Het gesol met de jongeren
KERKNIEUWS.
Officiëele Berichten.
Voor de Kinderen.
LIEF en LEED.
zoo vaak, ook in dit verband gesmade
kerkbodes", uit schrijver den wensch,
dat „de houding van een groot deel van
„ons Geref. volk, dat ondanks opkomend
„wantrouwen toch zijn roeping ten op
zichte van de V. U. bleef verstaan en
„vervullen, moge navolging vinden ?ij
„de vier docenten, dat ook zij' leeren in
zien wat hun als docenten aan onze
„V. U. betaamt." De schrijver vervolgt,
dat deze heeren „door hun zich afschei-
„den van de Geref. kerken pijn gedaan
„(hebben) aan het overgroot deel van
„de menschen, die onze V. U. in stand
„houden."
De „4 heeren moeten goed' verstaan,
„dat zij door hun houding dat volk een
„klap in het aangezicht gegeven hcb-
„ben". Aan de verklaring van den heer
Colijn te Rotterdam in 't vorig jaar,
„dat bij de betrokken docenten geen af-
„wijking viel te constateeren van de pn-
„der ons algemeen geldende Schriftop-
„vavtting", zegt ds. Heij „hebben we
„nu niet genoeg meer." Hij stelt dan
ook „de klemmende vraag „hoe is het
„mogelijk te staan op den dogmatiscnen
„grondslag van Assen en lid te zijn van
„een kerkverband, dat dien grondslag
i „afwijst
Uit al deze bewoordingen
b 1 ij k t d u i d e 1 ij k, dat d s. Heij
bepaaldelijk eischt, dat de 4
heeren terugkeeren tot de Ge
ref. kerken, of, zoo als hij het
uitdrukt, „mogen behooren tot
het volk, „dat den Heere
vreest", en zooals hij nog eens
herhaalt, dat zij met „de gave, die hun
„geschonken werd", mogen „woeke
ren in gemeenschap met het
„volk, dat den Heere vreest."
Ziezoo, nu weet mén het. De 4 do
centen hebben öf spoedig terug te kee-
ren tot de Geref. kerk en te verlaten
hun kerkelijke gemeenschap, waar men
blijkbaar den Heere niet vreest, öf
zij moeten van de V. U. worden verwij
derd. Zij staan het voortbestaan en in
ieder geval de uitbreiding der V. U. in
den weg. Het is beter, dat deze vier
worden opgeofferd, dan dat de geheele
V. U. verloren ga. Voorwaar een prin-
cipiëele eisch.
o
We zijn twee-en-een-halve maand ver
der. De heer Colijn komt 5 Oct. a.s.
te Middelburg spreken over de uitbrei
ding. Ds. Heij zal hoogstwaarschijnlijk
als Voorzitter van het Prov. Comité van
Zeeland die vergadering hebben te pre-
sideeren. In de Z e e u w s c h e Kerk
bode van 6 September 1.1. roept hi.i
eiken Zeeuw van Geref. huize op die
vergadering bij1 te wonen1, ten einde ge
prikkeld te worden tot „verhoogde actie."
Nu zal men zeggen De vier docen
ten hebben in dezen tusschentijd nu ze
ker voldaan aan den eisch van ds. Heij
en zijn tot de Geref. kerk van Amster
dam-Zuid binnen het verband terugge
keerd Anders zou ds. Heij de actie
toch niet zoo krachtig kunnen steunen
Neen, cr is wat anders gebeurd. Ds.
Heij heeft zich bezonnen. Hij schrijft n.l.
in de Zeeuwsche Kerkbode van
16 Sept. 1.1. „Laat het zijn, dat de
„houding van enkele professoren enkele
„dubia doen rijzen. Meer dan dubia zijn
het dan toch nog niet."
Vanwaar die ommekeer Is er een
consigne bij ds. Heij gekomen om zich
te matigen We weten het niet. Wel
zien we, dat een Kerkbode-redacteur, te
vens Prov. Directeur der Ver. voor H. O.,
in Juli de Geref. menschen opzweept
tegen de 4 „afgescheiden" docenten der
V. U. en 2 maanden later met het meeste
gemak diezelfde menschen weer apai
seert, zonder dat er in dien tijd iets
met die 4 docenten is voorgevallen. Met
een hebben we nu een antwoord op dé
vraag Wie brengt toch dat wantrouwen
in de wereld
Wat zijn er onder de voorstrijders van
Assen toch, die uitmunten in princi-
p i e 1 optreden Ieder onbevooroor
deeld toeschouw er zegt met mijZij
munten uit in k ron k e 1 va a r di g-
heid, der slangen eigen.
Wanneer we nu bij deze acte van be
schuldiging enkele aanteekeningen gaan ma
ken beginnen we met wat de neer L. v. A.
Schrijft in dezen zin
„Uit al deze bewoordingen blijkt
d u i d e 1 ij k, dat Ds. Heij bepaalde-
1 ijk eischt, dat d'e 4 heeren terug
keeren tot de Geref. kerken
of, zooals hij het uitdrukt„mlogen be
hooren tot het volk dat den Heere vreest"
en zooals hij nog eens herhaalt, dat zii
met „de gave, die hun geschonken werd"
mogen woekeren in gemeenschap met
het volk, dat de Heere vreest.
Ziezoo nu weet men het. De 4 dt>-
centen hebben öf spoedig terug
te keer en tot de Geref. kerk
en te verlaten hun kerkelijke gemeen
schap waar men blijkbaar den Heere
niet vreest, öf zij moeten van de V.U.
worden venvijderd. Zij staan het voort
bestaan en in ieder geval de uitbreiding
der V. U. in den weg. Het is beter,
dat deze vier worden opgeofferd, dan
dat de geheele V. U. verloren ga. Voor
waar een principiëele eisch."
Bij deze redeneering verzoeken we onze
lezers in het oog te houden de beschuldi
ging van kronkel vaardigheid, 'die
hieruit zou blijken, dat we eerst allerlei
bezwaren inbrachten tegen de 4 heeren,
en nu toch, terwijl die heeren niet voldaan
zouden hebben aan den gestelden eisch, o p-
wekken tot verhoogde actie voor de V.U.
Het één zou in strijd zijn met het ander
Maar het is hier Zooveel bew eringen,
zooveel onjuistheden.
Wij hebben nooit den eisch gesteld dat
de 4 heeren zouden terugkeeren tot de Ge
ref. kerken. Wanneer de heer L. v. A. zegt
dat dit „uit al die beweringen duidelijk
blijkt" doet hij aan inlegkunde.
Wij hebben ook nooit gezegd, dat wij, wan
neer de 4 heeren niet deden naar onzen zin,
wij dan de V. U. zouden loslaten, en de
actie voor haar zouden staken. Wij hebben
de V.U. veel te lief om haar los te laten voor
duidelijk gebleken zou zijn, dat zii
niet meer te handhaven was. Dat is wel
het standpunt van velen in den kring van
„W. en G.", die zeggen wij willen af
wachten het besluit over art. 2 der statuten,
voor we bepalen gaan of wij meedoen aan
het uitbreidingsplan. Maar dat is ons stand
punt niet.
Wij hebben ook nooit beweerd, dat alleen
in de Geref. kerken het volk is dat den
Heere vreest. Dat maakt de heer L. v. A.
er wel van. Maar dan maakt deze jurist oip
advocaten-manier zich schuldig aan ver
draaiing van onze woorden. In het verband,
waarin die woorden voorkomen, wezen we,
met aanhaling van 1 Cor. 12 30, op het or
ganisch verband tusschen hoofd en le
den, tusschen allen, die den Heere vreezen.
Daarin bespraken we dus de zaak zoo al
gemeen mogelijk, en niet in verband
mict eenige kerk. Daarin vroegen we niet
meer .dan, dat degenen onder de geleerden,
die den Heere vreezen, het contact zullen be
waren met de eenvoudigen, die den Heere
vreezen, en dat zij door de vreeze des Hee
ren hun weg zullen laten bepalen.
Er zou sinds we dat artikel in Juli schre
ven niets veranderd zijn, en daarom
zou onze opwekking nu, om het uitbrcidings-
fonds te steunen alleen te verklaren zijn uit
groote kronkelvaardigheid, door een consigne
dat we ontvingen. Ahveer onjuist
Zeker, de 4 heeren zijn niet tot de Geref.
kerken teruggekeerd maar dien eisch heb
ben we ook nooit gesteld als voorwaar
de om voor de V. U. te blijven werken.
Maar tusschen die twee data ligt toch
wel de Universiteitsdag in Arnhem, en de
daar afgelegde verklaring der 4 heeren Als
grondslag voor hun onderwijs erkennen zij
dus de Gereformeerde beginselen waartoe
wel in de eerste plaats behoort het volstrekte
'gezag der Heilige Schrift. Zij hebben er
steeds naar gestreefd daarbij uit te gaan van
de onder ons algemeen geldende Schriftbe-
beschouwing, zooals uie met name
door de hoogleeraren A. Kuyper,
J. Woltjer en Bavinck ontwikkeld
i n." Zij wilden daar nog bijvoegen „dat,
als bij hun onderwijs ooit ter sprake mochten
komen de punten waarover het kerkelijk ge
schil ontstond, zij nimmer bezwaar hebben
gehad en ook nu nog niet hebben, zich daar
bij aan de letterlijke opvatting te houden."
We kunnen het dunkt ons hierbij
wel laten. Misschien zal mien het nu kunnen
verstaan, dat we wel wat geschokt zijn in
ons geloof aan het „fijne rechtsbesef", dat
alle juristen zou eigen zijn en dat we „dén
grenzeloozen afkeer van alle verdacht
making" waarop sommigen zich beroemen
binnen nog al nauwe grenzen beperkt
zien. De heer L. v. A. zou recht hebben ge
had tot een beschuldiging van „kronkelen
als een slang", wanneer hij had kunnen aan-
toonen, dat we eerst den eisch hadden ge
steld van terugkeer der 4 heeren als voor
waarde voor ons verder propageeren voor
de V. U. en dat we, nu ineens dien eisch
stilletjes loslieten en toch gingen ijveren voor
het uitbreidingsfonds. En nu moet wel een
omhaal van woorden dienst doen om zoo'n
indruk te wekken, maar daarvan bestaat schijn
of schaduw voor wie onbevooroor
deeld leest.
Naar ons beste weten hebben we in alles
wat we over deze zaak schreven steeds één
rechte 1 ij n gevolgdeen lijn, die ons
werd aangegeven door de begeerte de zaak-
van onze V. U. en haar uitbreiding te bevor
deren. Aan die bevordering stond naar
ons oordeel in den weg de handelwijlze
der 4 heeren. Daarom zochten we hen te be
wegen dat groote bezwaar uit den weg te
ruimen. Voor die bevordering is noodig een
krachtige actie onder ons volk daarom wek
ten en wekken we daartoe op. Daarom wek
ken we daartoe te méér op omdat we nog
op dien weg der uitbreiding bezwaren ont
moeten, al zijn die dan niet zöö groot meer
als in het vorig jaar. Broeders cn Zusters,
houdt de V. U. vast en geeft mildelijk voor
het uitbreidingsfonds.
Het gesol met de jongeren is weer in vol
len gang en door de Anti-Assen leiders wor
den ze op allerlei manier gevleid, om toch
maar die banier te volgen.
Dat gaat dan op deze manier Gij jonge
ren zijt op de Synode te Groningen op gru
welijke wijze beleedigd in verschillende uit
spraken van mannen als Dr. Dijk, Ds. Schou
ten, Prof. Lindeboom, Prof. Honig. Die heb
ben immers gezegd, dat gij nog zoo weinig
weet van de Gereformeerde leerdat gij
eerst maar eens moet bestudeeren wat we al
Rebben vóór gij gaat vragen naar meer.
Laat u niet beleedigen, maar komt tot ons.
Het vermakelijke bij dat alles is dat hier
zoo maar jongeren met jongeren vereenzel
vigd worden, terwijl er toch een groot on
derscheid tusschen die beide is. Daar zijn
n.l. „jongeren" tusschen aanhalingsteekens
en jongeren, zonder aanhalingsteekens. De
laatste zijn onze jonge menschen, die voor
een groot deel gaarne de leiding volgen van
mannen als Dr. Dijk en Ds. Schouten en niet
alleen getrouw de catechesaties bijwonen
maar ook in hun Jongelingsvereenigingert
onze belijdenis met elkander onderzoeken en
bestudeeren. En de „jongeren" (mét aanha
lingsteekens) is een heel ander gezelschap.
Daar zijn er bij van over de vijftig en met
grijze hoofden. En daar zijn er ook heel wat
bij, die niet uitblonken door trouw cateche-
satiebezoek en zich veel te hoog achtten voor
een jongelingsvereeniginge n bij wie de ken
nis van de Geref. leer metterdaad niet bijster
groot is.
Als men deze eenvoudige onderscheiding
maar in het oog houdt, zakt heel het rumoer
over de beleedigde jongeren ineen als een
ballonnetje dat op een speldepunt stoot.
HEIJ.
TWEETAL TE
DelfshavenA. J. Bouma te Wanswerd.
G. J. Goede te Voorthuizen.
HouwerzijlP. Boes, te Beetgum.
K. Holwerda te Westerlee
BEROEPEN TE
Doorn J. L. v. d. Wolf te Kralingen.
DeventerB. H. de Zwart te Twijzel.
ArumB. Ramaker te Ten Post.
Tzum, Hijlaard en Anna Jacoba Polder: A. Mout
cand. te Rotterdam.
AANGENOMENNAAR
Gees: P. Melles cand. te Groningen.
de Weduwe Kodde voorbijkwamen. De We
duwe Kodde bewoonde een heel klein huis
je. Veel ruimte had ze echter ook niet noo
dig, want, als ze thuis was, was ze altijd
alleen. Maar meestal was de woning over
dag geheel verlaten, want dan werkte vrouw
Kodde bij anderen en voorzag zoodoendé
in de allernoodzakelijkste behoeften. Veel ver
diende ze niet, maar ze had ook slechts weinig
noodig. En ze was tevreden Ze had in haar
leven al veel moeilijkheden ondervonden,
maar, hoewel ze wist, dat het uitnemendste
in dit leven moeite en verdriet is, zette ze
toch altijd een opgeruimd gezicht en, als de
menschen zich er over verwonderden, dat ze
altijd zoo vriendelijk keek, terwijl ze het toch
zoo arm en eenzaam had, vroeg ze heel ver
genoegd
„lk, alleen Nooit ben ik alleen, men
schen. De lieve Heer is altijd bij mij. Hij ver
gezelt me, waar ik ook ga en 's nachts w'aakt
hij over mij.
Arm Ik, arm Jullie weet er niets van.
Want ik heb een schat in den hemél.
'k Weet, dat ik het eigendioinr van Jezus
ben en dat maakt me gelukkig. En als ik
aan de toekomst denk Aan de heer
lijkheid, die mij wacht in het hiernamaals,
dan zou ik wel altijd kunnen zingen en dan
sen van vreugde, zoo oud, als ik ben.
„Een Christen", voegde ze er dan aan
toe, „behoorde altijd vroolijk te zijn. De we
reld moest jaloersch zijn op hen, die God
waarlijk liefhebben."
's Zomers zat ze graag na haar moeivol
BEDANKT VOOR
GenemnidenP. Boes te Beetgum.
Katwijk aan Zee W. E. Gerritsma te Oudega (Small).
Baambrugge, Baarland, Gapinge-Vrouwepolder, Kiel-
windeweer. Oosterzee, Opende (Fr.) en "Waardhuizen
P. Mcllcs cand. te Groningen.
Schoonrewoerd en Fijnaart D. Bremmer te
Bruinisse-Oosterland.
Middelburg C. W. Keur te Heinkenszand.
AalsmeerL. E. Smilde te Haastrecht.
Watersgraafmeer. Na des morgens door dr. W.
Harrenstein, van Amsterdam, bevestigd te zijn met
een predikatie over 2 Tim. 2 :-57, deed ds. J. D.
Boerkoel in een stampvol kerkgebouw zijn intrede in
de Kerk te Watergraafsmeer. Tot tekst had hij ge
kozen 1 Joh. 5 4 het laatste gedeelte„En dit is
de overwinning, die de wereld overwint, namelijk ons
geloof".
De heer J v. d. Leek is door de Classis Enk
huizen praeperatoir geëxamineerd. Met algemeene
stemmen is hem toestemming verleend om te staan
naar den Dienst des Woords bij de kerken in Ne
derland.
Prof. dr. J. Waterink verzoek ons te melden,
dat zijn adres niet meer is Raadhuisstraat 52 zoo
als het Jaarboek der Geref. Kerken nog aangeeft
maar Vossiusstraat 26, Amsterdam.
Ds. W. de Jong, emeritus predikant van de Kerk
van Dalfsen, verzoekt ons mede te deelen dat zijn
adres thans isWeg naar Laren 73, Zutfen.
VERGADERING van den Kerkeraad (breed)
13 October 1927.
Opening op gebruikelijke wijze.
Tegenwoordig 39 brs.
Praeses richt eenige hartelijke woorden tot ds.
Scheele, als gast tegenwoordig.
Verschillende zaken worden met ds. Scheele ge
regeld in betrekking tot zijn overkomst.
Woensdagavondcomm. Doopaanvrage toegestaan;
attestatie verleend en ook eenige ingekomen doop-
attesten en attestaties aanvaard.
Een verzoek tot afleggen van geloofsbelijdenis toe
gestaan. Een zuster vraagt tot onze kerk over te
komen. Verschillende doopattesten verleend.
Br. Riemens vraagt en verkrijgt ontheffing wegens
vertrek naar St. Laurens met ingmg van 1928.
De bespreking der groslijst voor ouderlingen en
diakenen wordt voortgezet.
Volgende week vergadering van den Kerkeraad (smal).
Dankzegging. Sluiting. De Kerkeraad.
Ds. J. H Telkamp van Middelburg heeft met be
williging van zijn Kerkeraad besloten, om niet in een
opzettelijk daarvoor bestemden eeredienst afscheid te
nemen van zijn gemeente, doch dit te doen aan het
einde van den laatsten eeredienst in elk der drie kerk
gebouwen, respect. Zondag 20 en 27 Nov. Zijn be
vestiging te Utrecht, onder leiding van ds. P. Ch. v.
d. Vliet, pastor loei, zal D. V. plaats hebben Zondag
11 Dec, terwijl hij zich aan zijn nieuwe gemeente zal
verbinden D V. Donderdagavond 15 Dec. Hij hoopt
van de kerken in de Classis Middelburg afscheid te
kunnen nemen op haar eerstvolgende vergadering.
Heinkenszand Zondag 1.1. werd de gemeente
alhier grootelijks verblijd, doordat zij uit den mond
van haren geliefden Herder en Leeraar ds. C. W. Keur
mocht vernemen, dat hij voor de rceping naar de
Geref. Kerk te Middelburg had bedankt.
Bekrone de Heere dit besluit met Zijnen zegen.
Namens den Kerkeraad,
L. van Vessem, Scriba.
Vacaturebeurten in de Classis Zierikzee
gedurende Oct., Nov. en Dec. 1927.
GEERSDIJK.
20 November Ds. v. d. Ende.
18 December Ds. Staal.
HAAMSTEDE.
30 October Ds. v. d. Ende.
18 December Ds. J. v. Tol.
NIEUWERKERK.
23 October Ds. J. v. Tol.
13 November Ds. Hoek.
WISSENKERKE.
30 October Ds. J. de Boer.
27 November Ds. Staal.
ZIERIKZEE.
27 November Ds. J. de Boer.
11 December Ds. Hoek.
Op last van de Classe,
Z. Hoek.
KORT VERSLAG van de vergadering der classis
Zierikzee op 12 Oct. 1927.
1. De praeses opent de vergadering en gaat voor
ii gebed.
2. De credentiebrieven zijn in orde.
3. Het moderamen constitueert zich als volgt
werk op de bank onder den grooten pere
boom. En als de vruchten aan dien boom dan
rijpten en al zachter en sappiger werden,
kon ze daar heele tijden naar zitten kijken.
Die boom, daar was ze trotsch op. Die zou
ze voor geen geld in de wereld willen mis
sen. En als de vruchten rijp waren, dan zocht
ze de zachtste en mooiste uit en bracht die
naar de één of andere zieke. En dan was ze
blij, dat ook zij nog iets kon missen en met
het weinige, dat ze had, het leven kon oi>
vroolijken, van hen, die. leden.
Die boom dan stond in het tuintje, vóór
het huis, vlak aan den weg. Toen de jon
gens op dien Woensdagmiddag dan voorbijs-
kwamen, waren de vruchten bijna rijp. Den
vorigen avond had vrouw Kodde nog bij
zichzelf gezegd, dat zij ze spoedig kon pluk
ken. De jongens keken er naar en de vruch
ten lachten hen toe.
„Hè, ik zou er best een lusten, dat zou
goed voor den dorst zijn", merkte Jan op.
„Ja, ik ook wel", antwoordde Karei.
„Zal ik er een paar afplukken vroeg Jan.
„Maar Jan, dat mag toch niet, ze zijn toch
niet van ons en als we ze wegnemen, dan
stelen we toch", merkte Karei op.
„Stelen Wel jö, je bent niet goed. Een
f>aar peren wegnemen i s geen stelen. Ste
en is, als je geld wegneemt uit de lade van
onze bakkerij. Of, als je een brood wegkaapt".
Hiertegen wist Karei niet veel in te bren
gen. Die peren lachten hem dan ook zoo te
gen En hij had zoo'n dorst.
(Wordt vervolgd.)
XXI.
Shnion was juist in de keuken en schrok
er van. Haastig liep hij naar de deur om te
zien, wat er aan de hand was. Nauwelijks
had hij opengedaan, of hij voelde een hevi-
gen ruk aan den arm en voor hij recht wist,
wat er gebeurde, stond hij midden op den
weg. Toen liet Jan hem los, keek hem met
vlammende oogen aan en schreeuwde zijn
vijand toe „Jij lage, geineene slungel, durft
te vechten tegen jongens, die zich niet kun
nen verdedigen, nc Vechten wil je hè
Goed, nu kan je vechten. Kom nu op, als je
durft
Maar Gerrit had geen zin om te vechten,
keek doodsbenauwd rond en riep toen zoo
hard hij kon „Moeder, help
Toen was Jan op hem losgevlogen en had
hem gebeukt cn getraptBlind van woede
had hij hem in z'n haren gegrepen en er
aangetrokken, tot Gerrit het uitgilde van de
pijn.
En toen Gerrit zich eindelijk had losgerukt
en de gang in vluchtte, was hij hem ook
daar nagerend en had hem weer gegrepen
en geslagen. Toen was echter de moeder
van Gerrit op het lawaai afgekomen en met
de luiwagen in de hand had ze Jan de deur
uitgewerkt en deze toen spoedig op het slot
gedraaid. Jan had nog tegen de deur getrapt
en gescholden en gedreigd, dat hij Gerrit
morgen wel zou krijgen, als hij het hart
had om op school te komen Eindelijk was
hij naar huis teruggekeerd. De schrammen,
die hij had opgedaan, voelde hij nauwelijks.
Zijn woede bekoelde langzamerhand bij de
gedachte, dat hij z'n vriendje gewroken had
Toen hij bij Karei kwam, had hij dezen nog
erg verdrietig gevonden, maar toen had hij
verteld, hoe hij „dien valschen gluiperd" had
getractcerd. En hij had z'n vriendje beloofd,
dat hij hem nu nooit, neen nooit meer
alleen op straat zou laten En Karei had door
z'n tranen heen geglimlacht tegen Jan.
Toen Jan thuiskwam, had hij alles aan
moeder verteld en woedend had hij met de
voeten op den grond gestampt, toen hij mee
deelde, dat hij dien leelijken Gerrit morgen
opnieuw zou onder handen nemen.
Moeder had haar jongen rustig aange
hoord :c|n toen hij eindelijk wat was gekal
meerd, zei ze
„Jan, je hebt verkeerd gedaan."
„Ik, moe
Ja, jij. In de eerste plaats is het mee jouw
schuld, dat Karei zoo leelijk te pas is geko
men. Had jij hem niet alleen gelaten, dan
was er niets gebeurd. En voorts, mag je je
vriend wel verdedigen, als deze aangevallen
wordt, maar je moogt hem niet wrelcen.
Mij komt de wrake toe, zegt de Heere.
Het is een heete Woensdagmiddag. De
jongens waren een eindje gaan wandelen en
hadden reeds dorst, toen ze het tuintje van