Weekblad voor de Gereformeerde Kerken in Zeeland. 42e Jaargang. Vrijdag 30 Maart 1928. No. 13. RedactearenDs. P. VAN DIJK te Serooskerke (W.) en Ds. A. C. HEIJ te Koadekerke. Persvereeniging Zeeuwsche Kerkbode. UIT HET WOORD. HET MOEST Kerkelijk en Geestelijk Leuen. Roomsche^ Propaganda. ZEEUWSCHE KERKBODE Vaste medewerkers: D.D. L. BOUMA, P. J. v. d. ENDE, B. MEIJER, P. STAAL Pzn., en R. J. v. d. VEEN. Abonnementsprijs» per kwartaal by vooruitbetaling f 1, Afzonderlijke nummers 8 oent. Advortentleprijsi 15 oent per regelbjj jaarabonnement van minstens 500 regels belangrijke reductie. UITGAVE VAN DE Adres van de Administratie: Firma LITTOOIJ OLTHOFP, Middelburg. Beriohten, Opgaven Predikbeurten en Advertentiën tot Vrijdag morgen 9 uur te zenden aan de Drukker» LITTOOIJ OLTHOFF Spanjaardstraat, Middelburg. TELEFOON 2 3 8. GIRONUMMER 42280. „Moest de Christus niet deze dingen lijden Luc. 24 26. „Moest de Christus niet deze dingen lijden Zoo sprak Jezus over Zich Zelf en zoo vraagde Hij over Zijn eigen ïijlden tot de Emmaüsgangers, na Zijn opstanding- uit de dooden, toen Hij' met hen wandelde op den weg en hunne oogen gehouden wer den, dat ze Hem niet kenden. En die vraag was geen vraag, maar een sterke verzekering, dat er niet in het allerminste aan te twipeleó viel, pf het moest wel waarlijk en het m est onafwendbaar komen, al dat lij den van Jezus. Na Zijn verrijzenis zei Hij dat. Vóór Zijn dood heeft Hij het echter ook reeds verzekerd. Vóór het begin van 't allerlaatste lijden en gedurende dat lijden. Vele malen zelfs en op velerlei wijze. 'Hij wees erop, zeer dikwijls, dat al dat lijden ko men moest. Dat het niet anders kon. En de apostelen hebben na den Pinksterdag even eens het telkens tot de schare gezegd „het moest." Is dat niet opmericefijFc. We kun nen daar niet over heen lezen. Er moet re den voor geweest zijn. Ja, er was en is ook thans nog reden voor, om op dat „moest" zoo den nadruk te leggen. En' 't is wel na te gaan, welke reden. Dat „moest" doet denken aan noodza kelijkheid en doet ons verder vragen „wat voor noodzaak was er dan en brengt ons zóó tot beter peilen eenigszins van het waar om: van 's Heeren lijden, het doet ons zien, hoe vast het richtsnoer is Zijns Woords, hoe onveranderlijk Zijn Raad, hoe strenig Zijn recht, hoe strafwaardig onze zonde, hoe trouw Zijn groote liefde is en 't leert ons beter roemen dus Uw vrije gunst alleen wordt de eere toegebracht. Christus moest deze dingen lijden, 't Moest ten eerste naar de Schrift 't Stond duidelijk in de Schrift. In 't Woord stond het beschre ven. De profeten hadden het geprofeteerd, van de. eerste tot de laatste van Jesaja tót Maleachi. En de psalmen hadden ervan ge zongen. De dagelijksche offers onder Israël zeiden hetde koperen slang sprak ervan. Jona in den visch Davids smartenweg was er voorbeeld van. Zelfs het eerste evangelie woord der heilige Schriftuur voorzei het lij den van den Zaligmaker in 't vermorzeld wórden der verzenen van 't vrouwenzaad. Wie de Schrift heeft, kan het lezen. Wie d'e Schrift verstaat, heeft het ontdekt. En wie het niet ziet, is verblind. De Schriften wij zen onmiskenbaar den weg der vernedering aan, als den weg, waarin Gods Zoon de er fenis der heiligen in 't licht verwerven zou ze wijzen den dood van den testamentmaker aan, even goed als de grootte der erfenis en wie de erfgenamen zijn. „Hebt ge dan geen acht geslagen", zei Jems, de onbekende me dereiziger, als het ware tot de Emmaüsgan gers, 0,hebt ge dan geen acht geslagen op de Schriften Daarin staat het toich... dat Hij moest lijden De Emmaüsgangers hadden 't vaste richtsnoer van het Woord te veel uit liet oog verloren en 't is zoo gevaarlijk, dat te doen. Dat brengt vast aan het dwalen. Dan hebben we geen dageraad, 't Woord is de lamp voor den voet van Gods kind. Zonder dit woord staan we in stikdonkeren nacht. Welke was de oorzaak, waardoor Johannes en Petrus en de andere discipelen zoó lang in het duister waren eti zoó in d'e ,w'ar ten opzichte van 's Heeren lijden en dood. Zo ktnden de Schriften niet. We doen dus wel, dat we daarop acht hebben, als op een licht, schijnend in een duistere plaats, ja, door de Schrift hunnen we ons veilig laten leiden. Die is een goede, vaste regel voor 't geloof. Zoo als het daar staat, zoo moet het alles onfeilbaar komen, 't Is Gods getuigenis, dat eeuwig zeker is en slechten wijsheid leert. Het kan ons wij'smaken tot zaligheid door het geloof in Hem, die volgens die Schriften de hoeksteen is, welke eerst van de bouw1' lieden verworpen moest worden, eer hij ten hoofd des hoeks worden kon. En laten we niet onverstandig zijn en niet traag van hart in 't gelooven van 't geen de profeten heb ben gezegd. Christus moest deze dingen lijden. Waarom ten tweede Omdat het vaststond in Gods Raad. Op den Pinksterdag zegt Petrus tot de verzamelde joden en jodengenooten, dat Je zus door den bepaalden raad en voorkennis Gods overgegeven was ïn de handen der onrechtvaardigen en in Hande lingen 4 lezen we, dat Herodes en Pontius Pilatus en de heidenen en de volken Israëls1 deden al, wat Gods hand en raad te voren bepaald had, dat geschieden zou. De Schrift is de bijzondere openbaring van Gods on- ajflhankelijk, onveranderlijk, eeuwig en wijs raadp-lan ze ontsluiert, wat God voorheeft en Voorhad van eeuwigheid met deze we reld. Naar dien Raad nu stond het even vast, vooraf, wie er zalig worden zou, even vast, als wat ervoor betaald worden moest en wie dat op zich nemen zou. In de rol des boek's, was alles beschreven aangaande Hem', Die lust had om Gods welbehagen te doen. Naar dien Raad moest aan Gods gerechtigheid ge noegdoening geschieden ter verzoening van de zonden der gegevenen des Vaders naar dien Raad moesten Cajaphas en Judas Is- karioth en Pontius Pilatus en Herodes en de heidenschc soldaten, moesten de geeselsla- gen en het purperen kleed, en de scherpe doornen en het vloekhout de instrumenten züj'n van Zijn gramschap over onze zonden en tegelijk de middelen in de handen van dón Borg om Zijn offer te volbrengen tot uit werking der groote liefde Gods. Neen, Jezus' lijden geschiedde niet op goed geluk af, wast geen vraagstuk, waarin een kans gewaagd werd, neen, maar Jezus' lijden staat in het middelpunt van een onwankel baar vasten, heiligen en Wijzen raadslag en het evangelie is de blootlegging van dien' Raad, voorzoover menschen dien te kennen noodig hebben. Dat evangelie nu is vol van troost voor 't zondaarshart, want even vast als Christus lijden moest naar 's Hee ren Raad, even vast zal het ook geschieden, dat al wie zich geloó.vig met al zijn zonden toevertrouwt aan dezen Jezus, behouden wor den zal. Christus m o e s t deze dingen lijden, 't Moest. 'Waarom Omdat ook moest ko men, wat op het lijden volgen zou. Omdat Hij als Hoofd en Borg de heerlijkheid moest ingaan en al de Zijnen met Hem en opdat wij meer dan overwinnaars moesten zijn door Hem, Die ons heeft liefgehad. Hij moest sterven, omdat de dood moest worden ge dood en de ondergang van het rijk der duis ternis móest worden verkregen, en de ver plettering van den kop der slang en de over winning vani Christus, en- de eeuwige glorie van het rijk des lichts, en de zaligheid der uitverkóorneiij de vrijheid >der heerlijkheid der kinderen Gods en de vrijheid der thans nog gebonden creatuur meteen, en de heer lijkheid en de eere van onzen God in den triomf van 't eeuwig welbehagen door 'Hem, door Hem alleen. Daarom moest de Chris tus lijden. K. v. d. E. Gelijk ik verwachtte, is het gebeurd. Onze Kerkbode heeft een warm. woord van waar deering uitgesproken voor den gewichtigen arbeid, welke onze beide Professoren Bouw man en Honig gedurende een kwarteeuw heb ben verricht en aan belangstelling heeft het op dit dubbele leest niet ontbroken en dit heeft ons allen goed gedaan. Er is reeds veel over gezegd en geschreven. Er was dan ook stof te over. Wat is er in die vij'f-en-twintig jaar niet veranderd. Het zou de moeite waard zijn als eens de geschiedenis van de Theo logische School van het begin af nauwkeurig werd beschreven.. Waarlijk het zou een iieel merkwaardig werk zijn en elk zou er zich over verwonderen, dat zij nog altijd haar plaats met eere inneemt en het tijdvak, waar in deze beide Professoren aan haar verbon den waren, zou niet een van de minste be- teekenende zijn. Mij heeft getroffen, dat zij1 in 't bewustzijn gedachtenis van al de wól- daden hun te beurt gevallen hebben kunnen houden, dat alle gereformeerde kerken in ons land en daar buiten met hen hebben meegeleefd. Alle zonder onderscheid gevoe len in meerdere of mindere mate het is onze school. Welk een heerlijke gedachte ook voor hen, vooral ook omdat zij! mogen aan nemen, dat zij ook door de \Vij!ze van hun optreden daaraan hebben meegewerkt, en ik wil op mijn beurt iets doen, opdat het blij'ke, dat wij hun werk ten zeerste achten en1 dat wij 's Heeren goedheid erkennen. Het w:as midden in de week. Het was rustig op de straten van het groote en welvarende dorp. Wij gingen naar de Kerk en toen wij een der lokalen binnenstapten zong een vergadering een Psalmvers. De Classis vergaderde. Na de noodige voorbereiding noodigde dó voor zitter een jong mensch uit om zijn preekvoor- stel over een hem van te voren opgegeven' text te houden. Deze voldeed daaraan. Wij luisterden allen met een kritisch oor en' wij luisterden allen met genoegen. Wij zagen hem daar staan kalm en bescheiden en met een duidelijke stem las hij ons voor, wat hij over dacht had. Het bleek ons, dat hij zeer helder Zijn gedachten kon weergeven ofschoon hem een zeer moeielijke gedeelte uit de H. Schrift te beurt gevallen was. Er was niet één, die bezwaar had om over te gaan tot het eigen lijke onderzoek. Noodig is het niet om bij elk vak afzonderlijk stil te staan, want zulk een praeparatoir examen heeft elk onzer wel eens bijgewoond. Ik zeg er alleen slechts van, dat de candidaat voldoende bewijzen gaf, dat hij de colleges zijner professoren met vrucht had gevolgd. Algemeen was men dan ook bevredigd en heel de vergadering stemde in met den gullen toon, waarop hem den uit slag bekend gemaakt werd en met de harte lijke woorden, welke hem toegevoegd werden en wij'dankten den Heere des oogstes, dat Hij telkens nieuwe arbeiders in Zijin wijngaard uitstoot. Wij dachten ook, welk een eervolle taak is 't welke onze Professoren hebben om zulke jonge, begaafde mannen te mogen leiden en te bekwamen tot bedienaren des Woords. Jaren zitten zijl eerst als leerlingen aan de voeten van hun leeraren en "drinken hunne woorden in als een dorstige het wa ter en zij nemen hun woorden in zich op en deelen ze straks weer uit. Is het dan niet een zeldzaam voorrecht, als iemand vijif-en- twintig jaar zich geheel mag wijden aan zulk gewichtig en heerlijk werk. Is er iets be geerlijker iets kostelijker En welk een in vloed er van zulke mannen kan uitgaan vooral in die jaren van vorming is dan ook niet te zeggen, en van welken zegen dit is voor de Kerken, welke zulke toegeruste en grondig onderwezen krachtige mannen ontvangen, is evenmin in woorden uit te drukken. Het be vreemdt dan ook niet, dat de grondtoon van de beide jubileerende Professoren geweest is wij zijn geringer dan al deze weldaden en trouw, welke God ons bewezen heeft. Het is reeds een heele schare van jonge mannen, die zij hebben zien heengaan om met vuri- gen ijver en warme liefde de gemeenten te weiden op de grazige weiden van 's Heeren! getuigenis. Ondcrtusschcn hébben zij' de School zien groeien en bloeien en elk jaar 112- men anderen de ledige plaats in, want het komt telkens weer uit, dat er nog vele jonge mannen onder ons zijn, die het opzienersambt begeerlijk achten. Daarbij komt, dat deze twee Professoren na al die jaren van inspan- nenden arbeid nog frisch en krachtig zij'n. Zij züj'n nog niet moede of mat, maar hebben nog idealen, waarnaar zij grijpen willen, en wij gunnen hun; van harte, dat zij' nog berei ken, wat zij op 't oog hebben. Het lijkt dan ook, dat zij! nog wel eenigen tijd ongestoord hun werk kunnen voortzetten. De School heeft gelegenheid gehad om haar wortelen steeds dieper te slaan in den bodem onzer Kerken en die niemand, die haar het leven moeielljik dieper te slaan in den bodem onzer Kerken. Genoegzaam is het aan 't licht gekomen, dat zij deelt in aller gunst. De strijd over de eigen inrichting is voorbij', al zijn de méeningen' niet alle gelijk. De vrees, dat Kampen Am sterdam zou benadeelen en dat twee Scholen voor ons land te veel zouden zijn', behoort vrijwel tot het verleden. Rondom; het vaan del, waarin de leus staat voor en door de Kerken, is het rustig. De mannen, die in deze leus hun overtuiging hebben uitgedrukt, laten hun wapenen niet roesten, maar zij behoeven niet te strijden en liet is te hopen, dat het steeds zoo blijft. Ik kan mij' bést be grijpen, dat liet niet voor allen bevredig^nld is, want de kwestie is nog niet uitgestreden, maar het wil mij voorkomen, dat de tegen woordige toestand ver te verkiezen is boven een onaangename broedertwist, zooals we dien gekend hebben. De strijd voor begin selen is niet verkeerd. Integendeel, die moet er altijd zijn, maar wanneer die een ontastbare vorm aangenomen hebben, is groote voor zichtigheid geboden. Aan een gezonde be- weging zal het in de Kerken wel nooit ont breken en dit zou ook jammer zijn. Doch voortdurende onrust, is ook niet bevorderlijk aan een geregelde ontwikkeling. Voorloioipig is er nog genoeg stof voor allen, die lust hebben aan nauwkeurig onderzoek en om de vrucht van hun ernstige overdenking ande ren aan te bieden. Na al de strubbelingen, welken er geweest zijn kunnen we heel goed een rustigen tijd gebruiken, waarin ieder on gestoord kan voortwerken om de Kerken meer te doen beantwoorden aan het schoone doel, waartoe zij geroepen zijn. Het is 'een verademing, wanneer een tijdlang de strijd kreten zwijgen. Voor de vurigen van geest is er ook nu nog ruimschoots plaats, zoo dat zij zelfs niet behoeven te klagen, dat er geen werk aan den winkel is. Juist zulke tij den, als wijl nu beleven Zijn geschikt om het oordeel te doen rij'pen, zoodat wé voor onbedachtzame uitvallen bewaard blijven. Het blijkt daarenboven duidelijk, dat er voortdu rend gewerkt wordt en het is niet gemakkelijk zelfs om al de resultaten zich eigen te ma-, ken en op een behoorlijke wijze te verwer ken. Erkentelijkheid past ons voor de gele genheid, welke we hebben om voort te wer ken, ieder op zijn eigen plaats, terwijl we er op rekenen kunnen, dat het Koninkrijk dei- hemelen, als een zuurdeesem doorwerkt. Wan neer we acht geven opi de verschijnselen! van onzen tijd, dan merken we het ook wel en dit is een reden te méér om te woekérén1 met de talenten ons verleend. Zulk een ju- bilé, als te Kampen pas gevierd werd kan bijdragen om aan al de Kerken te herinne ren de rijke zegeningen, welke God vóór en na aan haar heeft geschonken en zij mogen er inzien, hoe Hij altoos meer schenkt, dan we hebben durven verwachten. Hij zegenie verder dc beide Professoren, opdat zij nog lang de hun toevertrouwde taak mogen be hartigen en Hij gedenke allen, die evenals zij een dergelijken arbeid verrichten. Hij geve in Zijn gunst steeds jonge en bekwame diena ren, die hun plaats in de Kerk met eere kun nen innemen "en die vaardig zijn tot elk werk, waartoe zij1 geroepen zijn. Ja, Hij geve aan elk onzer de volle bereidvaardigheid om Hem te dienen, opdat wij mogen ondervinden welk een zalig lot Hij geeft aan allen, die Hem vreezen. BOUMA. Het z.g. „bekeeringswerk onder anders denkenden" blijft voor de Roomsche Kerk blijkbaar niet zonder resultaat. Met begrij pelijke voldoening constateert de Residentie bode van 21 Maarf, dat er van den cursus in Den Haag 1927'28 nog voor dat Juni voorbij is vijftig curs'sten hun overgang- tot dc Roomsche Kerk zullen hebben vol bracht. Wij zijn van meening, dat dit bericht waar van we mogen aannemen, dat het niet al te zeer geflatteerd is, bewijs is van een Rooimsche actie, die meer resultaat heeft, dan Protestanten willen gelooven. Want het blijft bij zulke cursussen in Den Haag alleen niet. Hetzelfde bericht in De Residentiebode zegt „Ook te Rotterdam en Leiden werden met succes oonferentie's, gevolgd door een vervolgcursus gegeven, terwijl in Middelburg, na de conferenties in de Kerk, een der Heeren Kapelaans den vervolgcursus op1 zich nam." Gereformeerden, let ook gij op uw zaak We hebben meer dan één, ernstig mee levende ziel, voor wier godsdienst we veel

Krantenbank Zeeland

Zeeuwsche kerkbode, weekblad gewijd aan de belangen der gereformeerde kerken/ Zeeuwsch kerkblad | 1928 | | pagina 1