Weekblad voor de Gereformeerde Kerken in Zeeland.
41e Jaargang.
Vrijdag 2 September 1927.
No. 35.
Redactearen: Ds. P.VAN DIJK te Serooskerke (W.) en Ds. A. C. HEIJ te Koadekerke.
Persvereeniging Zeeuwsche Kerkbode.
UIT HET WOORD.
GEBED IN VREEMDELINGSCHAP.
Kerkelijk en Geestelijk Leuen.
Van de Synode.
ZEEUWSCHE KERKBODE
Vaste medewerkersD.D. L. BOUMA, F. J. v. d. ENDE, B. MEIJER, P. STAAL Pzn., en R. J. d. VEEN.1
AbonnemantiprIJsi
Adeertentleprljsi
per kwartaal bjj vooruitbetaling f 1,—
Afzonderlijke nummers 8 oent.
15 oent per regelbjj jaarabonnement van
minstens 500 regel» belangrijke reduotie.
UITGAVE VAN DE
Adres van de Administratie:
Firma LITTOOIJ OLTHOFP, Middelburg.
Ik ben een vreemdeling op de
aarde verberg uwe geboden voor
mij niet
Psalm 119:19.
Wie is de vreemdeling die hier bidtzijn
oogen opheft naar omhoogzijn Vader in
de hemelen vraagt om licht, om raad, om
troost Hoe komt 't, dat die ziel niet vloekt,
maar bidt. Wat is de oorzaak van dit vreem
delingschap. Waar was die vreemdeling, die
toch niet met oogen vol van haat en wrok
zijn eigen pad baande, maar bad dat God
mocht richten zijn voet op den weg des
vredes
Wij hooren in dezen Psalm allereerst Is
raël, het volk des Heeren. We beluisteren
hier zijn taal. Israël is de vreemdeling onder
de volken. In zijn godsdienst en zijn eere-
dienst, door zijn profeten en zijn priesteren,
zijn historie en zijn afzondering, zijn heilige
wetten en zijn geloof is Israël de vreemde
ling.
Van Israël gaan we terug op de aarts
vaders, Abraham, Izak, Jakob. Zij hebben
beleden, dat zij gasten en vreemdelingen op
de aarde waren. Elders thuis, vertoefden zij
hier als vreemdelingen. Van de aarde ver
wachtten zij 't niet. In Palestina poogden ze
zich niet thuis te maken. Zij verwachtten
een stad1 die fundamenten heeft, waarvan God
de Kunstenaar en de Bouwmeester is.
Van de aartsvaders zouden wij terug kun
nen gaan tot Noach, Henoch, Enos. Hier
zien wij ook den vreemdeling op aarde.
Bouwde Kaïn een stad, die hij noemde naar
zijn zoon, Enos leerde opzien naar den he
mel aanroepen den Naam des Heeren bid
den verberg uwe geboden voor mij niet.
Maar nu kunnen wij niet verder terug. Wij
zouden komen bij Adam vóór den val, die
geen vreemdeling was op aarde.
Wij moeten van Israël, den knecht des
Heeren, vooruit naar den waren Knecht des
Heeren, Jezus Christus, den tweeden Adam,
den Heer uit den hemel, die kwam in onze
menschelijke natuur, in dienstknecht gestalte.
Hij was de vreemdeling op de aarde. Hij
had geen plaats om zijn hoofd neder te leg
gen. Was de onwaardigste onder de men-
schen. Hij was veracht en werd1 verworpen.
Verworpen ook door de Oversten, die over
den bouw van Israël te zeggen hadden.
Vreemdeling zelfs in Jeruzalem en bij de
zijnen. Hij bad in vreemdelingschap. In sterke
roeping en tranen heeft hij zich zelf ge
offerd. Aan het kruis, verlaten van menschen,
komt nog van zijne lippen Mijn God, mijn
God, waarom hebt Gij mij verlaten.
Toch bleef de vreemdeling op aarde. Im
mers Jezus had gezegd tot zijn discipelen
Zij hebben mij gehaat, zij zullen u haten.
Indien gij van de wereld waart zoo zou de
wereld het hare liefhebben. Maar omdat gij
van de wereld niet zijt, maar ik u uit de
wereld heb uitverkoren, daarom haat u de
wereld1.
De vreemdeling is nu de gemeente van
Christus het geloof der gemeente het le
ven der gemeente de gemeente als kolonie
uit den hemel op de aarde. Elk geloovige er
vaart het, in zijn belijden en getuigen in 't
midden der wereld, vreemdeling op aarde
te zijn.
Wat wij gelooven, begrijpt de wereld niet.
't Lijkt wel een vreemde tegenstelling. De
geloovigen erfgenamen en vreemdelingen. Het
is ook 't tegendeel van de eerst gestelde
orde. De mcnsch was eerst geen vreemde-
ling op de aarde. Heer cn meester koning-
was hij in Gods Schepping.
Met den zondeval werd dit anders. De
mensch werd nu scholier van Satan en daar
door zijn slachtoffer en zijn slaaf. De duivel
werd de Overste der wereld.
Evenwel zegt God Mijn Raad zal bestaan.
En om te doen naar Zijn Raad gaf God zijn
Zoon, den Zoon, den Erfgenaam van alles
de Eerste en de Laatste. Hij komt op aarde
in onze menschelijke natuur komt om Gods
wil te doen. Zoo is hier de tegenstelling vol
komen de Erfgenaam, de vreem
deling op aarde.
In de gelijkenis der booze landlieden heeft
Jezus geteekend hoe de huurders van den
wijngaard, slachtoffers van Satan, oordeelen
als Jezus komt.
Eerst hebben zij de knechten, de profeten
dés Heeren gedood. Nu komt de Zoon. En
zij zeggen Komt laat ons Hem dboden en
de erfenis zal de onze zijn. Satans instrumen
ten, weten zij niet wat zij doen. Toch
dooden zij den erfgenaam. Maar de erfenis
wordt hun ontnomen. Immers de vreem
deling is de Erfgenaam; de Leven
de. Hij staat op uit de dooden, en met hem
is opgewekt zijn uitverkorene Gemeente, de
erfgenaam van alles. De gemeente in Chris
tus uitverkoren, wordt bijeen vergaderd door
zijn Geest en Woord uit alle taal, geslacht en
natie.
Machteloos stonden de Oversten tegen de
Apostelen d!ie heel Jeruzalem vervulden met
de leer en mot den Naam van Jezus. De
poorten der hel konden de gemeente van
Christus niet overweldigen. De gemeente van
Christus blijft de wereld vervullen met den
Naam van Jezus. Maar levend' uit en door den
Geest van Christus is ze de vreemdeling op
aarde. Rechtens erfgenaam, werkelijk dë
vreemdeling op aarde. Hoe meer ze leeft uit
Christus, leeft naar zijn Woord hoe meer ze
de wereld wil leeren leven naar het Woord!
op alle levensterrein, hoemeer ze als vreem
deling beschouwd wordt. De Kerk die er
kent en belijdt het gezag der Heilige Schrift,
is de vreemdeling op aarde. De vreemdeling,
die bidt en bidden moetVerberg uwe gebo
den voor mij niet.
Leven uit het geloof, is ook een leven van
strijd, van heiligen geloofsstrijd. Juist de
vrome, die in vroomheid en vrees wandelt
voor het aangezicht des Heeren, erwaart dit.
Niet wie leeft naar het vleesch schoon
gesteld onder de leden der Kerk maar wie
leeft en wandelt naar den Geest. Wie voelt
den band aan God en den band aan het
Woord, voelt zich ook vreemdeling op aarde.
Het levende kerklid dat leeft met Gods strij
dende Kerk in liefde en trouw, moet strijden
ook onder smaad en kruis, onder spot en
hoon moet echter ook bidden om kracht
en om licht.
Er zou een bezwijken zijn in den strijd,
als er geen kracht van boven kwam, een om
komen in nevel en donkerheid, als hemelsch
licht 't pad niet verlichtte. God wil die kracht
geven, dat licht zenden en doen zien. Maar
wij moeten bidden, altijd bidden. Ook wekt
God zelf de behoefte aan gebed.
Zoo bidt de vreemdeling Verberg uw ge
boden voor mij niet. Daniël had in zijn huis,
in zijn opperzaal, opene vensters tegen Je
ruzalem. Zijn vijanden zagen, dat hij knielde
en bad. Zoo heeft de ware geloovige d'e ven
sters open, naar den hemel. En de wereld ziet
cn weet dat hij bidt. God heeft zijn woord
gegeven. Beide door wet en evangelie, gebod
en belofte, schijnt hemelsch op 't pad van
den vreemdeling.
Het gebed van den vreemdeling gaat daar
om gepaard met het lezen van Gods Woord,
met het saamleven met Gods volk, met een
naarstig opgaan eiken rustdag om Gods
Woord te hooren, de sacramenten te gebrui
ken, God den Heere openlijk aan te roepen.
Het gebed wordt te ernstiger, te aanhouden
der, naarmate het leven banger en moeilijker
wordt. Het gebed blijft, zoolang wij in vreem
delingschap op aarde zijn.
Beriohten, Opgavan Predikbeurten en Advertentiën tot Vrijdag
morgen 9 uur te zenden aan de Drukkere LITTOOIJ OLTHOFF
Spar\jaard8traat, Middelburg.
TELEFOON 2 9 8. GIRONUMMER 4228 0.
Maar aan de vreemdelingschap komt een
einde. De vreemdeling is erfgenaam. De vro
men zullen 't aardrijk beërven. In de ster-
vensure gaat, wie bidt 't gebed in vreemde
lingschap, naar Jezus. En eens komt Jezus tot
volkomen verlossing. Dan geen vreemdeling
schap meer voor zijn Kerk of voor één harer
ware leden. God zelf wi9cht alle tranen der
vreemdelingschap af. De vreemde ling:-
erfgenaam ontvangt zijn erfenis. Gaat in
in de vreugde des Heeren.
T erneuzen.
S. GROENEVELD.
De wereld1 is nog altijd vol onrust. Zij
gelijkt een zee, welke steeds in beweging
is. Hoe beweeglijk zij is, bleek dézer dagen
weer duidelijk. In Amerika waren twee anar
chisten veroordeeld en terechtgesteld. Schier
in alle landen werden vergaderingen belegd,
waarin vooraanstaande mannen het woord
voerden eerst om de uitvoering van het von
nis te voorkomen en daarna om de menigte
op te ruien tegen de overheden. Als we
daarin konden zien een verzet van de cbn-
scientie tegen geschonden recht, dan zouden
we ons moeten verblijden, dat daartegen nog
zulk een weerstand bij de volken gevonden
wordt. Maar dit was nier blijkbaar niet het
geval, want dan zou er veel krachtiger ge
protesteerd zijn tegen daden van het Sovjet
bewind in Rusland, dat memgen onschuldigen
met gevangenis en den dood heeft gestraft.
Hoewel daarover ook dikwijls geschreven
werd, toch hoorde inen niet van relletjes,
welke daarvan het gevolg zijn geweest. Maar
nu waren het twee anarchisten, die elke over
heid zouden willen verwijderen en nu moest
hemel en aarde bewogen worden. Zelfs in
ons eigen land, dat overigens niet tot het
meest woelige gerekend moet worden, had
de politie in verscheiden plaatsen handen
vol werk. Juist die bewogen w'ateren maken
het d'e Kerk van Christus niet gemakkelijk om
haar plaats te blijven innemen en haar taak
te verrichten.
Wie de verslagen van de vergaderingen
der Gereformeerde Kerken te Groningen ge
houden, leest, kan daaruit zien, dat op haar
erve ook nog allerlei moeielijkheden voorko
men. Vele daarvan herinneren aan den strijd,
waarover verleden jaar te Assen de beslis
sing gevallen is en waarvan we nog altijd
minder smakelijke vruchten te plukken heb
ben. Het is een bewijs, dat we wel met groo-
ten drang mogen blijven bidden, dat vree
en aangename rust en milde zegen U ver-
blij, aat welvaart in Uw vesting zij, in Uw
paleizen vreugde en lust. Zooals ieder weet,
waren er op deze Synode afgevaardigden
uit Schotland, Amerika en Afrika en het is
altijd een treffend oogenblik, wanneer deze
mannen spreken over de Kerken, welke heil
zonden. Mij viel meer dan anders op, dat
zij ook gewaagden van moeielijkheden, waar
mede zij ir. hun omgeving te kampen hebben,
ook al waren deze vaii anderen aard dan bij
ons. Ook voor hun Kerken dreigden gevaren,
waartegen zij onophoudelijk op hun hoede
moeten zijn, en waartegen zij zich met groote
waakzaamheid en kracht zich hadden te ver
zetten. Wij weten het wel, dat de Kerk in
alle landen en onder alle volken een strijden
de is, maar in zulke oogeriblikken wor3t
het besef daarvan helderder en levendiger en
het zegt ons, dat wij in de naaste toekomst
ook nog niet op tijden behoeven te rekenen,
waarin wij alleen dén truffel kunnen gebrui
ken. Van buiten strijd1 en van binnen vrees.
Zulke samenkomsten wijzen niet alleen op
de moeielijkheden, waarmede de Kerken in
de verschillende landen te strijden hebben
zij geven ook bemoediging. Immers zij spre
ken er van, dat er nog overal mannen en
vrouwen zijn, welke den Naam des Heeren
belijden, en die zich scharen onder de Ba
nier van het kruis. Waarlijk er ïs nog een
leger het moge klein zijn, als wij het ver
gelijken met het aantal tegenstanders dat
trouw blijft aan het oude vaandel en dat
niets anders op het oog heeft dan de door
werking van het evangelie in dé harten der
menschen. Wanneer men alleen op Tiet ge
tal en dé kracht ziet, dan moge het verme
telheid schijnen, als het optrekt onder de
leuze zij zullen het niet hebben, de goden
van dezen tijd, zoodat velen er niet eens
rekening mee houden willen, maar ancfer9
wordt net, als wij bedenken, dat hun Koning
met eere en heerlijkheid bekleed aan 'de
rechterhand des Vaders zit. Hoe geducht wa
ren de legerscharen der Assyriërs, welke een
maal Jeruzalem, het laatste bolwerk van het
kleine Juda belegerden, zoodat de vijand zich
bij voorbaat verheugde op de overwinning,
hoe kwam ec"hter uit, de nietigheid van den
tegenstander, die zich op zijn eigen sterkte
verliet. De geschiedenis van Gods volk is
er, welke ons verhaalt van uitkomsten in
eiken nood en tegen eiken dood. Het is
waar, dat als men de krachten over en weer
telt en weegt, er voor de volgelingen van den
Christus op geen zegepraal te rekenen valt,
doch er staat tegenover, dat zij, die met
ons zijn, meer zijn dan die tegen ons zijn.
De Heere is een Zon en een Schild, welke
licht geeft in elke duisternis en bescherming
tegen elk onheil. Hij is een Rotssteen en een
hoog vertrek, op Wicn wij bouwen kunnen
en in Wien we ons mogen en kunnen verber
gen. Zijn oogen zijn dag cn nacht open over
allen, die Hem vreezen en op Zijn goedheid'
hopen. Hij is de Wachter Israëls, die nooit
slaapt cn nimmer sluimert.
Het komt ook op zulke vergaderingen nog
uit, hoe rijk gezegend wij zijn in ons klein
land. Schotland is altijd een beweldadigd land
geweest, waarin dé wortelen van de Refor
matie diep gedrongen zijn in het volksleven
en de kerk van Christus een krachtigen in
vloed heeft geoefend op dé bewoners. Maar
hoewel Wij niet bij machte zijn een nau'vvf-
keurige vergelijking te maken, toch hebben
wij den indruk van wat iwlij hoorden en lazen
gekregen, dat er veel is in het kerkelijk le
ven, dat 'anders zou moeten zijn. De men
schen, die daar vasthouden aan de belijdenis,
klagen er over, dat er meer is een zoeken
naar eenheid, dan een nauwgezette bewa
king van de grenzen, welke scheiding ma
ken tusschen dé waarheid en de leugen.
Doch laat dit nu zijn, als het is, wij mogen
erkentelijk zijn, dat de Gereformeerde Kerken
tot dusver weigeren om ook maar een duim
breedte over te geven aan de aanvallers en
dat er buiten onze Kerken nog zooveleni
zijn, die zich één met ons gevoelen in de
belijdénis. Dat er nog zooveel verwarring
heersche, willen wij niet verbloemen, maar
wij zouaén ons aan ondankbaarheid' schuldig
maken, wanneer wij vergeten konden de wel
daden welke God ons heeft verleend.
De mannen van de Christelijke Gerefor
meerde Kerk uit Amerika kunnen verhalen,
welk een uitbreiding deze kerk verkregen
heeft en wij verheugen ons daarover
maar als wij 'denken aan het bijna onafzien
bare terrein, waarop zij werken, dan kunnen
we ons eenigermate voorstellen, voor welk
een taak zij staan en wij vragen ons zelf
af, hoe zullen zij op den duur stand houden
te midden van zoovele stroomingen als d'aar
voorkomen. Onze Kerken hebben in dit op
zicht het gemakkelijker, wijl zij veel dichter
bij elkander staan en zij haar arbeidsveld
veel lichter overzien kunnen. Wij gevoelen
ons klein, als wij letten op de menigte, welke
ons tegenhoudt, maar hoeveel meer zal dit
zich opdringen aan het bewustzijn van hen,
die in het Westen strijden en arbeiden. Wij
hebben te doen met tegenstanders, die we
ten, wat zij willen, maar dat is daar niet
minder het geval. Doch de grond, waarop
wij hier en daar bouwen, is onwankelbaar.
Het verbond van Gods goedertierenheid zal
niet wankelen, noch wijken tot in eeuwig
heid en Hij zal het bevestigen van kind tot
kind. Het trof mij, dat cr uit Afrika was
de predikant Postma, wiens grootvader in
1854 uit ons land gezonden werd om te
zien, of hij niet iets onder de Transvaalsche
Boeren kon doen in 't belang van Christus'
Kerk en hij heeft er veel kunnen doen, waar
van de vruchten nog gezien worden. Het
geslacht, waartoe deze behoorde, is heen
gegaan, een ander geslacht is opgestaan,
maar het blijkt, dat God met dit geslacht
is geweest en dat de kleinkinderen wande
len in 't spoor, waarin de vaderen zich be
wogen hebben. De beloften Gods zijn in
Christus Jezus Ja en Amen. Hierop mo
gen we zien cn hierop mogen we rekenen
cn in dit geval zullen we niet beschaamd
wordén. BOUMA.