Weekblad voor de Gereformeerde Kerken in Zeeland. Persvereeniging Z. Kerkbode. 42e Jaargang. Vrijdag 16 Maart 1928. No. 11. RedactearenDs. P. VAN DIJK te Serooskerke (W.) en Ds. A. C. HEIJ te Koadekerke. Persvereeniging Zeeuwsche Kerkbode. UIT HET WOORD. Bidstond voor 't gewas. Kerkelijk en Geestelijk Leuen. „Vrederust". De Himelsblauwe Trie (draad). ZEEUWSCHE KERKBODE Vaste medewerkersD.D. L. BOUMA, P. J. v. d. ENDE, B. MEIJER, P. STAAL Pzn., en R. J. v. d. VEEN. Abonnementsprijs! por kwartaal bjj vooruitbetaling f 1, Afzonderlijke nummers 8 oent. Advertentieprijs! 15 oent per regelbij jaarabonnement van minstens 500 regele belangrijke reduotie. UITGAVE VAN DE Adres van de Administratie: Pirma LITT00IJ OLTHOPF, Middelburg. Beriohten, Opgaven]] Predikbeurten] en Advertentiën tót Vrjjdag- morgen 9 uur te zenden aan de Drukkers LITTOOIJ OLTHOFF Spanjaard8traat, Middolburg. TELEFOON 2 3 8. GIRONUMMER 4 2 2 8 0. Door vertrek uit de Provincie en sterfge val zijn vier aandeelen te koop. Gegadigden gelieven zich vóór 27 Maart schriftelijk te melden aan het adres van den secretaris Ds. A. Scheele te Kapelle-Biezelinge En het zal te dien dage geschie den, dat Ik verhooren zal, spreekt de Heere Ik zal den hemel verhoo ren, en die zal de aarde verhooren, en de aarde zal het koren verhooren, mitsgaders den most en de olie, en die zullen Jizreël verhooren. Hosea 2:20 en 21. Overal, heel de Schrift door, gaan belof ten van geestelijk heil samen met die van aardschen zegen. Die hooren ook bijeen als lichaam en ziel. Daarom heeft de Zaligmaker in het „Onze Vader" de bede ingevoegd naast de andere beden „Geef ons heden ons da- geljjksch brood". Wie het Koninkrijk Gods zoekt en zijn gerechtigheid, wel te verstaan, wie dat eerst en vóór alles zoekt, zal met die gerechtigheid tegelijk al die dingen ont vangen, die hij behoeft voor het tegenwoor dig leven (voedsel, deksel, kleeding) naar de mate, die de Heere het beste voor hem oor deelt de Heere zorgt voor de muschjes en het gras, zou Hi} het voor de zijnen niet doen En als Hij het meerdere geeft, n.l. het leven en het lichaam, zegt Jezus, zou Hij dan het mindere niet meteen geven, n.l. 't voedsel en de kleeding Om 't alles in eens te zeggen: als Hij Zijn Zoon niet spaart voor de Zijnen, zal Hij dan ook met Hem niet alle dingen schenken Ja, bij: 't erf deel van Gods kinderen hooren ook de goe deren der aarde. Hier beneen krijgen ze er van zooveel of zoo weinig als het de Wijs heid des Vaders heiliglijk beschikt met het oog op hun bestemming straks, in den dag der dagen, zullen ze het overige ontvangen dan zullen ze alles beërven, een nieuw li chaam, gelijkvormig aan het lichaam des Hee- ren Jezus en de nieuwe aarde onder de nieu we hemelen met den vollen oogst. De: god zaligheid is tot alle dingen nut, hebbende de beloften des. tegenwoordigen en des toeko menden levens beide. Wien 's Heeren vrees bekoort, die zal zijn nooddruft vinden door d'arbeid van Zijn hand en zóó zingen we Ps. 25 „Wie heeft lust den Heer' te vree zen ,,'t Goed, dat nimmermeer vergaat, zal hi} ongestoord verwerven". Maar ook „en zijn Godgeheiligd zaad zal 't gezegend aardrijk erven." Welnu, daarom wordt ook in Hosea 2 eerst toegezegd de heerlijke voltrekking of vernieuwing of hoe moet ik het noemen van het wonderbaar huwelijk tusschen God en Israël, met het geestelijk heil, daaraan verbonden, het kennen van den Heere, en Zijn eeuwig trouwverbond, en daarna wordt dan beloofd, dat het niet minder goed zal gaan in de andere dingen, dat het land dan zijn vrucht zal geven, dat de oogst dan overvloedig zijn zal in Israël want het zal dan geschieden, dat de Heere hoort. Dan zal Hij verhooren Jizreël en he mel en aarde en koren en most en olie zul len Jizreëls dienstknechten zijn op> 't gebed. Opent uwen mond. Ik zal hem vervullen want Ik ben de Heere uw God. „Dan zal ik verhooren", zegt de Heere tot Israël. Dan zal ik den hemel verhooren en de hemel zal de aarde verhooren en de aar de zal. het gewas verhooren en het gewas zal Jizreël verhooren. In de dagen van Achab en Izebel (lang vóór de profeet Hosea optrad) gebeurde het om gekeerde. Jizreël was er toen pok, 't zelfde Jizreël. En Jizreël bad, dat het zou regenen, doch Jizreël werd niet verhoord. Het bad, maar 't bad den Baal aan om gras voor de beesten en om graan voor de menschen. De akkers bleven echter dor en de vrucht zette zich niet. De velden riepen om regen, maar de hemel bleef van koper en de aarde van ijzer en Baal bezette den hemel niet met wolken. Toen stond het zóó De Heere sloot den hemel, en de hemel sloot de aarde en de aarde doodde het gewas en Jizreël werd niet verhoord, wel daarentegen Elia. Elia bad juist zooals 't kwam. Die bad tot den Heere. En de Heere hoorde hem. Die Elia bad, dat het niet zou regenen. Hij bad een gebed, 't Was maar een gebed. Niet meer. Een gebed van een mensch van ge- Ijijjke beweging als Avfij. En 't regende niet in drie jaar en zes maanden. Hemel en aar de, plant en dier alles luisterde naar 't ge bed van Elia, wijl de Heere er naar luisterde. En toen hij1 wederom bad om regen, Werd de hemel zwart van wolken, en de bodem werd doordrenktde aarde gaf haar gewas. Heel de schepping was weer dienstbaar om te doen komen, wat Elia vraagde en alle schakels in den keten van oorzaken werk ten saam en mee met Elia en voor Elia. Zoo geschiedde het in de dagen van Achab, en dat voorbeeld licht toe, hoe nu Jizreël, naar 't woord van den profeet Hosea even eens verhoord zou worden van boven 't zondige, 't onwaardige Jizreël, als het den Heere had leeren kennen, als het verzoening gevonden had in het trouwverbond Gods en het Hem zou noemen mijin Man en niet: mijn Baal. En het voorbeeld van Jizreël leert hoe allen zullen verhoord worden, die Zijn verbond en woorden als hun schatten gade slaan. Ook wij. Als 't Hem belieft en het goed is in Zijn oog voor ons, zal nu reeds hier beneden hemel en aarde, veld en boom en heel de schepping dienstbaar zi|n om ons te helpen. Laten we 't dan maar verw'achten niet van bergen of van heuvelenwaarlijk, in den Heere onzen God is Israëls heil. In het woord van den profeet Hosea, bo ven aangehaald, zien we, hoe de Heere de eerste oorzaak is van alle dingen en hoe alle dingen als tweede oorzaken medewerken ten goede dengenen, die Hem liefhebben en hoe Hij door die tweede oorzaken heen zijn doel bereikt met ons en ons gebed verhooren wil. 't Is de mensch, die bidt, 't is de mensch, die denkt en overlegt en werkt, 't is de mensch, die den akker bebouwt, 't is de plant, die groeit't is de zon, die straalt, en de regen, die vloeit, maar 't is God, Die het alles werkt in ai dat wierken der Schepse len, Hij is de eerste en alle werking in het schepsel de tweede oorzaak. Toen nu God den mensch schiep, was er de schoonste sa- menstemming en de volmaakste harmonie in die werking der schepselen. Het werkte al les zóó, dat heel de schepping den mensch diende en de mensch met al die heerlijkheid den Schepper diende. Tot de zondeval kwam en alles verstoorde en alles bracht onder de dienstbaarheid der verderfenis. Met den val viel mee, heel het creatuuiy En nu is er wel de gezegende voor zienige. regeering Gods, die alles in stand houdt en nu is er wel de gemeene gratie Gods, die zaaiïng en oogst mogelijk maakt en doet zijn al de dagen der aarde, maar niettemin het schepsel ligt in banden, het schepsel zucht en 't werkt alles tegen elkan der in. Doch wat openbaart ons nu het Woord Gods Dat het gansche schepsel weer vrijgemaakt wordt en er een toekomst is, waarin alle schepsel, hemel, aarde, plant en dier in voller harmonie dan ooit dienstbaar zal zijn aan de vrijheid eii de heerlijkheid der kinderen Gods. Die vrijmaking verwacht het schepsel met opgestoken hoofde. Die vrij- ,'making komt met de verlossing van den mensch door Jezus Christus, ze komt met de vervulling, van het verbond der genade. Daarvan profeteert Hosea. Dan zal alles he mel en aarde en wat er is, als met begeerte ïb^zield zijn om Israël te zaligen en den vrede van Jizreël te verhoogen. En wat zal komen, dat i s er nu, nu reeds in beginsel het geloof gelooft het en leeft er bi}, dat alles moet medewerken ten goede voor de zijnen en dat het waar is, wiat Hosea zegt. K. v. d. E. Als de belijders der Waarheid, ook al be lmoren zij tot verschillende Kerken, eendrach tig samen Werken, dan kan er veel tot stand komen en oiok in stand blijven. Dit hebben wie ook in Zeeland gezien. We denken hier aan de Stichting „Vrederust" bi} Bergen op Zoom. Het Was een heele onderneming. Ve len dachten eerst, dat er niets van komen kon. Er 'wias w'el een schoon voorbeeld van in de groote vereeniging, welke het veelge prezen Veldwijk in 't aanzijn geroepen had. dat door zijn paviljoenstelsel een groote ver betering teweegbracht in de verzorging van Krankzinnigen. Maar zou zooi iets hier ook gelukken. Het terrein, waarop deze ver eeniging zich moest beWegen, was veel klei ner en zouden de menschen zich in 't Zui den ook laten beWegen om er zich voor te1 spannen. De bezWaren waren te vele en' daar om schudden velen het hoofd. Docli de man nen, van wie het initiatief uitging lieten zich niet ontmoedigen. Vergaderingen werden be legd en al ging het niet zonder slag of stoot de vereeniging werd opgericht en een geld- leening werd uitgeschreven. Men slaagde er in een zeldzaam geschikt terrein machtig te worden. Ieder, die wel er eens geweest is, moet zeggen, dat hiet niet beter kon. Daar kon iets van worden. De ruimte bood er gelegenheid voor en daar is ook iets van gekomen. De entree is uitlok kend en de lanen, de moestuinen en boiom- gaarden zijn een lust voor de oogen en me nigeen heeft bij het betreden in stilte God gedankt, dat Hij hier zulk een toevluchtsoord voor onze geestelijk-kranken heeft geopend, waar zij lichamelijke en geestelijke verpleging vinden. Het blijkt hier, u-elk een rijke weldaad de barmhartigheid Gods in Christus in rnze wereld vol zonde en leed heeft gebracht. Dat er van meetaf zulk een overeenstemming heeft geheerscht tusschen allen, die deze stichting hebben gesteund is naast God voornamelijk te danken aan de broeders Donner en de Ligt die van 't begin af aJs voorzitter en vice-voorzitter de vereeniging hebben geleid. Zij hebben met wijsheid elkander gesterkt en zij hebben steeds het heerlijke doel in 't oog gehouden, en zi} hebben het w'erk zien toenemen en groeien, meer dan zij! ooit hebben durven denken en verwachten. Er zijn w'el moeielijkhedeii geweest, welke hen soms groote zorgen hebben veroorzaakt, maar zij zijn geen duimbreedte geweken van dén weg waarlangs zij moesten gaan en zi} heb ben zich nooit den moed laten ontnemen, wijl zij wisten, in Wiens Naam zij dezen zwaren arbeid ondernomen hadden, en God heeft hen niet beschaamd. Meermalen hebben zij zelf het uitgesproken, dat vele anderen hen met hunne sympathie en medewerking heb ben gesteund. Maar zij hebben toch vooral den last gedragen. Daarom was het zulk een ■«lag, toen God hen beiden kort achter el kander w'egnam. Wij, die ver weg woonden, hebben ons een voorstelling kunnen vormen van de verslagenheid, welke er heerschte in den kring, die van nabi} bij dit teedere en gewichtige werk betrokken waren, toen zij het bericht ontvingen, dat haast opeens deze beide voormannen gevallen waren, want zij lieten zulk een groote ledige plaats open en de vraag deed zich op Wie zullen die plaats kunnen innemen. Er moest gehandeld wor den. Voor lang beraad was er geen gelegen heid. Om die reden heeft het ons en wfiji mo gen w'el zeggen allen, die het goede voor Vrederust Wenschen, zoo verblijd, dat er ook nu weer zulk een groote eenparigheid was, waar het gold een paar mannen aan te wij? zen, die deze plaatsen zouden kunnen en willen innemen en naar het mi} voorkomt, is de keuze al zeer gelukkig geweest. Oor- deelen kan ik eigenlijk slechts over een, om dat ik hem ken. Oud-minister van Dijk heeft bewezen, dat hij de stichting een zeer warm hart toedraagt, wijl hij reeds veel voor haar ge daan heeft. Aan hem heeft zij' inderdaad veel te danken en zijn adviezen hebben haar veel goed gedaan. Hij is met haar op de hoogte als waarschijnlijk' geen ander en dat hijl Zijfn schouders puder dit werk wil blijven zetten, is een oorzaak tot erkentelijkheid aan Hem, die gevoelige wonden toebrengt, maar ook weet te heelen. HoeWel zulke ondervindin gen niet aangenaam zijn, maar droevig stem men, toch moeten wij er uit leeren, dat geen mensch onmisbaar is. Toen CalVij:n op Zijn sterfbed lag en de vroede mannen van Ge neve's raad er weenend bij' stonden, heeft hij gezegd als God een Calvijn noodig oor deelt, dan verwekt Hij er een. Hij is onaf hankelijk en Hij volvoert Zijn raad en het werk Zijner handen houdt Hij in 't leven. Wij stemmen dit toe, doch het is moeielijk om er ons naar te gedragen. Wij vertrouwen zoo gemakkelijk op prinsen, op het schepsel en wij verliezen ons uit liet oog. Wij1 mogen ja we moeten dankbaar zi}n voor al wat God ons geeft in onze medemcnschen. Ook daaraan ontbreekt het ons zoo menigmaal en we mogen daarvoor wel een open pog hebben, opdat we ons daaraan minder schul dig maken, wijl wc door het goede, dat We ook door miadel van onze medemenschen ontvangen, te waardeeren bijdragen kunnen1 het anderen gemakkelijker te kunnen maken de lasten des levens en van hunnen arbeid te verluchten, terwijl we door onze onge voeligheid de lasten verzwaren. Een enkel woord, een enkele Warme handdruk draagt er dikwijls toe bij om iemand aan te moe digen. Doch al dringen we hiertoe aan, toch moeten we ons vertrouwen alleen op Hem stellen, die een Zon en een Schild is onder alle ook onder de moeielijikste omstandig heden des levens. Hij: alleen behoort voor ons te zijn de Rotssteen van ons heil en ons eeuwig goed. Dagelijks zien We, dat de gedaante der wereld voorbij1 gaat, en dat de een na den ander ons ontvalt. Wiji ontvangen waarschuwingen genoeg, dat We ons nergens op verlaten kunnen, en dat we ook niet op ons zelf bouwen kunnen. Daarom moeten' we alle schepselen laten varen. Dit is wel niet naar onze begeerte, want wie onzer moet niet klagen, dat onze ziel kleeft aan het stof En vaak is het noodig, dat wijl door pijnlijke ervaringen er toe komen. Wij: moe ten daarin eerbiedigen 's Heeren Wijize en vaderlijke leiding. Alle heiligen zoowel van den nieuwen als van den ouden dag heb ben gebeden o Heer, Gij' zijt weldadig, straf mij niet ongenadig. Sla mij met medelijden, gelijk een vader doet. Zonder kastijding gaat niemand het leven door en zonder haar komt niemand tot de vreugde, welke God bewaart voor allen, die Hem liefhebben. Maar wij ervaren ook, dat Hij ook de kracht geeft cm te kunnen dragen, wat Hij voor ons beschei den heeft. BOUMA. We willen van dit Friesche boek op deze plaats, instee van in onze Boekbeoordeelmig melding maken. Om een reden, die ik zeg gen zal. Die reden is niet de inhoud. Voor zoover we als Zeeuw verschillende medita tiën gelezen hebben, vonden we ze schoon. Als ik een enkele noemen mag die van Ds. D. van Dijk biz. 6S „Syn God learthim", die ik in haar beschrijving van het bedrijf prachtig vind van Ds. Post uit Axel over het eerste kleed van Prof. Greydanus „Yn'e Wijn" die van den zoon vari onzen oud redacteur Ds. A. J. Bouma, over 2 Cor. 3 18. Zelfs niet-Friezen ontvangen uit dezen bunu del, wanneer zij wat Friesch kunnen lezen, geestelijke stichting en litterair genot. Ik kan verstaan, dat de Friezen waar ze in Nederland ook wonen, met graagte naar dit (b;oek zullen grijpen. Zelfs kan ik het als een uitnemend EvanL gelisatiemiddel zien, wanneer in onze groote steden onder van het Christendom vervreem de Friezen deze meditatiën als aparte tracta- ten verspreid worden. De liefde tot het land en tot de taal straalt er ons warm uit tegen. Zonder eenig voorbehoud kan ik „de he melsblauwe draad" aanbevelen en het boek een gezegenden loop toe wenschen. Maar waar ik als niet-Fries tegen op kom, dat is de Inleiding, waarvan Dr. Wumkes gemeend heeft, deze Meditatiën te moeten voorzien. Ik hoop niet, dat de schrijVers zelf het al len met dit Voorwoord eens zullen zijn. Dat met dit Friesche godsdienstige geschrift een nieuw tijdperk voor de eigen taal in geluid wordt, kan ik niet beooraeelen. Maar ik kan wel nagaan, waartoe de consequenties van deze uitgave leiden zullen als ae zich

Krantenbank Zeeland

Zeeuwsche kerkbode, weekblad gewijd aan de belangen der gereformeerde kerken/ Zeeuwsch kerkblad | 1928 | | pagina 1