Weekblad voor de Gereformeerde Kerken in Zeeland. 42e Jaargang. Vrijdag 6 April 1928. No, 14. Redactearen: Ds. P.VAN DIJK te Serooskerke (W.) en Ds. A. C. HEIJ te Koadekerke. Persvereeniging Zeeuwsche Kerkbode. UIT HET WOORD. De eerstgeborene uit de dooden. Kerkelijk en Geestelijk Leuen. liet Voorjaar. De Zeeuwsche Bondsdag. ZEEUWSCHE KERKBODE Vaste medewerkers D.D. L. BOUMA, P. J. v. d. ENDE, B. MEIJER, P. STAAL Pzn., en R. J. v. d. VEEN. Abonnementsprijs) per kwartaal bg vooruitbetaling f Ij- Afzonderlijke nummers 8 oent. Advertentieprijs! 15 oent per regelbij jaarabonnement van minstens 500 regels belangrijke reductie. UITGAVE VAN DE Adres van de Administratie: Firma LITTOOIJ 4 OITHOFF, Middelburg. Beriohten, Opgaven Predikbeurten en Advertentiën tot Vrijdag morgen 9 uur te zenden aan de Drukkers LITTOOIJ OLTHOFF Spanjaardstraat, Middelburg. TELEPOON 2 3 8. GIRONUMMER 4 2 2 8 0. En van Jezus Christusde eerstgeborene. Openb. 1 5a. Jezus wordt hier genoemd de eerstge borene uit de dooden. Wordt Hij nu zoo genoemd dan is dat niet om daarmee te zeggen, dat Hij' de eer ste was, die uit de dooden opstond. Dan toch zou die benaming een betrekkelijk on juistheid bevatten. Reeds onder den ouden dag waren sommigen uit de dooden opge wekt en Jezus had zelf een drietal mens'chen uit den doodslaap gewekt. Daar ligt in dien naam „Eerstgeborene uit de dooden" wat anders uitgedrukt. Een eerstgeborene neemt een b ij z o n d e- r e plaats in. Een eerstgeborene is een baanbreker en wegbereider. En zulk een baanbreker en wegbereider was Jezus in Zijne opstanding. Daar was een gesloten poort, de poort des doods. Stonden al eenigen uit den dood op, ze kwamen dan straks toch weer in de macht van den dood. En nu kwam Jezus ook in de macht van den dood. De poort des doods sloot zich ook achter Hem toe. Maar in zijn- opstanding breekt Hij dan die poort des doods o pen. Door Zijl- nen dood deed Hij teniet dengen e, die het geweld des doods had, dat is den duivel, om te verlossen al degenen, die met vreeze des doods door al hun leven der dienstbaar heid onderworpen waren (Hebr. 2). En dat deed Hiji als Eerstgeborene. En een eerstgeborene in vollen zin is alleen' Hij, die broeders en zusters heeft. Als dan Jezus als Eerstgeborene uit de dooden op staat, dan ligt in die opstanding de profetie, dat door die geopende poort en langs dien gebaanden weg Hem zullen volgen allen, die bij Hem behooren, als Zijne broederen en zusteren. Is de dood door een mensch. daarom is ook de opstanding der dooden door een mensch (1 Cor. 15:21). Door den tweeden Adam, door Christus, is er nu ook de opstanding ten leven voor allen, die in Hem begrepen zijn. Jezus de Eerstgeborene is de eerste*- 1 i n g geworden dergenen, die ontslapen zijn (1 Cor. 15 30). En noemt Paulus Jezus' dood den eersteling, dan ontleent hij zijn beeld aan den oogst. Een eersteling komt bij een volgenden oogst. Met blijdschap wordt die eersteling binnengehaald omdat die een teeken is; dat de volle oogst volgen zal. Je zus' opstanding is niet meer dan het heerlijk begin. Hij kon niet opstaan dan alleen, wanneer al de Zijnen, wier zonden Hij droeg gerechtvaardigd waren. Hun zonden moes ten weg zijn, zou Hij kunnen opstaan. Als Hij dan opstaat, dan blijkt, dat hun zonden weg zijn door Hem. Maar dan kunnen, ja dan moeten ook al de Zijnen Hem volgen in de opstanding. Jezus de eersteling, maar van den vollen oogst. Een iegelijk in zijn orde de eersteling Christus, daarna die van Chris tus zijn, in zijne toekomst (1 Cor. 15:23). En in die benaming van Christus als eerst geborene uit de dooden ligt nog een a n- dere zaak aangewezen. Een eerstgeborene "in Israël had bijzon dere voorrechten van gezag. Daarom ook begeerde Jacob het eerstgeboorterecht. En als Izak Jacob zegent geschiedt dat óók met de woorden „wees heer over uwe broe deren" (Oen. 27 29). Een eerstgeborene .ook in dien zin is Jezus onder Zijne broeders. Daaraan dat Hij voor de Zijnen den weg baande, ontleent Hij ook het recht om onder zijne broederen de eerste plaats in te nemen. Hij, die het begin is, de eerstgeborene uit de dooden, is daarom ook het Hoofd des lichaams, n.l. der gemeente (Col. 1 18). Wel zijn de zijnen Zijn broeders, maar Hij is toch aller Heer e. En zoo weinig denkt Jezus er aan die eere zich te laten ontnemen, dat Hij als Hij in de Rechtzaal in het slavenkleed zijn jongeren de voeten gewasschen heeft, in hun midden weer plaats neemt met het woord Gij heet Mij Meester en Heere en Gij zegt wel, want ik ben het (Joh. 13:13). Want 'Hij is en blijft de eerstgeborene uit de dooden. En zoo wil Jezus dan ook erkend zijn als die gezag heeft over Zijn broederen. Erken dat gezag. Dat gezag gaat over heel uw le ven over uw ziel en lichaam over uw ga ven en talenten over uw geld e'n goe'd. Erken Hem in dat alles. Laat het u een blijd schap zijn Hem te mogen dienen, met ziel en lichaam met uw gaven en talenten met uw geld en goed. Hij die zichzelven in liefde gaf, wil ook met liefde vrijwillig gediend zijn. En wie zoo verstaat de ver m a n i n g en den oproep die er ligt in de vermaning „Eerstgeborene uit de dooden", wie zoo er kend Jezus' gezag over zijn broederen, die mag dan ook genieten den troost in dien zelfden naam geboden. Uit de dooden is Jezus, want zijn werk was volkomen. Maar Hij is ook een Eerst geborene uit de dooden. ■Vooraan gaat Jezus, de baanbreker, de wegbereider, maar achter Hem aan komen al de zijnen, uitgaande ,uit de macht van den dood om in te gaan, door de geopende poort, tot het eeuwige leven. Daar kunt ge zeker van zijin. Want Jezus' werk was een werk voor de zijnen. Jezus' opstanding is uwe rechtvaardigverklaring. Hij is overgegeven om onze zonden, maar lOjok opgewekt om onze rechtvaardigmaking. En die rechtvaardig is, die is een erfgenaam van het eeuwige leven. Is het dat gij- nog sterven moet, uw dood is geen betaling voor de zonde, maar een afsterving van de zonden en een doorgang tot het eeuwige leven. Daar is geene verdoemenis voor degenen, die in Christus Jezus zijn. En met een Paulus moogt ge jubelen de dood is verslonden tot over- Winning, in het geloof in Hem, die is de Eerstgeborene uit de dooden. HEIJ. Een drooge Maart is goud waard. Als dit oude rijmpje juist is, dan hebben we thans niet te klagen. Welk een verschil is er tus- schen dit voorjaar en het vorige. Verleden jaar waren de landen nat en het werk wilde niet opschieten. Doch thans hadden we vele heldere zonnige dagen. Het bleef wel koud, en de nachten brachten opnieuw het ijls in de slooten, maar eiken morgen rees de zon weer vroeger en de sneeuwklokjes en de crocussen bloeiden heel mooi en lang. ZJ waren ons ook nu welkom en we hebben deze lenteboden met blijdschap begroet. Tul pen, hyacinthen en Paaschlelies kwamen bo ven en begonnen te knoppen en zij toonden reeds de kleuren welke het oog zullen beko ren. Er is weer beweging op de wegen en op de velden. De menschen gaan uit tot hun werk. De rust van den winter is voorbij en velen zijn bezig om den weg te effenen, waarlangs de voorzienigheid met haar wel daden tot ons komen kan en zij nemen de hindernissen weg, welke voor haar belemme rend zouden zijn. Zeldzaam schoon van vorm en van kleur zijn de wolken, welke in 't licht boven ons drijven en zij wekken ons op om 't oog naar boven te richten en te letten op Gods groote werken, welke ons steeds met nieuwe verwondering vervullen. Nooit worden zij eentoonig en vervelend. Zij spreken steeds van de voortdurende zorg, welke de trouwe Schepper steeds toont voor al het werk Zijner handen. Hoe groot is Hij, die dit alles onderhoudt en regeert en er over waakt, dat zoowel het groote als het kleine zijn eigen plaats blijft behouden en zijn taak vervult. Ja, het is wel waar, wat onze belijdenis zoo terecht noemt, dat elk schepsel het merk van Hem draagt. Hoe heerlijk zou het z!j$n, wanneer nu ook elk mensch, die toch naar het beeld Gods ge schapen is en met zulke edele vermogens is voorzien, het opmerkte en de wijsheid en de (goedheid, welke zoo duidelijk in de ver nieuwing van het gelaat des aardrijks uitko men loofden en prezen. En als wjj' daarbij dan verstonden, dat al deze goede gaven ons toekwamen als een vrucht van de diepe ver nedering onzes Heeren Jezus Christus, dan zouden ons hart en onzen mond vol zijin van Zijn lof en wij zouden meer in de stemming zijn van den dichter, die uitriep Wat is de mensch, dat Gij zijner gedenkt en des men schen Zoon, dat Gij: hem bezoekt. Helaas), het blijkt steeds weer, dat de mensch uit de aarde aardsch is en dat hij veel gevoeliger is voor zijn aardsche dan voor zijn hemel- sche belangen. Dat de aardappelen nog al goede prijzen opleveren, daaraan denkt hij wel en daarover spreekt hiji wel, maar heel de werking van goddelijke almacht gaat dik werf buiten hem om. Hij is wel ijverig in de vervulling van zijn aardsche taak en hij over legt nauwkeurig, hoe hij haar moet volvoeren en we zullen ér geen aanmerking! op maken. Wij vinden het uitnemend, dat hij1 rustig zij'n wég gaat en dat hij zich zonder te klagen inspant om zijn doel te bereiken. Er spreekt iets goeds uit in die trouwe en voortdurende toewijding om de landen te verbeteren en het vee te veredelen, maar hoe vaak ontbreekt het ievendig besef, dat wij volstrekt afhankelijk zijn van Hem, die ons, het leven, den adem en alle dingen geeft. Dit moest niet zoo zijn, want wij behooren boven alle andere dingen het Koninkrijk Gods en zijn gerechtigheid te zoeken in 't^geloovig vertrouwen, dat ons dan alle andere dingen toegeworpen zullen worden. De lijdensprediking, welke w'e nu weer weken achter elkander hebben mogen beluisteren en onze aandacht vraagt voor den Man van smarten, die om de vreugde, welke Hem voorgesteld was, het kruis heeft ver dragen en de schande veracht. Met nadruk werd het ons herinnerd, dat Hij is het einde der wet en de vervulling der profetie. De straf, welke op Hem was, was de onze. Hij heeft haar geheel ten einde toe gedragen en door Zijn striemen is ons genezing geworden. Neen, wij, die Hem weder vergezelden door Gethsémane naar Golgotha moesten er die per van overtuigd zijn, dat al wat wijl zien en hooren ons hart niet waard is. In de eer ste eeuwen droeg het geheele leven het ka rakter van ingetogenheid tijdens de lijdens weken en nu hechten wij wel niet alles aan het uitwendige, maar wij' zeggen toch, dat de indruk, welke het lijden en sterven van Jezus op ons maakt, wel intenser kon zijn en wij zouden daar zelf het voordeel van hebben. De vrucht daarvan kon rijker zijn en wij' mogen dit niet verontschuldigen met de be wering, dat het niet op het uiterlijke aankomt. De ontzachlijke waarheid, welke zich in 't lijden van Jezus openbaart, moet spreken tot ons hoofd en hart en behoort haar wel- dadigen invloed te oefenen op ons leven, 't welk een dankoffer moet zijn voor Hem, die ons door Zijn dood het leven verworven heeft. Als altijd zoo gingen ook deze weken van gedachtenis voorbij en komen de blijde Paaschdagen nader, welke met verlangen te gemoet gezien worden. Welk een weldaad is het, dat de roepstem weeirklinRep zal Ontwaakt gij, die slaapt en staat op uit den dood en laat Christus over U lichten. Dit feest brengt weer een aangename afwisseling in ons leven. Familieleden, die van elkander gescheiden zijn, zoeken elkander op. Daar gaat nog altijd een opwekkende kracht van uit, terwijl de natuur er mede in overeen stemming is. Het jonge groen en de bloemen spreken van herleving en <Tls dan ook het weêr meewerkt, dari heerscht er een alge- meene vreugde welke in veler somber be staan verkwikking brengt. Naarmate onze da gen voorbij vliegen en ons levenseinde na dert, naar die mate achten we het Paaseh- feest kostelijker. Het brengt licht in de don kerheid tot zelfs in 't graf onzer dierbaren, want het predikt ons zoo helder De dood is verslonden tot overwinning en daaraan heeft ons wegstervend geslacht behoefte. De hersenen zeit hebben dit ten allen tijde ge voeld en zij hebben gezocht naar gronden, waarop zij de verwachting van een leven na den dood konden bouwen, doch het is hun nimmer gelukt om de .onwankelbare fondamenten te ontdekken en daarom heeft de Apostel het recht tot de verklaring, dat zij zonder hoop in de wereld zJijh. Wij, die het evangelie der opstanding van kindsbeen' af gehoord hebben, kunnen het ons niet in denken in welke een nare duisternis zij; le ven, die het ontberen. Laten we dan erkente lijk zijn, dat het graf van Jezus niet gesloten is gebleven. Het werd op den derden morgen geopend en Hij trad in de onvergankelijkheid aan een nieuw leven naar buiten. Het kan ons aangrijpen, als we bedenken, dat er in (Qhristenlanden zoovelen zijn, die het oor sluiten voor deze paaschboodsehap, waar door zij de vertroosting van deze wondervolle gebeurtenis missen moeten. Hoe zou het er wel uitzien, als wij zonder haar op aarde, welke zoo vol van leed en droefenis onze da gen zouden moeten slijten. Ons leven is als een damp, welke een oogenblik gezien wordt en daarna onherroepelijk verdwijnt en wij merken dit telkens weer, want velen, met wie wc plachten te wandelen gingen ons voor en wij hebben gestaan bij hunne graven', waarin zij tot stof vergaan. Zelf gaan we eveneens voorbij en eer we er aan denken zijn we aan 't einde van onze levensreis. Als we nu de juichkreet niet kenden Hij is waarlijk opgestaan, want Hij is van Simon gezien, zeg zelf, hoe het ons dan zijn zou, ons, die steeds meer ledige plaatsen moeten zien in onze gezinnen, in onze familiekrin gen. Waarlijk, er is wel oorzaak voor ons om mede te juichen in de paaschdagen en de wateren der vertroosting in te drinken, welke zoo mild stroomen, sedert Jezus het graf en den dood heeft overwonnen. De Paaschgroet brengt dan .ook weer licht in al onze duisternissen, en vertroosting in al onze droefenissen en daarom heetten we het Avelkom in onze dalen van de schaduwen des doods. Het is dan ook zulk een heerlijke overgang uit de lijdensweken naar het feest, dat der vromen tent weergalmen doet van de hulp en den bijstand, welke de «derde morgen heeft aangebracht. Houden wijl dan in gedachtenis dat Jezus opgestaan is van den dood, en vertroosten we elkander met Zijne overwinning. De ongeloovigen weten niet, wat zij doen en aan welke berooving zij zich schuldig maken, als zij opnieuw het graf van Jezus gesloten willen houden en het licht van den derden morgen pogen uit te blusschen. Laten de geloovigen daartegen over niet alleen hun belijdenis stellen, maar toonen, dat er nog altijd van de Opstanding eene kracht tot vernieuwing van het geheele leven uitgaat, wetke ons bezielt met een nieuwe liefde, welke ons dringt om anderen deelgenooten onzer blijdschap te maken, met een nieuwe hoop, welke ons de lasten ge makkelijker doet dragen. Als het met lien met mij goed zal zijn, dan moet het blijken, dat we met Hem opgewekt zijn tot een nieuw leven. Aan zulke opgewekten heeft onze tijd behoefte, waarin er zoovelen zijn. die naar zij meenen, het wel buiten gemeen schap met den Christus te kunnen stellen. Laat ons verlangen zijn och, dat ik Hem kenne in de kracht Zijner opstanding en welke verlangen ook ongesteld moge blijven, dit zal vervulling erlangen, want Hij heeft er nog altijd lust in om Zijne discipelen te ver vullen met de ware blijdschap. Hij' alleen blijft de Bron, waaruit wc het leven, het licht en de ware vreugde moeten ontvangen en Hij' zegt wie dorst heeft, die kome en neme het water des levens om niet. Zijne noodiging komt tot allen en ook tot hen, die klagen, dat zij geheel onwaardigi zijn en die wanen, dat hun treurigheid te groot is, dan dat zij weggenomen zou kunnen worden. BOUMA. Aan het verzoek, dat het Bestuur van onze Zeeuwsche Af deeling van den Geref. Jon- gelingsbond ons deed toekomen, om bij onze lezers belangstelling te wekken voor den Bondsdag voldoen we zeer gaarne. De voorzitter schreef mij', dat reeds ette lijke jaren gebleken was, dat Goes de talrijk opgekomenen niet voldoende kon herbergen. De sprekers moesten soms acrobaten worden om hun spreekgestoelte te kunnen bereiken. Vandaar dat het Bestuur nu overlegd heeft, den Bondsdag in het ruime Kerkgebouw in de Bogardstraat te Middelburg te houden. Het is altoos een genot een kind uit d? kleeren te zien groeien al vraagt de aan schaffing van de nieuwe plunje wel eefas een offer. Het was een traditie geworden om op Paaschmaandag naar Goes op te trekken. Goes ligt zoo mooi in het midden van de

Krantenbank Zeeland

Zeeuwsche kerkbode, weekblad gewijd aan de belangen der gereformeerde kerken/ Zeeuwsch kerkblad | 1928 | | pagina 1