Herstel der Breuke UIT DE PERS. Zondag 10. KERKNIEUWS. Het is docent Lengkeek, beter bekend dan den meesten hoe de geest van onzen tijd ondogmatisch is, hoevelen de mystieke ver- eeniging met God beschouwen als het wezen van de religie, in dezen zin, dat men zegt zich met God één te gevoelen zonder daarbij behoefte te hebben aan den Middelaar, zon der daarbij iets te willen weten van het bloed van Christus. Wanneer ik nu lees de eenheid der Unio Mystica wordt onmiddellijk door God onder houden, dan spijt me de onjuiste kortheid van het verslag der redevoering van iemand, die als wij de Gereformeerde waarheid er kent. Want waar hij natuurlijk niets van die her leefde pantheïstische mystiek moet hebben die van onmiddellijke gemeenschap met God gewaagt, waarom heeft hij dan niet gezegd, dat Gereformeerden onder de Unio mystica verstaan, de vereeniging der geloovigen met Christus, het hoofd des genadeverbonds; dat die Unio door God zelf alzóó heeft ge legd dat de Zoon de menschelijke natuur aannam, en Hij de uitverkorenen door het geloof inplaats in Christus den wijnstok door Zijnen Heiligen Geestdat God die jmy- tieke Unie onderhoudt door zijn in de Kerk uitgestorten Geesten dat Hij ze de geloo^ vigea doet genieten voor hun bewustzijn in den weg des geloofs en der heiligmaking Kan men van een op die wijze tot stand gebrachte en in stand gehouden mystieke Unie dan nog wel zeggen „die eenheid wordt onmiddellijk onderhouden We hebben van de poging gelezen, die een aantal predikanten uit de classis Haarlem bij de Generale Synode zullen in 't werk stellen om tot herstel der breuke te komen. Wij verwachten daar weinig van. Hoofd zakelijk hierom, wiil wij meenen, dat het aan een verkeerd aares is gericht. Niet Assen moest het initiatief nemen, het woord is daarvoor aan de groep-Geelkerken. Dat behoeft ook volstrekt niet als groep, maar dat kan ieder, predikant of gewoon gemeente lid. Laten zij erkennen „Wij stellen ons op het dogmatisch standpunt zooals de Gereformeerde Kerken dit in haar vergade ring te Assen hebben aangegeven", en ze zullen met open armen ontvangen worden. Het is dan nog niet eens noodig, dat zij van harte instemmen met alle kerkrechtelijke maatregelen, die hier en daar sneller of min der snel zijn genomen. Dit laatste is geen hoofdzaak, hoewel o.i. het niet deelen van het Asser standpunt toch op alle manieren tot een breuk had moeten leiden. Maar waar de overgroote meerderheid van onze Gereformeerde menschen, die hun moeite en strijd met de aanhangers van Dr. Geelkerken nog niet eens geheel achter den rug hebben, wier ooren nog tinten van de debatten in kerkeraadskamers en op huis bezoek, in wrier huisgezinnen zelfs de bespre king van het v oor en tegen op vele avonden tot een openbaring werd hoever soms in éénzelfde familie de partijen in schriftwaar- deering en waardetoekenning aan de belijde nis uiteengingen wij herhalen waar die overgroote meerderheid van ons Geref. volk niet aan wil, dat is dit dat Assen van zijn met zooveel klem en ernst in de keelen neerge legde uitspraken wat af zou gaan nemen, en soepelheia ging beoefenen waar uitsluitend getuigen plicht was. Als de Synode van Groningen dit deed, maakte die Synode niet Assen los van de Kerken, maar stelde de Groninger Synode zichzelf van haar los. Want de besluiten van Assen zijn niet anders dan de uitspraken van wat in het hart van onze menschen schier algemeen de over tuiging, de heilige overtuiging is. Daarom is de poging van de genoemde predikanten ons niet sympathiek. Het spijt ons even diep als hun, dat het zoo gebeurd is. Maar waarin we verschillen dat is, dat wij gelooven -dat het moest. De weg ter hereeniging is aangewezen de hinderpaal die er op ligt is niet de uit spraak van Assen, maar de afwijkende leer op een voornaam punt van de belijdenis bij Dr. G. c.s. De weg is effen als die afwij king ophoudt. Daarom doen de bemiddelaars noch aan Assen noch aan de groep Geelkerken een dienst. Ze nemen in deze poging beide partijen, m den grond der zaak te weinig au sérieux (ia ernst). v. D. ERRATA. Ons stukje de vorige week over het artikel tegen dhr. A. Janse vermeldde de Banier als blad van herkomst. Dit moet zijn de ^amenbinder. v. D. Penning kennen we allen uit zijn boeien- boeken, vooral zijn boeken over Zuid-Afrika. Jaren geleden las ik ze al. Ze waren zoo boeiend, dat men haast vergat adem te ha len. Ik lees die boeken, wanneer het te pas komt, nog met genoegen. Ze maken het hart zoo warm voor alles, wat in den mensch edel en goed is. We kunnen niet berekenen, hoeveel goed die boeken hebben gedaan. Pallieter van Fe lix Timmermas of Eline Vere van Louis Couperus kunnen daar uit de verste verte niet tegen op, al heeten dat ook kunstgewrochten. De boeken van Penning werken niet prik kelend op de lagere instincten. Ze zetten veeleer ae hoogere sentimenten aan het werk. Nu is Penning ontslapen. Maar er is een boek over zijn leven ver schenen. Behalve het laatste hoofdstuk alles van zijn eigen hand. We zijn zoo vrij er een paar mooie bladzijden uit over te ne men. We zouden er boven kunnen zetten Zondag 10. Dat is de Zondag van de Voorzienigheid van de wondervolle Vader zorg Gods. Er zijn wonderbare leidingen Goas. Laat Penning er van verhalen uit zijn eigen leven. Penning was reiziger voor een firma. Onderweg verloor hij een portefeuille met f 275.geld van zijn heer. Hij op den zoek. „Het paard had de steenen klinkers van den straatweg onder zijn hoeven, en een kwartier later hadden we de bakkerij van Van Put bereikt. Zijn kar stond uitgespannen en de baas stond op den drempel van zijn huis. Hij lachte even, ik vond het een gelukkig tee- ken, want hij lachte zelden ik vermoedde dat mijn portefeuille in de bak van zijn kar was blijven liggen. Doch ik vergiste mij. „Ge hebt de portefeuille in den zak van je jas gestoken", zeide hij„ik heb het gezien". Ik bekeek den binnenzak van mijn jas. Onder de zak was de voering losgegaan, en nu was mij alles duidelijk. De portefeuille was niet in den zak terecht gekomen, maar tusschen de voering. Daar was ze halverwege blijven steken, had het evenwicht verloren en was op straat gekomen. „Wat nu vroeg Dirk. „Naar Werkendam", was mijn antwoord „kvat anders Het was een heerlijke middag, vol gloed en glans, en de breede Merwedestroom baad de zich met zijn talrijke schepen in den schitterenden zonneschijn. Doch ik zag er nu niets van. „Men moet er 'n oog voor hebben," had hedenmorgen de molenaar gezegd hoe •waar was dat woord „Wat loopt de vos toch traag vandaag, Dirk „Hij loopt hard, Meneer, maar de drift zit in uiwi lijf dat zal 't hem zijin." „Óch ia", zuchtte ik „zoo zal 't dan wfel zijn." Zoo reden wc Werkendam binnen. Ik stapte uit, en ontmoette mijn vriend, den heer Knol, die voor mijn bewustzijn de gees telijke burgervader van dit groote volkrijke dorp was. „Wat is 't nu zei hij verwonderd „ik dacht, dat ge reeds te Almkerk waart." Ik vertelde hem mijn tegenspoed. „Zie mijn vriend", zei ik „laat ik u eens wat zeggen. Het is mijn schuld, mijn on achtzaamheid, dat de portefeuille verloren is. Daar gaat niets af. Maar alles staat onder het Godsbestuur en die portefeuille ook. De Heere heeft er iets bepaalds mee voor, dat ik het geld verloor, maar waarom verloor ik het Dat weet ik niet. En misschien is het een van die raadselen, die eerst worden opge lost aan den overkant van 't graf." De heer Knol is een practisch man. „Waar heb je de portefeuille verloren?" „In de dorpsstraat bij de bakkerij van Schadelee." „Kom mee", zei hij kort en bondig „naar den omroeper Zoo gingen wij dan naar Frederiks Se nior, den vader van den molenaar. Mijn hoop op het terugvinden der portefeuille was zoo ongeveer tot het vriespunt gedaald. Wij traden de woning van den omroeper binnen. „Frederiksriep ik. „Ben jij 't, Pennings Hij noemde me altijd Pennings met een extra s er achter, om me een overmaat te geven. „Jawel kom eens gauw „Wat is er aan de hand „Ik heb daar straks een portefeuille met geld verloren." „Hoeveel zat er in „Twee honderd vijf en zeventig gulden". „Goed Dan roep ik het om, en gc hebt je portefeuille sebiet terug." Hij sprak die woorden met rustige vast beradenheid in het volle besef van de macht van zijn omroeping. Zijn optimisme verbaasde mij. „Een flinke belooning natuurlijk voor den eerlijken vinder, Pennings „Vijf en twintig gulden." „Dat is veel", zei hij, met een gebaar van veriwondering. „Vijf en twintig gulden", herhaalde ik met nadruk „en geen cent minder. En jij moet het er bij zeggen, hoor Het was nog geen acht dagen geleden, dat ik in de krant had gelezen, hoe iemand f 4000.— had verloren, en de vinder, die die vier bankjes van duizend ongerept teruggaf, een sigaar voor belooning had ontvangen. En het was nog wel een sigaar van de aller gemeenste soort geweest. Dit had mij bitter geërgerd, en ik wilde tenminste als Christen een goed voorbeeld geven. Ik begaf mij met den heer Knol naar diens woning, die nu voor mij in den letter lijken zin van het woord een spelonk van Adullam was geworden. Even keek ik om. In de straat was het levendig geworden dienstmeisjes kwamen aanhollen mannen liepen te hoop vrouwen stormden de deur uitde honden sloegen aan, en uit de verte, in het volle besef zijner waardigheid, naderde Frederiks Senior het was, alsof de koningin op komst was. Het gerucht der verloren portefeuille was met ae snelheid van een prairiebrand door Werkendam gegaan. Ik zat voor 't raam, en de menschen schoolden voor dat raam bijeen. „Die is 't", zeiden ze „die daar „Wie „Die, met die grijze pet op Ze wfezen naar mij met aen vinger. Ze hielden de handen boven de oogen om mij beter te kunnen opnemen. „Mevrouw Knol", zei ik „ik houd het hier niet langer uit bij het raam het lijkt Wel, alsof ik de grootste vagebond en spits boef ben, die er ooit in Werkendam te zien is geweest." En ik vluchtte in den donkersten hoek der kamer. Daar werd aan de ruiten geklopt. Het was de beurtschipper de Vries. „Ze hebben de portefeuille al", zei hij. Én toen is het gebeurd, enkele oogen- blikken later, dat een lange, magere bleeke vrouw met haastigen tred en hijgenden adem de kamer binnentrad, de verloren portefeuille in de hand. Dit tafereel, met de familie Knol er om heen gegroepeerd, is met een onuitjwisch- baar schrift in mijn ziel ingegrift. „Is deze portefeuille van u, man „Ja", antwoordde ik. Ik telde. Er waren f 275.en er man keerde niets aan. „Wie heeft de portefeuille gevonden „Mijn dochtertje. Ze was de eerste uit de school, en vond de portefeuille. „Moeder", zei ze „er zit een hoop geld in, en niemand heeft het gezien, dat ik de portefeuille op raapte." „Dat was een verzoeking des Satans", zeide ik. „Man", was haar antwoord „ik zeide tot mijn dochtertje, dat God het heeft gezien, en daarom breng ik u de portefeuille". Ik nam een bankje van vijf en twintig en reikte het haar aan. Zij nam het papier. Haar handen beefden en zij kneep de hand, waarin zich het bankje bevond, krampachtig dicht. „Vrouw", zei ik lachend „gij zult het bankje nog kapot knijpen." Ze streek daarop het bankje weer glad, en haar tranen biggelden er op neer. Toen begreep ik, dat het raadsel, Waarom ik de portefeuille moest verliezen, stond op gelost te worden, en de adem des Eeuwigen ging over mijn geest. „Ik ben een arme vrouw en wist niet, hoe ik aan brandstoffen zou komen voor den winter. Ik zuchtte er om tot den Heere. En nu heb ik het geld voor brand, en dit is eerlijk geld, nietwaar „Ja", zeide ik met diepe ontroering dat is eerlijk geld. Uw hemelsche Vader heeft het voor u beschikt, en ik, die u nooit heb ontmoet, moest het werktuig zijn, om u aan het benoodigde geld te helpen. Ga nu aan stonds naar huis, en kniel met uw' kinderen voor Hem neder, die uw gebed heeft ver- hloord De portefeuille was terecht. Ik vertrok naar Almkerk, en nooit heb ik een blijderen rit gemaakt van Werkendam naar Almkerk. Ik reisde mijn weg evenals de kamerling met blijdschap." Enkele weken later kwam de patroon er achter. Toen moest Penning vertellen, Wat er ge beurd was. „Toen ik geëindigd had met mijn verhaal, Waren de oogen van mijn patroon vochtig, Want hij had bij de forschheid van zijn op treden een edel, gevoelig hart, vol teeder Medelijden voor het zwakke en het arme, fclat hij op zijn weg ontmoette. „Zeg", zei hij, „hebt ge die vijf en twin tig gulden in het Ónkostenboek genoteerd?" „Neen, mijnheer ik betaalde ze uit mijn eigen zak, want het was mijn onachtzaam heid." „Onzin zei hij „haal gauw vijf en twintig gulden uit de brandkast „Goed was mijn antwoord „daarover zullen we geen ruzie krijgen." Ik ging naar de brandkast, en haalde er het mooiste bankje van vijf en twintig uit, dat ik vinden kon. Het was nog splinter nieuw. Ik verliet het kantoor. Het was laat ge worden. Mijn patroon drukte mij hartelijk de hand. „Penning," zei hij, ,,'t is een kostelijke geschiedenis, om nooit te vergeten." En ik schrijf ze hier neer, tot een getui genis, dat de Heere de arme weduwen, die op Hem hopen, niet vergeet." (Kerkbl. voor Dr. en Ov.) H. W. L. TWEETAL TE Zuilen W. A. Wiersinga te Wormer. L. v. d. Zanden, cand. te Putten. Deventer B. J. Hettinga te Wijckel. C. J. de Kruyter te Hasselt. Bussum L. Hoorweg te Purmerend. D. Scheele te Oudewater. BEROEPEN TE Opende J. Wiepkema, cand. te Bedum. Hilversum J. Wijmenga te Charlois. Peasens G. H. de Jonge te Lutjegast. Anna-Jacoba-Polder, Edam, Nieuwerkerk ad. IJsel, Ijlst, Meliskerke, Moordrecht, Smilde, Fijnaart, Noord-Scharwoude, Kruiningen, Nieuwdorp, Slikkerveer, Aalsmeer L. v. d. Zanden, cand. te Putten (Gld). Boskoop Tj. Petersen te Wolvega. Hijlaard G. C. Berkouwer, cand. te 's-Gravenhage. Den Ham J. H. Meuleman te Hoogersmilde. Wommels C. J. de Kruyter te Hasselt. Andel, Giesen en Rijswijk D. P. Kalkman te Krimpen a.d. Lek. Watergraafsmeer J. D. Boerkoel te Velsen. AANGENOMEN NAAR Meppel IJ. K. Velling te Oosterzee. BEDANKT VOOR Zalt-Bommel J. H. Donner te Breda. Katwijk aan Zee W. Seinen te Opperdoes. Warffum G. de Jager te Doornspijk. Almkerk, Schoonrewoerd J. W. v. Tol te Scharendijke. Afscheid en Intrede. Zuidwolde (Dr.) Na des voormiddags be vestigd te zijn door Ds. G. Verrij van Har- denberg, met een predicatie over Efeze3:20 en 21, deed des namiddags candidaat F. de Gier zijn intrede bij de Kerk met een leer rede over Hebreëen 12 lb en 2. Schiedam. Voor een overvolle kerk nam Zondagavond Ds. G. van Duinen, die binnen kort als legcrpredikant naar N. I. vertrek ken zal, afscheid. Spr. had tot tekst gekozen Hand. 8 39 „En toen zij uit het water waren opgekomen nam de Geest des Heeren Filippus weg", en tot thema van zijn af- scheidspredikatie „een gescheiden worden door den Heiligen óeest". Woubrugge. Zondag deed cand. D. Nauta zijn intrede, na bevestigd te zijn door Ds. E. Schouten van Amersfoort. De bevestiger sprak naar aanleiding van Joh. 1 3537 en Ds. Nauta hield een predikatie over Joh. 3 30. Ter vergadering van den Kerkeraad der Geref. Kerk te Medan (Sumatra) heeft Ds. H. A. Wiersinga tot zijn leedwezen moe ten meedeelen, op uitdrukkelijk medisch ad vies met het oog op de gezondheid zijner echtgenoote na zijn verlof niet weer naar Medan te kunnen terugkeeren. Besloten werd voor het beroepingswerk reeds dadelijk de noodige maatregelen te treffen. In het Jaarbeursgebouw te Utrecht kwam deze week de „Nationale Bond van Bezwaarden" in algemeene vergadering bij een. Na een openingswoord van den voorzit ter, Ds. H. C. van den Brink, leidde Dr. Geelkerken het onderwerp „Hereeniging" in. Het bestuur stelde voor, van den Bond een verklaring te doen uitgaan. Deze verklaring, die door de vergadering werd aangenomen, luidt als volgt I. De Nationale Bond van BeAvaarden, te Utrecht in Bondsvergadering bijeen, spreekt uit zich niet te kunnen vereemgen met ae uitspraken en besluiten der Buitengewone Generale Synode van Assen 1926 inzake Ge nesis 2 en 3 en daarop gegronde Kerkelijke beslissingen, wijl a. genoemde Synode, een exegese gevende van enkele bijzonderheden uit Gen. 2 en 3, aan deze exegese het karakter heeft ver leend van een belijdenis-uitspraak, b. dat zij aan deze exegese gelijk gezag heeft toegekend als de Heilige Schrift bezit, c. bedoelde kerkelijke beslissingen van ge noemde Synode en andere kerkelijke verga deringen in strijd zijn met nadrukkelijke be ginselen en bepalingen der Kerkenordening, met name een schending van de zelfstandig heid der plaatselijke kerk, De Bond is van oordeel, II. dat, tenzij wordt aangetoond, dat er bepaalde, van de dusgenaamde traditioneele opvatting afwijkende exegese voortvloeit uit een ongereformeerde Schriftbe schouwing, zulk een exegese, ook al acht men haar onjuist, geen reden mag zijn tot schorsing of afzetting van ambtsdragers. III. Met het oog op gewenscht herstel van eenheid der Gereformeerde Kerken kan de Bond ten aanzien van de vier bijzon derheden uit Gen. 2 en 3 behoudens hetgeen wordt uitgesproken sub 4, zich neerleggen bij één uitspraak eener Generale Synode, die bij het licht, haar thans geschonken, aanbe veelt deze bijzonderheden op te vatten als zintuigelijk waarneembare werkelijkheden. Voorts acht IV. de Bond het noodzakelijk a. dat de Deputaten, reeds in 1920 door de Generale Synode van Leeuwarden benoemd, „om een nadere formuleering en uitwerking van art. 28, art. 29 en art. 36 der Neder- landsche Geloofsbelijdenis in overweging en studie te nemen, en de vrucht daarvan zoo mogelijk aan de eerstvolgende Synodale Ver gadering in een ontwerp in dezen geest en van deze strekking aan te bieden", en spoe dig mogelijk rapport uitbrengen, en b. dat de Generale Synode maatregelen neme, welke waarborgen een juiste behande ling op de kerkelijke vergaderingen van theologische vraagstukken en kerkelijke pro cedures als zich thans hebben voorgedaan, vaststelle de verhouding van Synodale uit spraken inzake zulke vraagstukken tot de belijdenis der Kerk, en stipulatiën make, waardoor bij een be slissing over de rechtzinnigheid van een pre dikant de gronden gedocumenteerd en nauw keurig worden aangegeven, waarop zulk een beslissing rust. Nog werden rapporten uitgebracht door de commissie van het steunfonds en de com- hiissie van voorbereiding. Part. Syn. der Kerken in Drente. Gekozen tot afgevaardigden naar de Gen. Synode primi Ds. N. Duursema te NieuWv Amsterdam en Ds. T. Gerber te Assen se cundi Ds. T. L. Kroes, te Ruinerwold Ds. M. Uijtenhoudt te Coevorden. De Ouderlingen primi H. Scheffer te As sen en J. Wolting te Gees secundi A. Fa- ber te Veenhuizen en P. Wouda te Meppel. De Particuliere Synode der Kerken koos als afgevaardigden naar de Generale Synode van Groningen. Overijsel. Primi de pred. Ds. W. L. Milo, van Almelo en Ds. C. W. E. Ploos van Am- stel, en Secundi de pred. Dr. C. N. Impeta, van Kampen en Ds. Joh. Jansen, van Wier den en primi de oud. Ch. Dixon, van De venter en J. Huizinga, van Dedemsvaart en secundi de oud. A. W. de Jager, van de Krim en H. Morsink G.Hzn., van Delden. De Part. Synode van Friesland-Noord heeft benoemd tot deputaten naar de Gene rale Synode, te Groningen te houden Primi predikanten Dr. W. A. van Es, te Leeuwar den Ds. I. P. Klaarhamer, te Dokkum primi ouderlingen Ds. L. Bouma, te Hijum; en R. Dijkstra, te Driesum. Secundi predi kanten Ds. W. H. den Houting, te Huizum en Ds. F. Wiersma, te Oosterbierum en secundi ouderlingen J. F. van Tuinen, te Berlikum en A. F. de Jong, te Dronrijp. Woensdag werd in het vergaderlokaal der Westerkerk te Arnhem de Particuliere Synode gehouden van de Kerken in Gel-

Krantenbank Zeeland

Zeeuwsche kerkbode, weekblad gewijd aan de belangen der gereformeerde kerken/ Zeeuwsch kerkblad | 1927 | | pagina 2