITT005J OLTHOPF, Middelburg. TELEFOON 2 3 8. GIRONUMMER 4 22 80. Denwelken gij niet gezien hebt en nochtans lief hebtin Denwelken gij nu, hoewel Hem niet ziende, maar geloovende, u verheugt met eene on uitsprekelijke en heerlijke vreugde verkrijgende het einde uvvs geloofs, namelijk de zaligheid der zielen. 1 Petrus 1:8 en 9. Een bemoedigingswoord was w'el noodza kelijk voor de gelopvigen in de Diaspora, vooral nu de teekenen er zooi in het bijlzonder opi wezen, dat weldra verdrukking en vervol ging zou moeten doorgemaakt orn het geloof in den Heere Jezus Christus. Om dat te doen is iuist de apostel Petrus, die zelf zoo ge schud was in satan's zeef, de geschikte man. Met een „geloofd zij! de God en Vader van onzen Heere Jezus Christus" begint de apos tel om wijzende op het werk Gods in hun ne harten te bepalen bij! de onverderfelijke en onbevlekkelijke en onverwelkelijike erfe nis, die in de hemelen is bewaard voor u. Juist die erfenis moet steunen in dagen van beproeving des geloofs, dat uitziet naai den dag der openbaring van Christus. Hij toch komt weer in de grootheid Zijner heer lijkheid om wonderbaar te worden in allen, die gelooven. Doch nu zijn zij nog midden in den strijd en steeds laait alle vijandschap' op en wat is nu de kracht Niets anders dan het geloof in den Heere Jezus Christus. Dat geloof, dat door den verworven Geest is gewerkt in het hart en het ook van Christus verwacht en met Hem wagen durft op grond van Zijn Woord voor tijd en eeuwigheid. Nu weten w!ij!, dat hierbeneden is uitgeslo ten met het natuurlijk oog Christus te zien. Aan dat zien hangt het geloof niet, want za lig', die niet gezien en nochtajis zal geloofd hebben. Daarop wij'st ook de apostel, dat de geloovigen in de Diaspora Christus niet hebben gezien. Niet gezien met het lichame lijk oog wellicht niet eens in de dagen Zij ner om\vandeling hier opi aarde en toch ze ker niet in de openbaring van de heerlijk heid Zijner verrijzenis. En nu is Christus ge zeten aan 's Vaders rechterhand in de heme len, waardoor totaal uitgesloten is Hem te zien, waar te nemen en te beschouwen of te bewonderen met het vlees chelijk' oog. Neen, onder de uiterlijke waarneming van het ge zicht valt Hij' niet. Den Christus en ook' al les wat Hij als geestelijke waarden voor Zijn volk verwierf, zien zij niet, wijl ze niet vallen onder de stoffelijke waarneembare vormen, waaraan de mensch gebonden zit. Niet zien en toch liefhebben, omdat God het geloof in Christus werkte in het hart en wel zoo liefhebben, dat alle genegenheid der ziel zich uitstrekt tot Hem, zoodat er in volkomene overgave is een vertrouwen en rusten in Christus en ook alle kracht en gave besteden ter Zijner eere en in Zijnen dienst, wijl Hij het zoo waardig is. Die liefde is een uitvloeisel hiervan, dat Christus u eerst heeft liefgehad die liefde in uwe harten uitstort te eene liefde, die vrucht is van het opi- rechte geloof, waardoor gij Christus ingeënt zijt en alzoo staat in levend contact met Hem. Liefde tot Jezus als Zaligmaker en volko men Verlosser voor het persoonlijke leven, want Hij alleen biedt de volle bevrediging van de diepe behoeften van uw hart. Niet zien en toch liefhebben. Hoe is het mogelijk De mensch wil er niet aan en kan het niet vatten zoolang het onnaspeur lijk' werk des Geestes hen vreemd is, maar doet de Heere de wedergeboorte doorbreken in voortgaande openbaring tot geloof, dan wordt door dat geloof verstaan niet zien en toch liefhebben. De liefde toch groeit en bloleit op< uit het geloof. Uit het geloof in Christus. Uit het geloof, dat Christus heeft leeren kennen naar Zijn Woord en in volkomene Overgave op Hem' vertrouwt als persoonlijke Borg en Zaligmaker. Het is toch niet het hoogste te weten, dat er een Zaligmaker is, maar dat Hij is ook uw Zaligmaker, Die de vrucht van Zijn ziele- arbeid zoo aan uw ziel toepaste, dat ook gij in heilige bewondering en stille aanbid ding stamelen leert mijn Heere en mijn God. Zulk geloof, dat zooveel in Christus ziet, verwacht ook den dag Zijner openbaring en laat het lijden dezes tegeniwoordigen tij'ds zich verheffen, toch is en blijft er verheuge nis, blijdschap met eene onuitsprekelijke en heerlijke vreugde. Zeker nu wandelt gij' nog in en door het geloof, doch heft uwe oioigen en harten opi, want ook het aanschouwen komt. Juist dat doet verheugen met eene onge kende vreugde. De geloovigen genieten in sommige' om standigheden ook in dagen van druk en lij!- den eene geestelijke blijdschap', die alle ver stand zeer verre te boven gaat. Zij' verwach ten eene heerlijke erfenis en daaro-pi verheu gen ze zich en wel met eene onuitsprekelijke' en heerlijke vreugde. Onuitsprekelijk Met menscheliijk'e woorden is die vreugde niet te vertolken de geeste lijke blijdschap der ziel is daarvoor te groot en wonderbaar. Onuitsprekelijk de vreugde, die God in Christus' gemeenschap! ingiet in uwe harten. Werkelijk verder dan stamelen brengt het kind Gods het hierbeneden niet, als Hij het smaken doet Zijne oneindige lief de in de toepassing van al het verworven heil door Christus. Onuitsprekelijk en ook heerlijk', want deze vreugde wordt reeds omkranst door een af schijnsel van de heerlijkheid, die wacht. Eene heerlijke of verheerlijkte vreugde, wiijil zij1 is uit en tot God. peze vreugde is niet te vergelijken b'iji de vreugde, die deze wereld en zondedienst b'e- loofien ach, wat is de wereldvreugd toch wrang en ijdel. Zij schenkt geen vervulling, doch laat een onbeschrijfelijk te kort en groot zieleweê. Hiertegenover roemt de christen in een blijvende en eeuwige vreugde, die rust in het geloof in den verrezen Heiland en zoo is de blijdschap des Heeren zijne sterkte en hij kent eene vreugde met het oog op de er fenis, die wacht. Eene vreugde, die wordt vervuld ja, waar van reeds aan deze zijde van het graf zoo veel wordt genoten in de toepassing van alle heilsweldaden van Christus en in de gemeen schap', die God Zijnen kinderen schenkt, zooi dat zij1 psalmen kunnen zingen zelfs in den nacht. 't Mag waar zijn, dat die hooggestemde uren niet vele zijn ze zijin er en dat Zij! u genoeg en schenkt de Heere ze somtijds ook u, roemt dan in uw Zaligmaker en schrijdt voort op het levenspad in het rustige vertrou wen, dat God in Christus Zijne Verbondsbe- loften ook aan u vervullen zal, en laat vrij een vreugdehymne klinken opi de reis naar de plaats des erfenis. Zeker is het waar, dat elke stap den geloo- vige nader brengt bij! het huis van den Va der, Wiens eigendom hij uit genade is, maar het einddoel ligt niet hier, maar daarboven, waar Jezus Christus is. Het geloof in Christus houdt zich bezig met de erfenis het gaat niet om een wissel op de eeuwigheid, want er is absolute zeker heid, dat het geloof zijn einde, zijn doel, zijin volle vrucht bereikt en die is de zalig heid uwer zielen. Zaligheid d.i. geluk en volheid. Ja hier in beginsel en straks volkomen. Zalig, hier reeds naar het eigen Woord van uw Heere ien Koning, doch eene zaligheid, die niet meer onderbroken wordt door zonde en val straks. Heft dan uwe hoofden op en weet, dat uw Heere is komende en nabij en dat om Zich in heerlijkheid te openbaren voor 't oog van het gansche schepsel en dan Zijin volk te brengen thuis om daar te ontvangen de zaligheici der zielen als ook' de onverder felijke en onbevlekkelijke en onverwelkelijke erfenis, die in de hemelen bewaard wordt voor u. Gelooft datverheugt u daarin met eene onuitsprekelijke en heerlijke vreugde, 't Volle genot der erfenis komt. Doch nooit vergete uwe ziel, dat alles al leen uw deel wordei] kan door het geloof in Christus en mochten er zijn, die weigeren Jezus als Zaligmaker te zoeken en Hem als Koning hulde te doen, dat ze het dan weten u wacht geen erfenis, doch wel een eeuwige straf. Nog klinkt de bede tot dezulken Laat u met God verzoenen. Kapelle-Biczelinge. A. SCHEELE. In onze kerken bestaat geen juiste bepialing aangaande den tijd, waaropi een gedoopte be lijdenis van zijin geloof moet aflegigen. In 't algemeen kan men zeggen zoodra hij tot Onderscheid van jaren is gekomen en hij| in ziet, dat hij' de verplichting welke de H. Doop op hem gelegd heeft, heeft te aanvaar den. Van lieverlede is er echter wel een ge woonte ontstaan, waardoor het komt, dat verreweg de meesten belijdenis afleggen in het voorjaar vóór of spoedig na het Paasch- feest. Dit is ook wel te verklaren. In alle kerken wordt catechetisch onderwijs gegeven met de bedoeling om de jeugd voor te be reiden, om eenmaal te komen tot de begeerte om den toegang tot het H. Avondmaal te vragen. Daartoe dient toch de catechisatie. Dit staat onder ons vrijwel vast. Zppi is het ook altijd in de Gereformeerde Kerken ge weest en zoo zal het ook wel blijven. Er wordt dan ook rekening mee gehouden, dat het onderwijs geregeld al de grondwaarhe den van onze belijdenis behandelt en als men daaraan een vol jaar wijdt, dan krijgt men haast van zelf in den zomer een piaar maan den, waarin de catechesaties stil staan. Hoe wel het ideaal is, dat overal de catechesaties zoowel des zomers als des winters zullen doorgaan, toch is het nog niet gelukt om de werkelijkheid daaraan te doen beantwoorden. Het is zeker waar, dat er ook in dit opzicht verschil bestaat tusschen de stad en het plat teland, doch het wil mij nog altijd voorko- men, dat dit verschil niet £00 groot behoefde te zijn, als het in den regel is. Er zijn boven dien nog andere toestanden, welke nog al invloed uitoefenen, en jk zie zeer wel de noodzakelijkheid, dat ook de Kerk zich aan past aan de werkelijkheid van het leven. Hieruit volgt, dat wat opi de eene plaats mo gelijk is, op een andere niet kan. Maar het is mij meermalen gebleken, dat oude ge woonten dikwerf storend werken, hoewlel de oorzaken, welke ze eenmaal in 't aanzijln ge roepen hebben, reeds lang vervallen zijtn. Het moest nergens voorkomen en het behoeft ook niet, dat volwassenen uit gebrek aan kennis der waarheid er tegen opzien om be lijdenis af te leggen. Elk jong mensch, die eenig belang in de waarheid stelt, is over vloedig in de gelegenheid om zooveel kennis te vergaderen, dat hij op een "behoorlijke wijze het lichaam van Christus te onder scheiden. De middelen, waardoor iemand een helder inzicht in de waarheid kan krij'gen, zijn inderdaad overvloedig en onder ieders bereik. Zooveel tijd heeft ieder wel om te weten te komen, wat hij voor deze taak noodig heeft. Wel geloof ik, dat sommigen het beschouwen als een soort examen, 't welk ^jj, die over de meeste verstandelijke vermogens beschikken, het best kunnen vol doen. Doch dit is een misverstand, dat onder ons niet meer moest voorkomen, wijl er zoo vaak over gesproken en er zulke eenvoudige en duidelijke verklaringen over gegeven zijn. De catechesatie is niet een soort cursus, welke alleen op 't oog heeft om de leerlingen een bepaalde dosis bij te brengen en dan te verklaren zie zoo, nu ben ik klaar. Het is ygel meer een ambtelijk werk, dat de Ko ning der Kerk verordend heeft als een mid del, dat onder Zijn zegen dienen moet om de jonge leden der gemeente te bekwamen tot Zijn dienst, opdat zij eenmaal hun plaats met eere kunnen innemen, welke Hij hen door Zijn wjijs bestuur aanwijst. Als het eenig gevolg van het onderwijl zou zijn, dat het opkomend geslacht meer kennis had ver kregen, dan zou men moeten zeggen, dat het mislukt was. Daarom legt de Kerk er reeds bij de kinderen zoo grooten nadruk opi, dat alleen verstandelijke kennis ons geen enkele schrede nader brengt to«t het Koninkrijk der hemelen, dat wij boven alle anderen dingen hebben te zoeken. Dat de Gereformeerde Ker ken dan ook meer bpgeeren dan bloote ken nis, kan men ook hieruit afleiden, dat bij' ge legenheid van de kerkvisitatie gevraagd wordt, of zij die de begeerte hebben om mee bij; het gebroken bro.od en den vergoten wijin den dood des Heeren hun belijdenis kunnen afleggen op elke vergadering van den kerke- raad. Het verlangen om 's Heeren geboden te onderhouden en in Zijin wegen te wande len hangt niet af van de meerdere of min dere kennis der waarheid, welke iemand heeft. Het kan voorkomen, dat iemand zeer onkundig is en niettemin een vurige begeerte heeft om 's Heeren inzettingen te eerbiedigen. Onze belijdenis vraagt dan ook'welke stuk ken z'ijin er noodig orn in dezen eenügeii troost te leven en te sterven en zij beperkt dit tot deze drie kennis van onze zonde1 en ellende, kennis van onze verlossing em ken nis van de dankbaarheid. Wie deze drie stuk ken kent en van harte g&ooft, is een Chris ten, wat hij' overigens ook zijn moge. Deze drie zijin voor ieder onmisbaar. Hij: moet ze alle drie hebben, en als hij ze bijl bevinding kent, dan heeft hijj, wat hij behoeft tot de zaligheid, maar ook om het H. Avondmiaal te houden. Wij vragen geen uitgebreide ken nis. Uit het bekende antwoord van den Ca techismus blijkt zonneklaar, dat men aan de Gereformeerde Kerken ten onrechte verwijt een zekere voorliefde voor intellectualisme. Zoolang zijl op een weg blijven wandelejn, welken onze Confessie ons wijst, zulle,n zijl noch ter rechter noch ter linkerzijde afdwa len. In dit opzicht is het een heugelijk' feit, dat onze Kerken steeds uitgaan van wat de belijdenis ons voorhoudt en dat Zijl de eere plaats heeft ook op onze catechesaties. Het is niet alleen goed, maar beslist noodig, dat de jeugd vertrouwd is met onze belijdenis schriften. Geen vraagboek, hoe goed en hoe uitnemend ook kan in waarde met haar ge lijk gesteld worden. Een ander leerboek heb ben de Gereformeerde Kerken nog niet en al gelukt het, wat we hopen, dat zij! eenmaal een ander hebben, bet moet al buitengewoon voortreffelijk zijn indien het gelijk gesteld kan worden met onze belijdenis. Haar inhoud moet de inhoud van ons geloof blijlven, om dat zij ons zoo zuiver weergeeft, wat de Profeten en Apostelen ons verkondigd heb ben. Wij willen ons daaraan houden niet zoo zeer, omdat een Guido de Brez en anderen ons haar gegeven hebben, maar omdat zij ons voorlegt, wat God ons in Zijn woord heeft geopenbaard. Onfeilbaar is zijl niet en wij gronden ons geloof daar dan ook niet op. Wij wenschen alleen te bouwen op het eenig fondament, dat God zelf gelegd heeft en waarop Hij Zijn geheele Kerk bouwt en ieder der geloovigen. Genoeg hierover. Elk kan dit weten. Maar er is nog iets anders, waarop ik in dit verband wil wijzen. Het is blekend, dat de Roomschen vroeger alge meen op twaalfjarigen leeftijd voor 't eerst het H. Avondaaml genoten. Haar geestelijk heid heeft echter in de laatste jaren een wenk gegeven om de kinderen er zoo' moge lijk vroeger toe te brengen. Op dit oogen- blik gevoel ik er geen behoefte aan om een onderzoek in te stellen naar de motieven, welke zijl had om in deze richting te sturen. Alleen wil ik er op wijzen, dat de wenk vol doende is geweest, want in heel ons vader land hebben de leden dier kerk zich daar naar gevoegd. Ik herinner hier alleen aan om even ter sprake te brengen, dat over 't algemeen in onze grenzen de leeftijdsgrens ingekrompen is. Ik bedoel er niet mede, dat we daartoe gekomen zijn p<as in de laatste jaren maar van lieverlede. In de Kerken dei- Scheiding kwam het vroeger herhaaldelijk voor, dat iemand toegelaten werd tot het H. Avondmaal op een leeftijd van veertien a vijftien jaar, soms nog vroeger. Voor zoover ik weet, gebeurt dit hier in 't Noorden van Friesland bijna nooit meer. Ik acht dit nu niet bepaald een verschijnsel, dat op. achter uitgang wijst, maar toch is het verblijdend,

Krantenbank Zeeland

Zeeuwsche kerkbode, weekblad gewijd aan de belangen der gereformeerde kerken/ Zeeuwsch kerkblad | 1928 | | pagina 1