Calvijn op Mattheus 18:15. Zondagsarbeid. II i r1 DADERS DES WOORDS. Davidisch of Salomonisch. Propagandaboekje voor de Ger. J. V. INGEZONDEN STUKKEN. KERKNIEUWS. Voor de Kinderen. LIEF en LEED. vereeniging voor krankzinnigen „Vrederust" te Bergen op Zoom. Ds. N. M. de Ligt behoorde met Ds. Don- ner en wijlen den heer De Kruvter tot de oprichters. Wat hebben wij zijn statige, grijze fi guur daar dikwijls tusschen ae andere be stuursleden kunnen aanschouwen. De Heere heeft ook Ds. de Ligt gebruikt om die stich ting tot den bloei te brengen, dien ze thans heeft Ze had zijn volle liefde. Met dank aan God willen we gedenken wat hij voor Vrederust heeft mogen zijn. Er was nog een arbeid, dien we in de bladen niet zoo zagen genoemd en die toch tot zijn liefste bezigheid behoorde. Ds. de Ligt was ook gevangenis-predikant, waarin hij ook ten zegen was voor breeder kring. Nog niet zoo lang geleden hoorden we in een particulier gesprek hem daarvan en kele wederwaardigheden vertellen, waaruit wij persoonlijk den indruk kregen, dat hij dit werk met groote liefde verrichte. Dankbaar willen wij dan ook gewagen, in gedachten staande bij zijn doodsponde, wat de Heere voor velerlei werk in Ds. de Ligt aan geheel kerkelijk Zeeland gaf. Zijn nagedachtenis zal tot zegening zijn. Het kan naar alle zijden geen kwaad te genwoordig eens aan het prachtige woord' van Matth. 18 15 herinnera te worden „Maar indien uw broeder tegen u ge- zondigd heeft, ga heen en bestraf hem tusschen u en hem alleen indien hij u hoort, zoo hebt gij uwen broeder ge wonnen." Calvijn teekent daarbij aan „Christus beveelt zijne discipelen el kander alzoo vergiffenis te schenken, dat zij zich tevens beijveren elkanders ge breken te verbeteren, iets dat met voorzichtigheid gedaan mloet wor den want niets is mloeilijker dan de mlenschen vrijelijk te bestraffen, en hen toch tegelijkertijd verschoonend te be handelen. Bijna allen vallen in één van deze twee uitersten zij misleiden elkander door vleierijen die doodelijk zijn, of ver volgen te gestreng, waar zij moesten genezen. Christus nu wil dat zijne dis cipelen die onderlinge liefde betrachten, die ver van vleierij is. Alleen beveelt hij ons onze vermaningen te matigen en te verzachten, opdat zij door te groote strengheid en hardheid die zwakken den moed niet benemen." Op de vermaning van Matth. 18 werpt deze aanteekening van Calvijn een treffenld licht. Zij zij ons allen op ieder terrein van harte aanbevolen l Omdat met het vraagstuk van den Zon dagsarbeid ook in Zeeland nog al eens ve len moeilijk zitten schrijf ik hier over wat ik in het Geref. Jongelingsblad van vorige week aantrof Vraag „ls het geoorloofd als Geref. persoon een betrekking hetzij bij rijk of ge meente te aanvaarden, waar Zondags dienst aan verbonden is Antwoord „Aan een „Geref. persoon" is geoor loofd, wat aan alle andere personen ge oorloofd is. En wat aan een Geref. persoon niet geoorloofd is, is ook anderen niet geoorloofd. Hoe vaak zullen wij het herhalen Er is niet tweeërlei maar slechts één zedewet voor alle menschen. Of een mensch zoo'n betrekking mag aanvaarden 't Hangt er maar van af of zijn dienst op Zondag tot de werken der noodzake lijkheid of der liefde behoort, ja of neen. De dominé en ae koster hebben ook Zondagsdienst. De boer en de veehou der ook Politieman en brandweer, dok ter en ziekenverpleegster, sluiswachter en beambte bij den verlichtingsidienst enz. enz. hebben veel arbeid, waaraan Zon dagsdienst is verbonden. De vraag blijft dus of bepaalde Zon dagsarbeid tot de werken der noodzake lijkheid of der barmhartigheid moet wor den gerekend." We zijn het daarmee ten volle eens. En vinden het een duidelijk antwoord. Hier blijven natuurlijk nog vragen te over. De een noemt noodzakelijk wat een ander heelemaal niet noodig acht. Maar wat het aanvaarden van een betrekking aangaat, dan achten wij het een groot voordeel dat er bij de politie en bij andere betrekkingen, die Zondagsarbeid mec"brengen, pfincipieele be lijders in functie» zijn bij wie orde en tucht, maar bij wie evenzeer de handhaving van het recht Gods ook op 't gebied van den Sabbath in de beste handen zijn. v. D. Onze Gereformeerde uitgever Kok te Kam pen gaf een brochure uit, die we van zeer groote beteekenis achten, en waarop we dan ook in deze rubriek de aandacht ves tigen. Ze is getiteld: „Davidisch of Salomonisch" en is geschreven door den bekenden Gere formeerden dichter Seerp Anema, een broer van Prof. A. Anema. Er klinkt in dit boekje een profetische toon. Daarin spreekt iemand, die zich van Godswege geroepen voelt te waarschuwen tegen de gevaren van dezen tijd en die nu zóó spreekt, dat men naar hem wel hooren moet en dat ook heel duidelijk uitkomt wat de boodschap is, die hij meent te moeten brengen. I Hij doet dat door te wijzen pp het on- derscheiüen karakter van het levenswerk en den levensgang van David en Salomo. Door David is Israël een nationaalstaat ge worden. Alle stammen werden metterdaad één volk. Zoo nam Israël een eereplaats in onder de omwonende volkeren. Bij "David stond in dat levenswerk Gods glorie bovenaan en de grootheid van zijn volk op de tweede plaats. De binnenland- sche problemen loste hij op vrome wijze op. Heeft hij Jeruzalem tot zijn hoofdstad gemaakt dan brengt hij daar ook de ark, en maakt die tot het geestelijk middelpunt van het rijk. Salomo mag dan ingaan tot de rijke er fenis van David. En de heerlijkheid van Salomlo wordt nog grooter dan die van Da vid. Maar heerlijkheid kan slechts door hei ligheid zoo worden gedragen, dat ze van bederf vrij blijft. En dat bederf, dat ook in Davids leven niet .ontbrak, wordt nu juist bij Salomo groo ter. Hij bouwt wel den schoonen tempel op Sion, maar op den berg der ergernis daar tegenover staan de altaren voor de afgoden van zijn vrouwen. Van de Theocentrische gedachte, die Sa muel en David bezielde, buigt zich Salomo lfantözaam af naar de lijn van Saul, de antropocentrische, waarbij de dynastieke be langen den doorslag geven. Israël, Gods volk, moet wijken voor de realpolitiek, gericht op de belangen der dynastie. Salomo wil Israël brengen in de internationale relaties van handel en cultuur. En zoo vervreemdt het eenvoudige volk van het koningshuis en komt straks de scheur in het volk tusschen Noord en Zuid. In het begin van Salomo's regeering ontving het koningschap zijn glans door den eeredienst van Jehovah, maar de bloedbeken van het slachtvee voor des Konings tafel worden straks grooter dan de beek van of ferbloed, die gestadig vloeit van de altaar- goten naar het Tvropoeondal. Alles gaat zich concentreeren om: den mensch, den miachtigen koning Salomo en de eenheid van het volk ligt straks gebroken. En dan trekt de schrijver een parellel tus schen den David- en Salomotijd en den onzen. In het werk van Dr. Kuvper ziet hij een sterk Davidische trek. De strijd van Bilder- aijK, na Costa, Groen van Prinsterer droeg even als die der Richteren, een locaal, veels- zins een partieel karakter. Kuvper's arbeid droeg een meer algemeen, nationaal karakter. Door de reformatie der kerk kwam de Ark des verbonds weer in het middelpunt. In de Vrije Universiteit stichtte hij de Davidsburcht. Door zijn politieken strijd maakte hij ruim te te midden van het tijdsleven uit de onge- loofsgedachte. Het volk, dat belijdenis doet van den Naam des Heeren, kreeg een po sitie, waarmee gerekend moest worden. Kuyper was wel geen dichter als David, maar gaf toch menigen proza-psalm. En altijd hield hij in zijn werk het volk vast. Zijn werk was theocentrisch. Evenals in Davids leven ontbraken ook in het zijne de fouten niet. Maar die fouten ra ken niet de kernen van zijn werk. Na de Davidische komt de Salomonische periode. Niet is ons nu gegeven een Salomb- figuur. De roeping van velen geeft hier een verzamelresultaat. En nu wreekt zich een fout van Kuyper, dat hij niet bleef aan de Vrije Universiteit, maar minister werd. Daardoor werd zijn we tenschappelijke arbeid afgebroken. Hij gaf ons geen dogmatiek. Toen hield op de recht- streeksche invloed op te vormen begaafde leerlingen. Toen kwam er verzwakking, die leidde tot het conflict, naar Dr. Geelkerken's naam! genoemd, geheel Salomonisch in zijn wezen, in zijn optreden Rehabeamsch onbeholpen en oppervlakkig. De dwaasheid van Rehabeam en de zijnen dreef de Kerk van Israël-Zuid' niet in hersteld, maar in ontsteld verband. In naam van wetenschap en cultuur werd gegrepen naar het Salomonisch despotisme door een anthropocentrisch gezinide groep. De Synode van Assen heeft het Davidische standpunt tegenover het Salomonische ge handhaafd God zij geloofd ongerept en onverzwakt. Daarmee zijn we niet klaar. De Chris telijke kunst moet haar roeping leeren ver staan en het anthropocentrische en egocen trische principe verruilen voor het Theocen trische. De Christelijke wetenschap mloetzich niet zoeken los te maken van de Theologie omdat de grondwaarheden van elke andere wetenschap aan de Godsopenbaring ontleend of getoetst moeten worden. Ons volk vraagt van zijn Universiteit de uitwerking van Kuv per's wetenschapsgedachte. Hij eindigt God beware ons voor den triomf der Salomonische praktijk. 1 i 17' Het lijkt ons toe, dat de schrijver hier een meesterlijken greep deed om ons dezen tijd te doen kennen in zijn gevaren en dui delijk aan te wijzen, waartoe we nu geroepen worden. Over de uitwerking van den parallel in onderdeelen is zeker verschil van gevoelen denkbaar. Maar dit neemt niet weg, dat, naar ons oordeel, de hoofdgedachte juist is. We danken den schrijver voor zijn woord en hopen, dat velen zich deze brochure zul len aanschaffen en bestudeeren. HEIJ. Het Bondsbureau te Amersfoort zond ons een boekje bedoeld als propagandaboekje voor de Ger. J. V. I Eigenlijk moest het niet noodig zijn ook op deze wijze daarvoor propaganda te ma ken. Maar het blijkt, dat dit toch gewenscht is. We hopen hartelijk dat het daartoe succes zal hebben. De arbeid van onze Ger. Jongel. Vereen, kan niet warm genoeg worden aan bevolen. In het verleden is daarvan een groote zegen uitgegaan voor ons kerkelijk, maat schappelijk en staatkundig leven. Om die vrucnt wenschen we dat deze boo mi groeie en bloeie en ook voor de toekomst nog rijke vruchten brenge. HEIJ. Buiten verantwoordelijkheid der Redactie. Middelburg, December '27. L. S. Ieder jaar wordt het Bestuur der Zon dagsschool tegen het Kerstfeest verblijd met een gave voor onderkleeding voor dfe be- om acht uur had vader z'n beste pakje aan getrokken en moeder haar mooiste muts op gezet. De thee was gezet en een groote scho tel met heerlijke koekjes stond op de gasten te wachten. Jan zat in een hoek stil een boek te lezen. Daar hoorde moeder de bel van den win kel al. Spoedig ging zij de genoodigden te gemoet en weldra zat men gezellig rond de tafel in de gezellige huiskamer. In 't eerst werd er over allerlei dingen gesproken, nieuwtjes, die er zoo in 't dorp waren, over 't weer, over de kerk en de politiek. Toen al die belangrijke onderwerpen wa ren afgehandeld, haperde het gesprek even en dit vond Ribbens een geschikte gelegen heid om over het onderwerp te beginnen. „A propos, meester, wat dunkt U wel van onzen Jan waagde hij. „Wat bedoel je vroeg meester, terwijl hij een blik in de richting wierp, waar de persoon in questie zat. „Ia, ziet U", begon Ribbens eenigszins verlegen, „we denken er over om Jan dokter te laten worden. De jongen heeft een goed hoofd en wij verdienen goed ons brood. Ik kan de kosten van de studie dus gemakke lijk betalen. Maar nu zouden we graag Uw oordeel eens vernemen." De meester keek plotseling heel ernstig. Een poosje zag hij voor zich. Toen zei hij, zoo vriendelijk mogelijk „Kijk eens, Ribbens, die vraag vind ik te ernstig om hier onder een kopje thee te hoeftigen onder onze Zondagsschoolkinderen. Ook dit jaar is dit weer zoo, hiervoor zijn wij zeer dankbaar, maar nu gebeurt het zoo dikwijls als de koude invalt dat zulke kin deren een manteltje of jasje aan hebben waar zij heelemaal uitgegroeid zijn, daar kun nen wij dan niets voor doen. Nu wilden wij zoo gaarne aan de moeders vragen als u het een of ander warme kleedingstuk hebt, wat nog goed bruikbaar is, geef het ons en wij zullen het goed besteden. Mejuffrouw Maljers, Korte Noordstraat 16, zal het gaarne in ontvangst nemen. Het Bestuur der Zondagsschool. TWEETAL TE Kampen J. Houtzagers te Reeuwijk. P. N. Kruyswijk te Vlissingen. BEROEPEN TE SurhuisterveenJ. H. Staal te Garrelsweer. HoogvlietH. Hoekstra te Zwartsluis. Ottoland: J. v. d. Leek cand. te Hoorn. SlikkerveerP. Prins te O:stwolde (Gr.) Delfshaven E. D. Kraan, te Vlaardingen. Djokjakarta: Th. Kuipers te Beilen. Amsterdam-Zuid J. Wijminga te Charlois. MakkumS. v. Dijken te Nieuweroord. Meliskerke D. Bremmer te Bruinisse-Oosterland. Watergraafsmeer (als hulpprediker)P. Warmen- hoven, cand. te Middelburg. Ooster-Nijkerk (Fr.)F. de Vries, cand. te Oegstgeest AANGENOMEN NAAR AalsmeerG. D. Kuiper te Kampen. ZaltbommelJ. v. d. Leek te Hoorn. OudewaterC. W. Keur te Heinkenszand. Poortvliet (als leerend ouderl.)K. de Vries te Oostzaan. Watergraafsmeer (als hulpprediker) P. Warmenhoven, cand. te Middelburg. BEDANKT VOOR HasseltD. Ringnalda Jr. te Leimuiden. Anna-Jacoba-Polder en Andel-Giessen-Rijswijk B. Telder te Vianen. Baarland, Helmond, PijnackerNootdorp, IJlst, Nieuwerkerk ad. IJsel, Velsen, Noord-Schar- woude, Opeinde, Kruiningen, Ambt-Vollenhove, Baambrugge en SellingenG. D. Kuiper cand. te Kampen. DelftC. W. Keur te Heinkenszand. Molenaarsgraaf-Brandwijk M. Wielemaker te Silvolde- Gendringen. Ottoland en WormerJ. v. d. Leek, cand. te Hoorn. WolvegaJ. H. Kamper te Drachten. MonnikendamH. W. v. d. Vaart-Smit te Zuid- Beierland. PuttenK. v. d. Veen te Schildwolde. ZierikzeeD. J van Katwijk te Oegstgeest. TijnjeH. Brinkman te Harmeien Afscheiden Intrede Herwijnen. Na een verblijf van 5*/j jaar nam ds. Brouwer Zondagnamiddag 4 Dec. afscheid van zijne gemeente wegens vertrek naar Heineoord. Tot af- scheidstekst was gekozen Hand. 20 82 „En^nu broe ders, ik beveel u Gode en den woorde zijner genade, die machtig is u op te bouwen en u een erfdeel te geven onder alle de geheiligde". Andijk. Zondagmiddag nam ds. F. C. van Dorp af scheid met een predikatie over 1 Petrus 510 en 11. Hij sprak naar aanleiding daarvan over de bevestiging der geloovigen en deed uitkomenten le. dat dit is een werk van Gods genade, ten 2e. dat deze be vestiging moet gezocht "worden in den door God ver ordenden weg, om ten 3e. Hem heerlijkheid te geven Naar aanleiding van verschillende vragen deelen' wij mede, dat een door ons geplaatst bericht ten onrechte den indruk heeft gewekt dat cand. F. de Vries nog geen beroep in overweging neemt. De 69-jarige emeritus-predikant ds. W. Pera geraakte Woensdagavond te Drachten, toen hij uit de nog in beweging zijnde tram van Heerenveen zou stappen onder de wielen. Ernstig verminkt werd hij opgenomen. Hg overleed bijna onmiddellijk aan de bekomen verwondingen. Ds. W. Pera werd 12 September 1858 geboren. In 1881 cadidaat geworden, verbond hij zich 13 Novem ber van dit jaar aan de gemeente te Scheemda In 1891 ging hij naar Hallum, om 9 jaar later het be roep van de Geref. Kerk van Soerabaja aan te nemen. Den 4den Juli 1920 ontving hg emeritaat en repa trieerde. Hg vestigde zich te Drachten (Fr.). Onder groote belangstelling had te Drachten zijn teraardebestelling plaats. Aan het graf werd het woord gevoerd door den predikant ds. C. J. Hakman, die, na de omstan digheden, waaronder de overledene het leven verloor, gememoreerd te hebben, er op wees, dat hier naast de stem des geweens plaats is voor de stem des lofs, des danks en der aanbidding, omdat God aan ds. Pera had gegeven eerst geloofsgenade, toen ambts genade en nu stervensgenade. Namens de Kerk van Soerabaja voerde de heer Toet, ouderling dier Kerk en met verlof hier te lande, het woord, om te getuigen van den arbeid door den overledene in Ned. Oost-Indië verricht. behandelen. En in geen geval spreek ik daar over, terwijl de jongen er bij is." En toen hij zag, dat het gezicht van z'n gastheer betrok, en er duidelijk teleurstelling in diens oogen te lezen was, liet hjj er pp volgen „Ik wil er liever eens over denken. Weet je wat Over een week komi ik eens even aanloopcn en dan gaan we er eens rustig over praten". Vaaer Ribbens was wel wat teleurgesteld. Vond in z'n hart, dat meester wel wat erg gewichtig deed, maar z'n mond zei toestem mend „Dat is dan afgesproken, meester Meester hield woord. Juist een week later kwam hij terug. Ribbens ontving hem in een kleine zijkamer. Weldra voegde z'n vrouw zich bij hen. „Ik heb eens over je vraag nagedacht, Ribbens", begon meester. „Ernstig nagedacht. Zie je, Jan kan goed leeren, als hij maar wil. Maar hij is heel spoedig afgeleid1. En nu ben ik zoo bang, dat hij z'n best niet zal doen op de Hoogere Burger School. In 't begin zal hij met veel ambitie zich op z'n werk werpen, maar ik vrees, dat het niet lang zal duren. En, als hij op school niet goed oplet en 's avonds niet flink z'n lessen leert, zal Jiij gauw achter raken. Daar bij komt nog iets. Je jongen heeft vele goede eigenschappen, maar hij heeft geen sterk karakter. (Wordt vervolgd.) XXVIII. Als Jan niet in de zaak ging, was er nie mand om vader later op te volgen. En bo vendien, die iongen zou flink z'n brood ver dienen. als nij bakker werdu Dat was wel zoo goed als zeker. Iedereen ging tegen woordig maar studeeren, vond ze. De we reld liep langzamerhand over van al die geleerdheid Vader echter dacht er heel anders over. Juist, omdat ze maar één jongen hadden, en omdat ze flink geld verdienden, konden ze hem wel laten studeeren, redeneerde hij. Studeeren kostte veel geld. Daaromi kon iedereen zijn kind niet naar de Hoogere Bur ger School sturen, maar zij konden het wel doen, want zij kondien net betalen. Hij, Ribbens, zou het zoo leuk vinden, dat z'n iongen dokter werd. Dr. Ribbens, dat klonk heel aardig voncf hij. En Jan kon immers goed leeren. Had hij niet altijd mooie rap porten Dikwijls hadden de ouders het voor en tegen van de studie overwogen, maar ze kwamen niet veel verder. Ze hadden er ook al eens met Jan zelf over gesproken en hem gevraagd, wat hij liefst wou bakker worden of studeeren. En de jongen had zich niet lang beraden, maar had met de meeste beslistheid geantwoord studeeren. „Studeeren", dat zou hij graag willen. Dan werd hij net als Gerard Nelsen. Die was het vorig jaar ook naar de stad gegaan om te studeeren en de eertse de beste vacantie, toen hij thuis kwam', had hij een boord om, een echte boord, net als groote heeren die dragen en een hoed op, zoo'n slappe deuk hoed. „O", had Gerard opgeschept, „in de stad is het toch zoo fijn Daar zie je zoo veel moois En vrij als je er bentGeen mensch die op je letJe kunt net doen, wat je zelf iwilt Toen Jan dat alles gehoord had, was hij vast besloten, dat hij ook ging studeeren, als z'n ouders het goed vonden. Daarom had hij de vraag der ouders ook met zoo veel beslistheid beantwoord. De ovei wegingen, die hem tot dat antwoord leidden, had hij echter stilletjes voor zich gehouden. In den laatsten tijd ging er geen dag meer voorbij, of vader en moeder spraken over de toekomst van hun kind. Tot een besluit konden ze echter niet komen. Tot op een morgen vrouw Ribbens tot haar man zei „Dirk, weet je wat we doen moesten We moesten den meester eens met z'n vrouw een avondje vragen, dan kunnen we metéén eens hooren, wat die van onzen Jan denkt." Dat vond vader Ribbens een prachtidée. En weldra was de invitatie verzonden endoor meester en z'n vrouw aangenomen, 's Avonds

Krantenbank Zeeland

Zeeuwsche kerkbode, weekblad gewijd aan de belangen der gereformeerde kerken/ Zeeuwsch kerkblad | 1927 | | pagina 2