Voor de Kinderen.
LIEF en LEED.
Walchersche Brieven.
KERKNIEUWS
toch oordeelen; diat zulk een liefde die goede
perken! te buiten gaat.
Zoo'n overdreven en overdrijvende liefde
spreekt zich ook Weer uit in het genoemde
artikel. Hij overdrijft daarin sterk den invloed
van de N.C.S.V. en 'blijkt blind! te zijn voor
wat andere deden in het belang van de stu
dentenwereld in Nederland.
Hij beweert dat het leven van die Gerefor
meerde Stud'enten in veel opzichten beter is
dan vroeger. Men is tegenwoordig misschien
niet zoo beslist en zoo absoluut wat de leer
betreft, maar er wiordt in elk geval veel be
ter geleefd. Aan die uiterlijke Gereformeerd
heid1 beantwoordde vroeger lang niet altijd'
innerlijke vroomheid en streng zedelijk le
ven. Dat is tegenwioordig veel beter. Die
verbetering is voor een groot gedeelte
aan den i n v 1 o e dl der N. C. S. V. te
danken, dloor welke het zedelijk leven in
de studentenwereld op hooger peil is ge
bracht. (Spatieerinlg van ons.)
Deze wiaardéering nu lijkt ons overdreven.
Zondier te miskennen, diat er van de N.C.S.V.
ook een verheffende invloed is uitgegaan in
de studentenwereld, kan worden gezegd1, dat
hier die invloed sterk wordt overdreven.
Bij de redteneering, die Ds. Buskes volgt,
zou men ook kunnen beWijlzen, dat er van
de N.C.S.V. een invloed ten k'wlade is uitge
gaan in de studentenwereld.
Van het studentenleven in dien tijd, dien
wij het zelf meemaakten, durven we zeggen
dat het goed1 iwlas. Maar we hoorden dat het
later soms heel wat te wenschen overliet.
En merkwaardigerwijze dat was juist
de tijd, wiaarin de N.C.S.V. in die studentenh
Wereldi meer invloed kreeg, niettegenstaande
ook uit die studentenwereld zelve daartegen
waarschuwende stemmen opgingen. We her
inneren ons nog een artikel van (den lateren
Dr.) B. J. Esser, die lid wias geweest van de
N.C.S.V., m'aar tot de overtuiging kWam d|at
een Gereformeerd1 student daar niet hoorde.
Nu denken wie er niet aan verband
te leggen tusschen het g e 1 ij k t ij d' i g e van
het achteruitgaan van het zedelijk leven en
het aan invloed winnen van die N.C.S.V., maar
daaroim weigeren we ook zulk een nauw ver
band te leggen tusschen het gelijktijdige van
het vooruitgaan van het zedelijk leven en het
aan invloed winnen van die N.C.S.V.
Dat voor die verbetering de invloed van
de N.C.S.V. ook een factor geweest is, willen
we niet ontkennen. Maar de eere daarvan
voor een groot gedeelte op te vorderen voor
de N.C.S.V. kan alleen wie geen oog heeft
voor zooveel andere factoren, die hier saam-
werkten.
We beluisterden nog dezer dagen op1 reis
een gesprek, waarin het ging over die ver
betering van het zedelijk leven op een be
paald dorp. Voor een veertig jaar werd daar
ontzaglijk veel misbruik gemaakt van sterken
drank. Dat was nu uit. Die herbergen waren
de één voor die ander na gesloten. En die
er nog waren hadidlen een kwijnend bestaan.
Het zedelijk leven was dlaar op veel hooger
peil gekomen. Was dat ook al een gevolg
van de N.C.S.V. Maar als dlaar, in dat af
gelegen dionp, verschillende factoren saam-
werkten pim het leven op h'oogen plan te
brengen zonder een N.C.S.V. zoud'en
dan die factoren ook niet ge'wérkt hebben in
de studentenwereld En die verbetering in
de studentenwereld zou dan vooral geschre
ven mioeten worden op het credit van de
N.C.S.V., met een zie daar wat zijl dleed
Deze redeneering dfoet sterk denken aan
die van idfe S.D.A.P., die alle sociale verbete
ring toeschrijft aan haar invloed en dat blijft
dOen; hoewel herhaalde malen is aangetoond
dat die redeneering totaal onjuist is.
En doet die overdreven waardeering van
de N.C.S.V. pverdrijven haar beteekenis ten
goede, zij doet het oog blind zijn voor het
goede, dat anderen deden voor de studenten
wereld.
Wat zoo vraagt Ds. Buskes heb
ben de andleren voor de studentenwereld ge
daan De N.C.S.V. willen Zij niet. Goed,
Maar wat hebben zij dan zelf daarvoor ge
daan Wat doen de mannen van Assen, die
zoo fel tegen de N.C.S.V. ageeren op een
andere, en een betere en een mleer Christe
lijke wiijze voor dieze studenten
fyat doen die mannen van Assen voor onze
studenten
Wat een vraag'?
Hebben die mannen van Assen indertijd
niet de Vrije Universiteit gesticht En is
XXXI.
Toen had Teunis hem' een poosje aange
keken en eindelijk gezegd „Van de praat
jes van nieuwsgierige menschen". De vrager
Was toen boos weggeloopen en had de dom'-
heid nog wel gehad, om z'n ervaringen aan
anderen mee te doelen met het gevolg, dat
hij hartelijk uitgelachen was, terwijl men den
konijnen- en kippenboer, of den éénarm, zoio-
als men Teunis dikwijls noemde, omdat hij
m'aar één arm had, maar mlet rust had gela
ten.
Wanneer men den „éénarm" over het dorp
zag loopen, wat zelden gebeurde, was hij
altijd vergezeld van een houd. En als hij
op de bank bij z'n beesten zat, lag die
hond naast hem.
Wat hij toch voor aardigs aan dat mormel
kon vinden, begreep niemand. Het dier was
izoo goed als blind en kon bijna op z'n
kromme pooten niet meer voort. En toen was
Teunis blijkbaar dol op het dier. Een jon
gen, die den man eens van achter een boom
had bespied, verklaarde zelfs, dat Teunis het
beest van zijn vork en uit z'n lepel liet eten.
De eerlijke dorpsbewoners hadden dat erg
vies gevonden en gaven als hun meening te
kennen, dat het beter was, dat hij het onge-
diertje verzoop.
En dat beest droeg Jan nu op z'n armen.
die Vrije Universiteit Idlan niet opgericht ook
voor dc studentenwereld, die men daar hoop
te saam1 te brengen
Hebben die mannen dan niets gedaan voor
de studentenwereld
Zijn de mannen van Assen niet bezig om
in deze dagen een kapitaal bijeen te bren
gen om de V.U. uit te breiden met een
vierde faculteit een Wis- en Natuurkundige
faculteit, die juist voor die studentenwereld
van zoo onberekenbaren zegen kan wérden
Doen die mannen van Assen d'an niets
voor de studentenwereld
Moet men niet 'denken aan blindheid, w'an-
neer dat alles, alsof het van geen beteekenis
is, wordt lover 't hoofd1 gezien
Zeker het is een andere wiijze, omi op de
studente nwére ld invloed te oefenen, d'an de
N.C.S.V. volgt, maar heeft al dit werk om
dat het anders is, dan gansch geen beteeke
nis
En het werk van die miannew van Assen,
heeft ook vrucht gedragen voor 'de stucfenten-
iwereld1 aan d'e andere Universiteiten.
Dat aan de publieke Universiteiten nu proi-
fessoren gevonden werden van positief Chris
telijke belijdenis, zelfs van Geref. belijdenis,
is dat niet mee ook een vrucht van de
actie op staatkundig terrein, waarin de man
nen van Assen een belangrijk aandeel hadden?
Of heeft het voor die studentenwereld geen
beteekenis dat daar zulke professoren geko:-
Uien zijn
Het is wel merkwaardig maar met een
droeve merkwaardigheid dat die Schriiver
die zoekt te waardeeren het goede, dat er
is in de Vrijzinnige Christelijke Studenten-
bond, tegelijkertijd geen oog toont te be
zitten olm te kunnen wiaardleeren het goede,
dat de Gereformeerden voor de stud'ente-nlwéi-
reld déden en doen.
Zij het dien mannen van Assen een spoor
slag [Olmi te blijven wérken voor die uitbreiding
van de V.U. oim! .alzoo op hun wlijze te blij
ven arbeiden voor de studenteii|wereld.
HEIJ.
Amice.
In onze jonge jaren moesten wie op school
van de Bijbelsche geschiedenis allerlei z.g.
„rijtjes" leeren.
Daar had je ten eerste de boeken van het
Oude en Nieuwe Testament. Ze werden zoo
Idiikiwlij'ls „opgedreund" ge vergunt me
het wioord dat we ze allen; ook de doim1-
sten ten langen leste wel kondien droom'eii.
Zoo ging het ook met de Richteren de
Koningen, enz.
Tegen Kerstdag kregen wie de teksten in
het O. Testament, die den Messias voorspel
den. i
De namen der twaalf Apostelen niet te
vergeten. De geloofsartikelen verschillende
gebeden die achter het psalmboekje stonden.
Ik weet niet O'f alle scholen dit nog doen
er zijn er ongetwijfeld nog wel, mlaar ik
betwijfel wel eens of ze het alle doen.
Waarom ik dit zeg
Wel, ik las van de week in Fraternitas
het Studententijd'schrift een heel eigenaardig
geval.
Een oudere-jaarsstudent had de aardigheid
aan de „groenen" dat Zijn de pas-aange-
komenen, die lid van het studentenéorps Wil
len w'orden een aantal vragen voor te leg
gen, die schriftelijk beantwoord moesten wor
den, waarover dan mondeling werd nage
praat.
Nu lees ik in dit verslag
„Toevallig kwam 't gesprek bij een
van de laatstgenoemde 3 op Schriftken
nis.
En 't is goed, dat we dergelijke dingen
eens schrijven, al wil dat allerminst zeg
gen, dat ze gebruikt moeten om de
leuze „Zoo zijn z e te versterken
„Zoo zijn er!"
Vraag Wie was de eerste Richter
Antw. Sim son, meneer
Later Wie stelden onzen Catechismus
op
Antw. Petrus Dathenus en .Ui'sinus
Olevianus
Nu ben ik het van harte eens met den
schrijver, wanneer hii waarschuwt voor de
Conclusie van het „Zoo zijn ze" uit de we-
Hoe het in de macht van Simon en Gerrit
was geraakt
's Middags had Teun als gewoonlijk z'n
kippen eten willen geven maar ontdekte tot
z'n spijt, dat hij geen voer meer had. Haastig
Was hij toen de deur uit en naar het dorp
[gegaan.
Z'n hond sliep rustig op de bank. Toen
hij echter een poosje weg was, was het beest
Wakker geworden en onmiddellijk op zoek
naar z'n baas gegaan. Al snuffelend had; hij
diens sporen gevolgd, maar toen was hij1 twee
groote jongens tegen gekomen. Dezen had
den onmiddellijk begrepen, welk een heerlijk
genoegen dit onschuldig dier hun kom Yer"
schaffen én dadelijk hadden ze het niets
k'waads vermoedende beest gevat. Simon had
een touwi in z'n zak en dit had hij1 aan den
halsband van 't dier geknoopt. Toen hadden
ze het jankend beest met geweld meegetrok
ken en het in een wei aan een paal vastge
bonden. Was Jan niet op tijd tusschenbeide
gekomen, dan hadden dfe beulen het dier
misschien doodgemarteld.
„Wat zullen we er mee doen vroeg Jan.
„Wel, naar z'n baas terugbrengen", luidde
het eenvoudige antwoord.
Dit vond Jan goed en samen trokken de
vrienden naar de woning van Teun.
Ze waren nog een heel eind van het doel
van hun tocht verwijderd; toen Teun ze reeds
tegemoet kwam.
Toen hij z'n boodschap had gedaan, had
hij dadelijk z'n trouwe metgezel gemist. Haas
tig had hij de kippen gevoerd en was toen
tenischap dat e r zoo zijn.
En ik durf zelfs ter eere van die studenten
nog vertier gaan en zeggen, dat het heel
goed mogelijk is, dat ook die drie best in
't bezit kunnen zijn van heel knappe koppen.
Maar het is teekenend voor het onderwijs
dat zulke allicht toch door hun onder-
Wijzers tot studeeren in staat gerekende jon
gelui ontvangen hebben. Het ontbrak hun
aan de kennis van de meest elementaire
dingen.
En dit ontbreken bespeuren ook heel veel
catecheten, en heel veel predikanten.
Geef je een tekst op van een kansel b.v.
uit Amios, dan zie je d'e menschen niet
allen gelukkigblaren, blareneinde
lijk leggen ze den Bijbel neer omldat de
tekst al is gelezen, voordat Arnos gevonden is.
Laat je op Catechisatie eens zelfs door
volwiassen jongens in den Ifijbel een bew-ijs-
tekst opslaan, het is lang geen zeldzaalm'heiid,
dat ge ze helpen moet, het boek te vinden.
Ligt de schuld aau de Christelijke school
Als ik dit zou zeggen, zou ik er even goed
bijVoegen De schuld ligt ook in de eerste
jaren van de Catechisatie.
Ik heb wiel eens die gedachte, dat soms
de dingen door ons veel te breed behandeld'
wlorden dat we meer er op> uit zijn de
jongelui een verkorte uitgave van onze col
lege-dictaten te geven, dan ze de meest
elementaire dingen zoo in te 'hameren, en
in te keien dat Ze 't niet méér vergeten.
Het ontbrak dien studenten niet aan ken
nis geen sprake van of ze zijn knappe jon
gens geweest, einddiploma Gymnasium, ze
ven talen lezen, kennen hun scheikundige for
mules, weten met wortels te werken
Maar van de Bijlb. Geschiedenis hebben
ze alleen hooren vertellen, mlaar een jaartal
is 'er nooit geleerd.
Repetitie is er nooit gehouden „rijtjes"
zijn er nooit „opgedreund". En zooi is het
met hun „parate" kennis elk soldaat weet
'wat „paraat" is allerdroevigst gesteld."
En dan later de begrippen
Vraag eens aan volwiassen catechisanten'
wat het onderscheid is tusschen rechitvaardig-
imaking! en heiligmaking wat die volgorde is
in de leer des heils olf k'oim plotseling met
de vraag Zeg u me eens welke onze zes
Geloofsbelijdenissen zijn, en ge verbaast u
over de antwioorden. Ik geloof, dat ouders
en onderwijzers en dominees uit Fraternitas
kunnen ervaren, dat het heel mooi is als wie
vee» leeren, maar dat het nog mooier is,
'wanneer we tenminste dé eenvoudige dingen,
de grondbeginselen zoo kennen als nu, ja
laat ik zeggen als d'e tafel van vermenigvul
diging. 't Ligt niet in de eerste plaats aan
die studenten't ligt aan hen, die hen
ouderwezen hebben. v. D.
BEROEPEN TE
Tij n je B. Roorda te Oosterend.
Hoogezanld-Sappemeer H. Kuiper te
iDrac'hteW.
GeesterenrGelselaar M. Elzinga te
Groote gast.
NieUwidorpE. Beukemia te Nyaw'ier.
AANGENOMEN NAAR
Bussum J. L. v. d. Wolf te Kralingen.
BEDANKT VOOR
Brussel W. G. Harrenstein te Amsterdam.
Kampen P. N. Kruys'w'ijtk te Vlissingen.
Katwijk aan Zee. Na des morgens door
den consulent Ds. H. Meijerink van Katwijk
a. d. Rijn te zijn bevestigd mlet een predi
katie over 1 Cor. 3 9, deed Ds. H. Ph. ïng-
wersen. gekomen van Nijkerk, 's avonds zijn
intrede bij de Kerk van Katwijk aan Zee,
sprekende over Jesaja 62:6 en 7, waarbij
hij handelde over de vragen 1. „Hoe Chris
tus de dienaren bij zijn Kerk aanbeveelt"
en 2e. „Hoe de gemeente de gezondenen aan
vaardt".
Een veertigjarig jubileum!.
De „Gelderséhe Kerkbodé" verscheen in
feestgewaad. Op gesatineerd papier gedrukt
en voorzien van portretten.
Het zien dezer portretten roept herinne
ringen W-akker aan ménnen, die in die hitte'
van den strijd hebben gestaan en van ons
zijn weggenomen toen de ure hunner rust
vermeld1 werd.
Daar is dé beeltenis van den Gelderschen1,
op zoek gegaan naar z'n vermisten vriend1.
Zoodra hij zag, dat Jan het dier op z'n ar
men droeg, snelde hij naar hem toe en nam
het van he;m over. Toen hij echter merkte,
in welk een erbarmelijken toestand het beest
verkeerde, zag hij de jongens woest aan en
zei op dreigenden toon
„Hebben jullie dat gedaan
Hierop had Jan alles vertelid1, wat gebeurd
'was. Langzamerhand hadden de oogen van
den éénarm een vriendelijker uitdrukking aan-
geniornen en, toen hij alles had gehoord1,
had hij beiden jongens z'n hand toegesto
ken en gezegd
„Dank voor alles, wat jullie voor m'n Indo
gedaan hebben."
De jongens hadden daaruit begrepen, dat
Indo de naam was van den houd.
Voorts had hij' de vrienden uitgenoodigldl
met hem mee te gaan en bij hem! op de
bank wat uit te rusten. Dan konden ze z'n
kippen en koinijUen ook eens zien.
Graag hadden Jan en Karei deze invitatie
aangenomen. Bij Teun op de bank te mo
gen zitten, was een voorrecht, dat niet ieder
te beurt viel.
Thuis gekomen, had' hij het mandje van
den honid uit de kamer gehaald1 en hem d'aar
heel voorzichtig ingelegd. Toen was hij wéér
naar binnengegaan en na een poosje terug
gekomen met wat watten, een stuk linnen en
een schoteltje boohwater. Heel voorzichtig
had hij de wonden gebet en daarna het lin
nen in reepen gescheurd en het dier verben-
den, alsof het een kind was.
neen, heel ons volk toebehoorenden boetpre
diker Dr. Mr. W. van den Bergh; met dat
droef ernstig gelaat en toch een glimlach
olm' de lippen dan van hen, die vooraan
stonden in de dagen dér doleantie Dr. L.
H. Wagenaar, Ds. J. C. van Schelven, Ds.
K. W. Vethake, Ds. H. Hoekstra, mannen,
wier wioord beteekenis had, omdat het ge
dragen werd door het beginsel, en die ook
na hun afsterven nog spreken.
Nu komen de levenden, wier arbeid aan
dé Kerkbode met dankbaarheid' herdacht
wlordt, ook al zijn ze uit de provincie ver
trokken Dr. B. Wielenga, Ds. J. L. Schou
ten, Ds. H. C. van dén Brink en D-r. J.
Brinkman.
En dan de mannen, die nu de Commis
sie van redactie vormen 'Dr. J. G. Scheurer,
Ds. J. G. Kunst, Ds. G. Renting, Dr. G.
Keizer, Ds. C. L. F. van Schelven en Ds.
L. J. C. Kreyt Jr.
En eindelijk' de uitgever, de heer A.
Meijer, die veertig jaar lang de moeiten en
zorgen gedragen heeft oim de „bode" de
wie rel d in te zendén.
Het jubileumnummer is gewijd aan dit feit.
Er spreekt een stem van dankerkentenis, een
toon van hartelijke liefde voor de Geref.
Kerken en den arbeid der voorgangers ver
richt.
Kerkelijke pers.
Met ingang van 1 Jan. j.l. is verschenen
de „Franeker Kerkbode", officieel orgaan der
Geref. Kerk van Franeker, onder redactie
van Ds. J. D'. Wielenga, aldaar. Het blad
zal iedere wéék verschijnen.
Op de vergadering van de vereeniging
De Nederlandsche Tentzending, dezer dagen
gehouden, wérd', na uitvoerige bespreking,
besloten den arbeid' der Nedéii. Tentzending
op te heffen en de vereeniging te ontbinldén.
Dö reden hiervoor is in die eerste plaats
dé_ze, dat de arbeid in de laatste j^aren niet
meer die belangstelling; mocht ondervinden,
die hij vroeger genoot, hetwelk' bezwaren van
m-aterieelen en finan'cieelein aard meebracht.
De vereeniging benoemde een liquidatie-
commissie, bestaande uit de heeren Dr. P.
Stegenga Azn. te Amsterdam, voormalig voor
zitter, en L. J. H. van der Kloot Meijburg
te Errnelo, voormalig administrateur.
De boekhandel der Nederlandsche Tent-
zénding is 1 dezer overgegaan aan de Witte-
veenvereeniging te Erm'elo.
Ds. Jae. v. Nes Azn. ^missionair predi
kant voor de zending onder d'e Joden, van
wege de Geref. Kerken; zal voor den Huizer
zendér op- zes achtereenvolgende Maandag
avonden voordrachten houden over onder
werpen met het Joodsche leven in verb'and
staande of de Jodenzendin'g rakende.
J.l. Maandagavond hield Ds. v. Nes zijn
eerste lezing, getiteld „Israël het volk des
fw|onders."
A.s. Maandagavond- spreekt Ds. v. Nes
over „De godsdienstoefening in de Syna
goge".
Den derden avond behandelt hij; die „Jood
sche feesten" en den vierden avond „Bij
zondere Joodsche gebruiken." Vervolgens
spreekt Ds. v. Nes over „Geestelijke stroo
mingen onder de Joden" en op den laatsten
avond over „De roeping der Christenen te
genover de Joden."
De lezingen wlorden eiken Maandagavond
van 6.15—7 uur radiografisch uitgezondén.
Verschenen is, als uitgave van A. La-
kerveld te Den Haag, het eerste nummer
van „De Roepstem", weekblad ten dienste
van den evangelisatie-arbeid onder redactie
van Ds. Herm. Knoop te GoUd'a en N. Baas,
straatprediker te Amsterdam.
In dit nummer w|ordt een meditatie-artikel
voor het stille uur gegeveni, een begin ge
maakt met een artikelenreeks over het evan
gelie naar Markus, een populaire verhande
ling over de vraag Wat is net Christendom'
een feuilleton, een jeugdrubriek, een1 rubriek
je over „dingen van den dag" en1 een voor
correspondentie tusschen lezers -en redactie,
Het hedendaagsche Chris tendoiml.
Ds. J. A. Tazelaar te Rotterdam!, die in
Dieppe (Noord-Frankrijk) vertoefd! heeft voor
den arbeid onder de Ho 11 andsche zeevisschers
dioiet hiervan mëdfedeelingen 'in 'd'e „Geref.
Kerkbiod'e", die te Zijnent verschijnt.
Hij deelt daarin o-.mi. mee, een bezoek
gebracht te hebben aan dén predikant van
d'e kleine Protestantsche kerk te Dieppe, Ds.
„Je schijnt veel van je hond te houden,
Teun", merkte Jan eindelijk o'p.
„Dat zal w-el waar zijn; m'aar liet is ook
geen wondev, want hij heeft miij drie maal
het leven gered."
„Drie maal het leven gered riepen de
jongens, als uit één mond en daarbij keken'
zij den konijnen- en kippenboer verWouderd
aan, alsof ze een nadere verklaring verwach
ten.
„Zouden jullie graag willen hooren, hoe
dit in z'n werk gegaan is jongens", vroeg
Teun.
„Dol graag", antwoordden de knapen.
„,Goed, zal ik het jullie yerfcellen. Al
leen nu 'niet, want ik moet de hokken' van
'mijn beesten nog schoonmaken en m'n ver
haal is nog al lang. „Kunnen jullie Zaterdag
komen En toen dé jongens toestemmend
knikten, vervolgde Teun „Goe|d', kom' dan
Zaterdagmiddag maar om twee uur. Ik' beri
Wel niet gewoon om veel met andere men
schen te p-raten, maar met jullie wlil ilc een
uitzondering maken, want jullie hebben mijn
lieveling het leven gered."
De jongens bleven nog even zitten en
namen toen afscheid1.
NaUwielijks had de klok dien Zaterdag tw-ee
uur geslagen, of de jongens stapten het hek
binnen.
Teun zat op de bank, z'n hondje naast
helm;
(Wordt vervolgd.)