Weekblad voor de Gereformeerde Kerken in Zeeland.
41e Jaargang.
Vrijdag 9 September 1927.
No. 36,
RedacteurenDs. P. VAN DIJK te Serooskerke (W.) en Ds. A. C. HEIJ te Koudekerke.
Persvereeniging Zeeuwsche Kerkbode.
UIT HET WOORD.
Licht en vroolijkheid voor de oprechten.
Kerkelijk en Geestelijk Leuen.
Van de Synode.
ZEEUWSCHE KERKBODE
Vaste medewerkersD.D. L. BOUMA, F. J. v. d. ENDE, B. MEIJER, P. STAAL Pzn., en R. J. v. d. VEEN.
Abonnementsprijs!
AdvertentleprIJsi
per kwartaal bij vooruitbetaling f 1,
Afzonderlijke nummers 8 oent.
15 oent per regelbij jaarabonnement van
minstens 500 regels belangrijke reduotie.
UITGAVE VAN DE
Adres van de Administratie:
Firma LITTOOÜ ft OLTHOFP, Middelburg.
Beriohten, Opgaven Predikbeurten en Advertentiën tot Vrijdag
morgen 9 uur te zenden aan de Drukkers LITTOOIJ Sc OLTHOFF
Spanjaardstraat, Middelburg.
TELEFOON 2 3 8. GIRONUMMER 4 2 28 0.
Het licht is voor den rechtvaar
dige gezaaid, en vroolijkheid voor
de oprechten van hart.
Psalm 97 11.
Waar is het licht en de vroolijkheid. Naar
den uiterlijken schijn bij de wereld. Stralen
bundels van licht weet de wereld te werpen
op den breeden weg volle bekers van ge
not weet ze aan te bieden in haar tenten.
De wereldmensch ziet den vrome in het
donker altijd treurend, beroofd van licht en
vroolijkheid. Acht zich zelf gelukkig geen
domper en geen duisterling te zijn. Licht en
vroolijkheid zijn bij de wereld. De mensch
maakt 't licht en schept de vroolijkheid. Ge
loof in God en Zijn Woord maakt alles duis
ter en somber.
Geen licht, geen vroolijkheid voor wie de
wereld verlaat en haatvoor wie God lief
heeft en dient. Zoo is de uiterlijke schijn
zoo ziet de wereld de dingen.
Het oog is niet open voör 't licht van
boven, en valt soms een oogenblik dit licht
op 't pad, dan wordt 't gehaat, omdat 't
de zonde voor oogen stelt. De wereld heeft
genoeg aan haar licht en vroolijkheid, als en
zoolang ze die kan genieten. Ze spreekt met
geestdrift van beide, en lokt in haar tenten
naar 't aanzien zoo vol licht en vroolijkheid.
Is dit niet beschamend voor ons Wij
zien het anders door Gods genade. God zaait
't lichtGod schept de vroolijkheid. Gods
kind geniet van beide. Toonen wij dit aan de
wereld roepen wij in geestdrift haar toe, dat
bij ons Jt licht en de vroolijkheid is. Is de
jubeltoon en de zegezang in de tenten der
rechtvaardigen Hoort de wereld ons zeggen:
De Heere is God en Hij heeft ons licht ge
geven Verheugen wij ons in het licht, dat
de Heere zaait op ons pad geeft dat licht
ons vroolijkheid en beantwoorden w'ij de
vreugdekreten van de wereld, met oogen stra
lend van vreugde in God, met deze woor
den Het licht is gezaaid voor de rechtvaar
digen en vroolijkheid voor de oprechten van
hart
Alleen als de Heere ons oog opent, zien
wij 't licht, genieten wij 's Heeren vreugde.
Niet bij ons licht, alleen bij 't licht van 's
Heeren Woord ziet ons oog nog naar de
wereld gaat ons hart nog uit naar de be
geerlijkheden dezer wereld hinken wij nog
op twee gedachten, de vreugde der rechtvaar
digen kennen wij dan niet. De liefde tot de
wereld, dan nog in het hart, sluit 't hart
voor de liefde Gods wie vreugde zoekt in
de wereld, vindt geen vreugde in God in
't licht dat God zaait.
Het licht is gezaaid voor de rechtvaardigen;
voor hen is open de fontein der geneugten,
waaruit de Heere ziels verheuging altijd weer
opnieuw schenkt.
Wie is die bevoorrechte voor wie dat he-
melsch licht gezaaid is die bij dat licht met
vreugde gaat zijn pad die bij de aanschou
wing van dat licht vroolijk wordtja op kan
springen van vreugde in zijn God ook onder
de moeilijkste levensomstandigheden
De Heere spreekt van rechtvaardigen en
oprechten van hart. Wij hebben hier de taal
des Ouden Testaments. Wie is dan een recht
vaardige Iemand die in zijn gedragingen
zich richt naar des Heeren Woord en Wet.
Als het ideaal van deugd en godsvrucht wordt
de rechtvaardige ons geteekend. Hij heeft
liefde tot God en tot de menschen. Hij wan
delt onberispelijk doet recht en gerechtig
heid en heeft de waarheid liefgeen bedrog
neemt hij op zijn tong zijn naaste doet hij
geen kwaad. Het is zijn lust den Heere te
vreezen te leven naar den wil des Heeren.
Hij vertrouwt op den Heere, die getrouw: is
en rechtvaardig en een iegelijk vergelden zal
naar zijne werken zijn getrouwen zal beloo-
nen.
Is nu het lot dezer rechtvaardigen in deze
wereld uiterlijk gelukkig en vreugdevol Dik
werf het tegendeel. Vele zijn de tegenspoe
den der rechtvaardigen. Zij zullen verdruk
king hebben in deze wereld door vele ver
drukkingen ingaan. Zij worden bespot en on
dervinden dikwerf schade. Zij zien de godde-
loozen groeien, voorspoed hebben, in weelde
komen. Soms kunnen ze zelfs nijdig worden
op de dwazen, als ze zien der goddieloozem
welstand. Hun voeten zouden dan struikelen,
de schreden uitglijden, als de Heere niet be
waarde.
Zoo kan 't inderdaad voor den rechtvaar
dige donker zijn zoo kan alle vroolijkheid
wijken bii den oprechte van hartkan het
droefheid en treuren worden een wegdruipen
van treurigheid en klagen.
Te meer, omdat de rechtvaardige die Gods
Wet liefheeft, weent over alle zonde en boos
heid, die nog steeds aankleeft. Gods recht
in 't kastijden erkent hij. Maar als dan de
goddelooze komt met zijn spotal spottend
zijn vreugde uit over 't lijden der rechtvaar
digen spot met de vroomheid en der vromen
verwachting, dan wordt 't soms te veel. Dan
zou 't bezwijken komen struikelen en uit
glijden
Maar God ziet en weet dit en opent nooit
te laat 't oog van zijn kind voor 't licht uit
den hemel. Het licht is gezaaid. Het is er
altijd. De weg is bestrooid met het licht van
God, die Licht is. Het pad door dit leven is
voor het kind van God nooit donker God
maakt 't licht.
Als wij maar waakzaam zijn, Gods wet lief
hebben, biddend vragen naar Gods geboden,
dan zal God ons verzeilen met zijn raadzijn
licht werpen voor en achter en rondom ons;
ja elke trede verzegelen, zoodat wij niet kun
nen verdwalen of verloren gaan. Ja meer.
's Heeren oog ziet alle droefheid en tranert
bij zijn kind. Tranen van droefheid' over de
lastering van Gods Naam en over de zonde,
over spotten met vroomheid en vreeze Gods.
Dan opent de Heere de fontein van zijn
vreugde dan geeft de Heere vreugde in 't
hart eindeloos grootdoet Hij opspringen
van vreugde in den Heere. In de tenten der
rechtvaardigen is er dan gejuich. Zij zingen
vol van vreugde Bij U is de Fontein des
levens, in uw licht zien wij het licht.
Onuitsprekelijk groot kan de droefheid der
rechtvaardigen zijn. Droefheid zoo groot, dat
de klacht zich uit Mijne tranen zijn mij tot
spijze dag en nacht, omdat zij den ganschen
de droefheid der wereld en van het kind der
dag tot mij zeggen Waar is uw God
Onuitsprekelijk groot kan echter ook zijn
wereld. Als de wereld loslaat, de wereldvreug
de niet meer genoten kan worden als ramp
op ramp trett en alle hoop verdwijntals
ziekte niet meer wijkt, de stervensure nadert
en doodsangst overkomtals kille beving doet
huiveren en de grafpoorten zich ontsluiten
willen. De wereld laat dan los, alleen, in 't
donker doet d' avond vreugdeloos zijn. De
wereld is voorbijgegaan en al haar begeerlijk
heid. Zij heeft alles geboden, doen genieten
heeft nu niets meer nu 't einde nadert. Naar
den schijn was 't licht en de vroolijkheid bij
de wereld, 't Was slechts schijn. Al 't licht
in 't leven was nog van God. Maar wie God
verlaat heeft smart op smart te vreezen. En
't einde wordt geen dageraad, geen licht,
geen vreugde ooitnacht, eeuwige nacht
pijn, eeuwige pijn.
En voor den rechtvaardigen Uit de eeuwi
ge lichtstad straalt het vroolijk licht. Niet
nu in den avond voor 't eerst, 't Was ge
zaaid op den weg naar de hemelstad. Zoo me
nigmaal 't zielsoog zag naar boven, zag 't
ook dit licht. In tegenspoed en onder kruis,
in ziekte en rouw, ornder spot en hoon, w'as
er 't licht, deed God 'tzien, als de ziele bad.
De aanschouwing van dat licht gaf dan
vreugde.
Maar komt dan de avond, dan is 't licht.
Vrede en vreugde voor den rechtvaardige.
Geen nacht meer geen kaars of licht der
zon meer noodig. De Heere God verlicht
hen. Eeuwige vreugde voor 't volk, dat het
geklank kent, dat zegtHeere in 't licht van
uw aangezicht iwandelcn wij.
Welgelukzalig is dat volk.
Terneuzen. S. GROENEVELD.
Het was een gewichtig besluit, dat de
Synode van Leeuwarden nam, toen zij uit
sprak, dat er redenen waren om tot uitbouw
van de belijdenis te komen en wel op drie
bepaalden punten, n.l. de H. Schrift en bij
namen de inspiratie de kerk en de roeping
dei Hooge Overheid.
Natuurlijk kwam dit besluit niet geheel
onverwacht. Heel vroeg reeds beweerden
sommigen onder ons, dat verschillende dee-
len van de belijdenis uitbreiding en ophel
dering noodig hadden. Daarover was veel
geschreven en daarover was veel gezegd.
Ontegenzeggelijk was er dan ook veel van
te zeggen.
Bovendien waren er destijds onder ons,
die in den waan verkeerden', dat onze glodf-
gelQerden uit vroegeren tijd voorstanders wa
ren van een mechanische inspiratie. In dien
tijd heb ik weieens aan een enkele hunner
gevraagd gij zegt het wel, maar kunt ge
net ook bewijzen En nu kan het wel zijn,
dat ik aan een verkeerde deur aanklopte,
maar veel wijzer ben ik er niet door gewor
den. Voor hen was het een axioma en zij
oordeelden, dat de organische inspiratie de
oplossing van alle moeielijkheden had ge
bracht. Als men dan informeerde naar de
beteekenis daarvan, dan leverde dit inderdaad
niet veel op. Er werd wel gedisputeerd,
maar meestal ontbrak de helderheid. Als ik
dit zeg, dan dient men er wel rekening mede
te houden, dat ik slechts in een beperkten
kring leefde en niet in de gelegenheid was
om ae meest vooraanstaande mannen te raad
plegen. In den regel bracht dit mij er toe
om te lezen, wat er van verschillende kant
over geschreven was, en dan bleek mij, dat
daarover reeds veel gegeven was, wat de
moeite van nauwkeurige overdenking waard
was. Maar ik geloof me niet te vergissen,
als ik beweer, dat zij die het sterkst ijver
den voor de nieuwe geluiden, het minst be
voegd waren om er over te oordeelen.
De Synode van 1920 kwam "onder merk
waardige omstandigheden saam. Blijkbaar was
er een drang in onze Kerken om groote
dingen te doen en daaraan werd eenigermate
voldaan aan het voorstel tot uitbouw van de
belijdenis om van andere pogingen niet te
spreken. Van dat oogenblik af was dit on
derwerp Kerkelijk in behandeling en het was
opvallend, dat bijna ieder daarmede ingeno
men was. Eenigen waren vol geestdrift en
verwachtten, dat er een soort nieuw refor
matorisch tijdperk was aangebroken en zij
zagen dan ook reikhalzend naar de resultaten
uit. Velen echter vonden het wel goed, maar
waren heel wat meer nuchteren in hun oor
deel en bleven heel kalm. Het spreekt van
zelf, dat in 't eene deel van 't land er meer
aandacht aan verleend werd dan in het an
dere. Er was al dadelijk iets goeds in, dat
allen zonder onderscheid meer rustig aan
hun eigenlijken arbeid gingen.
De eerste jaren gingen voorbij en bij het
naderen van de Synode van Utrecht vroeg
ieder, wanneer komt, wat de Deputaten in
opdracht ontvingen. Het lekte al spoedig uit,
dat de mannen, aan wie deze arbeid opge>-
dragen was, niet gereed waren. Ik weet niet,
hoe groot het aantal van hen was, die er
zich over verbaasden, wel weet ik, dat verre
weg de meesten dachten het verwondert
ons niet, wijl zij zooveel wel begrepen, dat
het een zeer moeielijk werk was. Ook was
ons ter oore gekomen, dat zij, die in ons
land buiten onze Kerken nog vasthouden
aan de aloude belijdenis, niet genegen waren
om mee te doen. Dit had natuurlijk >ok op
onthoud gegeven en maakte het voor onze
mannen des te moeielijker. Dit was naar we
dachten nu eens een taak, waaraan alle gere
formeerden in ons vaderland zich geven kon
den. Het gold hier de belijdenis van die Ker
ken, welke vóór de 19e eeuw nog onverdeeld
waren en daarom lag het vermoeden voor de
hand, dat de gereformeerden, hoe Kerkelijk
verdeeld zij ook zijn, zich nu gezamenlijk zou
den opmaken om door uitbouw van de belij
denis haar meer te doen beantwoorden aan
de eischen van dezen tijd. Allen moesten ge
voelen, hoe wenschelijk het is, dat omze be
lijdenis meer in 't midden van het leven kwam
te staan. Het is waar, dat wie het verleden
goed kende, niet al te optimistisch kom zijn,
want wat heeft men onze Kerken niet ten
laste gelegd, doordien zij den moed hadden
gehad om één enkele zinsnede uit artikel 36
onzer confessie te lichten, doch de liefde ge
looft alle dingen en "hoopt alle dingen. De
weigering kwam derhalve wel niet geheel
onverwacht, maar stelde toch te leur.
De tijd had ook het zijne gedaan, om de
hoog gespannen verwachting te temperen.
In elk geval zonder dat er al te veel over ge
redeneerd werd, kon de Synode er toe over
gaan om het deputaatschap te bestendigen en
dezelfde opdracht te herhalen. Doch weer
gingen vier jaar voorbij en nu deelden Depu
taten mee, dat zij het niet gewenscht oor
deelden om nog eens voor dit doel zulke
mannen aan te wijzen. Het is te hopen, dat
allen, die in deze dingen belangstellen eens
met aandacht lezen de argumenten, welke
de Deputaten voor hun meening hebben bij
gebracht, want ik geloof, dat dit menigen
heetgebakerde bewaren kan voor een overijld
oordeel. De Commissie, die over hun rap
port mededeeling en advies had te dk>en aan
de Synode, kon zich neerleggen bij de uit
spraak der Deputaten. Het ging wel niet van
harte, maar zij meende, dat het wel niet an
ders kon. Een hunner zeid'e dan ook het zal
wel moeten. Zoo kwam het in de vergade
ring en het bezorgde aan velen een mooien
dag. Er was animo. Zestien sprekers vroegen
het woord, nadat er reeds van te voren heel
wat woorden gewisseld waren. Het bleek,
dat vele leden van de Synode welsprekend
zijn. Ik zal niet nagaan, wat elk hunner heeft
gezegd dit is overbodig, omdat onze bla
den uitstekende verslagen hebbben gegeven
maar alleen doen uitkomen, dat allen hun
teleurstelling uitspraken over zulk een slot.
Dit kon en mocht niet. De Professoren Ho
ning en Ridderbos hebben het standpunt van
de Deputaten toegelicht en verdedigd en
ds. Schouten van Amsterdam, de voorzitter
van de Commissie heeft alles saamgevat in
het thema van te hoog gespannen verwach
ting. Intusschen waren er vier voorstellen
uit de vergadering bij den Praeses Synodi
ingekomen en ds. Schouten uitte den wensch
om deze te stellen in de handen van een Com
missie om zich daarover te beraden en advies
er over uit te brengen. Tegen dezen wensch'
heeft zich niemand verzet en alzoo is het
geschied.
Afgaande op wat de bestrijders van het
rapport en ziin conclusies zeiden en wat ds.
Schouten verlangde is geen aanmatiging om
het vermoeden uit te spreken, dat de Com
missie allicht zal voorstellen, dat er opnieuw
deputaten benoemd worden om nog eens
deze materie te overdenken en te beproeven
een weg aan te wijzen, waarlangs althans in
beperkten zin verkregen wordt, wat sedert
1920 in uitzicht wercf gesteld. En daarmede
zal allicht zich heel de Synode vereenigen,
wat ir. elk geval een goed resultaat genoemd
kan worden.
Prof. Berkhof heeft zich ook in het debat
gemengd en hij deed het op waardige wijze.
Het bleek bij deze gelegenheid, dat Amerika
ook nog mannen heeft, die zich niet over
haasten. Hij heeft nagedacht, eer hij spreekt
en zijn woord getuigt van een bezonken
oordeel. Hij is daarbij zeer helder in de uit
eenzetting van zijn gedachten, zoodat ieder
hem zonder al te groote inspanning kan vol
gen. Hoewel hij reeds iong in Amerika ge
komen is en het Amerikaansche leven heeft
meegeleefd, is hij nog een Nederlander, die
heelemaal het type van ons volkskarakter ver
toont. De Christelijke Gereformeerde Kerk
in 't Westen had in hem een vertegenwoor
diger, welke bij machte is de sympathie bij
ons te verlevendigen en een hechten band
tusschen zijne en onze Kerken te versterken.
Als dit blad de lezers bereikt, zijn alle bui-
tenlandsche leden der Synode vertrokken en
gaat ieder naar zijn eigen huis en taak. Wij
gaan nu nog uiteen naar verschillende deelen
der wereld, maar het is troostvol te weten,
dat wij allen behooren tot de eene Kerk,
welke de Zoon van God bijeen vergadert door
Zijn Woord en Geest uit het gansche men-
schelijk geslacht, en dat er eens geen af
stand van plaats en tijd meer zijn zal en dat
dan de tijd aanbreekt, waarin het zijn zal
ééne kudde en één Herder.
BOUMA.