Weekblad voor de Gereformeerde Kerken in Zeeland.
41e Jaargang.
Vrijdag 8 Juli 1927.
No. 28.
RedacteurenDs. P. VAN DIJK te Serooskerke (W.) en Ds. A. C. HEIJ te Koudekerke.
Persvereeniging Zeeuwsche Kerkbode.
UIT JiET WOORD.
De dingen, welke boven zijn.
Kerkelijk en Geestelijk Leuen.
Rapport Onderlinge Steunregeling
DADERS DES WOORDS.
„Vrederust".
ZEEUWSCHE KERKBODE
Vaste medewerkers D.D. L. BOUMA, P. J. v. d. ENDE, B. MEIJER, P. STAAL Pzn., en R. J. v. d. VEEN.
Abonnementsprijs] per kwartaal bjj vooruitbetaling f 1,
Afzonderlijke nummers 8 oent.
AdvertentleprIJsi 15 oent per regelbjj jaarabonnement van
minstens 500 rsgels belangrijke reduotie.
UITGAVE VAN DE
Adres van de Administratie:
Firma LITTOOIJ OLTMOFP, Middelburg.
Beriohten, Opgaven Predikbeurten en Advertentiën tot Vrijdag
morgen 9 uur te zenden aan de Drukkers LITTOOIJ ie OLTHOFF
Spanjaardstraat, Middelburg.
TELEFOON 2 3 8. GIRONUMMER 42 2 8 0.
Indien gij dan met Christus opge
wekt zijt, zoo zoekt de dingen die
boven zijn, waar Christus is, zittende
aan de rechterhand Gods.
Coll. 111:1.
Is het noodig om aan de menschen van
onzen tijd toe te roepen, dat zij het een of
ander zullen zoeken We gelooven het niet.
Er zijn er nog altijd, van wie we zeggen, dat
zij zelfgenoegzaam zijn, doch als men nauw
keurig op hen let, dan blijkt het wel, dat
zij niet voldaan zijn. Elk zoekt naar iets, het
welk hem bevrediging kan schenken. Het
is waar, dat er onder ons een groote ver
scheidenheid is en dat het streven een ver
schillenden kant uitgaat, doch wij gelooven
niet, dat we ons aan overdrijving schuldig
maken, als we zeggen, dat veler oog gericht
is op de aarde. Zeker, de een staat hooger
dan de ander. Sommigen houden aldoor zich
bezig met vragen als deze Wat zullen we
eten, wat zullen wij drinken en waarmede
zullen we ons kleeden Hun leven is al zeer
laag bij den grond en het heeft weinig ver
heffing. Anderen staan hooger, want zij trach
ten te verkrijgen wat het leven veraangena
men en verrijken kan. Hun gezichtskring is
breeder en hun leven is voller. Zij zien in
de verte een licht, waarop zij1 afgaan zij
kennen een doel, waarnaar zij jagen. Met
geestdrift leggen zij zich toe op de taak,
waaraan zij hun krachten wijden. Ja, er zijn
zelfs velen, welke bij het zichtbare niet blij
ven staan zij zijn overtuigd, dat er ideëeler
goederen zijn, waarvoor zij zich inspannen
willen. Door het heele leven gaat er een
mystieke strooming, waardoor velen belang
stellen in zedelijke en religieuse vragen. Maar
met dit al komen zij toch niet uit boven
de grenzen van tijd en ruimte, wijl nader
bezien het slechts gedachten-weefsels en be
schouwingen van menschen zijn.
Met de Collossensen, aan wie de Apostel
de bovenstaande woorden richtte, was het
vroeger ook zoo geweest en nog waren er,
die hen tot de vorige dagen terug wilden
voeren. Tweeërlei dwaling noemt hij. De eene
wilde de godsdienst veruitwendigen. Zij zocht
de schoonste vormen, om daardoor het ge
voel te streelen en het gemoed te treffen. Zij
had weinig oog voor de grondwaarheden
van 't evangelie, maar zij drong aan op een
stipte naleving van allerlei geboden. De an
der stoorde zich minder aan het uiterlijke,
maar beroemde er zich op, dat zij* het le
ven wilde verdiepen en verhoogen. Zij be
weerde zelfs, dat zij den mensch in gemeen
schap bracht met de geestenwereld.
Niet rechtstreeks bestreden zij het evange
lie, och, neen, dit was wel goed, maar de
predikers stelden het niet duidelijk genoeg
in zijn onvergelijkelijke waarde voor. Opmerke
lijk is 't, dat wij thans nog diezelfde toonen
beluisteren en dat er ook nu nog velen zijn,
die zulke voorstellingen als de hoogste wijs
heid achten.
Indien ge dan met Christus opgewekt zijt,
zoek de dingen die boven zijn. De geloovige
is één met Christus, heeft gemeenschap met
Hem en is evenals Hij opgestaan uit den
dood, opgewekt tot een nieuw leven. Dat een
wereldling de dingen zoekt, welke beneden
zijn, ligt voor de hand, aangezien de mensch
uit de aarde aardsch is en steeds weer be
denkt de dingen, welke op de aarde zijn,
maar zijt ge een Christen, dan hebt ge
uiteraard het tegenovergestelde te doen. Uit
kracht aan de gemeenschap met Christus,
die Uw leven is, moet ge zoeken de dingen,
welke boven zijm. Ge wordt ontrouw aan U
zelf, ge leeft in strijd met uw eigen leven,
als gij het oog steeds naar beneden richt,
als uw hart zich bezig houdt met wat op
aarde gevonden wordt. Gelijk uw oog aan
gelegd is op het licht, zoo is uw leven aan-
gelegd op de dingen, welke boven zijn.
Ja, zeggen velen, dit is zoo. We stemmen
dit toe. We willen met U daarvoor ijveren.
Doch als ge hun dan vraagtwelke dingen
zijn het, welke gij zoekt Dan zien zij U
aan en zeggen natuurlijk, wat hooger Js dan
de aarde. De ideëele goederen. En zijl meenen,
dat zij er daarmee zijn. Doch zoo komt het
aan het licht, dat zij weggelaten hebben,
wat er nog bijgevoegd is Waar Christus is,
zittende ter rechterhand Gods. Juist door
deze nadere aanwijzing verdwijnt al het vage.
Wanneer er alleen stond de dingen, welke
boven zijn, dan zou het onbepaald zijn. Er
zijn zoovele dingen in den hemel. Op aarde
is de verscheidenheid aan goederen zoo groot,
hoeveel grooter zal die zijn in den hemel.
Doch bij het licht van dit woord kunnen
we aan ons zoeken de juiste richting geven.
Wij behoeven ons niet in het algemeene te
verliezen. De Christus is in den hemel Hij
heeft er de hoogste plaats Hij bevindt er
zich in het middenpunt. In Hem komen de
aardsche en de hemelsche wereld samen.
Van Hem gaat alle werking uit. Hij is daar
niet op zich zelf, maar aan de rechterhand
des Vaders, die door Hem alle dingen regeert.
Welke dingen zijn daar, welke wij zoeken
moeten
Om het U heel duidelijk te zeggen, ver
wijzen wij naar den zinnebeeldigen troon
in den tabernakel des O. Testaments. Het
ongeëvenaarde voorrecht van het volk Israël
was, dat God woonde in het heiligdom en dat
Hij daar Zijn zetel had. Hoewel slechts een
maal .in 't jaar, toch was het aan dit volk
vergund om tot God te naderen en in Zijn
gemeenschap te deelen. Wat zocht het volk
daar Met één zin kunnen wij het zeg
gen De gunst des Heeren in het bloed der
besprenging. Hoe hoog deze weldaad ge
schat werd Welzalig, dien Gij hebt ver
koren, dien Ge uit al 't aardsch gedruisch,
doet naderen en Uw heilstem hooren, ja wo
nen in Uw huis. Welk een warme verwonde
ring spreekt daaruit Welnu, wij mogen daar
zoeken de gunst onzes Gods, welke beter is
dan alle gemetingen der aarde, dan het tijde
lijke leven zelf. Wij mogen haar zoeken niet
eenmaal in 't jaar, doch eiken morgen en
eiken avond. Wij behoeven onze taak op
aarde niet te verwaarloozen wij behoeven
ons niet aan de samenleving te onttrek
ken wij kunnen onze plaats innemen als
lid van 't gezin, als een burger van 't land,
maar het nieuwe leven, dat wij met Christus
ontvingen, dringt ons in alles en door alles
het oog omhoog te heffen en ons hart te
richten op de schatten, welke boven zijn.
Zoo krijgt ons leven inhoud en een rijke bc-
teekenis. Wij behoeven niet te vreezen, dat
ons leven zal verdorren en wegkwijnen, ge
lijk het bij zoovelen het geval is. Het zal toe
nemen in kracht en opgewektheid en het
zal vruchten dragen, welke bewaard blijven
in de voorraadschuren des hemels. De enge
grenzen dezer aardsche schepping beletten
ons niet om ons daarboven te verheffen en
ons uitzicht wordt ons niet ontnomen door
den dood. Elke beperking van tijd en ruimte
is nu reeds voor ons weggevallen, wijl wij
ons uitstrekken met ons verlangen naar de
dingen, welke boven zijn.
O, ik weet ook wel, dat menige belijder
des evangelies zeggen zal, dat hij daarvan
zoo weinig ervaart, doch als hij tot zich zelf
inkeert, zal hij de oorzaak daarvan in zich zelf
vinden. Er is nog zooveel geestelijke traag
heid, nog zooveel aardsche gezindheid de
dingen, welke beneden zijn hebben nog zoo
veel bekoring. Daarom te meer het oog om
hoog, het hart naar boven, want gij zijt toch
ook met mij van oordeel, dat het hier bene
den niet is. Is het vreemd, dat het geestelijk
leven zoo vaak zijn frischheid heeft ver
loren
Hijum. BOUMA.
Verschenen is het rapport van dhr. Mr.
van Beeck Calkoen, Prof. Grosheide en Ds.
Klaarhamer waarin het resultaat is neerge
legd van hun onderzoek of een onderlinge
steunregeling der kerken ten opzichte van
haar diaconale armenzorg noodig is en
zoo ja, op welke wijze die het best kan
getroffen worden.
Het gaat dus niet over de vraag of zulk een
onderlinge regeling theoretisch nood
zakelijk is, maar hierover levert de prak
tijk een genoegzaam aantal gevallen op, waar
uit blijkt dat er kerken zijn die voor de ver
zorging harer armen den steun van alle ker
ken behoeven.
Deputaten is het niet gelukt Drentsche
venen uitgezonderd die gevallen aan te
treffen.
Hier en daar bestaat wel een classicale
regeling zelfs hebben drie provinciën voor
een speciaal soort armen een onderlinge re
geling b.v. Zeeland voor Idioten, Doofstom
men e.a. ellendigen.
Er werd wel dikwijls op conferenties om
een generale steun regeling gevraagd,
maar de noodzakelijkheid van dien algemce-
nen steun bleek niet.
Nu twijfelen deputaten of dit ook soms
niet hieraan ligt dat sommige diaconiën hun
taak gedeeltelijk aan overheid of particuliere
liefdadigheid overlieten welke diaconiën bij
volledige vervulling van haar taak zeker
niet in staat zouden zijn om' altoos in eigen
kring de noodigc middelen te vinden.
Hoe moeten zulke kerken aan geld komen
Niet door circulaires, wat gelukkig ook niet
meer voorkomt.
Hoe dan Daarbij wijzen Dep. op het
volgende
lo. Elke Kerk moet toezien dat er slechts
daar gegeven wordt waar het noodig is,
maar ook dat er genoegzaam gegeven
worde.
2o. Naar art. 41 K.O. moet scherp gelet
worden ook bij de Kerkvisitatie of de ar
men bezorgd worden. Hulpverleening
aan een Kerk mag het besef van eigen roe
ping niet verzwakken.
3o. De hulpverleening mag er niet toe lei
den de gelden voor de armen pondsponds
gewijze om te slaan over alle ketken, dat
is een communistische idee, waartegen we
op onze hoede moeten zijn. Deputaten halen
hier Art. 83 K.O. aan Kerkeraad en Diac.
zullen toezien dat zij niet te zeer genegen
zijn, om hun kerken van armen te ontlasten,
met welke zij andere kerken zonder eigen
nood zouden bezwaren.
4o. Het moet niet zijn een onderlingen
steun in dien zin dat kerken zich uitstrekken
tot de armen van andere kerken, maar een
steun aan die andere Kerken zelvean
ders gaat het plaatselijk ambt te loor.
5o. De Kerkeraad want aan die
staat de beslissing wanneer hij ziet dat
diakenen niet in staat zijn de armen behoorlijk
te verzorgen wendt zich tot de classis om
hulp, die dan na onderzoek een collecte kan
uitschrijven in de kerken der classis. Bij
blijvende behoefte kunnen er Deputaten be
noemd worden, bij wie de aanvragen binnen
komen, waarover dan de classis van hen ad
vies ontvangt en beslist.
6o. Is ook de classis niet bij machte dan
wende zich de classis op dezelfde manier
tot de Prov. Synode.
Verder zal het wel nooit komen. Want voor
zeer bijzondere rampen kunnen er van te
voren geen algemeene regelen gemaakt wor
den.
Dit lijkt Deputaten toe de eenvoudigste
en meest doeltreffende manier te zijn.
Iets anders is het of een aantal Kerken op
de manier van Zeeland b.v. (inzake haar Doof-
stommenj een regeling kunnen treffen voor
armen, aie in gestichten worden verpleegd.
Dit kan uitnemend, als men maar bedenkt:
lo. Zulk een overeenkomst is geheel vrij
willig. Elke kerk moet zelve uitmaken of
zij zich wil aansluiten natuurlijk dan met de
risico dat zij zelve plotseling voor hooge
kosten kan komen te staan of nog erger dat
zij zulke ellendigen in 't geheel niet kon
helpen.
2o. Zulk een overeenkomst moet niet om
gaan buiten het kerkverband, a). omdat het
een nieuw soort verband' zou scheppen, b).
omdat de behandeling dezer aangelegenheden
op de meerdere vergaderingen een nuttige
aandrang is voor alle kerken om zich tot
dien wederzijdschen steun aaneen te sluiten.
3o. Zulk een overeenkomst kan beter in
den ruimen kring van een Partic. Synode dan
in den engen kring eener classe aangegaan
worden, maar nog grootere centralisatie is
niet wenschelijk. De praktijk o.a. in Zeeland
heeft dit bewezen, en men heeft het voordeel
dat elk jaar over de zaken de Partic.
Syynode haar oordeel kan laten gaan.
4o. Dergelijke overeenkomsten moeten uit
de kerken zelve opkomen het lijkt Deputaten
daarom1 prematuur (voorbarig) reeds nu een
schema voor een dergelijike overeenkomst te
ontwerpen, waarvan het nog te bezien staat
of er deelnemers voor zouden te vinden zijn.
Tot zoover het rapport, dat we in hoofd
trekken meegedeeld nebben.
Het wil ons voorkomen, dat dit geheel de
iuiste weg is. Aangenaam doet het aan, dat
net advies der Dep. overeenstemt met de door
ons in Zeeland steeds nauwlettend ge
volgde gedragslijn inzake Doofstommen enz.
De rapporteurs voor die kas zullen de cursi
veering van ons woord nauwlettend heel
goed verstaan.
Het is een niet groot rapport, slechts van
8 blz. maar het is een wijs rapport. Wan
neer de Gen. Syn. in dien zin besluit, dan
zijn wel hier en daar luchtkasteel en verdwe
nen, inaar de diaconieën hebben den vasten
grond onder zich van een heel nuchter en
daarom duurzaam Synode-advies.
v. D.
De Vereeniging tot Christelijke verzorging
van krankzinnigen in Zeeland mocht Vrijdag
1 Juli, weer een goed geslaagde Jaarverga
dering houden.
In de gebedsure wees Ds. Kruvswijk, uit
gaande van Matt. 8:16, 17, op dte vreugde,
die in Kapernaum heerschte over de ge
nezing van zoovelen, die de hoop op gene
zing al hadden opgegeven. Maar ook op
den last, dien Christus op zich nam, wan
neer Hij onze krankheden op zich nam. Een
last, die Hem zóó zwaar drukte, dat Hij
des morgens vroeg, als het nog nacht was
opstond en ging naar een woeste plaats om
daar te bidden en in 't gebed kracht te
zioeken bij den Vader (Marc. 1 35). Ds.
van Empel nam zijn uitgangspunt in Gen.
19 :27, waar staat dat Abraham ging naar de
plaats, waar hij gestaan had om voor Sod'om
en Gomora te bidden. Hij wees alzoo op den
moed van Abraham om te gaan zien wat er
van zijn gebed geworden wras. En als Abra
ham dan zag, dat Sodom en Gomorra ver
woest waren, dan kon hij alleen rust vinden
in de gedachte, door hem zelf uitgesproken:
zou de Rechter der gansche aarde geen recht
doen
Zoo werd kostelijke besturing gegeven aan
het geloof. Als men daar op „Vrederust"
is temidden van die hónderden, die zoo diep
ellendig zijn, en men ziet op zooveel schijn
baar onverhoorde gebeden, is het noodig te
leven in het geloof, dat de Rechter der
gansche aarde geen onrecht doet. En vooral
daar is het goed en noodig zich te verdiepen
in het lijden van Hem, die gebogen ging
onder het lijden om der zonde wil.
Op de jaarvergadering zelve kregen we
na de openingsrede van den voorzitter, de
gewone verslagen, van den secretaris en den
penningmeester. Een teleurstelling was het,
dat de eerste secretaris door ziekte verhin
derd was dat verslag uit te brengen en daarin
moest vervangen worden door den 2den sec
retaris. De wenschen, uitgesproken voor een
zoo mogelijk spoedig en volledig herstel van
den kranke, werden door de geheele verga
dering hartelijk gedeeld.
Het bestuursvoorstel om Aan de vereeni
ging „Draagt elkanders lasten", wanneer het
hulp behoeft, hulp te bieden door het be
schikbaar stellen van een bedrag uit de op
brengst der collecten bij spreekbeurten ten
behoeve van de „Vereeniging en hare Stich
ting" werd met algemeene stemmen aange
nomen.
Een ander besluit was wel niet te wach
ten na de meedeeling^ dat de Vereeniging
„Draagt elkanders lasten", het laatste jaar
een zelfs vrij groot voordeelig saldo had,
nadat het aan alle aanvragen om steun had
voldaan.
Als die vereeniging nu nog geen hulp be
hoeft, gaat de Vereen, voor Vrederust al heel
ver, wanneer zij zich bereid' verklaard, zoo-
noodig hulp te bieden uit de collecten.
Maar wel wat wonderlijk was in dit ver
band een andere meedeeling, nog wel van een
bestuurslid van „Draagt elkanders Jasten"