Weekblad voor de Gereformeerde Kerken in Zeeland.
uit het woord.
41e Jaargang.
Vrijdag 9 December 1927.
No. 49.
RedacteurenDs. P. VAN DIJK te Serooskerke (Wf) en Ds. A. C. NEIJ te Koudekerke.
Persvereeniging Zeeuwsche Kerkbode.
WET EN GENADE.
Kerkelijk en Geestelijk Leuen.
Vergeet de weldaden niet!
Os. N M. de Ligt. f
RKBODE
Vaste medewerkers D.D. L. BOUMA, F. J. v. d. ENDE, B. MEIJER, F. STAAL Pin., en R. J. v. d. VEEN.
Abonnementsprijs:
Advertentieprijs!
per kwartaal bjj vooruitbetaling f 1,—.
Afzonderlijke nummers 8 oent.
15 oent per regelb'g jaarabonnement van
minstens 500 ragels belangrijke reduotie.
UITGAVE VAN DE
Adres van de Administratie:
Plrma LITTOOIJ OLTHOFF, Middelburg.
Beriohten, Opgaven Predikbeurten en Advertentiën tot Vrijdag
morgen 9 uur te zenden aan de Drukkers LITTOOIJ OLTHOFF
Spar\jaardstraat, Middelburg.
TELEPOON 2 8 8. GIRONUMMER 4 2 28 0.
Want de wet is door Mozes ge
geven, de genade en de waarheid
is door Jezus Christus geworden.
Dat was in Jezus' dagen altijd weer een
twistvraag, die er besloten lag in de tegen
stelling Mozes of Christus. De Sadduceën
hebben Jezus Mozes in den weg gezet en
de Farizeën hebben dat gedaan.
Na Jezus' Hemelvaart is die twistvraag
in Zijn achtergebleven gemeente opnieuw
telkens aan de orde geweest. De H. Geest
heeft ook in dit opzicht als geworsteld: met
de gemeenten Gods, als er daarin waren, die
Jezus te kort deden en Mozes te hoog ver
eerden.
Ook in Jezus' kerk in onzen tijd bestaat
die tegenstelling nog altijd door. Wanneer
de gedachte de zielen verleidt, dat de deugd
ten hemel voert. Of ook, wanneer veelheid
van goede werken of keur van vroimie ge
moedsgestalten de ziel moeten aangenaam
maken bij God.
Neen voorwaar, de tegenstelling tusschen
wet en genade heeft nog immer beteekenis,
ook voor onzen tijd.
Toch zou er in de Schrift wel iemand te
noemen zijn, die nog weer veel verder van
Christus afstaat dan Mozes. Het is Adam.
Adam en Christus dat is werkverbond en
genadeverbond. Maar Mozes en Christus be
dienen hun goddelijke bediening beide in
het verbond van Godsgenade. Ook Mozes.
Wij lezen in vers 14 het Woord Gods
is vleesch geworden en heeft onder ons
gewoond. Dat wonen Gods bij de mienschen,
daar is Gods Woord in Oud en Nieuw Tes
tament vol van. Dat zou naar de Schepping
het volle leven zijn. En als in het Paradijs
Adam en Eva dat verworpen hebben, dan
heeft God dat toch weer willen herstellen.
Hij wil weer woning komen maken. En
de Heere wil dat Zijn mcnschheid Weer bij
Hem zal wonen. Zoo heeft de Heere het
genadig willen doen gebeuren, op Sinaï
en in Bethlehem. Door Mozes en door Chris
tus. Daarin is er tusschen beide geen on
derscheid. Twee bedeelingen van het ééne
verbond van Gods genade, naar hetwelk
Hij weer tot de verlorenen komen wil.
Alleen maar: twee bedeelingen in
dat eene genadeverbond. God wil Wonen
bij de menschen. Waarom is Christus
Jezus niet aanstonds gezonden De wet van
Mozes is naar den Hebreërbrief de schaduw,
Kvaarvan het werk van onzen Zaligmiaker
het lichaam1, het wezen is. Waarom1 is die
schaduw niet achterwege gebleven, en het
lichaam, de zaak zelf terstond gekomen
Waarom is eerst de wet door Mozes ge
geven, en eerst na vele eeuwen de genade
en de waarheid, dat is de werkelijke wezen
lijkheid van wat het Oude Testament be
loofde, door Jezus Christus geworden
Maar immers Gods wonen bij de men
schen, dat kan op Sinaï nog niet. Om die
mienschen niet. Om hun zonde niet. Omdat
zij dus hun aangezicht hebben moeten af
wenden Wie is er, die bij een eeuwigen
gloed wonen kan Als de Heere komit, dan
brandt het oordeel. Als Hij den hemiel
scheurt en nederdaalt, dan versmelten de
bergen. Dit heeft Israël in de eeuwen tus
schen Mozes en Christus moeten leeren ver
staan Gods wonen bij ons en ons wonen
bij God is sinds en door onze zonde een
lo «mogelijkheid.
En dat moet nu Mozes' wet aan Israël
leeren. Vandaar al die vlamimige verschrik
kingen bij die wetgeving. Dat machtig uit
komen aan Gods verterende heiligheid, zelfs
als God nog maar in schaduwen en symbo
len nederkwani.
Neen de wet van Mozes is niet aan Is
raël, aan U gegeven, olm langs dien weg U
een woning bij den Heere te bereiden. Maar
juist opdat U gemeenschap zoudt hebben
aan oud-Israël, dat om1 Mozes riep en die
moest voor hen tot God gaan en antwoord-
miedebrengen. Opdat wij onze eigengerech
tigheid zouden zien, uit den burcht der zelf
voldaanheid zouden worden uitgedreven.
En toen is, God zij geprezen, de genade
en de waarheid van Gods wonen bij de men
schen door Jezus Christus geworden.
De wet der ceremoniën beeldde het af,
miaar verzoende niet één zonde nu is de
waarheid ervan door Jezus geworden. De
wet der zeden, bijzonder dus de tien gebo
den, dreef naar Christus uit alsnu is de
genade van Christus het, die naar God voert.
Daarom zegt ons dit apostolisch woord
zooveel in den Advent. Wat leven nog tal-
looze mienschen onder het juk van Mozes,
die daardoor dus Jezus oneer aandoen en
Zijn vrede van zichzelf ver wegdrijven. Die
nog altijd niet kunnen komen tot de aan
bidding van den Vader in geest en in waar
heid, maar hun dienst van God zoeken in
het onderhouden van de ceremoniëele wet,
van allerlei uiterlijkheid. Van die echt Oud-
Testaimientischc Christenen, die b.v. op het
punt van den Sabbath meer naar de Jood-
sche Rabbijnen, dan naar Zondag 38 van
den Catechismus leven. Alsof Joh. 1:17 nooit
geschreven was.
Of ook, die nog altijd weer in wetsvol-
brenging zien het middel, om zichzelf bij
God aangenaam te maken en zich een ge
rechtigheid daardoor in elkaar te timmeren,
alsof de genade niet door Jezus geworden
was.
Zoo is het met al onze zelfvoldaanheid,
die ons belet Kerstmis te vieren. In den
breeden Roomsch-Katholieken kring is het
almaar: goede werken, opdat ge daarmee
iets bij God verdienen mlocht Mozes Chris
tus' genade onteerd, de Kerstdag in we
zen gedood, ook al houdt men dien dag
aan. In het vrijzinnige Christendom' is het
altijd weer de onkreukbaarheid der deugd,
zooals nogal eens een goedimeenend mensch
den ander op zijn sterfbed tracht te „troos
ten" „ge hebt imimers nooit iemand kwaad
„gedaan, het zal met U bij God wel gaan
En och, wat huist het in ons aller ziel dat
aandragen van een grooten schat van blin
kende munt van eigengerechtigheid. Door
Mozes aan Christus trachten te ontkomen.
Hoe kunt ge nog jubelen op den Kerst
dag, als dat in U zich nog roert Hij is
een Koning van enkel genade Hij is juist
gekiolmen, omdat er bij mij' van God' niets
goeds is noch ooit komen kan.
Zelfs in de geestelijke zorg om onze ziel
blaast nog zoo licht deze duivel in. Gij
wilt vluchten, door het verblindend heilige
van Gods wet gedreven, onder den drang
van Gods Geest, naar Jezus Christus. Zelfs
dan wordt het nog gehoord maar dan moet
er toch eerst meer geschiktheid1 bij mij zijn,
om gezaligd te worden Dan moet eerst
toch dit kenmerk of dat kenmerk aan mij
gezien worden Dan moeten eerst godvruch
tige gestalten in mij openbaar worden? Weer
zijt gij Mozes een eind achterna. Gewan
deld Christus is de Verlosser door Z ij n
Genade, maar dan pok daardoor alleen.
Vlissingen. P. N. KRUYSWIJK.
Het bevreemdt me niet, dat er onder ons
zijn, die klagen over verachtering in de ge
nade, want er zijn verschijnselen in ons ker
kelijk leven, welke niet gunstig zijn. Op en
kele er van heb ik voor en na gewezen en
het zou verkeerd zijn, als men daarvoor ae
oogen sloot. Doch we moeten de schaduwen
niet donkerder kleuren dan zij zijn, wijl we
dan licht vergeten het vele goede, dat er
onder ons nog voorkomt en we ons dan over
geven aan mismoedigheid, welke onze kracht
verzwakt. Dezer dagen trof ine een verkla
ring, welke van orthodoxe en van vrijzinnige
zijde gegeven werd en welke in den laat-
sten tijd meermalen gehoord is. Zij komt
hierop neer, dat de Kerk in 't algemeen nog
gezocht wordt door de burgerij en een deel
van de aanzienlijken, miaar dat de werklieden
en de meer ontwikkelden haar mijden. Te
vens werd een poging gewaagd om te laten
zien, hoe dat zoo gekomen is. Het is goed,
dat men van verschillenden kant zich be
ijvert out duidelijk te maken, hoe het er
werkelijk piet ons volk uitziet en dat men
de toorzaken daarvan tracht op te sporen.
Wanneer m'en zich hierbij bepaalt tot den
algemeenen .toestand, dan ligt er veel waars
in deze opmerkingen, doch men moet daar
uit niet afleiden, dat de Kerk vrijwel geheel
buiten de werkliedenwereld staat. Dit is zoo
niet. Öp het platteland niet en ook in de
steden niet. Er zijn nog tal van werklieden,
die warm gevoelen voor het kerkelijk leven
en die het trouw steunen. Dit blijkt trouwens
ook wel uit de wijze, waarop de socialisti
sche vereenigingen de christelijke arbei
ders pogen te winnen, en tevens uit den
ijver, waarmee Patrimonium en andere ver
eenigingen opkomen voor dj Christelijke
grondslagen van de maatschappij. Er is nog
een hecle schare, die belijdt, dat we boven
alle dingen moeten zoeken het Koninkrijk
Gods en zijn gerechtigheid. Dat de brood-
vraag veler hoofd en hart bezig houdt, is
waar, en het is jam'mer, dat zij te veel den
mensch in beslag neemt, wie zou dit wil
len ontkennen.
Doch ik wil thans een begin maken met
de uitvoering van mijn voornemen en even
de historie laten spreken. Het lijkt me toch
toe, dat we gedenken moeten den weg, waar
langs we gekomen zijn en dan zullen we
crkentelijker zijn voor wat we ontvingen.
Ik ga ruim een eeuw in 't verleden terpg,
en we vragen, hoe zag het er destijds uit
Bekend is net, dat het uiterlijk met het ker
kelijk leven er nog al goed voor stond.
Bijna heel ons volk was nog aan de een of
andere Kerk verbonden. Al de kinderen—be
halve die der doopsgezinden werdien ge-
doopt. Maar het is ook bckepd, dat het ra-
*1 tionalismc in meerdere of mindere mate over
al was doorgedrongen. De Theologische pro-
j fessoren legden zich niet meer toe op de
verdieping en de ontwikkeling van de God
geleerdheid. Zij waren veeleer bezig om haar
in overeenstemming te brengen met wat toen
tertijd begeerd werd. Zij loochenden niet
rechtstreeks deze of gene waarheid, miaar zij
beoordeelde ze naar wat de menschelijke redle
er van dacht. Al wat den natuurlijken mlensch
ergeren kon, trachtten zij te verwijderen en
schikten zich naar de uitspraken van de
\vijsbegeerte. Het lag voor de hand, dat
hun leerlingen, als zij later als predikanten
optraden in de Kerken, in hun voetspoor wan
delden. Zij moesten evenwel voorzichtiger
zijn, aangezien er op elke plaats nog wel
enkelen waren, die het verstonden, wanneer
afwijking van de oude belijdenis duideliïjlk
aan 't licht kwam. Langzaam aan, anders
zou de lijn wel eens kunnen breken. Het
is dan ook niet te zeggen, in welke woor
den men zijn gedachten zocht te verbloemen
en altijd predikte men, dat men elkander
moest verdragen. De meesten vonden het
goed. Als hun gevraagd werd, of zulk een
prediking wel goed was, dan zeiden zij, dat
als ieder slechts de helft deed van wat de
dominé vroeg, het wel schikken zou. Het
aantal plaatsen, waar een zuivere en volle
dige bediening des Woords was, werd steeds
kleiner, en zij die ander voedsel voor hart
en hoofd begeerden en het zochten in de
lezing van boeken uit een vroegere periode,
werd steeds grooter.
Intusschen drongen uit Frankrijk de denk
beelden van de Encvclopadisten, van Rous
seau, Voltaire en andere ons land binnen en
vonden er gereeden ingang. Dc revolutie met
haar schoone leus „vrijheid, gelijkheid en
broederschap" wekte bij velen hier bewon
dering en de vrijheidsboomen kwamen in
trek. En niet lang duurde het ol de Fransche
soldaten vielen over 't ijs ons land binnen
en wilden hier ook graag meehelpen om ons
volk te doen deelen in de weldaden van den
nieuwen tijd. Onze stadhouder Willem V
moest wijken en naar 't oordeel van hen,
die het evangelie uitgeruild hadden voor de
boodschap, welke de revolutie bracht, brak
nu de dageraad door de wolken heen. Met
geestdrift werden de vreemden als broeders
binnengehaald en men verheugde er zich
over, dat weldra alle oude banden verbroken
zouden zijn. Men verbaasde er zich over, dat
men zoolang het juk had gedragen en dat
men al dien tijd blind was geweest. De ver
andering was dan ook zoo groot, dat men
er zich ternauwernood rekenschap van geven
kon. Flet werd een lust om: te leven en de
volkeren zouden voortaan in vrede met el
kander wedijveren ,om het goede en het
schoone te verkrijgen. Er was nog plaats voor
de Kerk, als zij maar meezingen wilde het
nieuwe loflied, dat nu uit vollen borst werd
gezongen.
De dagen van opgewonden vreugde snel
den haast voorbij De eerste Napoleon ver
scheen op 't tooneel. Hij beteugelde de re
volutie, zonder haar beginselen te verloo
chenen. Hij klom van trap tot trap hooger.
Weldra luisterde heel Frankrijk naar zijn
woord pn zijn doel was om ons land het
was in zijn oog anders niet dan een aan-
slipsel der Fransche rivieren te miaken
tot een provincie van zijn gebied. Onze zonen
moesten strijden onder zijn banieren en onze
jonge mannen moesten vrouw en kinderen
vaarwel zeggen om1 het leven te offeren voor
de grootheid van dezen geweldige. Handel
en scheepvaart kwijnden landbouw en vee
teelt brachten geen welvaart meer. Het werd
steeds donkerder en de bedwelming week.
De oorlogen, welke steeds heviger woedden,
deden hun invloed gelden. Wat was er nog
overgebleven van de beschouwingen des on-
geloofs De schoone zeepbellen, welke een
tijdlang door hun frissche kleuren het oog
bekoord hadden, braken tegen de harde wer
kelijkheid. De enthousiaste predikers van de
nieuwe theoriën zwegen, want elke grond
ontzonk aan hun wet en ons volk zat beroofd
van zijn energie en doffe moedeloosheid neer
bij de puinhoopen van vroegeren voorspoed.
Het bleek, dat alle wijsheid van het ongeloof
niet bestand was tegen den feitelijken toe
stand.
Hoewel we nu nog deernis kunnen ge
voelen met ons misleid volk in die dagen,
toch was het goed, dat het door pijnlijke er
varing weer ontwaakte uit zijn roes. Ons
voorgeslacht had zich schuldig gemaakt, door
de wet cn het getuigenis, niet in eere te
houden, wat meer zegt dan den sprinkader
des levens en waters te verlaten en het was
dus niet vreemd, dat God' een Napoleon ver
wekte, welke Hij als een geesel gebruikte
om dc Christenvolken wegens hun afval te
tuchtigen. De storm dier tijden was ontzet
tend en heeft schrikkelijke verwoesting aan
gericht, maar hij heeft ook menige hoogte,
welke zich verhief tegen de gehoorzaamheid
aan God en tegen de kennis van Jezus Chris
tus neer geworpen. Het kwam uit, dat een
g<xlsdienstig vernis over het menschenleven
niet bestand is, als de oordeelen God's op
aarde zijn en dat de wijsheid dezer wereld
ons geen brood kan bereiden tegen den die
pen honger van ons hart. Van achteren zeg
gen we die harde slagen waren niet alleen
verdiend, maar zij waren heilzaam om de
volken weer van hun denkbeeldige hoogten
neer te werpen en tot zichzelf te komen. Zij
waren zelfs een verademing voor hen, die
reeds geruimen tijd: hadden gevraagd hoe
lang zal het nog duren, vóór Gij opstaat öm
ons uit de verdorring te verlossen en ons
weer ruimte te maken, dat wij Uwen Naam
kunnen loven. Er waren er ook toen, wier
ziel reeds lang uitzag naar betere tijdien en
naar ontwaking uit de droom, waarin zoo-
velen bevangen w aren. Zij begrepen, dat het
net, dat hun schreden belemmerde, eerst ge
scheurd moest worden. Zelfs in die bange
dagen werd! hun geloof versterkt en hoopten
zij, dat God' uitkomst zou schenken. Het
tranenzaad, dat het leven zoo bitter maakte,
heeft metterdaad vrucht gedragen.
Ofschoon de Kerk in groote verdrukking
nog eenigen tijd verkeerde, toch zou ook
zij met nieuwe olie overgoten worden. Daar
over Jater bij welzijn.
BOUMA.
Het doodsbericht van den ook in Gere
formeerde kringen hooggeachten Middel-
burgschen predikant in de Hervormde Kerk
trof ook ons als de tijding van een droef
verlies.
Velerlei Christelijke actie brengt Gerefor
meerde en Hervormde menschen met elkan
der voortdurend in aanraking. Speciaal js
dit in Zeeland het geval met onze schoone