Weekblad voor de Gereformeerde Kerken in Zeeland. Eerste Blad uit het woord. 41e Jaargang. Vrijdag 23 December 1927. No. 51. RedactearenDs. P. VAN DIJK te Serooskerke (W.) en Ds. A. C. HEIJ te Koudekerke. uitgave: van de Persvereeniging Zeeuwsche Kerkbode. KERSTMIS. Kerkelijk en Geestelijk Leuen. De Glindhorst. Handen af van den Statenbijbel. ZEEU KERKBODE Vaste medewerkers D.D. L. BOUMA, F. J. y. d. ENDE, B. MEIJER, F. STAAL Pzn., en R. J. y. d. VEEN. Abonnementsprijs AdvertentleprIJsi per kwartaal bjj vooruitbetaling f 1, Afzonderlijke nummers 8 oent. 15 oent per regelby jaarabonnement van minstens 500 rsgels belangrijke reduotie. Adres van de Administratie: Firma LITTOOU A OLTHOFP, Middelburg. Beriohten, Opgaven Predikbeurten en Advertentiën tot Vrijdag morgen 9 uur te zenden aan de Drukkers littooij olthoff Spanjaardstraat, Middelburg. TELEFOON 2 3 S. 6IR0NUMMER 422 60. En zij baarde haar eerstgeboren Zoon, en wond Hem in doeken, en legde Hem neder in de kribbe, om dat voor henlieden geen plaats was in de herberg. Luc. 2 :7. Het Kerstevangelie is een evangelie van tegenstellingen. Naar Vondels zingen Een stal van ezelen en ossen Den Schepper nauwlijks herberg geeft. De kribbe Hèm een wieg verstrekt, Die 't aardrijk met den hemel dekt En ieder dier beschikt zijn voeder. Hier voert de neergedaalde God De trotsche wereld om met spot In Zijn triumf, tot smaad der hoven. De doeken, daar dit Kind in leit Zijn 't purper van Zijn majesteit. Zoo i s het ook in het Kerstevangelie. Menschelijke hoogheid, die al hooger stijgen wil. Liefde van Gods Zoon, die neerdaalt in vernedering. In Augustus zien we het eer ste. Bij hem ziet ge de macht van het wereld rijk, alles aan zich onderwerpende. Daarom voert op dit moment der historie de heerscher den titel Augustus, d.i. 'Keizer. Hij zal zijn degene, die metterdaad macht oefent over de gansche wereld. Eenmaal heeft Babel dat beproefd. Wonder militair en po litiek genie heeft het Babylonische wereld rijk gestichtdaarna het Assyrische en Me- disch-Perzische. De reuzengeest van Alexan der den Groote bouwde het Grieksche rijk op. Daarna verrijst het indrukwekkend ge bouw van den Romeinschen staat. Vanuit de samenwerking van soldatenkracht, koop- mansdurf en regentenwijsheid grijpt het al verder om zich heen, tot men schier geen menschen meer weet, die aan dit rijk' niet zijn onderworpen. Dan roept het rijk zich een keizer uit Augustus. In hem verkrijgt het machtig wereldrijk zijn spits. Naar Da niels gezicht Het dier was een pardel ge lijk en had voeten als eens beers voeten, en zijn mond als de mond van een leeuw. Hier is de heerschzueht van diit Romeinsche rijk, dat de wereld onderwierp en straks de Christenen zoekt te verpletteren. Het begin sel van den Antichrist. In Augustus is het wereldrijk voorloopig op zijn toppunt geklom men. Aan het wereldrijk paart zich die metter daad geoefende wcredmacht. Augustus beveelt, dat heel de (hem bekende) wereld) zal worden geregistreerd en ze wordt geregistreerd. Dat is dat dwingende in de wereldmacht, in het Anti-Christelijk beginsel, dat altijd weer de menschen willen vormen naar het ééne model. Dat zich wel verzet ten moet, als een ander beginsel in gees telijke vrijheid leven wil. Daar heeft Augustus den voet op den nek van het Godsvolk. Daar heeft de wereldmacht in saamgepakte machts oefening den voet op den nek der Kerk. Dit beginsel van de wereldmacht is het be ginsel van den Antichrist. In Augustus is het voorloopig geklommen op zijn toppunt. Nog eenmaal rijst voor ons op de lijn der menschenhoogheid. Ditmaal in den wereld god. De wereldmacht in het wereldrijk sichept zichzelf een wereldgod. Een afgod. En altijd weer zoekt ze in haar verbeelding (daarbij een band aan het hoofd van den Staat. Zoo in Egypte. Zoo in Babel en As- sur. Zoo in het huidige Rusland (Lenin) en Italië (Mussolini). Zoo in het oude Rome ook. Het vergoddelijkt Augustus. „De god delijke Augustus." Zijn beeltenis moest noo- dig prijken in diverse tempels. Ook in dezen factor der menschenhoogheid, ook in deze trek van het beginsel van den Antichrist, is Augustus dus voorshands een toppunt. In 2 Thessal. 2 wordt ons het einde dezer lijn getoond. Alzoo komt in Lucas 2:1 uit dat machtig opsteigeren van de lijn der menschelijke hoog heid'. En toch, wat teekent ditzelfde hoofd stuk ook haar totale onmachtigheid. Dan is die Romeinsche macht Gode dienstbaar, om in Israël plat te slaan het laatste restje van menschenhoogheid, dat zich ook daar nog zoo graag vertoonde (dan is zij Gode dienstbaar, om ter vervulling van dit pro fetisch woord de moeder van Jezus heen te drijven naar Bethlehem, .opdat in Davids stad Davids Zoon en Heer geboren worde maar toch als 't ware steelsgewijs. Zoo slingert dan Augustus met zijn beschrijvings bul schrik en verwarring in de Joodsche har ten, maar dient ermee den Raad van God. De Kersthistorie toont ons, dat de kracht van het wereldrijk slechts deze is dat God het kan en wil gebruiken voor Zijn bedoe lingen. In zijn wezen is het onmachtig, om dat het tegen Jezus is, den alleen levend- makenden band aan Hein niet heeft. Ach -r- dat aan deze hoogheidswaan ons aller hart een aandeel heeftHet doet er weinig toe, in welken vorm wij de wereldmacht bijvallen. Het is in alles, wat is tegen het Kindeke in de kribbe. Wanneer Satan ons in zijn rijk gebruikt. In allen hoogmoed over aardsche of geestelijke dingen in alle vastheid-in-u-zelfhet stelt ons aan de zij van Augustus en zijn wereldrijk het doet ons God behoede er ons voor met de fcnertsehenhoogheid vergaan. Wat meet Lucas de allerbeheerschenide macht van Augustus breed uitAlsdan gaat hij zonder overgang over tot die nog breeder beschrijving van Jezus' poovere ge boorte. Augustus wil het nu eenmaal en het gebeurt. „Heel het raderwerk (van het maat schappelijke leven) staat stil, als zijn mach tige arm het wil." Benauwing rondom ook in Nazareth. Maria en Jozef plegen over leg. Hun hooge afkomst van David wordt hun kostbaar en bezwaarlijk. Over bergen en door bosschen gaan zij' drie dagmarschen. Ja, Maria moet mee, hoewel ze bevrucht is. De wereld roemt een gewone vrouw niet ge lukkig, die in gezegende omstandigheden is. Zij roemt Maria in dezen gang allerminst zalig. Wie zal zeggen, hoe zij nu zichzelve nioemt Zij komen in Bethlehem in. Zij komen na tuurlijk te laat. Althans voor de herberg. Het is hun als een molensteen op het hart. Be zorgde Jozef beangste Maria Eindelijk vinden ze toch nog iets. En daar is het geheime wonder geschiedzij baarde haar eerstgeboren Zoon. Gelukkig, dat de dieren de krib een poosje missen kunnen. Daar legt de zaliggeprezen, afgetobde Maria haar Kin deke in. Dat is dan de neerdalende liefde van Gods Zoon. Ook een lijn. Kruisende die der we reldbeweging, die altijd de ijdele hoogte zoekt. Deze lijn zoekt het diepe diep. De ladider Jacobs wordt hier neergelaten. Zoo maakt de ongeschapen God woning in de zwakke, aan lijden onderhevige, menschelijke natuur. Hier is wel jn waarheid de neerwiaart- sche lijn. Alsof het eigenlijk niet gebeuren mocht, zoo is deze .moeder met haar Kind weggestopt in een uithoek. Vanwaar dan de opgewekte stemming der Kerstdagen O, ziet, wat geeft richting aan deze nederwaarts strevende lijd de liefde van God Daarom davert op den Kerstdag- de dankpsalm door Gods Kerk. Wat moet toch die menschendrom, die in hoogheid al- mcer tegen God zich stelt Wat moet toch dat opwaarts stijgen, ,dat eenmaal naar Gods oordcel neersmakt Als dit raadsel, naar de (beschrijving van Lucas 2:1, zijn scherpe spits verkrijgt, dan wordt het woord vleesch. Dan komt het Evangelie uit, dat alleen de Weg van den Zoon Gods naar d i e diepte verlost. Naar de diepte, ons in het Kerstevangelie verkondigd. En dat ging diep zóó diep, als ons leven gezonken was. Het is, opdat wij in oprechtheid en ontroering zouden ver staan, in welke diepte goddelijke ontfer ming ons vinden moest. In armoe waar het rentmeesterschap over Gods gaven verbeurd is. In oneer waar wij de heerlijkheid Gods derven. Achteraf waar wij een plaats in Gods gunst verzondigd hebben, en vloek hebben verworven. Wie die diepte zóó niet verstaat, aan die gaat het Kerstfeest zonder zegen voorbij. Wie Kerstfeest wil vieren, die moet van God geleerd hebben, te willen breken met de op- waartsche lijn der menschelijke hoogheid, om gevonden te worden in de diepte van de ver brijzeling van het hart. Die moet belijden, dat Jezus, om hem te bereiken, in der waar heid zoo diep dalen moest. Die moet zich geestelijk schamen over Lucas 2, eer hij zich met onuitsprekelijke blijdschap verheugt. Alle eigendom verzondigd. Alle eer verzondigd. Alle gemeenschap met God verzondigd. Voor mij zondaar in Gods schepping eigenlijk geen plaats geen -recht op het leven, dat predikt de Kerstnacht tot uw hart. Maar met een stormend Halleluja zegge van dienzelfden nacht Uw ziel ook dat an dere Niet helderder kan lichten de zeker heid van Jezus' liefde dan juist hierin zoo diep daalde Hij, omdat zoo diep ik neer lag. En zooals nu de lijn van de wereldsche hoogheid eenmaal neer-knakt naar beneden, zoo is er ook in de lijn van Jezus een bui ging. Ook de lijn der liefde Gods buigt opwaarts Dan werpt ze de menschenwaan omver. Ook in Uw hart De lijn rijst op>- waarts ziet Jezus is daarin niet al leen. Want in de krioelende menigte des volks is des Konings heerlijkheid. Met die breede schare, die geestelijk verstand van Kerstmisvieren heeftdie behagen heeft in Jezus in de kribbe, in lappen gewikkeld omdat het onbevlekt ontvangen is en heilig geboren. Omdat het is Go"d in het vleesch. Omdat Hij wezen wil een Zalig maker van hun vuile zonden. Vlissingen. KRUYSWIJK. De bladen hebben bericht dat de Glind horst, het bekende en veelbesproken Opvoe dingsgesticht op Achterveld, aangekocht is door een groep van Gereformeerde mannen, die in bescheidener vorm het werk der op voeding onzer verwaarloosde jeugd daar willen doen voortzetten. Dit bericht heeft allerwege blijdschap ver wekt. Het is wel heel jammer, dat het zoo is geloopen, dat velen, ook in Zeeland, hun in De Glindhorst belegde geld door dit faillis sement zijn kwijtgeraakt. Maar dat is zeker niet naar den wensch van het tegenwoordig bestuur gewteest. In tegendeel. Zijn we goed ingelicht, dan heb ben ondanks de groote schuld, de bestuur ders die den desolaten boedel voor ettelijke jaren overnamen, het altoos in die richting gestuurd, dat zij het faillissement zooveel mogelijk tegenhielden. Zij hebben het schier onmogelijke beproefd, om tot een zeTeere rente uitbetaling te ko men en alzoo verre van zich aan de ver plichtingen geheel te willen onttrekken heb ben zij er naar gestreefd allengs meer aan die verplichtingen der stichting te voldoen. Dat van de zijae sommigen schuldeischers tot het faillissement werd besloten is van den kant der stichting niet een in toepassing (brengen van het „in den brand uit den brand". Hoe zeer men heel den gang van zaken op de stichting aan de stuurlui, die ter elfder ure het commando op het zinkend schip heb ben overgenomen past bij hun aftreden een ccresaluut. Ze hebben al hun best gedaan.— De Glindhorst is in andere handen over gegaan. Bescheidener wordt ze voortgezet. We hopen dat zij door wijs besturen en goede directie in een schoone toekomst onder Gods zegen den smaad harer jonkheid zal kunnen doen vergeten. Men kan er over in dubio staan of het niet beter ware zoo mogelijk voor de stichting, die toch feitelijk dezelfde niet meer blijft een anderen naam te kiezen. De nieuwe stichting oip de oude terreinen kon er misschien door winnen in sympathie en crediet. Voor onzen ootmoed is het echter niet kwaad den naam te behouden. Maar dit staat niet aan ons ter beoor'dee- ling. Wij wenschen de nieuwie stichting met allen die aan haar verbonden blijven of wor den, de onmisbare hulpe Gods toe. En bevelen haar in de belangstelling van onze Gereformeerde diaconieën ten zeerste aan. v. D. Met groote instemming lazen we in De Stanüaa^d een (Overgenomen artikel uit Het Volk. De N. Rott. Crt. had bij gelegenheid van het overlijden van Prof. Oort over diens Bijbelvertalnig o.a. deze vergelijking gemaakt: Gelijk een muurschildering na verwijdering van de banale kalklaag haar wonderbare schoonheid vertoont heeft de Bijbelna den arbeid van Prof. Oort c.s. den aanblik' doen genieten van de schepping der an tieke genieën en hem de grootheid der klas sieke heroën nader gebracht. Het Volk schreef nu „Wie Ooit naast den Statenbijbel legt, den oorspronkelijke!! tekst wel kennende, die wijst de vergelijking tegen de ver vaardigers van den Statenbijbel gericht, met kliederaars, die kalk gesmeerd heb ben over het antieke schilderij, als een weergalooze ongepastheid terug. De Sta tenbijbel blijft een monument van tekst kennis en litteraire schoonheid Wc zijn het met die terugwijziging van de vergelijking geheel en al eens. ""De vertaling van prór. Oort laat wel hier en daar door betere kennis van het He- breeuwsch dan er voor 303 jaar mogelijk was wat licht vallen op een duistere tekst in de Statenvertaling. Maar wat zoo onge meen ergert is het gebrek aan wijding en eerbied. Is er van God sprake, dan staat het met een kleine letter, b.v. Ruth 1:16 „Dring er bij mij niet op aan, dat ik u verlaten zou en wederkeeren want waarheen gij gaat zal ik gaan, waar gij vernacht zal ik vernachten uw volk is mijn volk uiw< god mijn gold Was er ook wijding van een geleerde bij' de vertaling van den Bijbel te wachten, bij een man als wijlen prof. Oort, die in den tijd dat hij met die vertaling zoo ongeveer bezig was (ze verscheen in 1003) in het Theol. Tijd schrift 1001, blz. 80, de volgende opmerking tegenover Wildeboer maakte „W. prijst God voor 't ontstaan van den Kanon. Terecht De vroomheid heeft geen H. Schrift noodig zij ziet God zei ven. Het zijn de treurige surrogaten van de vroomheid, de surrogaten waarmee wij ons vaak tevreden stellen, die Zijn woord in een boek zoeken. Een H. Schrift is een tijdelijk noodzakelijk kwaad; noodzakelijkheid om der menschen zwak heid en gemis aan godsvrucht, maar een kwaad, een begin van verstijving, versterf i r' Inderdaad, zulke handen bikken niet alleen wat misschien opgestreken kalk weg, maar bikken den adel uit de trekken zelf weg van het oorspronkelijk schilderij. Handen thuis van de H. Schrift v. D.

Krantenbank Zeeland

Zeeuwsche kerkbode, weekblad gewijd aan de belangen der gereformeerde kerken/ Zeeuwsch kerkblad | 1927 | | pagina 1