Weekblad voor de Gereformeerde Kerken in Zeeland. 41e Jaargang. Vrijdag 14 October 1927. No.41 Kerkelijk en Geestelijk Leuen. Het Dresdener Kreuzchor. „Vrijzinnige boeren genieten de voorkeur" „Uitmuntend in kronkelvaardigheid der slangen eigen". ZEEUWSCHE KERKBODE RedactearenDs. P. VAN DIJK te Serooskerke (W.) en Ds. A. C. HEIJ te Koadekerke. Vaste medewerkersD.D. L. BOUMA, P. J. v. d. ENDE, B. MEIJER, P. STAAL Pzn., en R. J. v. d. VEEN. Abjo n n e m e n 18 p r I] S l per kwartaal bjj vooruitbetaling f 1,UITGAVE VAN DE Beriohten, Opgaven Predikbeurten en Advertentiën tot Vrjjdag- Afzonderlijke nummers 8 oent. PerSVereenigifig ZeeUWSChe Kerkbode. morgen 9 uur te zenden aan de Drukkers LITTOOIJ OLTHOFF AdtertentleprIJsi 15 oent per regelbij jaarabonnement van Adres van de Administratie: Spanaard straat, Middelburg. minstens 500 rsgels belangrijke reduotie. Firma LITTOOIJ ft OLTHOFF, Middelburg. TELEFOON 2 3 0. GIRONUMMER 42 280. UIT HET WOORD. STERKTE EN VREDE. De Heere zal zijn volk sterkte geven de Heere zal zïfn volk ze genen. Psalm 29 11. I Wi| zouden aan het eind' van dezen psalm zulk een woord niet verwacht hebben, 't Lijkt wel een paslm van donder en verschrikking. Wij hooren er in van de ontzaglijke macht en majesteit Gods, die ons kan doen beven. 't Is echter voor zijn volk niet een ver pletterende macht maar een vertroostende. Die God, Wiens majesteit, tot de hemelen is uitgebreid, is onze God, Jehova, onze ver- bonds-God. De God, die ons behoudt. Uit dichterlijk oogpunt bezien is deze psalm een kunststuk. Ge hoort en voelt in den klank der woorden den donder ratelen, de slagregens ruischen, de cederen kraken j ge ziet het huppelen van den Libanon en het beven van de woestijn Kades. Maar als Da vid! dat beschrijft is het niet maar om een schoon dichtstuk te leveren, maar om uit te roepen de grootheid Gods, de majesteit des Heeren, om zijn Naam te loven. Daarom roept hij ook de kinderen der machtigen op olm den Heere eere en sterkte te geven, d.w.z. zijn hoogheid te erkennen, Hem de eere zijns Naams te brengen en te aanbid den in zijn "heiligdom. Maar hij heeft er ook een doel mtee voor het volk des Heeren. Hij wil ze troosten miet die majesteit Gods. Die Heere, die hoogste Majesteit zal zijn volk sterkte geven. De Heere zal zijn volk zegenen met vrede. Wij hebben immers wel sterkte noodig. Zijn we niet zwak Zwak zijn we in na tuurlijken zin, zelfs al schijnen we sterk. Slechts een leemen hut bewonen we en onze grondslag is in het stof. Zwak zijn we tegen over alle krachten en invloeden der natuur. Zwak tegen alle woediend'e elementen. Zwak tegen het heirleger van krankheden en kwa len. Zwak in den strijd' des levens. En op geestelijk erf Zijn we niet zwak in 't geloiovenzwak van moed en klein van krachten. Zwak zijn we in verzoeking en strijd. Roepen we 't niet uit voor d'en Heere Gij weet het, onze kracht is klein, De driften veel en 't hart onrein. Wat wordt er van ons in dien staat, O Vader zoo Gij ons verlaat Zoo GijMaar Hij verlaat ons niet. Integendeel „De Heere zal zijn volk sterkte geven de Heere zal zijn volk zegenen met vrede." Gij gevoelt wel, David zag door den Geest, God als de Genadige, in den Borg. Want zonder Hem, zou die God des donders, die God van storm en watervloed, niet anders wezen, dan een verterend vuur, een verdelgen den gloed of een vloed, die het al verzwelgt. Buiten den Borg is er niets dan Gods wre kend recht. En gewis, dat openbaart de Heere ook in de teekenen zijner majesteit aan zijne vijanden. Maar aan zijne gunstgenooten be toont Hij zijn gunst en genade. Ook als Hij ze raakt met den arm zijner majesteit, zal Hij 't al ten goede doen medewerken. In onze zwakheid zijn we zoo dikwijls in vreeze. In de stormen en onweders des le vens zoo vaak beduchtmoedeloos en onge- loovig. Waarom Ornaat we vaak zoo weinig zien op Gods macht en genade. Als wij geen licht of uitkomst zien, meenen we ook alras, dat het niet te vinden is. Als onze kracht te kort schiet, meenen we terstond, dat er geen kracht is. En dan zuchten we met een Elia onder den Jeneverboom. Maar wat zegt David De Heere zal zijn volk sterkte geven. Welke Heere Hij, die daar dondertDie boven den watervloed zit. Die den storm uitzendt. Die de teekenen van zijne ontzettende majesteit en groote kracht openbaart. Verwondert ge u niet over die verbazende kracht van den storm, de kracht van de gol ven Bedenkt, dat is Gods kracht, 't Is Zijne sterkte. En met die groote sterkte, die Hij in den storm en 't onweder openbaart, wil Hij u, zwakke, sterken. Die mogendheid wil Hij u ten dienst stellen. Is het niet won derbaar Denkt het in met uw zwakke hart. Brengt het u niet tot aanbidding In ons zelf zijn we niets, in den strijd des levens. Noch op natuurlijk, noch op geeste lijk erf. Dan zijn we allen tot hinken en zin ken, ieder oogenblik gereed. Zwakken van hartis het niet vertroos tend, dat de Heere zijn volk sterkte wil ge ven Sterken wil Hij u, worstelend, wan kelend hart in het geloof. Sterken u, be droefde, in uw leed sterken om het kruis te dragen. Sterken wil Hij u in heel uw gees telijken strijd. Sterken ook in al uw nooden, angsten en zorgen. Sterken wil Hij' met die kracht van zijin goddelijke mogendheid1, die in storm en onweêr spreekt. Zou ons hart dan niet betrouwen op den sterken, goeder- tierenen God Of betwijfelt ge het of 't u geldt Maar weet ge dan niet, dat onze God en Heere Dezelfde is, die in David ons geteekend werd? Wordt van David niet gezegd dat tot hem kwam alle man, die benauwd was van hart, die een schuldeischer had of wiens ziele bit terlijk bedroefd was. Zoo is ook onze Heere. Wie zou Hij dan afwijzen Welke zwakke zou Hij geen kracht willen verleenen Hij geeft den moede kracht, en Hij vermenig vuldigt de sterkte, dien, die geen krachten heeft. 't Is Isrels God, die krachten geeft, Van Wien het volk zijn sterkte heeft. Looft God, elk moet Hem vreezen. En niet alleen zal Hij sterkte geven, ook zal de Heere zijn volk zegenen met vrede. Ja zegenen zal Hij en niet verdelgen. Te midden van de stormen en onweders des levens durft het hart dit niet verwachten. Dan s c h ij n t het zoo anders. En toch die God des donders, die op de vleugelen van den stormwind vaart, die vreeselijk is is toch een zegenend God voor zijn volk. Ook al zijn ze 't onwaardig. Al klaagt de zonde ze aan. Al veroordeelt hen hunne consciëntie. Want Hij is Jehova, de God des Verbonds, die het al doet om' de gerechtig heid van den Borg. Ja, de Heere zal zijn erfdeel zegenen. Hij zal ze zegenen met vrede. Wat is dat een heerlijke belofte. Vrede, dat is de rustige stilte des gemoeds, die alle vreeze bant en blijdschap geeft. Met vrede zal de Heere zegenen, al is het ook dat zijne wijsheid wel eens leidt door de onrust van storm en on weder. Zij het ook niet altijd uitwendigen vrede, dan toch inwendigen vrede. Zij het niet vrede met de menschen altijd, dan toch vrede met God. Hij is machtig om alle vij anden op de vlucht te drijVen. In Christus zegent God zijn volk met vrede. In Hem die de Borg is voor ons arm, onwaardig zondaars hart. In Hem1 gerecht vaardigd hebben we vrede met God'. Vrede in 't leven, vrede in 't sterven, vrede in 't gericht. Vreest niet. Zoo de Heere lust had om ons te dooden, Hij zou ons dit alles niet ge toond hebben, noch zulks op dezen tijd laten hooren. God is ons een toevlucht. Wie tot Hem komt zal ervaren, dat Hij zijn zwakke volk sterkte geeft, en het zegent met vrede. F. STAAL Pz. De hoofdstad onzer provincie geniet Don derdagavond het voorrecht, dit beroemde koor te hooren zingen. Het Kreuzchor is wat wij ten onzent noemien een Christelijke Zangvereeniging. We hebben de liederen, die er zullen ge zongen worden van te voren ingezien, en we kunnen oprecht .verklaren, dat wat den inhoud betreft vele onzer vaderlandsche chris telijke Zangvereenigingen een voorbeeld kun nen nemen aan den uitsluitend gewijd den tekst, die zal worden gezongen. Trou wens de naam van Bach als componist van de Motetten waarborgt behalve klassieke mu ziek ook een religieus karakter. Van Mendelssohn staat Ps. 43 op 't pro gram Van Volkmann een geestelijk reislied. Als voorbeeld diene het Avondgebed, dat ieder, die geen Duitsch kent toch wel kan vertalen Mein Gott und Herr, hab' Dank für deine Pflege Für deine Gnad', für Leitung meiner Wege, Für alles Heil von deiner Vaterhand Für alles was du heut' 1) mir zugesandt. Van beslist christelijk karakter is de in houd' van al die te zingen liederen. En wat het zingen zelf betreftik kan hier overnemen wat d'e A. R. Rotterdammer in haar nummer van 6 Oct. schreef „Welk een heerlijke wijding gaat er uit van dezen religieuzen samenzang van enkel mannelijke stemmen, maar dan van verschillenden leeftijd, van de voor geen vrouwestem onderdoende we zouden haast zeggen schooner dan de klinkende sopranen tot de donkere diepe bassen toe." Wie weet hoe Duitschers zingen kunnen, die zal hartelijk blij zijn, dat het Dresdener Kreuzchor met zijn mooie liederen ook naar Zeeland komt. Het zal een avond van stille wijding kun nen worden ook een avond van dankbaar heid voor allen, die in den heerlijken zang van menschen God den Schepper eeren, die naar het woord van den Midd'eleeuwschen- godgeleerde naast „het Hoogste Goed" ook is „De Hoogste Schoonheid". 1) heden. In het Sallandsch Volksblad komt een op merkelijk stuk voor. Daar in Ommen op Je Eerdestichting is gevestigd het Hoofdkwartier van de Orde van de Ster. i Dat is de Orde, welker leden allen de zilveren ster dragen als teeken van den te verwachten Wereldleeraar. Hetzelfde grDote Wezen, de Christen, die voor ongeveer 23 eeuwen indaalde in het lichaam van Jczjs, zal straks indalen in het lichaam van Krishna- moerti. Dit is de wederkomst van Christus. Tc verstaan is waarom nu op de Eerde stichting naar het Volksblad bericht, „geen wild gedood mag worden, hazen en konijnen en herten er hun dagen in vredige rust mo gen slijten, en hun het leven wordt gegund." Want de Nieuwe Leeraar baant den weg tot het koninkrijk van licht en geluk, en daar hoort bij dat de anders toch schade lijke dieren ongemoeid worden gelaten. Maar de schadelijke menschen moet ge van dit Ommensche erf, het Bethlehenr-Efra- tha van de Ster-orde, verwijderd houden of die er zijn, moeten weg. Mevr. W. A. L. RosVrijmian heeft te Amsterdam vorigen winter gezegd toen zij over de wederkomst van Christus in het li chaam van Krisjani sprak, dat natuurlijk zij die zich tooien met den naam van christen, over 't algemeen den Wereldleeraar niet in nig zullen verwelkomen. Daaraan ligt het ongetwijfeld, dat die voor de wederkomst schadelijke christenen /.oo spoedig mogelijk van het landgoed Eerde moeten verdwijnen. Sallands Volksblad moge nu verstaan wat het misschien ook al begrepen heeft hoe het komt dat „het met kerkelijk gezinde boe ren anders staat, hun wordt het leven zóó zuur gemaakt, dat ze elders een goed heenkomen moeten zoeken, zelfs boeren, die reeds jaren en jaren op het landgoed woon den." Vrijzinnige boeren zijn meer blank papier voor de waarheden van de Sterord"e, dan ker kelijke boeren. Daarom staat er in de Zwolsche Courant als laatste regel onder d'e advertentie voor nieuwe huurders „Vrijzinnige boeren genieten d'e voor keur Dat is niet omdat Vrijzinnige boeren reeds Annie Besant's „menschen van die zesde orde" Zijln want die komen niet uit het Avond land Europa, dat zijn ondergang nabij is, doch uit Californië. Maar dat is omdat over al, waar de naam van 'den waarachtigen le venden Christus der Schriften in de harten staat geschreven, geen plaats, geen ontvangst meer is voor den v a 1 s c h e n Christus, dien deze Ster-orde in beklagenswaardige blind heid verwacht. Deze vijandschap tegen de rechtzinnige en deze voorkeur voor de vrijzinnige boeren tee kenen meer dan lange redevoeringen wat be lijders van den Christus van deze dingen hebben te denken. v. D. DADERS PES WOORDS. In W. en G. van 7 Oct. j.l. wordt onder geteekende voorgesteld als iemand, die wel doet alsof hij' principiëel optreedt, maar in- tusschen „uitmunt in kronkelvaard'igheid der slangen eigen". Voorwaar een zeer ernstig verwijt En dat nog te ernstiger wordt als mén er op let waar dit verwijt wordt uitgebracht en door wien! Het wordt uitgebracht in het weekblad „Woord en Geest", waarvan bekend is, dat het zelf zegt van alles wat maar op verdachtmaking lijkt een grenzenloozen afkeer te hebben. Aan verdachtmaking hier te dén ken schijnt dus a priori buitengesloten. En in dat naar het zelf zegt van alle verdachtmaking zich verre houdende week blad wordt het dan uitgebracht door dén heer L. v. A.(ndel). Hoew el mannen als Prof. L. Bouman hun medewerking aan dat week blad onttrokken, bleef de heer L. v. A. mede werker. En dan niet alleen, zooals vele an deren in naam, maar effectief. En hij was het, die meende bovenstaande voorstelling van ondergeteekende te moeten geven. Nu wordt de zaak nog erger Immers de heer L. v. A. is jurist. Kan dat bij Pilatus nog twijfelachtig gesteld1 worden, bij dezefi medewerker niet. En van de ju risten is bekend naar sommigen van hen tenminste weer zelf zeggen dat hun rechts besef buitengewoon fijn ontwikkeld is en aanstonds tegen alles wat onrecht is rea geert. Met deze gegevens voor oogen zou men zeggen, dat net dan ook wel onweerspreke lijk moet zijn, dat ondergeteekende „uitmunt in kronkelvaardigheid der slangen eigen". Het is echter meer voorgekomen, dat een zaak die hopeloos leek bij nader in zien toch niet hopeloos bleek. We vertrouwen, dat onze lezers tot dit laatste zullen concludeeren, wanneer we hun meegedeeld hebben, hoe de heer L. v. A. tot zijn bovengenoemde al buitenge woon onvriendelijke voorstelling kwam en wanneer we zijn redeneering wat nader gaan bezien. Om allen schijn te vermijden alsof we den heer L. v. A. wat in den mond zouden leg gen, dat door hem niet was gezegd, nemen we zijn artikel hier geheel over. Alleen heb ben we ons veroorloofd hier en daar het een en ander te onderstreepen. De heer L. v. A. schreef dan PRINCIPIËEL STANDPUNT. In een breed artikel „De uitbreiding der V. U." bespreekt Ds. A. C. Heij te Koudekerke in het nummer der Zeeuwsche Kerkbode van 1 Juli 1.1. de houding der 4 docenten aan de V. U., die behooren tot de Geref. Kerk in H. V. van Amsterdam-Zuid. Vooropstellende „dat er wantrou- w en is in breeden kring door de hou ding van de vier docenten", een wan trouwen, dat „al heel wat kwaad heeft gesticht" en waarvan de gevolgen, be staande in achteruitgang van het aan tal begunstigers in sommige deelen van het land, nog zijn gestuit door den ar beid der correspondenten en van „de

Krantenbank Zeeland

Zeeuwsche kerkbode, weekblad gewijd aan de belangen der gereformeerde kerken/ Zeeuwsch kerkblad | 1927 | | pagina 1