Weekblad voor de Gereformeerde Kerken in Zeeland. 41e Jaargang. Vrijdag 16 December 1927. No. 50. RedactearenDs. P. VAN DIJK te Serooskerke (W.) en Ds. A. C. HEIJ te Koadekerke. Persvereeniging Zeeuwsche Kerkbode. UIT HET WOORD. DIEN 6IJLIEDEN ZOEKT. Kerkelijk en Geestelijk Leuen. Ds. J. H. Donner. f Uitvoering Zang vereeniging. DADERS DES WOORDS. Over Zendingswerk. KERKBODE Vaste medewerkers D.D. L. BOUMA, P. J. v. d. ENDE, B. MEIJER, P. STAAL Pzn., en R. J. v. d. VEEN. Abonn«m«ntfpri|si per kwartaal bjj vooruitbetaling f 1, Afzonderlijke nummert 8 oent. 15 oent per regelbjj jaarabonnement van minstens 500 rsgela belangrijke reduotie. UITGAVE VAN DE Adres van de Administratie: Firma LITTGOIJ k OLTHOFF, Middelburg Beriohten, Opgaven Predikbeurten en Advertentiên tot Vrijdag morgen 9 uur te zenden aan de Drukkere LITTOOIJ OLTHOFF Spar\jaardetraat, Middelburg. TELEFOON 2 3 8. GIRONUMMER 4 2 2 8 0. Snel zal tot Zijn tempel komen die Heere, dien gijlieden zoekt, te weten de Engel des Vcrbonds, aan wien gij lust hebtziet Hij komt, zegt de Heere der heerscharen. Mal. 3 :1b. Advent, d. i. komst, aankomst, nadering. Weer js de jaarlijkse he gedachtenis aan den grooten Wereld ad vent van ruim' 1900 jaar geleden bijna voorbij nog weerklinkt het opnieuw ook tot u dat in uw ziel eerbied en geloof de deuren des levens wijd ope nen, opdat de Koning der eere inga. In Israël heeft Adventsverlangen gebrand. Wel kotmt Maleachi in dit woord tot zijn volk jinet een ironische betuiging die Heere, dien gij immers zoekt Die Engel des Vcr bonds, aan wien gij immers lust hebt Met een betuiging, dat waarlijk kömen zal die Heere, die dpor hen op het hoogst vermoeid en (onteerd werd. Zoo is dit woord te lezen als een gerichtsaankondiging, zooals ten over vloede {rit het volgende vers blijktwie zal bestaan, als Hij verschijnt Toch heeft in Israël adventsverlangen ge brand. Zij zijn er geweest, die werkelijk den Heere zochten die in waarheid lust hadden aan den Engel des Vcrbonds die zich terecht verheugden op Zijn kom'st. Willen wij recht Kerstmis vieren, dan zal dit verlangen ook in onze ziel brandende moeten zijn. Natuurlijk niet meer uit de be lofte, maar uit de vervulling. Dan zal de geestelijke vreugde over die vervulling in ons wekken geestelijke verlangens naar een zelf hebben van den band aan Jezus. Inderdaad i s Hij gekomen, de Hoop van Israël, de Immamiël, die het antwoord van God is op het roepen van Zijn volk. Dat roepen is immers een roepen om God'. Zoo beantwoordt God het dan met Zichzelf, met Zijn Zoon. Hij is snel tot Zijn tempel gekomen het Evangelie heeft het uitge bazuind en doet dat nog. Verbaasd heeft zich de wereld over Hem, over Zijn wezen en over Zijn daden, van de Overpriesters af tot de moderne Christusbestrijders toe. De Overpriesters, die vol rauwen haat be kenden dat een groot teeken door Hem1 ge schied is, is openbaar en wij kunnen het niet loochenen. De moderne Christusbestrijders, die hun haat tegen Hem uitleven, tot in de gruwzame marteling van belijders van Christus toe. Deze verbazing der wereld is als een dui- velsch „Amenop Zijn komst. Maar de Heilige Geest verwekt daartegenover een ander „Amen Het antwoord der gemeente, wier verlangen in Hem gestild wordt. Die juicht Wij kunnen het niet laten, te spreken van wat Hij voor ons en aan ons gedaan heeft. Die zoo dikwijls Doop en Avond'miaal van Hem jubelen, in zoete blijdschap Hem aanbidt. Hij i s gekomen, de profetie is daarin vervuld. Maar de profetie is daarin niet uitgeput. Ziet Hij komtDaar is nog meerdere ver wachting in, dan die in Bethlehem werd ver vuld. Daar is verwachting óók in van Zijn kom&t tot de Zijnen, ieder hart voor hart ook van Zijn komst straks in de heerlijkheid' van het oordeel. Nóg leven wij in de bedee ling van geloof, ook dus van verwach ting. In dien zin zal ook ditmaal op het Kerst feest de Christus weer tot Zijn tempel ko men, in prediking en bijbellezing, in ver telling en boek. Niet in de Kerstnummers der bladen Kerstnummers zonder Chris tus. Niet in vele Kerstvertellingen en ver halen Kerstvertellingen zonder Christus. Nog veel minder in versiering en verfraaiing van 't rosse rood en blanke wit, uitvindsel van gemoedelijkheid en product van behoefte aan zinnelijk-waarneembare steunsels bij het Kerstverhaal ach aangegrepen door den vlotten zakenman, die Jezus' geboorte alzoo in verband brengt met den verkoop van een brok tractatie of speelgoed of klee ding. Maar de Heere zal komen tot Zijn tempel in Jiet Woord, dat van Hem spreekt en in de werking van den Goddelijken Geest. Hij komt tot die Hem zoeken. Tot hen die advent kennen verlangen naar den Borg, naar het Licht in den donkeren zondenacht. Vele malen ging de Kerstprediking mis schien reeds over u heen. Aan u voorbij. Zoodat ge na de Kerstdagen, tot uzelf zei det Nu heb ik er toch waarlijk niets aan gehad En misschien hebt ge dat ^droeve feit niet eens geconstateerd. Maar ik zeg li Hij is komtende tot het Zijne. En wat Hem verwacht, dat zal van Hem bezocht worden. Waarom' zoekt gij Hem Waarom hebt gij lust aan Hem Hij wil gecerd wezen naar Zijn waarachtige betcekenis dat Hij Zijn Volk zal zalig 'maken van hun zonden. Af en toe kunnen de Kerstdagen zoo bang u worden, wanneer ge tic heelc wereld m'et Jezus bezig ziet, tot Socialisme soms toe die heelc kolossale Roomsche Kerk, het heele Protestantisme de een brandt er dan wat meer kaarsjes bij dan de ander, de een viert het 's nachts en de ander overdag maar ge mist den jubel om den Zaligma ker, die Zijn volk zalig maakt van hun zionde. Geve God dat wezenlijke ditmaal aan ve len. En sla Hij daarbij u, mijn lezer, en mij niet over. Vlissingen. KRÜYSWIJK. „Ja, wat is leven dan gereed staan om' te sterven, Te wacht staan op een post, waar duizend kogels zwerven Gereed staan om te sterven Hoezeer zijn we in Zeeland aan dit broze van ons leven herinnerd, nu in ééne week tijds Vrede rust haar vice-voorzitter en haren voor zitter verloor. Want zoo vooral willen we na ons schrij ven over Ds. de Ligt de vorige week, aan Ds. Donner gedenken Den voorzitter van Vrederust. We hebben hem ook nog anders gekend. Als den dominé van Nieuwdorp, die om zijn schoone preekgaven, in heel Zeeland den Zondag tot een bijzonderen feestdag maakte, wanneer hij in vacaturebeurt of an ders in stad of dorp optrad. Daar ging van zijn eenvoudige, degelijke prediking een ongemeene bekoring uit. Nieuwdorp is in die dagen wat ongerust geweest, dat zij haar dominé zou kwijt ra ken, als hij somis in één week verschillende beroepen kreeg. We gelooven, dat ook in zijn bediening des Woords Ds. Donner door God tot een rijten zegen is gesteld. In Zeeland, zoowel als later in Brabant. Onze provincie kent hem echter meer en waardeert hem bovenal als den voorzitter van onze Vereeniging ter verzorging van Krankzinnigen. Daartoe heeft hij het initiatief genomen. Dat was zijn levenswerk. En daarop vooral heeft hij ook zegen in ruime mate mogen zien. Ds. Donner had van den Heere twee din gen gekregen, die hem voor voorzitter van zulk een uitgebreide vereeniging, uitnemend geschikt maakten. Zijn warm, medelijdend harten zijn wijze tact om menschen te kiezen en mut menschen om te gaan. Die gaven zijn Vrederust ten goede gekomien. Men zal hem in Zeeland missen men zal hem te Bergen op Zoom vooral missen. Breda verliest in hem een trouwen her der; jnaar als vereeniging verliezen we in hem meer. Ds. Donner zal moeilijk te vervangen zijn. We willen dankbaar gedenken, we zeggen niet, wat hij deed, maar wat de Heere ons in hem gaf. Want Hem' komt de lof toe En we gelooven dat Ds. Donner, de rust geniet, en den vrede, dien hij door zijn Chris telijk gemoed gedrongen, aan lijdenden om Christus' wil heeft pogen te bieden. De dood overviel hemmaar hij kwam toch niet geheel onverwachtzooals hij voor een gcloovige nooit geheel onverwacht komt. Dit trooste de weduwe, voor wie de slag zóó zwaar is. Daar wij gelooven, dat ook Ds. Donner in al zijn arbeid ook in dien voor Vrede rust, het werk Gods gewerkt heeft, legt onze Vereeniging bij het droeve verlies in ééne week tijds van haar beide voorzitters vertrou wensvol de zaak der Stichting in Zijne han den Laat echter het gebed voor haar in deze dagen vermeerderen. En zij er gewilligheid bij de jongeren de erfenis der Vaderen, een erfenis heilig door beginsel en doel, mët hetzelfde ge loof te aanvaarden De zaak des Konings mag geen schade lijden. v. D. We wekken gaarne onze lezers op, naar de uitvoering te gaan van de Zangvereni ging Soli Deo Gloria op 22 Dec. tc Mid delburg. Ze belooft om twee redenen belangrijk te worden. Soli viert er haar dertig-jarig be staan mede en het stuk dat gezongen wordt is het schoone Kerst-oratorium van H. Barth. Wc wenschcn Soli met zijn jubileum van harte geluk. We hopen dat Soli een volle zaal mag hebben en dat hoorders en zangers van het Kerst-oratorium dien avond genieten mo gen. v. D. Met gegevens uit het boek over Nom- mensen wezen we op de noodzakelijkheid van het Zendingswerk. We konden daarmee ook de aandacht ves tigen op de groote zelfverloochening, 'die het Zendingswerk vraagt. Uit datzelfidie boek willen we nog iets aanhalen, dat ons doet zien heerlijke vrucht van dien arbeid. Die vrucht is bijzonder groot geweest on der dc Batakkers. Ompoe (grootvader) Nommensen dezen eerenaam verwierf hij in zijn lange leven van toegewijde liefde heeft daar op Su matra waarlijk niet tevergeefs geleefd en gearbeid. Dc gedaante van het leven daar is in één menschen-leeltijd veranderd. Er is daar gekomen een Christelijke maatschappij met Christelijke zeden. De toestand is daar in vele dorpen beter aan in menige streek van het Christelijk Europa. En die ommekeer was dan wel geweldig. In het jaar, waarin Nommensen geboren werd, 1834, trachtten twee zendelingen van het Bostonsche Zendingsgenootschap n. 1. Munson en Lyman door te dringen tot het zelfde gebied, maar zij vonden er aanstonds den dooa. Wanneer zij eindelijk, na een buitengewoon vermoeiende reis. het doel bereikt hebben en het dorp Si Sakkas genaderd zijn, blijkt het dat de bevolking niet geneigd is hen met vrede te ontvangen. Heele troepen in boorlingen stormen vanuit een bamboebosch los op de twee Zendelingen en hun gezel schap, gidsen en tolken. Zii zwaaien met hun speren onder het aanheffen van woeste kreten. De Chincesche koelies sloegen aan stonds op de vlucht. De tolk was eensklaps spoorloos verdwenen. Lyman en Munson gaan met de duidelijke aanwijzing, dat zij ongewapend zijn, tot de over de velden aansnellende benden. Een schot vliegt uit de versperring van de dessa en door het vuur getroffen valt Lyman neer. En op Munson, die zich over zijn gevallen Vriend heenbuigt, bruist de golf der wilden aan. Speren snorren. Twee er van doorboren Munson, die bloedend over zijn dooden vriend licenstort. De eerste, die met een krachtigen krijgskreet over de hun adem-uitrochelende Zendelingen heenstaat is Panggalamiei, de radjah van dat dorp. Hij doet zijn met een drakenkop versierden parang (is een hakmes, bijna zoo groot als een zwaard) bliksemend door de lucht vliegen en springt dan trium- feereird op, in zijn linkerhand ac afgeslagen hoofden zijner slachtoffers. Straks blijft er van de beidie Zendelingen niets over dan de beenderen en de door Panggalamei in beslag genomen schedels. De verandering ondier den invloed! van het Evangelie was dan wel groot, wanneer daar kwam een Christelijke maatschappij. Ds. D. K. Wielenga merkt in een bespre king van dit boek in De Macedoniër van No vember op, dat ook nog een andere factor meewerkte om deze wilde Batak-stammen te maken tot een rustig-vredelievend Chris telijk maatschappelijk volk, n.l. het pacifee- rend optreden der Regeering. Deze factor is dan echter maar van secundaire beteekenis geweest Na verloop van enkele jaren was het mo gelijk geweest het Zendingswerk ook uit te breiden ten Noorden van de hoogvlakten van Si-Sindoeng, aan den oever van het groote Tobameer, ook in het dorp Balige. Toen men daar overging tot het bouwen van een kerk, kwamen de jonge mannen tot hun Toe wan met het verzoek om1 een sym bool voor hun vereeniging en voor het ge loof der jeugd- Zij verkozen een banier van roode zijde, met daarop de woorden, die, uit het Bataksch vertaald, beteekenen Zoo God niet genadig en Zijne goeder tierenheid niet groot ware, Waar zou ik heengaan Wijl echter Uwe goedertierenheid en ge nade groot zijn, Ga ik den weg naar den hemel. Een treffend, bewijs van dc werking van de H. Geest, den grooten Trooster. Een lid der gemeente is gestorven. Dc zoon, die aan Si-Kemat nog overgebleven was. Twee dochters en een zoon heeft hij al ver loren. Zijn vrouw ligt met ongeneeslijke me- laatschheid. Luisterend naar zijn menschelijk gevoel, wordt de Toewan wel eenigszins ion- gerust over dezen zoo zwaar beproefden man, doch bij zijn verzoek vindt hij juist bij de zen onder al zijn lijden kloeke standvastig heid, hoezeer nog maar korten tijd Christen. Geen afval, geen weifelen. Maar een zich vastklemmen in innig geloof aan den Mees ter, Die Zelf immers eerst leed onder, maar daarna overwon met dit woord „Uw wil geschiede Daar waren in Balige twee zusters, Nay en Sindang. Vroeg al wees waren zij als slavin ver kocht. Nay kwam in Silindoeng als slavin van een nog heidenschen Radja. Haar zuster werd naar een andere plaats verkocht. Jaren later komt Nay, als melaatsche ver- stooten, op een Zendingspost aan, menschen- schuw en zuinig op haar woorden. Op stom af. Dadelijk werd zij liefderijk opgenomen en verzorgd. Men bouwde voor haar een hutje op een eenzame plek aan de rivier. Vandaar werd ze weer weggejaagd. Men vond haar weer en bouwde voor haar een huisje op een veiliger plaats en alom werd bekend gemaakt dat het meisje onder bij zonder bescherming van den Zendeling stond. Later wordt zij naar S.-Toemba gedragen, waar zwavelbronnen waren, Om die te ge bruiken als geneesmiddel tegen de melaatsch- heid. Daar ontvangt Nay bericht van haar zus ter Sindang. Iemand vroeg haar of zij ook iemand kende, die Sindang heette Ja, die kende ze. Zoo heette haar zuster, die naar Angkolo als slavin was verkocht. Zij gaf de boodschap mee, dat Sindang komen moest omdat zij zeer begeerde haar te zien. En Sindang kwam-. Ook geheel melaatsch. Als bloeiende maagden waren ze eens ge scheiden en nu werden ze als kwijnende hulpr- b-e hoevende zieken weer tot elkaar gebracht. Sindang had nog nooit gehoord over den grooten Heelm'eester. En Nay ging haar nu m'et een van geluk stralend gezicht vertel len van al het schoone, dat wij de wonderen van Gods genade noemen. Nay begeert den doop, maar wil wachten tot Sindang tegelijk m'et haar kan gedoopt worden. Die dag komt, dat in Si-Toemba de doop aan beide zal worden toegediend. Hand in hand kwamen de zusters aanloopen. Gebed en geloofsbelijdenis klonken helder en plech tig op. En de Zendeling nam' de schaal, schepte water uit dc beek, en doopte Nav en Sindang. Op de geschonden gezichten der meisjes lag de verheerlijkte glans van zaligheid en van blijde zekerheid aangaande het rijk, waar geen ziekte meer zal zijn, ook geen tranen Zoo werd de beek een doopbekken, het takkengewelf van het hoogc oerwoud een kathedraal, en het murmelen der golfjes met

Krantenbank Zeeland

Zeeuwsche kerkbode, weekblad gewijd aan de belangen der gereformeerde kerken/ Zeeuwsch kerkblad | 1927 | | pagina 1