Weekblad voor de Gereformeerde Kerken in Zeeland.
42e Jaargang.
Vrijdag 20 April 1928.
No. 16.
Redactearen: Ds. P. VAN DIJK te Serooskerke (W.) en Ds. A. C. KEU te Koadekerke.
Vaste medewerkersD.D. L. BOUMA, F. J. v, d. ENDE, B. MEIJER, P. STAAL Pzn., en R. J. v. d. VEEN.
UIT HET WOORD.
ZIEN EN GELOOVEN.
Kerkelijk en Geestelijk Lenen.
In de Paaschweek.
ZEEUWSCHE KERKBODE.
Abonnementsprijs) per kwartaal bij vooruitbetaling f 1,—UITGAVE VAN DE Beriohten, Opgaven Predikbeurten en Advertentiën tot Vrjjdag-
Afzonderlijke nummers 8 oent. PerSVereeniging Z@60WSCh@ Kerkbode. morgen 9 uur te zenden aan de Drukkers LITTOOIJ OLTHOFF
AdvertentleprIJsi 15 oent per regelbjj jaarabonnement van Adres van de Administratie Spar^jaardstraat, Middelburg.
minstens 500 regels belangrijke reduotie. Firma LITTOOU OLTHOPF, Middelburg. TELEFOON 2 3 3. GIRONUMMER 4 2 230.
En Thomas antwoordde en zeide
tot Hem mijn Heere en mijn God.
Jezus zeide tot hem omdat gij
Mij gezien hebt, Thomas, zoo hebt
gij geloofd zalig zijn ziij:, die niet
zullen gezien hebben en nochtans
zullen geloofd hebben.
Eerst zien en dan gelooven of het geloof
in ruil voor het zien is veelal de eisch in
betrekking tot allerlei dingen van het natuur
lijke leven, doch in het bijzonder wel, als
het gaat over geestelijke en eeuwige zaken.
Nieuw schijnt dat niet te zijn, als we let
ten op bovengeschreven text uit het Johan
nes' evangelie, die ons wijst op de zelfopen
baring van Christus aan Thomas.
Voor ons allen staat vast, dat ook Thomas
den Meester hartelijk liefhad en zelfs uit
liefde tot Hem mee wilde gaan naar Jeruza
lem om daar te sterven. Ook hij hoopte, dat
Jezus was Degene, Die Israel verlossen zou.
Doch zijne hope verging, toen die Jezus
stierf den smadelijken kruisdood en alzoo
stierf als een misdadiger. Daar kon hiji niet
bij en vervuld met namclooze smart zinkt hij
al dieper in de donkerheid zijner zwaarmoe
digheid weg en niets is er, dat hem op> den
Paaschdag weet te verheffen tot de verrijze-
nisvreugd, waarin de andere discipelen deel
den.
Al wat zij hem verhaalden, sprak tot hem
niet, en hij zag het slechts als ijdel geklap
en pure phantasie en nog later wat is hij
toch moeilijk te overtuigen durft hij de
stoute voorwaarde stellen eerst zien en dan
gelooven. Zien en tasten wil hij de teekenen
van Jezus vernedering de teekenen in Zijne
doorboorde handen en gewonde zijide. Ge
schiedt dat niet, hij zal geenszins in de op
standing van Jezus gelooven. Daar gaat het
om, of Jezus is opgestaan.
Thomas wordt nog al eens hard veroor
deeld en vooral door den mensch, die van
zondige eigenzinnigheid bij zichzelf weinig
ziet en dikwerf ook allerlei eischen en voor
waarden stellen durft in plaats van aan te
grijpen het Woord van den getrouwen Ver-
bondsGod.
Wat is nu de vrucht van al de eischen, die
Thomas stelt Niets anders dan dat hij in
het duister dwalen moet en missen den troost
van 's Heeren opstanding uit de dooden.
En nu hebben wij steeds te bewonderen de
onbeschrijfelijke barmhartigheid en nederbui-
gende liefde van den goeden Herder, Die
ook dit dolende schaap, opwekt en terecht
brengt en wel zoo, dat die zwaarmoedige
discipel wordt opgevoerd tot eene belijdenis,
die al de andere overtreftmijn Heere en
mijn God.
Dat is geloofstaal zeker, maar die eerst
voor den dag treedt, nadat de Opgestane Zijn
ongeloovigen discipel had uitgenoodigd om
te zien en te tasten de teekenen Zijner verne
dering in de handen en de zijden.
Mijn Heere en mijn God Eene geloofsbe
lijdenis, verre uitgaande boven die van Na-
thanaël en zelfs van Petrus in vroeger dagen.
Mijn Heere en mijn God De zijne, wijl
hij door het geloof hu uitjubelen kan Zijn
deel Zijn erf Zijn lotneen, door geen
tijd of eeuwigheid van Hem te scheiden,
Wiens eigendom ik ben. Zijn Heere, want
nu zag ook Thomas, dat eere en heerlijkheid
was Jezus' deel en nu staat voor hem, die
zich eerst met oogen en handen overtuigen
wil, eer hij gelooft 's Heeren verrijzenis,
onomstootelijk vast, dat de staat van Chris
tus' verhooging ingetreden was en dat de
beslissing gevallen was op het oogenblik,
toen Hij de kluisters des doods en grafs van
Zich wierp.
Mijn Heere en mijn God. Dat spreekt de
belijdenis uit Jezus Zelf is God het is eene
confessie van de Godheid van Christus, en
Jezus heeft dat woord des discipels ook
niet afgewezen.
Thomas heeft gezien en geloofd, wat zich
uitspreekt in de belijdenis mijn Heere en
mijn God.
Wellicht zijn er vele zwakke en toch ech
te, liefhebbende discipelen en discipelinneu
des Heeren, ook in onze dagen, die dat voor
recht van Thomas ook wel zouden wenschen
te beleven. Eerst zien en dan gelooven, zo,o
is meermalen de voorwaarde en dikwerf de
wensch, en toch is er iets, dat hooger klimt
dan wat Thomas in geloof na het zien en
tasten belijden deed.
Nog sterker geloof so efening en dat naar
Jezus' eigen woord: niet zien gn tóch
gelooven. Thomas beleed, omdat hiji ge
zien had het zien heeft zijn twijfel en onge
loof aan de opstanding weggenomen, maar
het hoogste is het niet. Zalig die gelooven
zonder eerst met natuurlijke oogen te zien.
Niet zien en toch gelooven en dan zalig. Dat
zegt uw Koning.
Niet zien en toch gelooven, zoo luidt de
eisch jn het Koninkrijk van Christus, want
het geloof waagt het met Hem op grond van
Zijn onbedriegelijk Woord en het rotsvaste
vertrouwen Hij heeft het gezegd.
Die zoo gelooft en het er op waagt, wordt
door den opgestanen Jezus zalig geprezen.
Gelukkig dan ook het mcnschenkind, dat zoo
bearbeid is door de werking des Heiligen
Geestes, dat het zonder zien en toch in kin
derlijk geloof neervalt voor 's Heeren troon
met de belijdenis mijn Heere en mijn God.
Christus Zelf heeft gezegd zalig.
Heerlijke vrucht des geloofs. Helaas, maar
al te weinig gevonden en de reden daarvan
is, dat het ons zoo mangelt aan dat oprechte
geloof, dat den Christus kent, zooals Hij
ons in Gods Woord gepredikt wordt en ook
op Hem bouwt en vertrouwt als persoonlijke
Zaligmaker beide voor het leven en sterven,
dat uwe ziel juichen moetmijn Jezus en
ook' mijn Heere en mijn God.
Zalig, die niet ziet en toch gelooft.
Bant uit uw leven jn Godes kracht al dat
eischen stellen en wie in ongeloof volhardt
en durft eischen blijven eerst zien en dan
zal ik gelooven, die wete, dat er ook eene
rampzaligheid is weggelegd voor allen, die
den Christus verwerpen.
Niet zien en toch gelooven die zalig—.
En straks zal de geloovige ook zien en
wel den Koning in Zijne eeuwige schoonheid.
Kapelle-Biezelinge. A. SCHEELE.
Hoewel ik weet, dat het paaschevangelie
geen waarde ontleent aan de vernieuwing van
het zaad des aardrijks, toch acht ik het niet
zonder belang, dal het weerklinkt in dagen,
waarin de lente haar intrede doet in onze
landen. Het was zeven jaar geleden, dat van
Zaterdag op Pnaschzondag een krachtige
storm blies over het Noorden van ons land.
Wij stonden dien morgen op en kwamen
buiten en wij1 zagen sneeuw en hagel dik
liggen voor den stoep. Het was snerpend
koud, en wij waren blij, dat de kachel in de
kerk lustig brandde. De wind joeg donkere
hagelbuien voor zich uit en tusschenbeide
weerklonk de donder en flitste de bliksem.
Wij bleven verder heel den dag in een ka
mer, waar het vuur zijn warmte verspreidde.
Het behoeft nog niet de blijdschap te roo-
ven over de gebeurtenis in Jozefs hof, maar
ik durf toch wel te zeggen, dat een paasch-
feest, als we thans hebben beleefd begun
stigd door schitterend lenteweer den lofzang-
luider en voller doet klinken en dit is aan
genaam. Hoe vaak we ook de lente hebben
zien komen, zij is ons altijd welkom. Ver
ouderen doet zij niet en zij wekt altijd nog
niejuwe verwachting. En als dan het hel
dere licht over de ontwakende natuur nieu
we glansen Verspreidt, dan leven menschen
en dieren en planten op. Er gaat een reuke
des levens van alles uit en verruimt het hart
en lokt ons uit om de zoele lucht in te
ademen en het oog te openen voor de ver
andering, welke het voorjaar brengt. Ouden
van dagen wagen zich buiten en de kinde
ren met hun blij gezicht doen ons weldadig
aan. De lammeren in de weide komen er
van onder den invloed en huppelen en ren
nen. De vogels zijn levendig en hun stemmen
vervullen de lucht. Bij de nauwkeurige her
lezing van het paaschevangelie, gelijk het
ons bewaard bleef in de historische boeken
van het N. Testament, treft ons de frischheid,
welke over deze sobere verhalen verspreid
ligt. Slechts met enkele woorden teekenen
de evangelisten ons het wonder van den
derden morgen, doch zij zijn meer dan vol
doende om ons de waarde er van te doen
verstaan. Wij1 luisteren naar de boodschap,
welke het open graf ons vertolkt en we aan
schouwen de wondere uitwerking, welke zij
in de vrouwen en de apostelen teweegbrengt.
Welk een licht heeft zij in de duisternis, welk
een blijdschap in de droefenis dier dagen ge
bracht, ja er was ook thans reden tot feest
vieren, want wij mogen gelooven, dat de
tijding de Heer is waarlijk opgestaan ook
thans nog licht brengt jn donkere en treu
rende harten en dat zij blijdschap verwekt
in harten, welke meenden, dat er voor hen
iiooit meer vreugde kon ;dj;n. Zij doet ook
zoo klaar uitkomen het groiote verschil, 'tvvelk
er besjaatin kringen, waarin men met harte
lijke instemming deze boodschap ontvangt en
die, waarin men het oor en het hart sluit
voor deze tijding. Onwillekeurig denkt men
daaraan, als men in hetzelfde hoofdstuk
leest, wat aan de vrouwen die des^ morgens
vroeg naar het graf gegaan waren om het
lichaam van Jezus opnieuw doch nu zorg
vuldiger te balsemen en het gedrag van de
overpriesters en de ouderlingen des volks,
die op den eersten dag der week in plech
tige vergadering bijeen waren. De aanlei
ding, welke de voorzitter had om de leden
van den grooten raad bijeen te brengen, we
ten wij niet. Maar hij voor zich heeft het
noodig geoordeeld om nog eens met elkan
der te beraadslagen. Zij1 zullen wel in een
goede stemming geweest zijn, want al wat
hun hand had ondernomen, was boven ver
wachting gelukt. Zij hadden gezegd, dat Jezus
zou moeten sterven, doch niet op het feest,
opdat er geen oproer ontsta, wijl zij allen dien
Rabbi houden voor een Leeraar van God ge
komen, wijl niemand zulke teekenen kan doen,
tenzij God met hem is. De mensch wikt,
maar God beschikt. De vroede vaderen van
Israël hebben besloten, dat Jezus niet zou
sterven op het feest, doch aan hun eigen be
slissing houden zij zich niet. De gelegenheid
hun aangeboden moest aangegrepen worden
het kon immers wel zijn, dat zij' nooit meer
terug komen zou. Daarom hadden zij het er
op gewaagd en zie, hun vrees was beschaamd.
Tot een oproer was het niet gekomen en
zij hadden de reeds lang gekoesterde be
geerte verkregen. Jezus was gestorven en be
graven. De steen voor den ingang van het
graf is verzegeld. De discipelen zullen wél
niet zoo vermetel zijn om nu het graf te
openen. Maar al was hun overmoed nog zoo
groot, zij zullen het wel laten, want er staat
ook een Romeinsche macht soldaten om zulk
een onderneming te beletten. Ja, hel is hun
alles meegeloopen en zij zien dan ook geen
moeilijkheden meer. Welke gewichtige pun
ten er in deze vergadering aan de orde moe
ten komen, kunnen we niet gissen. Maar wel
mogen we aannemen, dat de voorzitter ver
moedt, dat het een aangename vergadering-
zal'zijn. Hij is een geboren leider en heeft
haast altijd zijn doel kunnen bereiken en van
daag zal het hem heelemaai niet zwaar val
len. Er staat, dat God de wijzen vangt in
hun eigen arglistigheid, men zou dit woord
kunnen schrijven boven het verslag van dit
samenzijn. Er zou toch één punt ter sprake
komen, waarvan de schranderste geen flauw
vermoeden heeft. Immers in deze vergade
ring komen sommigen van de wacht. Wij
weten, wat er met de soldaten gebeurd is.
Uit vrees voor den Engel der' opstanding,
wiens gedaante was als de bliksem en wiens
kleeding wit als de sneeuw was, zijn zij ver
schrikt geworden en werden als doDden.
Welnu, daarna zijn zij tot het bewustzijn
teruggekeerd. Ook over deze heidenscbe
krijgsknechten is nog de sparende lankmoe
digheid geweest, zoodat zij met den schrik
vrij waren en daardoor konden zij naar Je
ruzalem gaan, ten einde aan de vergaderde
ouderlingen het bericht te brengen van wat
zii «gezien en j>ehoord hebben. Ook aan de
vijanden heeft God de paaschprediking laten
brengen, wel niet door ,een Engel of door
één van Jezus discipelen, maar het was toch
opK voer hen nog een ernstige waarschu
wing om terug te keeren van den heilloozen
weg, waarop zij zoo lang en zoo hardnekkig
reeds gewandeld hebben. Zullen zijl einde
lijk eens hooren en deze zoo buitengewone
roepstem ter harte nemen. Wij mogen wel
aannemen, dat de verschijning van de sol
daten in hun samenkomst mannen als Caja-
phas in grootc verlegenheid hebben gebracht.
Dit blijkt trouwens heel duidelijk uit de maat
regelen, welke zij nemen. Wij zijn in den
regel lang niet genoeg doordrongen van de
vijandschap tegen God, welke in ons aller
hart leeft en evenmin aan de kracht, welke
het ons allen aangeboren ongeloof heeft.
Daarom is het goed, dat we het in deze zoo
treffende geschiedenis lezen, opdat we het
in ons eigen hart steeds zouden nasporen en
daartegen voortdurend den strijd voeren.
Welk een vreeselijke macht het is, komt bij
deze leidslieden van Israël uit. Als iets ons
daarvan genezen kon zonder de wederbaren,-
de en vernieuwende kracht des H. Geestes,
dan zoude dit het geval hebben moeten zijm
bij deze mannen, die bij het licht der bizon-
dere openbaring leefden en die de woorden
en de daden van den grooten profeet gezien
en gehoord hadden, en die bovendien ten
overvloede nog de tijding Zijner opstanding
vernamen uit den mond van hun eigen mees
ters. Doch het is alles vruchteloos. Het kan
wel zijn, dat zij een oogenblik in twijfel
hebben gestaan, of zij: zouden voortgaan op
den weg of zij zouden volharden in hun
strijd tegen den Nazarener. Maar dan is het
toch slechts een oogenblik geweest. Zij den
ken er niet aan om het op te geven. Neen
zij zetten niettegenstaande alle teekenen dooi
en zij laten zich hun overwinning nu niet
meer zich ontweldigen. Eer zou de heilige
stad en de tempel in puin vallen, dan dat
zij de vlag zouden strijken en erkennen, dat
zij ongelijk hadden. Zoo doodelijk was hun
haat tegen Jezus, dat zij niet konden afzien
van hun afkeer. Voor Hem wijken vóór zij
hun doel bereikt hebben, beschouwen zij
als zwakheid en lafhartigheid, waaraan zulke
hoogstaande mannen als zij niet mogen den
ken. Weldra zijm zij dan ook aan het beraad
slagen, wat er gedaan moet worden om het
dreigend gevaar te keeren. Zij meenen spoe
dig het gevonden te hebben. Eer de tijding-
het geheele volk bereikt, zullen zij zorgen,
dat er een gebeel tegenovergesteld gerucht
in omloop gebracht is en zij willen wel eens
zien, wie de overwinnaar zal wezen. Wan
neer we, die achter de geschiedenis staan
kalm overdenken, welke maatregelen zij ge
nomen hebben, dan moeten we zeggen we
verbazen er ons over, dat scherpzinnige man
nen tot zulke maatregelen de toevlucht na
men. Hun leugens/ welke zij op de lippen
der soldaten leggen is allesbehalve een fijn
gesponnen weefsel van bedrog en wat de
gevolgen ook mogen zijn, er zal niet gemak
kelijk een opstaan, die met lof spreken zal
over het verstand van den grooten raad. En
zijn er menschen vroeger en later geweest,
die aan den verrader Judas eere gegeven
hebben, maar ik heb nooit vernomen, dat
men Cajaphas geprezen heeft, omdat hij zoo
iets heeft verzonnen. Het komt uit de han
delingen van deze geleerde mannen aan 't
licht, hoe hopeloos de strijd is, welke al
tijd weer tegen Jezus gevoerd wordt. De vij
anden raken met Hem nooit gereed. Al hun
overwinningen verkeeren op den duur in
schandelijke nederlagen. Het is wel in-treu-
rig, dat er ook nog velen zijn, die in 't
spoor van den grooten Raad wandelen, maar
dat mag te nimmer beletten o.mi het paasch-
licht en de paaschvreugde toe te laten in
Uwe harten. Het zij Uwe begeerte, och, dat
ik Hem kennen moge in de kracht Zijner
opstanding, want dan zult ge ondervinden,
dat die kracht een reëele is, welke ook Uw
leven vernieuwt en U doet verkondigen Zijn
deugden. Daaraan heeft elk mensch van een
vrouw geboren, en wiens leven kort en zat
van onrust is, wezenlijk behoefte. Al wat
van ons is, is der verderfelijkheid onderwor
pen, maar zijn leven blijft zijn onvergankelijk
heid behouden en de hoop daarop eindigt
nimmer in bittere teleurstelling. Daarom vier
den we ook nu weer met blijdschap het
paaschfeest, hetwelk zijn plaats de eeuwen
door behoudt en luisterden we naar het
paaschevangelie, dat nooit zijn beteekenis ver
liest, en het ons vergezellen Van door het le
ven heen en zijn heldere en donkere dagen,