Weekblad voor de Gereformeerde Kerken in Zeeland.
uit het woord.
41e Jaargang.
Vrijdag 19 Augustus 1927.
No. 33.
RedacteurenDs. P. VAN DIJK te Serooskerke (W.) en Ds. A. C. HEIJ te Koudekerke.
Persvereeniging Zeeuwsche Kerkbode.
VOLHARDING IN LIJDEN.
Van de Synode.
Walchersche Brieven.
KERKBODE
Vaste medewerkers D.D. L. BOUMA, F. J. v. d. ENDE, B. MEIJER, F. STAAL Pzn., en R. J. v. d. VEEN.;
Abonnementsprijs:
Advertentieprijs:
per kwartaal bjj vooruitbetaling f 1,
Afzonderlijke nummers 8 oent.
15 oent per regelbjj jaarabonnement van
minstens 500 rïgels belangrijke reduotie
UITGAVE VAN DE
Adres van de Administratie:
Firma LITTOO'J OLTMOFF, Middelburg.
Beriohten, Opgaven Predikbeurten en Advertentiën tot Vrijdag
morgen 9 uur te zenden aan de Drukkers LITTOOIJ Sc OLTHOFF
Spanjaardstraat, Middelburg.
TELEFOON 2 9 0. GIRONUMMER 42 2 0 0.
Gij hebt hen geslagen, maar zij
hebben geen pijn gevoeld'.
Jer. 5 3.
Israël was een hardnekkig volk. Telkens
weer wieken ze af van dón levenden God
en keerden zij zich tot de afgoden. Immer
weer overtraden ze op allerlei wijze de hei
lige wet des Heeren. Het volk in zijn geheel
bewandelde zoo dikwijls de paden der zonde,
zoodat er slechts weinige vromen onder hen
gevonden werden. Allerlei grove zonden wer
den er bedreven, zooals valscheÜjk zweren,
onrecht doen en leugen spreken. Of zij al
zeggen Zoo waarachtig als de Heere leeft
zoo zweren zij toch valschelijk. vs. 2. Ook
klaagt de Heere over hunne hardnekkigheid
en verstoktheid van hun hart. Zoo in vs. 3,
waar de profeet betuigt Gij hebt hen ge
slagen, maar zij hebben geen pijn gevoeld
Gij hebt hen verteerd, maar zij hebben ge
weigerd de tucht aan te nemen zij hebben
hunne aangezichten harder gemaakt dan een
steenrots, zij hebben geweigerd zich te be-
keeren. En verder in dit hoofdstuk Hoort
nu dit, gij dwaas en harteloos volk die ooge.i
hebben maar zien niet, d'ie ooren hebben,
maar hooren niet. Zult gijlieden Mij niet
vreezen spreekt de Heerezult gij voor
mijti aangezicht niet beven Die der zee
het zand tot een paal gesteld heb, met een
eeuwige inzetting, dat zij daarover niet zal
gaan ofschoon hare golven zich bewegen,
zoo zullen zij toch niet vermogen ofschoon
zij bruisen, zoo zullen zij toch daarover niet
gaan. Maar dit volk heeft een afvallig en we-
derspannig hartzij zijn afgevallen en zijn
heengegaan, en zij zeggen niet in hun hart:
Laat ons nu den Heere, onzen God, vreezen,
Die den regen geeft, zoo vroegen regen als
spaden regen, op zijn tijd Die ons de weken,
de gezette tijden van den oogst, bewaart, vs.
21—24.
Hardnekkig is het volk. Gij hebt hen ge
slagen, maar zij hebben geen pijn gevoeld'.
Getuchtigd heeft hen de Heere. Op allerlei
wijze is Hij tot hen gekomen met de roede.
Met bezoeking op bezoeking heeft Hij hen
getroffen. De kastijdende hand des Heeren
is zwaar op hen geweest. Maar zij hebben
er geen acht op gegeven. Zij hebben geen
pijn gevoeld. Zij hebben het zich niet aan
getrokken. Zij hebben zich er onder ver
hard. Niet tot verootmoediging kwamen ze
onder de slaande hand des Heeren, noch
tot verbrijzeling des harten en tot wederkee-
ring tot den Heere, maar ze zijn voortgegaan
op den weg des kwaads. Is dat niet vreese-
lijk Is dat geen verachting en verwerping
van de kastijding des Heeren, en alzoo van
den Heere Zelf
Gij hebt hen geslagen, maar ze hebben
geen pijin gevoeld. Als de Heere ons met
lijden bezoekt en een kruis ons oplegt om
te dragen, dan hebben wij de kastijding wel
degelijk te gevoelen. Wij mogen niet gevoel-
l(oos blijven, door ons er tegen in te ver
harden, of te denken daar is niets aan te
doen ik moet dat nu maar torsen. Wij moe
ten pijn gevoelen als de Heere ons slaat.
En alzoo met onze smart tot Hem vluchten.
Zijn wij van Hem afgeweken, waren we ge
komen op wegen der zonde, op paden des
verderfs, dan moeten wij ons daarvan afkoe
ren tot den Heere, ons bekeeren tot Hem.
De Heere komt tot ons met de roede
Hij slaat ons met krankheid Hij legt ons
neder op het ziekbed Hij brengt ons mis
schien tot nabij den dood of Hij treft ons
op andere wijze in ons persoonlijk of huise
lijk of maatschappelijk leven met ramp en te
genheid o, 't is genade 't is uit liefde,
dat Hij ons slaat, 't Is, omdat Hij ons terug
brengen wil. En als Hij ons slaat, laten
wij dan niet gevoelloos blijven laten wij
dan niet ons daartegen in verzetten en ver
harden. Maar laat ons pijn gevoelen en, ge
voelende de kastijdende hand Gods, tot Hem
vluchten en Hem om genade aanroepen, om
de genade der schuldvergeving en der waar
achtige bekeering.
En mogen we kinderen Gods zijn, en de
waarachtige bekeering reeds kennen, dan
moeten we toch in de dagelijksche bekeering
voortgaan, en door de slaande hand des Hee
ren steeds weer en telkens meer tot schuld
belijdenis komen en een hartelijk leedwezen
gevoelen daarover, dat we God door onze
zlonden vertoornd hebben en dezelve hoe
langer hoe meer haten en vlieden.
Met opmerkzaamheid hebben we ons lijden
te dragen, achtgevende op hetgeen ons de
Heere leeren wil en waartoe Hij ons brengen
wil door het kruis, dat Hij ons oplegt.
We moeten ons vernederen voor onzen
God en dan ook met onderwerping aanZijn
wil ons lijden dragen. Wel mogen we bidden
om verlossing uit ons lijden en om wegne
ming van het kruis, maar altoos met de be
tuiging Uw wil geschiede, zooals Jezus bad
in Gethsémané.
Niet gevoelloos zijn, dat zou onnatuurlijk
wezen.
Niet ons verharden tegen Gods hand in,
die ons slaat, dat zou vreeselijk zijn.
Maar gevoelende de hand des Heeren, en
smartelijk aangedaan zijnde door Zijne tucht
roede, tot Hem vluchten, en ons in Zijne ar
men werpen. Hij slaat, maar ook Zijne
handen heelen. Hij kastijdt, maar 't is tot
ons nut, opdat wij Zijner heiligheid deel
achtig worden.
R. HAMMING.
Kerkelijk en Geestelijk Leuen.
Groningen kent heel het land. Ieder weet,
aat de bevolking de honderd-duizend heeft
bereikt. Vóór honderd jaar heeft mijn vader
er één jaar gewóond' en hij k\vam er ook
later meermalen en zijn mededeelingen heb
ben me eenigermate een voorstelling gege
ven van het eertijds. Hoewel ik niet bij mach
te ben een juiste vergelijking te maken, toch
weet ik er we! zooveel van, dat het verschil
tusschen het vroegere en het tegenwoordige
groot is. Dit dankt de stad aan haar ligging
allereerst, want zij is bijna het middelpunt
van heel de provincie. De bewoners van dit
gewest kennen maar één stad. De andere,
welke er zijn, tellen haast niet mee. In Fries
land is dit anders. Leeuwarden is ook veel
uitgegroeid, maar Sneek om slechts deze
ééne plaats te noemen kan er ook zijn.
Groningen is buiten alle mededinging. Bo
vendien is er een krachtige samenwerking van
arbeid en kapitaal aldoor geweest om haar
te maken tot wat zij thans is. En dat zij
nog altijd in 't bezit is van de eenige aca
demie in 't Noorden, heeft ook tot haar bloei
bijgedragen.
Het viel in Groningen niet op, dat Maan
dag de afgevaardigden naar de Generale Sy
node tot haar kwamen, want wat waren cieze
onder zoo velen In Assen was dit anders.
Vergeten mag ook niet wórden, dat de span
ning, waarmede de vergadering der Kerk toen
tegemoet gezien werd, veel grooter was dan
op dit oogenblik. De atmospheer is in me
nig opzicht niet zoo drukkend als in 1926.
Dit is in veel duidelijk. Het kwam reeds uit
in het woord, dat ds. Fernhout sprak tot inlei
ding op het gemeenschappelijk gebed.
Als naar gewoonte was er een bidstond,
vóór de Synode vergaderde. Deze wferd ge
houden in de Zuiderkerk. De gemeente van
Groningen toonde haar belangstelling door
het ruime Kerkgebouw geheel te vullen. Dit
is altijd aangenaam. De voorzitter van de
Asser Synode had de leiding en sprak over
de woorden Wij zijn Gods mede-arbeiders
en wat er meer staat in vs. 9 Van 1 Corinthen
III. In eenvoudigen en zeer duidelijken vorm
sprak hij zijn gedachten uit. Wij luisterden
met aandacht. Het Was een genot om de
uitstalling van deze rijke gedachten te mogen
aanschouwen en bewonderen. Het bleek ook
nu, welke een schoone harmonie er kan zijn
tusschen een zeer helder inzicht en een warm
gemoed. Hoe heerlijk zijn de gaven, waar
mede God sommigen Zijner dienstknechten
versiert. Niet opdat wij eindigen zouden in
hen, maar verstaan, dat de rijke verscheiden
heid van talenten aan de Kerk toekomt, wijl
zij van Christus is. Dc rede is in druk ver
schenen en ik zou wel willen, dat elk haar
eens op zijn gemak las, want er is overvloedig
voedsel in voor hoofd en hart. Eén die met
me huisivvaarts keerde, zeide ik wist wel, dat
de arbeid van zulk een Synode gewichtig is,
maar het is me thans helder dan ooit, en
ik vermoed, dat het meerderen zoo gegaan
is. De opmerkingen over het gebouw: en het
akkerwerk getuigden van zeldzame wijsheid
en edele voorzichtigheid. Voor allen, die me
de-arbeiders Gods mogen zijn, was 'teen ge
zegende uur.
Op de begroetingssamenkomst was 't ook nu
•weer gezellig. Van de zoogenaamde stugheid,
Waaraan de Groningers naar men zegt lij
den, viel niets te bespeuren. Wel merkt men,
dat men in 't Noorden nuchteren is, doch dit
behoeft aan de echte hartelijkheid geen schade
te doen. Als Fries kan ik moeielijk vergeten,
dat de Saksers als een wig zich geschoven
hebben tusschen ons volk en dat zij zoo
doende ons heel deze stad ontnomen hebben,
maar dit neemt niet weg, dat ik me hier hee-
lemaal op mijn gemak gevoel en dat ik me
gemakkelijk verheugen kan in alle weldaden,
Welke aan deze stad en heel het gewest te
beurt gevallen zijn.
En dat de Gereformeerden d'eelen in de vele
zegening heeft ds. Mied'cma Dinsdagmorgen
ons heel helder laten zien. Ik heb nog gekend
de Ebbingekerk het gebouw, waar weleer
de christelijk geref. gemeente samenkwam
in ik wil er heelemaal geen kwaad' van zeg
gen doch ik kon niet nalaten een vergelij
king te maken tusschen de Noorderkerk, waar
de Synode haar zittingen houdt en de door
mij zoo pas genoemde en dan valt er
verschil op. L>e Kerk is niet alleen ruim,
maar naar mijn gedachte keurig gebouwd.
De gewelven vond ik vooral mooi en het
geheel maakt op mij een gunstigen indruk.
Welk een weldaad is het, als een gemeente
zulke Kerken kan bouwen. Ds. Miedema als
oudste der dienaren riep in naam van zijn
Kerk aan de vergadering het welkom toe en
hij deed het zoo, dat wij in een kort en hel
der overzicht een indruk kregen van de wor
stelingen, welke de Kerk van Christus ook
in deze oude stad doorgekomen was. Hij
liet vooral uitkomen de onkreukbare trouw
van den God des Verbonds, die Zijn werk
nooit laat varen. Zulk een wioord was wel
geschikt om ons te bezielen tot den arbeid,
welke er dezer dagen verricht moet worden.
Over het verder verloop zal ik' niet schrij
ven, want elk kan het korte verslag iederen
dag lezen in een of ander blad'. Het zij mij
echter vergund om nog even te zeggen, dat
er nog heel wat afgedaan moet worden, vóór
de broeders huiswaarts kunnen gaan. Of
schoon de beslissingen niet zoo diep ingrij
pen zullen, als verleden jaar, toch zullen zij
voor onze Kerken van groot belang zijn.
En als de Heere het gebed verhooren moge,
dat de Kerken allerwCge opzenden, naar we
vertrouwen kunnen, dan zal ook ditmaal de
vrucht niet uitblijven.
In 1899 heeft het er gespannen in Gronin
gen, doch door Gods goede hand zijn de
Kerken het te boven gekomen. Ons ouderen
heugt nog de stemming, welke er vóór en
tijdens de Synode heerschte, en het is te ho
pen, dat we daarvan op deze Synode weinig
zullen merken. Het kan wel zijn, dat we er
nog iets van proeven zullen, maar het zal
denkelijk zoo'n vaart niet loopen. Dc Heere
make het wel.
BOUMA.
Amice.
Voor korten tijd las ik van een Amerikaan-
sche dwaasheid, die tegelijk voor geloovige
Schriftlezers een ergernis is.
Het wias de dwaasheid van een wedstrijd
te houden, in hoeveel uren men onafgebroken
doorlezende den Bijbel uit had. Waarde heeft
dit niet. Integendeel het is een schromelijk
misbruik van den Bijbel, door Da Costa het
Boek der boeken genoemd.
Naar aanleiding echter van dezen Bijbel-
Marathon dezen wedloop waarbij de bij
bel als loopbaan dienst doet zou er ook
iets te zeggen zijn van de manier waarop
ook onder ons wel in het Woord Gods ge
lezen wordt.
Het is ook wel elders dan in Amerika bij
zulke wedstrijden, een groot euvel dat wij
de hoofdstukken teveel afraffelen, en aan het
einde van het hoofdstuk niet eens meer we
ten wat we lazen.
Ik wil daarover echter nu niet met je pra
ten want het is me te dóen om je iets te
vertellen van wat ik in verband met de
Bijbel-Marathons ergens las over een eigen
aardige wedloop die in Nederlandsche Ker
ken nog wel voorkomt. Het was dóze op
merking
„De ingewijde in het hedendaagsche
beroepingsWerk weet, dat niet alles in
dezen wedloop zich heeft gewijzigd.
Gebleven is nog dikwijls de sportieve
beschouwing van den candidaat-kampi-
oen. Nog bezit de vaderlandsche Kerk
onder haar proponenten en predikanten
recordhouders en op haar beurt gaan
gemeenten een wedstrijd aan, om zoo'n
bepaalden kampioen aan zich te verbin
den."
Al staat dit nu in een courant, die niet be
paald van een kerkelijke kleur is, ik geloof
Amice, dat hier toch de spijker op den kop
iwordt getroffen.
Och, ik weet heel goed, dat het voor een
briefschrijver, die zelf van zeer nabij met
een predikant bekend is, alevel een beetje
gewaagd terrein is, om over de talrijkheid
van sommiger beroepen te spreken. "Zoo licht
krijg je het spreekwoord1 van den vos met
de zure druiven te hooren, of je wordt naar
het bekende opschrift op een huis in de
Nieuwstraat te Vlissingen verwezen
,,'t Is voor menigh! mensch een groote pine
„Dat ie de Sonne in 't water ziet schinen."
Maar je weet, mijn waarde, wat onze Kerk
bode de vorige week van dhr. Meima uit de
Bazuin heeft overgenomen over waaghalzerij.
„Kinderen zien geen gevaar" schreef Meima.
En groote menschen voelen ook soms aan
trekking tot glad jjs.
Ik zou je b.v. sommige punten in ons
kerkelijk leven, en op de Generale Synode
kunnen noemen.
Doch ter zake. Al is het terrein van de
beroepen wat gevaarlijk, ik moet er toch wat
over zeggen.
Ik geloof n.l. dat er veel waars ligt in
die zooeven gemaakte opmerking over den
fwed'loop. Je ziet in de courant een naam
van een candidaat vermeld. Hij is beroepen
te A. Poosje later, weer een bericht beroepen
te B. Nu weet je dat er nog heel wat Kerken
zijn C., D., E., F. enz., enz., die allen azen
op een goeden dominé. En is het heel goed
te verklaren dat C. voor eigen beroepings-
wierk herinnerd wordt aan die reeds tweemaal
kort achter elkaar genoemden naam. Afge
vaardigden gaan er heen. Luisteren goed,
maken aanteekeningenbezoeken den can
didaat persoonlijk. Hij maakt een aangena-
men indruk bijt bij 't werpen van den angel
wel niet in den haak, maar geeft toch een
stootje tegen het wormpjeDe volgende
wCek heeft ook kerk C. op den candidaat het
beroep uitgebracht. En nu is de boterham
voor den proponent gesmeerd. D. en E. en
F. volgen. Soms alle drie tegelijk. Vraag je
Was die candidaat nu zoo buitengewoon ex
tra Nu ja, dat kan zoo wel eens voorkomen.
Djch het is soms ook met de gaven van Jien
veel omstredene heel gewoon.
De man kan er echter niets aan doen. Het
gaat met hem als met een oploop in de
groote stad. Je kijkt belangstellend op klaar
lichten dag b.v. naar de Westertoren in Am
sterdam. Tien tegen een, dat een voorbij
ganger ook blijft staan en ook kijkt. En num
mer drie heeft in die twee kijkers reden te
over om eveneens stil te staan. Over een paar
minuten is 't zwart van menschen, waaronder
er gelukkig zijn met een sterke fantasie, die
natuurlijk iets bijzonders zien, en daarin een
goede uitvlucht geven aan de velen, die niet
weten waarom ze eigenlijk bleven staan.
Dat is misschien meer beschamend voor
de Kerken dan voor den candidaat.
Hij zelf intusschen kan ook de oorzaak
zijn van den wedloop. Ik zou niet graag zeg
gen opzettelijk want dat moet je kun
nen bewijzen. Maar onopzettelijk. Hij heeft
iets in zijn talent, of zijn uiterlijk, of ook
in zijn preeken, of in alle drie samen, dat
buitengemeen boeit. Het is nu eenmaal een
mensch van het ik kwam, ik preekte en ik
overwon.
'k Heb 't altijd onthouden wiat een oude
vrouw eens zeide tot een vroegeren redacteur
van ons blad. Het gesprek liep over een
ouden dominé, ergens in 't Noorden van ons
land. Meneer, zei ze, „wil je wel gelooven,
als Ds. B. op den preekstoel komt, dan heb
ik al een zegen".