Weekblad voor de Gereformeerde Kerken in Zeeland.
41e Jaargang.
Vrijdag 30 September 1927.
No. 39.
Redacteuren: Ds. P. VAN DIJK te Serooskerke (W.) en Ds. A. C. MEIJ te Koudekerke.
Persvereeniging Zeeuwsche Kerkbode.
UIT HET WOORD.
De tegenwoordige en de toekomende
wereld.
Kerkelijk en Geestelijk Leuen.
Een hoopvol teeken.
Die Bundestaufe
ZEEUWSCHE KERKBODE
Vaste medewerkersD.D. L. BOUMA, P. J. v. d. ENDE, B. MEIJER, P. STAAL Pzn., en R. J. v. d. VEEN.
Ab'o nnementsprljsi per kwartaal bjj vooruitbetaling f 1,
Afzonderlijke nummers 8 oent.
AdvertentleprIJsi 15 oent per regelbij jaarabonnement van
minstens 500 regels belangrijke reduo'ia.
UITGAVE VAN DE
Adres van de Administratie:
Plrma LITTOOU OLTHOPP, Middelburg.
Beriohten, Opgaven Predikbeurten en Advertentiën tot Vrijdag
morgen 9 uur te zenden aan de Drukkera LITTOOU OLTHOFF
Spaqjaardstraat, Middelburg.
TELEPOON 2 5 8. GIRONUMMER 4 2 280.
En God zal alle tranen van hunne
oogen afwisschcn en de dood zal
niet meer zijn, noch rouw, noch ge-
krijt, noch moeite zal meer zijn want
de eerste dingen zijn weggegaan.
öpenb. 21 :4.
Wat een verschil tusschen die twee we
relden. Wij zouden van de toekomende we
reld niets weten, als God 't ons niet had ge
openbaard. Door openbaring Gods weten we
er niets van. Niet alles. Door ons aardsch den
ken is 't ons onmogelijk van de hemelsche
dingen ons een voorstelling te vormen. Pau-
lus werd eens opgetrokken in den derden
hemel, en zei daarna Ik heb onuitsprekelijke
dingen gezien. Toch zegt de Heilige Schrift
ons veel van de toekomende wereld'.
En het is tot onze vertroosting en zalig
heid daarop acht te geven.
Hier wordt de toekomende wereld ons voor
oogen gesteld bij wijze van tegenstelling. Er
wordt ons gezegd wat er niet zal zijn. Op
gesomd! worden de dingen die deze wereld
tot een tranendal maken een wereld dikwerf
zoo droevig, zoo somber, zoo angstwekkend,
zoo mioeitevol. Het schijnt, dat er nooit een
einde zal komen aan alles, wat deze wereld
tot een jammerdal maakt.
Zoo werpen soms menschen zich in dien
dood, omdat ze geen uitkomst zien, geen
vooruitzicht hebben, radeloos ja wanhopig
worden. Ook een christen kan soms moede
loos, ja radeloos worden, maar hoe heerlijk
is 't, dan te hooren van die toekomende we
reld, ja ze te zien met oogen des geloofs.
Zijn 't niet de aardsche dingen dood, rouw,
gekrijt, moeite, die hier benauwen, angstig,
radeloos, wanhopig maken
En nu wordt ons verzekerd, deze dingen
zijn in de toekomende wereld niet. Is het
niet alsof hierdoor van uit den hemel den
troostelooze, moedelooze, radelooze, den
mensch, die in wanhoop zich werpen wil in
den dood, wordt toegeroepen Doe u zeiven
geen kwaad grijp moed geloof dat in de
toekomende wereld, wie hier volhardt in het
geloof tot aan het einde, nooit meer in moeite
komt.
o
Wat er niet is in die toekomende wereld
Er is geen dood meer. We gewennen schijn
baar aan dien dood, en toch gewennen wij
er nooit aan. We gewennen er aan, dat er
altijd menschen sterven. Dat lijkt ons niet
meer vreemd of tegennatuurlijk, 't Is in deze
wereld regel. Maar waaraan wij nooit gewen
nen Hieraan niet, dat in onzen kring de
dood' onze naasten wegneemt. Hoeveel le
vensgeluk verdween door dien dood1. O, waar
om moet ook mijn man, mijn vrouw, mijn
kind, mijn verloofde sterven. Ontzettend die
dood. Neen, daaraan gewennen wij nooit.
Ons geval komt immers maar eenmaal. Nie
mand begrijpt wat dat voor ons is. Zoo klaagt
de ziel bij den dood van een geliefde. En
toch, omdat wij gelooven is er, als de dood
komt in onzen kring, soms een psalm. Die
psalm kan er zijn als wij weten, onze lieve
doode ging daarheen, waar geen doodf meer
is, maar eeuwig leven.
Zelfs dan is er echter nog rouw, uiting
van droefheid over een doode. Soms zijn ia-
miliën steeds in rouw gedompeld. Van de
eene rouw in de andere. Welke ontzettende
gevolgen heeft soms rouw, als ze niet slechts
bestaat in het dragen van rouw gewaad,
maar in innerlijke zielerouw. Dan kwijnt soms
't leven weg. Omhoog 't oog, vooruit de
blik wordt dan, wie de Schriften gelooft, weer
toegeroepen. Hiernamaals geen rouw meer
voor Gods kind.
Geen gekrijt. Hoor de wanhoopskreten, de
angstkreten, de kreten van bittere ziele Smart
en lijden. Is deze wereld er niet vol van. Ge
krijt is uiting van bittere smart, van zieleleed
of lichaamspijn. Ontzettend als wij die klacht
wel uitstorten, maar zonder adres, dan im
mers ook zonder antwoord. Storten we ech
ter onze klachten uit voor den Heere, dan is
't antwoord uit den hemel Eens geen ge
krijt meer. En de ziel kan zeggen In al mijn
nooden, angst en pijn zal ik dan, reeds hier,
gedurig bij U zijn, mijn Heere en mijn God.
En geen moeite meer. Hier 't uitnemend-
ste moeite en verdriet, 't Is juist de levens
moeite, die dikwerf levenszat maakt. Hoe
dikwerf is 't hier moeite en geen loon,
moeite en teleurstelling, moeite en spot,
moeite en staan voor afgronden, moeite en
komen in vertwijfeling. Het leven in deze
wereld is moeitevol. Eens echter ook geen
moeite meer.
En deze dingen zijn zeker. Voor wie aan
de Heilige Schriften niet gelooft, zijn ze on
gerijmd. Wie gelooft zegt, als die toekomende
wereld er is, zijn de eerste dingen, de dingen
van deze wereld, weggegaan.
-r- O
Hoe zal dit zijn, hoe kan dit gebeuren
Dezelfde God, die 't zegt, maakt, dat 't alzoo
wordt, dat 't alzoo is in de toekomende we
reld1.
Hier zijn de tranen, omdat hier zijn dood,
rouw, gekrijt en moeite. Eens geen tranen
meer. Gods liefdehand wischt ze af. God is
Liefde.
Zie wat in moederliefde moedershand doet,
als ze bij haar kind een traan ziet. Alle tra
nen zal ze afwisschen. Maar ze weet ze ko
men weer in deze wereld. Die moeder kan
met al haar liefde niet maken, dat er geen
traan meer komtniet verhinderen, dat mis
schien straks de tranen vloeien, stroomen zul
len ja spijze worden dag en nacht.
Maar wat de mensch niet vermag kan
God. Zalig zijn, die treuren, want zij zullen
vertroost worden. God ziet het treuren van
zijn kinderen. Hij bewaart hun tranen in zijn
flesch. Onze Heiland is zelf in alles verzocht
geweestheeft gebeden en smeekingen met
sterke roeping en tranen geofferd. De tranen
van zijn trouwe volgers zijn dierbaar in zijn
oog. Hoe meer tranen der droefheid naar
God! hier, hoemeer heerlijkheid hiernamaals.
Die traan herinnert aan de aardsche dingen.
Die herinnering doet opnieuw tranen vloeien.
Hoe heerlijk is 't nu als Gods hand die
tranen af wischt. Weg is dan ook de herin
nering, die smart aanbrengt. Wij zien soms
hier reeds een traan als een parel schitteren.
Daar zal er voor elke traan schittering van
heerlijkheid zijn. De eerste dingen zijn weg
gegaan. Weg ook alle droeve herinnering.
Hemelglans voor aarderouw.
Geen traan meer in uw oog, nooit en nim
mer. 't Oog schittert nu straalt van vreug
de ziet alle dingen nieuw een nieuwe he
mel en een nieuwe aarde. Ja de verloste ziet
zich zelf nieuw, bij God, bij Jezus voor al
toos. Weg zijn de eerste dingen. Geen her
innering is er meer van. Geen poging zelfs
om ze zich te herinneren, 't Zou moeite zijn.
Er is vreugde over, genieten in de hemelsche
dingen. Eeuwige vreugde bij den Heere.
o
Wie komen op de nieuwe aarde Wor
den alle tranen afgewischt door Gods hand?
Alleen het Woord der Heilige SchriftDaar
zal zijn weening en knersing der tanden, zegt
ons reeds, dat er ook een eeuwig weenen
zal zijn.
Wij lezen van Ezan, dat hij de plaats des
berouws met tranen zocht, maar niet vond.
Er is een droefheid dier wereld, die den dood
werkt. Er zijn Kaïnstranen, Judastranen, tra
nen op de planken van het tooneelzeeën
van tranen zijn er van de kinderen der we
reld in droefheid, in rouw, in levensmoeiten
tranen van liefhebbers der wereld en vijanden
Gods, die nooit worden afgewischt. Geen
nieuwe aarde, geen nieuwe hemel, eeuwig
weenen, in de hel voor allen die zich niet
van harte tot God bekeeren.
God laat zich niet bespotten. In het nieuwe
Jeruzalem zal niet inkomen iets dat ontrei
nigt, en gruwelijkheid doet en leugen spreekt.
De Heere kent de zijnen kent ook de be-
teekenis hunner tranen. Er zijn tranen om! de
zonde tranen omdat wij God vertoornd heb
ben door de zonde tranen omdat men God
gehoorzaamheid ontzegttranen om het woe
den van satan die Gods Naam' doet lasteren;
tranen van ware droefheid naar God tra
nen van verlangen naar de hemelsche wo
ning. Gods hand wischt ze af, de tranen van
allen, die God van harte liefhebben.
Vlucht dan met uw moeite, in uw rouw,
onder al uw tranen naar God. Hij troost
meer dan een moeder troostzijn eeuwige
armen ondersteunen.
Hij is nabij de ziel, die tot Hem zucht.
Hij troost het hart, dat schreiend tot Hem
Vlucht.
En blijft altoos gelooven aan de toekomen
de wereld aan alles wat de Heilige Schrift
ons daarvan zegt. Gelooft steeds in God, die
eens alle tranen der zijden afwischt, en eeuwi
ge vreugde schenkt.
Terneuzen. S. GROENEVEL.D.
Niet allen zijn even goed over de Synode
van Groningen te spreken. Reden tot klagen
echter is er niet. Waardeering en kritiek heeft
zij gevonden en dit is niet meer dan billijk.
Sommigen zijn reeds zoover, dat zij mee-
nen het woord gevonden te hebben om haar
te karakteriseeren. Zulke pogingen verdienen
aanmoediging, als men maar bedenkt, dat
het niet zoo gemakkelijk zal gaan om in
één woord weer te geven, wat zij is geweest.
Haar beteekenis kan eerst tot haar recht ko
men, als zij tijd en gelegenheid heeft gehad
om haar werking te doen. Hoe lang het du
ren zal, eer men over haar uitgepraat zal
zijn, hangt er van af, of er weldra dingen
gebeuren, welke d'e aandacht vragen en stof
bieden tot gedachtenwisseling. Op dit oogen-
blik gevóel ik lust om te wijzen op haar groei.
Het is nog niet zoolang geleden, dat tien
particuliere Synodes afgevaardigden zonden.
Later groeide het aantal leden aan tot vier-
en-veertig. Het scheen wel, dat het daar
wel bij blijven zou. Intusschen ontwaakte in
de Kerken van Oost-Friesland en de graaf
schap Bentheim het verlangen naar een nau
wer verband met onze Kencen. Er was geen
bezwaar om aan deze begeerte gehoor te
geven en zoo is het geschied', dat ook deze
kerken een plaats kregen op onze Synod'es.
Zij worden beschouwd en behandeld als een
particuliere Synode en zoo konden ook zij
vier broeders zenden als hunne vertegenwoor
digers. Het is me niet onbekend, dat dit
slechts bedoeld is als een tijdelijke maatregel
en wij wenschen van harte, dat deze toestand
niet duurzaam behoeft te zijn. Doch acht
gevend op de kerkelijke verschijnselen van
Duitschland, kunnen we zeggen, dat het er
thans nog niet op lijkt, alsof er weldra een
wijziging ten goede zal komen. Deze Kerken
hebben bijna gelijktijdig met de Afscheiding
haar plaats ingenomen en sedert is er wel
eenige uitbreiding gekomen, doch zonder dat
men zeggen kan, dat er in de overige deelen
van dat groote land een beweging gaande is,
welke er op wijst, dat er een drang is om
tot een zuiver gereformeerd kerkelijk leven
te komen. Er moet nog heel wat gebeuren,
vóór het daartoe komt. Zoolang het blijft,
als het nu is, achten we het voor die ker
ken van groot belang, dat zij op deze wijze
met onze kerken verbonden zijn. En vckji-
onze kerken kan het ook niet anders dan
goed zijn. Immers het is een voortdurende
herinnering, dat de Kerk van Christus zich
niet binnen bepaalde nationale grenzen be
perkt.
Wat mij ditmaal opviel, was de tegenwoor
digheid van drie afgevaardigden uit onze
Oost. Reeds geruimien tijd bestonden er op
Java twee kerken, die te Batavia en die van
Soerabaja. Doch daar scheen het bij te zullen
blijven. Het oog ging er echter meer voor
open, dat er nog wat te doen viel onder de
gereformeerden, die naar onze bezittingen wa
ren gegaan en die daar in d'e versfrooiïng
leefden. Maar hoe het aan te leggen, dat
ook deze broeders en zusters ontvingen de
bediening des WoordS en der Sacramenten.
Bovendien doordien de zending veld won
en er scholen gebouwd' en hospitalen ge
sticht werden, en er mannen en vrouwen noo-
dig waren om1 dezen arbeid te verrichten,
kwam er op onze zendingsposten een kring,
welke behoefte had aan de genadlemiddielen.
Het kwam hier en daar tot de institueering
van een Kerk, ambtsdragers werden verko
ren en als het noodig was een predikant uit
het vaderland beroepen. Meestal gingen jeug
dige predikanten derwaarts wien het toe
lachte om althans voor een tijd1 zich te ge
ven aan dezen moeielijken, maar toch ook
zoo noodigen arbeid. Menigeen onder ons
vreesde, dat het wel niet veel zou geven,
doch deze vrees is beschaamd en er is rijke
zegen gezien op dit werk. Gerust kunnen we
zeggen, dat het daar gegaan is boven ver
wachting. De afstand tusschen die Kerken en
de onze is nog altijd groot. Aan ieder staat
niet een vliegtuig ter beschikking nochtans
blijven zij met ons mee leven. Daarvan heb
ben de drie broeders een zeldzaam1 bewijs
gegeven. Zij waren met verlof in 't vaderland
en zij hebben het zich getroost oml vier we
ken achtereen op de Synode te zijn. Eén
hunner, ds. Tol, was nog maar pas in 't
vaderland en ieder kan het zich indenken, dat
men na eenige jaren in Ind'ië geweest te
zijn vooral in ae eerste dagen na repatrieering
verlangen koestert om familie en vrienden
te ontmoeten doch hij' reisde naar Gro
ningen. Als we dit bedenken, wordt het ons
duidelijk, welk een hoopvol teeken het is,
dat ook Indische Kerken op zulk een ver
gadering tegenwoordig zijn.
Er is ook ontwaking bij de bevolking, welke
daar op onze eilanden leeft. Veranderingen
van allerlei aard kunnen we verwachten. De
Volgeling van den valschen profeet spant
zich in om het mohammedanisme te sterken
en om zijn invloed te verbreiden. De commu
nist smeedt zijn plannen om de bewoners te
winnen voor zijn verderfelijke beginselen dik
werf in een vorm, die aantrekkelijk is voor
menschen, die nu pas tot het bewustzijn ko
men van hun toestand. Het is hem dan ook
gelukt in verschillende oorden onrust te stoo-
ken, waarvan elk de berichten heeft kunnen
lezen. Moesten wij het dan niet waardeeren,
dat er tenminste enkele kerken zijn, die heur
licht laten schijnen in de duisternis Welk
een voorrecht is het alreeds, dat er voor
onze jonge mannen en vrouwen, die zoover
van het vaderland verwijderd en die dagelijks
in zulke een omgeving verkeeren, een ge
meente is, die met hen meeleeft en die hun
geestelijke nooden kent en verstaat, en voor
hen middelijk zorgen wil. Het is waar, dat
d'e vraag opkomtwat zijn deze onder zoo-
velen maar er staat tegenover, dat het Ko
ninkrijk der hemelen in 't begin altijd is als
een zuurdeesem, 't welk een vrouw verbergt
onder de drie maten meels, maar dat door
werkt in alle stilte, totdat het geheele deeg
doorzuurd is. Neen, we willen de beteekenis
daarvan niet overschatten, maar we willen het
toch als een rijke weldaad achten, welke aan
vankelijk verkregen is. Die Kerken van Euro-
peeërs zijn nu reeds een aanwinst voor de
zending onder de heidenen en mohammeda
nen en kunnen het steeds meer en meer
worden. Er blijkt uit, dat God ons nog een
taak geeft voor onze Koloniën, ofschoon wij
en onze vaderen haar verbeurd hebben. Zou
den we ons daarover niet verblijden, en zou
den we het gebed niet vermenigvuldigen, nu
het ons duidelijk wordt, dat alles daar roept
om meerdere arbeiders. Waarlijk, de velden
zijn wit om te oogsten, maar de arbeiders
zijn nog weinige. Zijn we er genoeg van,
doordrongen, dat Hij dezen oogst in zijn
schuren wil vergaderen door middel van Zijn
arbeiders.
BOUMA.
door Ds. H. Graefe te Görlitz.
Dit is de sprekende titel van een brochure,
die de predikant van Görlitz in Duitschland
het licht deed zien. „Bundestaufe" beteekent
Verbondsdoop.
In de voorrede zegt Ds. Graefe, dat hij
sedert vele jaren dringend aangezocht is om
iets over den doop te schrijven. Nu hij daar
eindelijk toe kwam is het zijn uitsluitende
bedoeling tegenover de vele andersdenken-