Voor de Kinderen.
LIEF en LEED
Een gelukkig besluit.
Bewogenheid.
Actie V. U.
Zendingshospitaal.
zwaartepunt uit het Woord Gods in de be
lijdenis der gemeente en in de gemeente zelf
verlegd. En dit is zeer zeker niet Gerefor
meerd (Ned. Geloofsbelijdenis Art 5 en 7).4a).
Natuurlijk 's Heeren Woord uitleggen naar
dc belijdenis der gemeente, maar alleen om
dat deze belijdenis naar onze overtuiging op
's Heeren Woord gegrond is. De zekerheid
rust niet in de belijdenis, maar enkel en al
leen in het Woord Gods. Uw stelling „de
zekerheid dat ik het Woord van God breng,
vind ik in de gemeente,, is niet te handhaven.
Tenslotte Mijn hartelijken dank voor de
wijze, waarop U deze polemiek met mij ge
voerd hebt. 'k Geloof, dat wij dichter tot
elkander gekomen zijn. Van harte hoop ik,
dat eenmaal blijken zal, dat wij bij elkaar
hooren, omdat wij samen buigen voor het
Woord van God, omdat wij samen onze Ge
reformeerde belijdenis liefhebben. 5).
Met de meeste hoogachting,
*- Uw dw„
J. J. BUSKES Jr.
1). Ds. Büskes kan niet meenen, dat
iemand lp ie welke aanhaling ook uit Barth
doet, vergeten zou, van welke methode deze
Duitsche geleerde gebruik maakt. Daarom
schreef ik „Ik breng die aanhaling in heel
het verband met zijn theologie". Ik heb juist
daarom zoo groot bezwaar gehad tegen Uw
Barthiaansche uitdrukking „de nood der
Kerk" omdat ik in deze dialectische methode
(onze lezers mogen herinnerd worden dat
men daarmee bedoelt het bloot leggen van
de diepste en allereerste gronden) o.a. dit
groote gevaar zie, dat daarbij de philosofie
niet meer dienstmaagd, doch heerscheres is
geworden bij het indenken van de heilswaar-
neden.
Heeft Ds. Buskes de samenstelling nage
gaan van de commissie die begin September
te Praag is benoemd, om een volgend Con
gres van v r ij z i n n i g-godsdienstigen voor
te bereiden
Carola Barth uit Duitschland (dit zal wel
de Praagsche vorm van Karl Barth zijn) en
Prof. Otto naast hem, staan er in genoemd.
Acht Ds. Buskes dit van beiden zoo groot
wonder, waar ze beiden ook in hun methode
leerlingen zijn van Kierkegaard
Ik ben te weinig filosofisch geschoold om
hier een oordeel te vellen, waarom juist die
methode zoo gevaarlijk is, maar ik neem dit
graag op gezag o.a. van Prof. Dr. A. H.
de Hartog aan die reeds over het woord
„dialectiek" zegt (Naar aanleiding etc. 14)
„Dan merken wij op, dat het een groot ge
vaar medebrengt in de Theologie termen te
bezigen, die hoe dan ook verband houden met
intellectueel bezit of gebrek, met wijsgeerige
bezinning."
Ik geloof dat onze Geref. theologie voor
de toekomst er 100 procent beter aan toe
ware, als vele jonge, begaafde predikanten
wat minder aan de dialectische methode a la
Barth, en wat meer aan de dogmatische
methode op de manier van Kuyper en Ba-
vinck, de voorkeur gaven.
2). Ds. Buskes maakt hier een groot on
derscheid. Wij zien niet in, dat dit zoo heel
wat anders is. Want er ligt een duidelijke
heenwijzing in naar de opvatting die de groep-
Geelkerken heeft over de uitspraak van de
Synode van Assen. Te dien opzichte brengen
wij hem nog eens onder de aandacht, wat we
van Kuyper de vorige week aanhaalden, om
trent uitspraken over symbolen, door de ge
zamenlijke kerken in Synode gedaan. Dat Ds.
B. het daar niet mee eens is spijt me. Ware
hij het, hij onderwierpe zich er aan, en bleef
dan het recht behouden om zich met posi
tieve argumenten van een z.i. minder op een
z.i. beter geïnformeerde Synode te beroepen.
Ik zoek echter nog steeds naar de positieve
richting, die de groep-Geelkerken uitgaan wil
tevergeefs. Anti-Assen is een leuze ter af
braak maar niet ten opbouw.
3). Dat is een heel gewichtige erkenning,
waarvoor ik Ds. B. dankbaar ben. Hij neme
van mij aan, dat het niet te doen is om
„rechthebberij", dat ik dit uitdrukkelijk con
stateer. Maar waar dit erkend wordt, komt
hij geheel op de lijn van Prof. Fabius (zie
No. 35 van ons blad), dat we de roeping heb
ben om onverpoosd te bestrijden de minder
zuivere Kerkformaties.
4 en 4a). Natuurlijk is dit volkomen juist.
De laatste zekerheid is dit niet. Maar
over die laatste zekerheid hebben U en ik
het nergens gehad. U schreef (vergelijk No.
XIX.
Hij kreeg medelijden met den ouden man,
hij vond, dat hij hem wel wat hard had aan
gepakt en daarom wilde hij hem toch ook
vriendelijke dingen zeggen.
„Dorus, ik heb je wel wat streng behan
deld, maar ik weet toch, dat je veel goeds
hebt. Het is me bekend, hoe graag je arme
menschen helpt."
Maar nauwelijks waren deze woorden ge
sproken, of de predikant had er reeds spijt
van. Het gezicht van Dorus betrok. Haastig
stond hij op en, terwijl hij de deur uitliep,
mompelde nij
„Dat gezeur altijd over mijn goedheid. Je
zou er misselijk van worden."
Dominee bleef wachten, maar Dorus kwam
niet terug. Kaatje schudde verdrietig liet
hoofd en terwijl ze naar het venster wees,
zei ze tegen naar bezoeker„Daar ginds
loopt hij, daar heel in de verte. Hij komt
voorloopig niet terug. Dominee had hem
ook geen pluimpje moeten geven. Daar kan
hij nu eenmaal niet .tegen.
De predikant gaf geen antwoord. Hij stond
op, groette de huishoudster en wandelde dan
langzaam naar huis. In een niet al te vroo-
lijke stemming. Z'n vrouw bemerkte dade
lijk, toen hij thuiskwam, dat het bezoek niet
prettig was verloopen. „Alles voor niets ge-
34 en 35 Z. K.) de EEN1GE zekerheid van
den PREDIKER in het brengen van het
Woord Gods is het getuigenis Gods aan
zijne ziel. En u haalde daar Ps. 55 bij aan.
Wanneer u thans zegt: De laatste zeker
heid en U brengt er Art. 5 en 7 bij te pas,
dan ben ik het met u eens.
Want dit is heel wat anders. Iedereen weet,
dat het kerkelijk dogma geen onfeilbaarheid
voor zich opeischtdat de belijdenisschrif
ten zoo volstrekt mogelijk staan onder de
hoogheid van Gods Woord maar ook daar
onder alleen zoodat eventueel haar dwaling
met Gods Woord moet aangetoond worden.
Maar onze Geref. Kerken hebben er ook
altoos wat bijgezegd en dat moet Ds. B.
niet overslaan „Dat over deze Formulieren
geen particulier persoon maar alleen de Ker
ken in wettige Synode saamgekomen te oor-
deelen hebben." En als d o m i n (daarover
gaat hetben ik daarom voor de beoordee
ling of ik rechtzinnig preek niet alleen, en
zelfs niet in de eerste plaats op mijzelf aan
gewezen, maar daar wordt om het heel nuch
ter te zeggen, elk jaar bij Kerkvisitatie ach
ter mijn rug terwijl ik verzocht word
buiten de consistoriekamer te gaan bij de
gemeente (in haar vertegenwoordigers) door
het kerkverband naar onderzocht. En al houd
ik dan vol, dat ik Gods Woord preek naar
mijn diepste overtuiging, zoo laat zich het
geval denken, dat ik als on-Gereformeerd
ontslagen word uit mijn dienst. Ik heb dan
misschien persoonlijk de overtuiging,
dat ik met Art. 5 en 7 voor mij, niet anders
kan en mag preeken maar als ik mijn ker-
keraad en mijn kerkverband niet kan aantoo-
nen, dat het deel van de belijdenisschriften
waarmee ik in strijd heb geleerd niet is
naar het Woord Gods, heb ik öf mijn overtui
ging te herzien en mij te laten leeren in stil
heid, öf ik heb te billijken, dat ik niet langer
in het ambt wordt gehandhaafd. Want „geen
particulier persoon enz."
Zooals Ds. B. weet, gaat daarbij het ver
dragen (tolereeren) van een lid heel wat ver
der dan voor een leeraar.
Over dit geschil De zekerheid in de pre
diking van aen D. d. W. liep het dus niet
over de laatste zekerheid van den ge-
1 o o v i g e in 't algemeen.
5). De dank is wederkeerig. Het was me
aangenaam met U over deze dingen te spre
ken. Hoezeer, geachte collega, zou ik het
toejuichen, en hoe zouden velen er met mij
den Heere voor danken, wanneer Ds. Buskes
en de zijnen, niet alleen uitspraken „wij hoo
ren bij elkaar, omdat we buigen voor Gods
Woord en de Geref. belijdenis liefhebben"
maar er ook met het oog op de orde en
tucht die er naar de Schrift in de Kerk moe
ten hecrschen nog één ding bijvoegden, dat
ééne, reeds zooeven genoemd en door mij
uit de Voorrede van de kleine Uitgave der 3
Formulieren aangehaald „Dat over deze For
mulieren geen particulier persoon maar al
leen de Kerken in wettige Synode saamgeko
men te oordcelen hebben."
Want als ze dit beaamden kwamen Ds.
Buskes c.s. terug. Dan werkten vele schoone
krachten niet in oppositie, maar in gelijk-
namigen zin. Tot meer bevestiging van ons
Gereformeerde Kerkelijk leven.
De Zeeuwsche Kerken, die ettelijke jaren
zoo mild voor het Duitsche Geref. leven of
ferden, en die nog altijd de Vrij Evangeli
sche gemeente te Görlitz met Ds. Graefe
en de Kerk te Breslau met Ds. Dehmel steu
nen, zullen met blijdschap het besluit gelezen
hebben dat de Synode van Groningen nam.
Onze Zeeuwsche commissie heeft na on
derzoek ook in loco de beide Kerken zelve
altijd1 aanbevolen om zich met elkaar te com
bineeren maar tevens ook hun Kerkinrichting
voor zoover deze nog niet in orde was, te
schoeien op de leest der Geref. Kerken in
Nederland, met welker belijdenis zij behou
dens ettelijke punten geheel overeenstemden.
Wij hebben er als Commissie ook steeds
op aangedrongen dat zij pogingen aanwenden
zouden om met de Geref. Kerken in Neder
land in correspondentie te komen of op an
dere wijze in verband te treden.
Wij zien er den zegen des Heeren op
onze werkzaamheden in, dat we nu dit besluit
van de Synode zagen
„Afgevaardigden te zenden naar de
Frei Evangelische Gemeinde te Görlitz
weest", begon haar man. ,,'k Had net zoo
goed thuis kunnen blijven. Een oogenblik
meende ik nog, dat ik wat had gewonnen.
Dat mijn woorden invloed op hem hadden.
Maar ja wel. 'k Had me heelemaal vergist.
Toen ik meende m'n doel bereikt te hebben,
liep hij weg. 'k Heb gepraat als Brugman,
maar 't heen me niets gegeven. Je kunt net
zoo goed op rotsen zaaien."
Mistroostig zette hij zich neder.
En na een poosje
„Het predikambt geeft wel teleurstellingen.
Je zaait en ziet nimmer vruchten. I k althans
niet. Al het zaad, dat ik van middag gestrooid
heb, zal nimmer vruchten afwerpen."
„Weet je dat wel zeker, man waagde
z'n vrouw.
Hij antwoordde niet, bleef roerloos zitten,
als in gedachten.
„De tuinman is er van middag geweest",
zei Mevrouw na een poosje. „Ga je eens mee
kijken
Veel zin had hij niet, maar, om z'n vrouw
genoegen te ooen, stond hij toch op cn
volgde haar.
In den tuin gekomen, bieef zij plotseling
staan. Deed erg boos en viel heftig uit
„Dat is gemeen. Alles voor niets geweest,
't Kost een hoop tijd en geld, en je hebt
er niets aan."
Dominee keek verwonderd op. Begreep
niets van die plotselinge opwekking van
toorn.
Zijn vrouw echter hielp hem weldia uit
den droom.
en zoo mogelijk ook naar die van Bres
lau om naar de kerkelijke toestanden al
daar een grondig onderzoek in te stel
len, zoo noodig tot verdere reformatie
op te wekken en daarbij in dat geval
krachtig hulp te verleenen.
Voorts werd Deputaten opgedragen ad
vies te geven over het verzoek van de
Frei Ev. Gem. te Görlitz om met onze
Kerken in correspondentie te treden."
I i II
Dit bericht zal de broeders Graefe en
Dehmel ook ten zeerste verblijden. Want het
„zoo mogelijk naar Breslau" zal ongetwijfeld
werkelijkheid worden. Wij vermoeden, dat
ei voor de correspondentie met Breslau, a!
is daar nog niet om verzocht ook na onder
zoek gerecdc aanleiding zal zijn. Een bezoek
van de Deputaten zal daarvan overtuigen en
als prikkel kunnen dienen. Moge ook dit be
sluit medehelpen tot den bloei van die beide
gemeenten, die er 't begin van verhooring
in zullen vinden van hun gebed
„Ik ben op 't diepst verdrukt, ai schenk mij
Heer
Vernieuwde kracht, sterk naar Uw woord
mijn leven,
v. D.
DADERS DES WOORDS.
In W. en G. van 9 Sept. j. 1. schreef Ds.
Buskes een groot artikel over „Sacco en Van-
zetti". Hij zegt daarin, dat hij zich niet het
recht aanmatigt over de zaak van deze twee
te oordeelen. Hij oordeelt ook, dat voor een
groot deel de beweging, die over de geheele
wereld door hun terechtstelling veroorzaakt
werd, gedragen werd door een geest van op
standigheid en revolutie. Eigenaardig vindt
hij, dat in die beweging protesteerden men
schen, die Rusland bewonderen, waar dood
vonnissen worden uitgesproken en uitgevoerd,
terwijl de beschuldigde niet eens behoorlijke
gelegenheid krijgt zich te verdedigen. Dat
tegen de anarchistische en kommunistische
relletjes met kracht werd opgetreden, keurt
ook hij noodzakelijk.
Evenwel meent hij met den door hem
geciteerden Prof. Scholte dat in de op
zichzelf verdwaasde, door drijvers misbruikte
volksbeweging iets zat van een bewo
genheid over onrecht, die wij moeten eer
biedigen.
Deze zaak en haar afloop heeft hem dan
ook zeer bewogen en wanneer hij nog
eens rustig overdenkt al wat gebeurd is kan
hij dat vonnis van uitvoering toch niet zonder
meer aanvaarden. Zijn rechtsbesef is pijnlijk
getroffen.
Die bewogenheid bracht hem er toe
een scherp oordeel te vellen over een
artikel in De Standaard aan deze zaak gewijd.
Het deed hem pijn, dat Dc Standaard zoo
koud en kii over die zaak sprak geen enkel
woord van medelijden met die beide veroor
deelden, een hardvochtige driestar zonder
ebnige bewogenheid. Een overtuigd
fascist zou niet anders geschreven hebben.
De bewogenheid oordeelt over de onbewo
genheid en doet dat op zonderlinge wijze.
Zij doet dat door zichzelve tegen te spreken.
Zij zegt wij matigen ons geen oordeel aan,
maar oordeelt toch, dat het rechtsbesef pijn
lijk getroffen is. Zij heeft het oog wijd open
voor het ietsje bewogenheid over onrecht,
dat misschien zou kunnen gepleegd zijn,
maar voor groote onrechtvaardig
heid, dat menschen, wier handen druipen
van menschenbloed, een groote beweging op
touw zetten tegen een vonnis, dat althans
door een fatsoenlijke rechtbank werd geveld,
heeft het deze qualificatie, dat die beweging
eigenaardig aandoet.
In eigen bewogenheid, voelt het niet, dat
achter het z.g.n. koude en kille, fascistische
artikel van „De Standaard" wel eens een
veel grootere en veel diepere be
wogenheid zou kunnen schuileneen
diepe bewogenheid over het lot niet van een
paar menschen, die toch in elk geval hoogst
waarschijnlijk heel wat op hun geweten had
den, maar over het lot van duizenden en
duizenden onschuldigen, wanneer het com
munisme mee door deze dwaze en schuldige
beweging werd versterkt. De bewogen
heid var. den staatsman, die zijh v e r-
antwoordelijkheid gevoelt voor het
waarachtig heil van het volk.
„Daar heeft nu die tuinman een heeien
tijd gezaaid. Het zaad is duur, dat heb ik
ai moeten betalen. En de tuinman werkt na
tuurlijk ook niet voor niets. En nu
had ik vruchten wilien plukken. Maar, ja
wel, niets te zien. Alles voor niets geweest."
En verdrietig keek ze naar dc zwarte aarde.
„Maar vrouwlief, hoe heb ik het nu toch
met je Dat kan toch zoo gauw niet. Je
moet geduld hebben en den moed niet zoo
spoedig verliezen. Al dat zaad is niet ver
loren. Het kan nog best vruchten voortbren
gen. Wees toch niet zoo gauw moedeloos."
„Zoo", antwoordde zij gemaakt droevig.
„Dus als jij zaait, dan moet je dadelijk resul
taten zien, maar als i k laat zaaien, dan
moet ik maar geduld hebben."
Dominee drukte z'n vrouw de hand. „Je
hebt me al weer een les gegeven en ik be
loof je, ik zal ze ter harte nemen."
Veel opgeruimder dan hij gekomen was,
verliet hij den tuin.
Een paar uur later zat de predikant de
krant te lezen.
Weer werd er gebeld.
„Is Dominee thuis
„Ja wel, Dorus, kom maar binnen", hoor
de Dominee Pietje zeggen.
Ever. later werd er op de deur geklopt en
nadat Mevrouw „binnen" had geroepen, vroeg
Pietje, of Dominee voor Dorus te spreken
was.
„Laat hem maar binnenkomen", zei Do
minee wat stroef.
„Niet onvriendelijk zijn, man", raadde z'n
Maar daar is ook onderscheid tusschen
bewogenheid en bewogenheid. Daar is een
bewogenheid, die praalt „wij zijn toch zoo
bewogen" en die daarin tenslotte zichzelve
zoekt, en een bewogenheid, die dieper doet
verstaan de groote verantwoordelijk
heid, waarmee God ons roept in dezen be-,
wogen tijd.
Van die eerste is er te veel in het artikel
van Ds. Buskes.
Alleen van de laatste is heil te verwachten.
Toen we indertijd breedvoerig rekenschap
gaven van onze bezwaren over den gang der
zaken aan onze V.U., eindigden we met er op
te wijzen, dat we om die bezwaren onze actie
voor de V.U. niet mochten stopzetten, en ook
niet mochten wachten tot het begin van het
volgende jaar om die dan eerst voort te zet
ten.
Dat is het standpunt, dat wordt ingenomen
door velen, die behooren tot de groep-Geel-
kerken. In W. en G. gingen onderscheiden
stemmen op om er op aan te dringen voors
hands nog niets te doen. En niet onmogelijk
is dat daar straks het parool zal uitgaan, hee
lemaal niets te doen.
Dat standpunt mag niet het standpunt zijn
van ons Gereformeerde volk.
De vraag, of wij onder de tegenwoordige
omstandigheden nog wel kunnen werken
voor de V.U. is geen vraag, die ons lang be
hoeft bezig te houden, maar die aanstonds
kan beantwoord worden met de krachtige be
tuiging, dat we dat niet alleen kunnen, maar
ook moeten doen.
Laat het zijn dat de houding van enkele
professoren enkele dubia deed rijzen. Meer
dan dubia zijn het dan toch nog niet. En
daarnaast staat dat alle andere professoren
van de V.U. in de quaestie, die onze kerken
beroerde, één lijn trokken met ons heele Ge
reformeerde volk. De hoogleeraren der Theol.
faculteit stonden in dezen naast die van de
Theol. School. En juist het hierboven genoem
de verschijnsel, moet ons Geref. volk prikke
len tot verhoogde actie, om, als het dan
moet, het te doen zonder medewerking van
die groep.
Daarom blijve ons parool, dat we vooruit
moeten, met inspanning kunnen we vooruit.
Het prov. comité hoopt dan ook, dat velen
uit onze provincie Woensdagmiddag
5 October, naar Middelburg zullen
komen, voor de rede van den heer Col ijn.
Mocht ergens een andere vergadering op dien
datum bepaald zijn, dan hopen we, dat het
mogelijk zal zijn die vergadering te verzetten.
Het ligt in den aard der zaak, dat we voor
den heer Colijn, die zoo buitengewoon met
arbeid overladen is, ons moeten houden aan
een eenmaal, in overleg met hem, vastgestel-
den datum.
Met groot verlangen zien we er naar uit,
dat wc op ons Zendingsterrein .ook een
hoofd-hospitaal zullen kunnen openen. Voor
de komst van Gods Koninkrijk zou dat van
groote beteekenis kunnen zijn. En bij dc ge
wijzigde omstandigheden daar, wordt de op
richting daarvan al meer als een beslist nood
zakelijkheid gevoeld.
Op den weg naar de bereiking van dit
doel, wil het Zustercomité, dat allereerst de
belangen van ons hulphospitaal te Parakan
behartigt ons de helpende hand bieden.
En de werkwijze, die het daarbij volgt is
even gemakkelijk als zeker. Die werkwijze
gaat uit van de gedachte, dat het gemakkelij
ker is enkele malen een kleine gift te schen
ken dan ineens een groote. Over die werk
wijze schreven we al eens, maar uit ver
schillende berichten blijkt ons, dat het ge-
wenscht is er nog eens de aandacht op te
vestigen.
Ze bestaat hierin, dat contribuanten ge
vraagd worden, die vier maal per jaar één
kwartje geven voor de medische Zending.
Niet meer dan één kwartje. En dat dan vier
maal per jaar. Deze methode brengt mee,
dat bijna ieder in staat is daaraan mee te
doen. Gewenscht is dezen arbeid niet op
te dragen aan de Zendingscommissies, die
de contributies ophalen voor den gewonen
Zendingsarbeid, maar daarvoor zusters der
gemeente te vragen. In een gemeente van
middelbare grootte, zijn daarvoor wel een
tiental zusters te vinden. Deze beginnen met
vrouw nog op zachten toon.
Daar kwam Dorus binnen, een grooten
zak op den rug. Kalm zette hij den zak neer,
nam z'n pet af cn trad op den predikant toe
„Dominee, ik heb verkeerd gedaan. Ik heb
er veel spijt van. Wil U mij vergeven
Dorus stak de hand uit en Dominee aar
zelde geen oogenblik, greep dadelijk de toe
gestoken hand en riep uit
„Dorus, wat ben ik blij."
Toen liep Dorus naar den zak, opende dien
en liet een groot aantal prachtige appels zien.
„Die heb ik voor U. meegebracht, Domi
nee. Ze beginnen toch al te rotten, daarom
geef ik ze maar weg."
Die Dorus toch. Ook nu weer wilde hij
het aoen voorkomen, alsof z'n gift geen
waarde had.
De preaikant kon nauwelijks z'n lachen be
dwingen en keek naar z'n vrouw, die o.)k
slechts met moeite haar vroolijkheid kon ver
bergen.
„Mag m'n vrouw er ook één van hebben
Dorus, of zijn ze voor mij alleen."
Toen eerst bemerkte de bezoeker, dat hij
al weer onbeleefd was geweest. Hij had hee
lemaal vergeten Mevrouw te groeten. „Me
vrouw moet maar niet boos op mij ziin",
zei hij, „ik ben een beetje in de war."
Toen ging hij naar de deur, zei „dag saam"
en verliet de kamer.
(Wordt vervolgd.)
ii i i J