DADERS DES WOORDS
Nederlandsche Christelijke
Radio-vereeniging.
ZE H D I H Q.
1.1.
UIT DE PERS.
Ruimhartig
Maar die opmerking was mij toch wel wat
te machtig.
Want belijdende leden konden dit toch niet
zijn.
Belijdenis doen „aangaande wij en ons
huis, wij zullen den Heere dienen" en in
het luidruchtig, brooddonken lawaai van de
kermispret zooveel behagen scheppen, dat
we er zelf misschien overigens een tikje
fatsoenlijker - aan mee doen, dat gaat niet
samen natuurlijk.
En leden zijn van onze Geref. Jongelings-
Vereeniging of onze Meisjes- en Knapen-ver
gaderingen met de drie formulieren vaneenig
heid als grondslag en den naam van Jezus
Christus "in ons vaandelen dan mee
doen aan de ijdelheidskramerijen, aan het
hossen en springen, met al den vooral van de
Middelburgsche kermissen sedert oude tijden
bekenden aankleve van dien ik denk dat
het een knap iemand is, die kan aantoonen
dat dit samen kan gaan.
En onze catechisanten, die zich voorbe
reiden om te komen van het eerste sacrament
waarin de Heere zegt „Kind, gij zijt van
mij" tot het tweede sacrament, waarin zij
openlijk betuigen „Heere, ik ben van u"
maar toch de uitspattingen beminnen, die
geen uitzondering maar kenmerk van de ker
mis zijn ik zie niet in, dat dit gaat
Tenzij! Ja tenzij, we van twee wallen wil
len eten. Maar twee heeren kunnen we niet
dienen
Wie voor de zaligheid van zijn ziel in
de toekomst en om de eere Gods in heden
en toekomst bekommerd is, die kent wel de
verlokking en voelt wel den invloed, maar
hij strijdt er tegen, bidt er tegen, waakt er
tegen.
Wie van de kerk is, kan niet van cfe ker
mis zijn.
We moeten ook als jongelingen en meis
jes kleur durven bekennen, al kost het onzen
vriend, al kost het onze liefde.
En de ouders hebben hier een ernstige
roeping.
v. D.
De bovengenoemde vereeniging gaf een
alleraardigst boekje uit om propaganda te
maken voor het doel, dat de Vereeniging na
streeft.
We willen daaruit iets overnemen en alzoo
doorgeven aan onze lezers, omdat deze Ver
eeniging naar onze overtuiging den steun
verdient van ons geheele Gereformeerde volk
en dien steun ook behoeft.
Terecht wordt er daarin op gewezen, dat
de radio een factor is geworden van volks
ontwikkeling, die bijna op één lijn kan ge
steld worden met de pers en de school.
Ten opzichte nu van school en pers heb
ben we leeren verstaan, dat we die niet aan
de z.g.n. neutralen mogen overlaten. Groote
offers zijn vroeger gebracht voor de School
met den Bijbel. Het belang van een eigen
Christelijke pers is al vroeg gevoeld. Het
beeld van ons volksleven zou er heel anders,
en veel treuriger uitzien, wanneer de vrijzin
nige gedachte eens niet op die wijze was
tegengestaan.
Maar met eenzelfde roeping worden we
nu ook geroepen op het terrein, dat door de
radio ontsloten is. Het zou hoogst onver
antwoordelijk zijn, wanneer we niet nu
de radio zoo'n belangrijke factor van volks
ontwikkeling werd ook dezen factor ge-
biuikten om invloed ten goede op ons volk
uit te oefenen en de vrijzinnige gedachte
tegen te staan.
De bittere vrucht van die vrijzinnige ge
dachte kan nu overal worden aanschouwd
niet het minst in Rusland en dezer dagen
weer in Weenen. We hebben alles te doen
om die bittere ellende van ons volk te we
ren, maar moeten daarom öök met de ra
dio bekenen.
De radio is er. Tienduizenden zijn daarbij
aangesloten en ondergaan den invloed van
het alzoo verspreide gesproken en gezongen
woord. Onder al die stemmen, die alzoo uit
gaan, mag niet ontbreken de stem, die be
lijdt dat Jezus Christus de Heere is, en die
naar Hem heenwijst, als naar den eenigen
behouder des levens.
Daarvoor nu zorgt de Nederlandsche Chris
telijke Radió-Vereeniging.
Nu zal men wijzen op het gevaar, dat de
Radio meebrengt. Dat gevaar bestaat. We
komen er hieronder nog op terug. Maar voor
dat gevaar mogen we ons niet afzijdig hou
den. Dat gevaar wordt nog veel grooter,
wordt angstwekkend groot, wanneer de
Christenen het gebruik van de Radio geheel
aan de vrijzinnigen overlaten. Ook de lees
kunst brengt gevaren mee. Maar niemand'
denkt er aan zijn kinderen maar niet te la
ten leeren lezen. Dat kan niet, en mag niet.
Dat wil ook niemand. Ze leeren allen lezen.
En zoo komen ze in 't gevaar te gaan lezen
wat verkeerd is. Maar daarom roepen we
om goede boeken en goede lectuur. Waren
die er niet, dan moesten onze kinderen wel
om te kunnen voldoen aan hun leeslust, ge
bruik maken van lectuur, die minder goed of
zelfs slecht was.
Zoo staat het nu ook met de radio. Stel
dat we dat zouden willen desneen
we zouden de actie van de radio toch niet
kunnen keeren. De luisterlust zou dan toch
bevrediging zoeken en dit alleen kunnen vin
den bij wat minder goed of zelfs slecht is.
We moeten die gevaren ook niet overdrij
ven. Als een gevaar is wel genoemd, met
name van het uitzenden van preeken op
Zondag, dat daardoor het kerkbezoek zou af
nemen. Het blijkt echter uit de practijk dat
hierin niet een overwegend1 bezwaar is. Ds.
J. A. Tazelaar deelt hier mee, dat in Zweden,
waar men al ruim 2 jaar de radioprediking
heelt, dc ervaring leert, dat er niemand meer
de kerk om den Radiodienst verzuimt.
Daartegenover staat een groote winst juist
door de radioprediking. Het is gebleken, dat
daarin een uitnemend middel geboden is voor
Evangelisatie. Ds. Jac. Pont vertelt daarvan
een merkwaardig staaltje. Nadat hij eens
gepreekt had voor dc radio, ontving hij een
brief, waaruit dit overgenomen is „Wij, die
in zeer langen tijd niet naar de kerk zijn
geweest, zaten daar doodstil te luisteren naar
Uw treffende rede en gebed. Ook het zingen
der kerkgangers was zeer mooi en toen dan
ook tegen kwart voor twaalf de laatste to
nen van het orgel wegstierven, waren Uwe
woorden, dat God den mensch overal vin
den kan, wel op een buitengewone wijze
bewaarheid."
Van belang is de radio ook gelijk Prof.
Waterink aantoont voor den arbeid onder
de rijpere jeugd.
Al die arbeid, in positief-Christelijken geest,
is siechts mogelijk door de Ned. Chr. Radio-
Vereeniging, die als haar leden toelaat, die
behooren tot de orthodox-protestanten, die
belijden dat onze Heere Jezus Christus de
Zoon van God is.
Daarom moet die Vereeniging gesteund.
Ook het getal harcr leden is niet on
verschillig. De invloed op den nationalen om
roep wordt vooral bepaald door het getal
der leden.
Zij onderscheidt tusschen tweeërlei leden:
werkende leden en niet-werkende leden.
Voor werkende leden bedraagt de contri
butie f 2.95 per half jaar. Zij ontvangen gra
tis het wekelijks verschijnend Christelijk Tijd
schrift voor Radio.
Voor dc niet-werkende leden is de mini
mum contributie f 1.per jaar. Gaarne wordt
echter meer ontvangen.
We hopen, dat zeer velen zich zullen op
geven aan den Heer D. Pereboom „Vooglen-
zang", Ede (Geld.).
Ook zij, die zelf geen radio bezitten. Voor
onze Christelijke scholen hebben niet alleen
bijgedragen menschen, die kinderen hadden
en voor hun kinderen van de Christelijke
school konden gebruik maken, maar tal van
anderen. Hoeveel heeft Mr. Groen van Prin-
sterer, die geen kinderen had, voor de School
met den Bijbel, gedaan. Laat ons hier samen
de hand aan den ploeg slaan, dan ook kan
een grootsch werk worden in stand gehou
den en uitgebreid, dat van onberekenbaren
zegen kan zijn voor ons geheele volk.
En nu ten slotte nog iets over het gevaar
van de radio.
Dc Standaard had daarover indertijd een
polemiek met de Middelburgsche Courant.
Juist daarom vinden we het niet ongewenscht
dat heele artikel, dat een ernstige waar
schuwing bevat, hier over te nemen.
TUCHT VOOR DEN LUISTERVINK.
Bij de radio is er de uitzender en de ont
vanger. De strijd, die thans gevoerd wordt,
heeft aezen inhoud zal de uitzender onder
den ban der valsche ncutraliteitsgedachte wor
den geplaatst en louter zich bezig houden
met amusement, of zal men trachten zooveel
mogelijk vrijheid en gelijkheid te erlangen
voor de verschillende levensovertuigingen, die
de radio aan een hooger doel willen dienst
baar stellen
Wij hebben gepleit tegen de neutraliteits-
gedachte, die hier al even onzuiver is als
elders.
Maar ook al is het kwaad der neutraliteit
overwonnen en vindt de goede uitzending
elke week weer haar oogenblik, daarmee is
het gevaar, dat de radio meebrengt, niet
weggenomen. Het schuilt inzonderheid bij
den ontvanger, bij den luistervink.
Wanneer zal hij, zoo mag gevraagd, aan
sluiting zoeken en wanneer zich onthouden
De antirevolutionaire luistervink, dus merk
ten wij op, zal de radio plaatsen onder de
strenge tucht van zijn levens- en wereldbe
schouwing, èn wat de onthouding èn wat de
aansluiting betreft. Eer mag men in onzen
kring niet tevreden zijn.
Het is opmerkelijk, dat er steeds weer in
den vrijzinnigen kring zijn, die voor een ern
stig bespreken van zulke voor de geestelijke
vorming van ons volk zoo belangrijke vragen
niet meer vatbaar schijnen.
De liberale Midd. Courant heeft in
onze opmerkingen stof gevonden voor een
artikel „De duivel en de radio". En op
spottende wijze over onze opmerkingen ge
schreven. De redactie doet zelfs alsof zij
onze opmerkingen niet begrijpt en vraagt
moet de radio ook al onder strenge Calvi
nistische tucht Maar dan komt men toch
hoogstens met Hilversum klaar, niet met
de andere uitzendplaatsen.
„Blijkbaar doelt De Standaard ech
ter," dus gaat de redactie voort, „op den
eigen kring. Maar waar zijn dan de contro
leurs En wat moeten de luistervinken met
hun toestel doen, als er geen Christelijke
avond is Niet luisteren Dat gelooft nie
mand, die ooit heeft gezien hoe sterk de
radio-hartstocht iemand te pakken kan ne
men. Hier is een vraagstuk, dat zal groeien
met iedere nieuwe antenne.
En dat het woord van De Stan
daard geeft de waarschuwing zal leiden
tot het streven naar een soort censuur. Eerst
voor eigen kring. Maar als dat niet helpt in
breeder kring. Oppassen dus."
Zien wij hier niet weer een voorbeeld', hoe
zwaar het velen in den vrijzinnigen kring
valt om op ernstige wijze de moreele geva
ren, welker gevolgen in onzen tijd toch ook
wel daar worden betreurd, te bespreken
Wij gewaagden van zelftucht bij den luis
tervink. Wil de Midd. C r t. daar ook al
niet van weten Zij zegt toch „Pas op,
want daar komt de censuur."
Het verheugde ons daarom, dat op de ver
gadering van de Tuchtunie Dr. Ritter in zlfn
Belangrijk referaat ook op het gevaar van de
radio wees en een opmerking van gelijke
strekking maakte als ae onze.
Het kan niet genoeg gezegd worden laat
ieder, die een antenne plaatst op zijn woning,
waken tegen den radio-hartstocht, meester
blijven van zichzelf, en ook de radio plaat
sen onder de strenge tucht van zijn levens-
en wereldbeschouwing.
Voor den Calvinist is dit de tucht van het
Woord des Heeren.
Overigens worde er de Midd. Courant
op gewezen, dat de vrijheid twee groote
vijandinnen heeft neutraliteit en tuchteloos
heid.
Zooals ouders hebben toe te zien op wat
hun kinderen lezen en zij zelf lezen, zöö
hebben ze ook de keur te laten gaan over
wat zij over de radio beluisteren.
HEIJ.
Geachte Redactie,
Ds. Heij schijnt door mijn betoog nog niet
overtuigd te zijn.
AL mijn argumenten aan wetenschap en
historie ontleend, dat Pilatus tot den ridder
stand behoorde en krijgsman was, laat hij
rusten en, alsof nog geen enkel bewijs ge
leverd was, zegt hij: „Het zal, dunkt ons,
„den heer v. A. moeilijk vallen te bewijzen,
„dat een procurator, wicn ook als tweede*)
„taak de rechtsspraak was opgedragen en die
„dus ook als jurist moest optreden, niet ook
„tot de juristen kan gerekend worden."
De oorzaak van het misverstand van ds.
Heij is dat deze uit het oog verliest dat er
onder hen die als rechters optreden, twee
soorten zijn, n.l. beroeps-rechters (juristen)
en zij die als leeken (niet-juristen) de rechts
spraak uitoefenen.
Ds. Heij redeneert aldus
I. Wie als rechter optreedt, doet het werk
van een jurist en moet dus tot de juristen
worden gerekend
II. Pilatus trad als rechter op;
III. Pilatus moet dus tot de juristen wor
den gerekend.
Dezelfde redeneering volgende komt men
tot de conclusie dat ondergeteekende theo
loog moet zijn. Immers
I. Wie preekt doet het werk van een
theoloog en moet dus tot de theologen wor
den gerekend
II. Mr. van Andel hield (volgens ds. Heij
althans) aan het slot van zijn stuk een preek;
III. Mr. v. A. moet dus tot de theologen
worden gerekend.
Laat ons even de onjuistheid van beide
redeneeringen aantoonen.
Er zijn ook niet-theologen die preeken b.v.
ischoenmakers, landbouwers, de ouderlingen
van den Geref. Bond in de Ned. Herv. Kerk
en wie niet al, die in ons theologisch aange
legd landje, den eigenlijken theologen in de
wielen rijden.
Er zijn ook talrijke niet-juristen, die als
rechter optreden, b.v. burgemeesters, ontvan
gers der registratie, die als Kantonrechter
fungeeren de leden eener jury (winkeliers,
Landbouwers, ambachtslieden) die over 't
schuldig of onschuldig van een beklaagde bij
zware misdrijven beslissen en van wier be
slissingen het leven dier beklaagden vaak
afhang scheidsrechters bij technische- of
vakgeschillen, die meestal uit de technici of
vakmenschen worden gekozen.
Een ieder, die even nadenkt, zal duidelijk
inzien dat de redeneering van ds. Heij bij
gebreke van een feitelijken grondslag mank
gaat en dus Pilatus geen jurist was en onder
geteekende geen theoloog is.
Noch van de bewering van ds. Heij dat
Pilatus jurist was, noch van zijn preek, noch
van zijn toepassing blijft dus iets over.
Mij dunkt dat ik het hierbij voor goed kan
laten.
Met dank voor de plaatsing, Uw getrouwe
lezer,
L. VAN ANDEL.
Middelburg, 22 Juli 1927.
Naschrift.
Hoewel de verleiding groot is om weer
breed te repliceeren, zullen we dat niet
doen. Als de preek maar uitwerking gehad
heeft, willen we er niet langer over twisten
of de tckstkeuze wel juist was. Alleen dit nog
voor ieder die even nadenkt Pilatus was
rechter niet op gezag van een groep
menschen zooals zoo'n groep weieens
iemand tot dominee proclameert) maar van
den keizer. Pilatus sprak recht niet
als een jury lid.
HEIJ.
Ik spatieer.
Magelang, 13 Juni '27.
Amice,
In een vorigen brief beloofde ik U mee
te zuilen deelen welke antwoorden ik geef
aan dc colporteurs op de vijf vragen, die
ik in dat schrijven formuleerde.
De eerste vraag luidde
1. Welke plaatsen komen "het eerst in aan
merking voor den arbeid van den colporteur
en welke tijd leent zich het best voor den
verkoop.
Bij ae behandeling van zoo'n vraag wijzen
we ze allereerst op de passars, de markt
plaatsen, die echter niet iederen dag mogen
bezocht worden. Iederen dag wordt er wel
markt gehouden, maar het drukke marktbe
zoek heeft slechts eens in de vijf dagen
plaats. Dan hooren onze colporteurs op de
passars te zijn en daar een plaats te kiezen,
die voor den verkoop van boeken geschikt
geacht kan worden. De opzichter van den
passar mag ze niet een plaats aanwijzen, die
wat achteraf ligt, of waar de passage al te
druk is en onze samensprekingen op zoo'n
vergadering moet dienen om onzen colpor
teurs te leeren welke plaatsen op den pasar
zij moeten kiezen.
In de tweede plaats moeten onze colpor
teurs onderzoeken in welke plaatsen er scho
len zijn om daardoor te kunnen vaststellen in
weike plaatsen er velen zijn, die lezen kun
nen. Dit ligt voor de hand en toch hebben
onze Javaantjes wel noodig, dat hen dit nog
eens helder wordt gemaakt opdat ze niet
maar in 't wilde weg de desa's bezoeken.
Komen ze nu in zoo'n desa, dan moeten ze
de pauze afwachten op de school en aan
de onderwijzers en de kinderen hun boeken
zien te verkoopen maar dat is niet genoeg;
n'öödig is het, dat ze een geheele desa, of
meerdere desa's, die onder één loerah (dorps
hoofd) staan, bezoeken en om niet hun tijd
weg te gooien met bezoeken bij menschen,
die toch niet lezen kunnen, is het gewenscht
te vveten, wie er lezen kunnen en iemand
te vinden die bereid en in staat is de huizen
der lezers aan te wijzen. Dat brengt wel
eenige kosten mee, maar die aanwijzing is
slechts eenmaal noodig. Is de colporteur op
deze wijze eenmaal de desa rond geweest, dan
vindt hij een volgende keer zijn weg vanzelf.
Als paatseln die voor den verkoop van
boeken in aanmerking komen, behooren hier
ook dc kazernes en het militaire hospitaal.
Van belang is het om onzen colporteurs
eenig begrip bij te brengen van de wijze
waarop ze het best hun boeken aan den
man brengen. Wanneer ze in 't begin op den
pasar of aan de huizen hun boeken trachten
te verkoopen, dan doen ze nog weinig moeite
om de menschen tot koopen te bewegen.
Wanneer ze op den pasar hun matje uit
gespreid en daarop hun boeken uitgestald
hebben, blijven ze er nog al eens rustig
bijzitten of staan en zonder een woord tot
de kijkers te spreken wachten ze geduldig
op het oogenblik, dat de een of ander uit
eigen beweging een boekje koopt. Van lie
verlede gaan ze er toe over om hun boeken
aan te prijzen, laten ze de plaatjes zien, die
er in staan, trachten ze duidelijk te maken
hoe goedkoop al die boeken zijn en waarom
ze zoo goedkoop verkocht worden, vertel
len ze iets van den inhoud en beginnen ze de
menschen tot koopen te „bewegen".
Zeer gewild zijn die boeken, waarvan de
inhoud op tembang gezet is, d.i. op een Ja-
vaansche maat en dan ook op Javaansche
wijze gezongen kan worden. Een oplaag van
10.000 boekjes over „den Heere Jezus en
de Samaritaansche vrouw", dat in 't Ja-
vaansch op tembang was uitgegeven, was
in enkele maanden op Java geheel uitver-
verkocht en als ge de Javanen, die zulke
boekjes koopen, zoudt kunnen volgen naar
hun dorp, dan zoudt ge zien hoe de kooper
zich op zijn bamboezen bank neerzet en
's avonds bij heUflauwe licht den inhoud van
het boekje zingt; dit zingen is moeilijk
te beschrijven het onderscheid met onze
melodiën is er te groot voor de Hollanders,
die pas op Java komen kunnen het ook niet
waardeeren; hun oordeel is ïn den regel ver
nietigend. Maar wie het meerdere malen hoor
de, die gaat iets van deze schoonheid gevoelen
en als ge dan op een mooien avond in dc
desa vertoeft en ge hoort dan een goed zan
ger tembang zingen, nu dan zijn het won
derlijke, onbeschrijfelijke gevoelens, die in
U gewekt worden en ge kunt begrijpen, dat
onze Christen-Javanen, die in kerk en ver
gadering onze psalmwijzen en wijzen van
vele Christelijke liederen hebben leeren zin
gen, ten slotte toch de voorkeur geven aan
hun tembang. Als op een feestelijke bijeen
komst gezongen wordt, dan wordt de be
langstelling eerst recht levendig als ze tem
bang gaan zingen. En het aantal Javaansche
Christenen wordt al grooter, die de Hol-
landsche wijzen (zooals ze onze wijzen noe
men) waarop de psalmen gezongen worden,
gaarne zouden vervangen door tembang.
Wanneer er op tembang gezongen wordt,
dan wordt het Javaansche gevoel meer ge
troffen dan door onze wijzen.
Op de vraag of de colporteur telkens nieu
we desa's moet bezoeken dan wel in een
bepaald aantal desa's telkens terugkeeren,
wordt het antwoord van zelf gegeven als
men over veel colporteurs beschiktdan
deelt men het aantal plaatsen maar door
het aantal colporteurs en geeft dan aan
iederen colporteur een gedeelte van het ter
rein. Maar zoover zijn we in Magelang nog
niet. Dan zou het aantal colporteurs vervier
voudigd moeten worden. Voor het aantal, dat
er is hebben we als regel gesteld1, dat zij
een bepaald gedeelte van het Zendingsterrein
bearbeiden moeten en telkens weer terug
keeren moeten in dezelfde desa's (dorpen).
We hebben soms colporteurs gehad, die da
gen ver wegtrokken, dan ook vrijveel ver
kochten. Maar m.i. is dat minder goed. Ook
oolportagearbeid is zaaiarbeid en bij eiken
vorm van zaaiarbeid is het noodig naar het
gezaaide later om te zien. Ook het natmaken
van het gezaaide heeft God ons te doen ge
geven en daarom werken we onder de oud-
leerlingen onzer scholen, onder degenen, die
in onze ziekenhuizen verpleegd zijn gewor
den, dit alles met de bedoeling om te zien
of het gezaaide ook ontkiemt. Ditzelfde is
noodig ook bij het colportagewerk en daar
om is het m.i. noodig, dat onze colporteurs
telkens weer in dezelfde dorpen terugkee
ren en er werk van maken om er achter te
komen of de verkochte boeken gelezen wer
den en welke indruk er van achter bleef.
Vinden ze dan zulken, die tot nadenken ge
komen zijn, dan worden hun namen en 'ad
ressen aan de goeroe's indjil bekend ge
maakt, die hen dan bezoeken en verder lei
ding trachten te geven aan de ontwaakte
belangstelling.
Als steeds
A. MERKELIJN.
In 1920 kwam op de Gen. Synode van
Leeuwarden ter sprake liet lidmaatschap van
studenten van de N.C.S.V. De Synode sprak
toen het volgende uit a. dat bij! alle waar
deering van het goede, door de N.C.S.V. be-