Weekblad voor de Gereformeerde Kerken in Zeeland. Eerste Blad. 41e Jaargang. Vrijdag 17 Juni 1927. No. 24. RedacteurenDs. P. VAN DIJK te Serooskerke (W.) en Ds. A. C. HEIJ te Koudekerke. Persvereeniging Zeeuwsche Kerkbode. UIT HET WOORD. LIEFDE VRAAGT LIEFDE. Kerkelijk en Geestelijk Leuen. De uitbreiding der V. U. Zomerdag in Axel. Onmiddellijk ZEEUWSCHE KERKBODE Vaste medewerkers D.D. L. BOUMA, F. J. v. d. ENDE, B. MEIJER, F. STAAL Pzn.( en R. J. v. d. VEEN. Abonnementsprijs) per kwartaal bjj vooruitbetaling f 1,— Afzonderlijke nummere 8 oent. Advertentieprijs) 15 oent per regelbjj jaarabonnement van minstens 500 rsgels belangrijke reduotie. UITGAVE VAN DE Adras van de Administratie: Firma LITTOOIJ OLTHOFF, Middelburg. Beriohten, Opgaven Predikbeurten en Advertentiën tot Vrijdag morgen 9 uur te zenden aan de Drukkere LITTOOIJ ic OLTHOFF Spanjaardstraat, Middelburg. TELEFOON 2 3 8. GIRONUMMER 4 22 80. Doe mij treden op het pad Uwer geboden, want daarin heb ik lust. Ps. 119 35. Het is Pinksteren geweest. Wij hebben weer in het bijzonder stil ge staan bij de krachtige werking, die van den verhoogden Middelaar uitgaat naar zijne kerk op aarde. En de vraag is ons gesteld of ook wij den Heiligen Geest ontvangen hebben, of ook wij gemeenschap oefenen door dien Geest met onzen Heere en Heiland en in Hem met God den Vader, die om Zijnentwil ook onze Vader zijn wil. Hebben wij.den Heiligen Geest ontvangen? De Apostel Paulus stelt onder de vruchten des Geestes de liefde bovenaan. Laten wij dan daarmee voor ons zeiven eens beginnen bij het onderzoek. Is er liefde Kunnen wij zeggen „Wij hebben Hem lief, omdat Hij ons eerst heeft liefgehad Hoe moeten wij dit Weten De Apostel Johannes zegt, dat dit de liefde Gods is „dat wij Zijne geboden be waren". Dat heeft Adam gedaan in den staat der rechtheid, en dat heeft Christus gedaan, die eene volkomene liefde bezat. Hij is gekomen om Gods wil te doen, om volmaakte gehoor zaamheid te betoonen, tot in den dood des k raises toe. Dat moeten dan ook zij doen, die door Gods Geest wedergeboren en nu navolgers Gods zijn als geliefde kinderen. Er moet bij ons dus zijn een lust om Gods geboden te volbrengen. Het moet onze op rechte begeerte zijn, ons hoogste verlangen, om in alles naar Gods wil te handelen. Niet om daardoor te verdienen, want dan zou het een slaafsch werk zijn en een on mogelijk werk. „En Gods geboden zijn niet zwaar" zegt Johannes. Wie wil verdienen kan nooit met Paulus zeggen „Ik heb een vermaak in de wet Gods naar den in- Wendigen mensch", en zoo moet het zijn. Wij moeten de wet Gods uit dankbaar heid onderhouden, uit wederliefde. Dan valt het niet zwaar, want wat iemand gaarne wil doen, dat doet hij niet al zuchtende en met tegenzin, maar met lust. Wie uit liefde handelt vindt niets te zwaar, maar hij is blij als hij iets mag doen. God is liefde. En liefde vraagt liefde. Die kan den „natuurlijke mensch" niet geven. Als de Geest Gods niet in onze harten uitgestort is, dan kunnen wij geen vermaak, geen lust, hebben in de geboden des Heeren. Wie dan ook een lust en liefde bezit om naar den wille Gods in alle goede werken te leven, die kan ootmoedig danken voor de gave des Heiligen Geestes, want dat is uit God. Het is onmogelijk, dat dit zelfgenoegzaam heid zal kweeken, want de liefde is nooit tevreden, de liefde doet nooit genoeg. Wie verdient kan in tevredenheid op het volbracht werk neerzien als het goed gedaan is, of als hij meent, dat het goed is. Maar fwie uit dankbaarheid handelt komt nooit klaar. Die wil steeds meer zijne liefde open baren. Die zegt nooitNu is het genoeg. Integendeel, die beklaagt zich, dat hij niet nog meer zijne liefde kan betoonen, die be- schreit voor God van alle werk het onvol- komene en zondige. Dezelfde Johannes, die ons spreekt van de liefde Gods, zegt ook „Indien wij zeggen, dat wij geene zonde hebben, zoo verleiden wij ons zeiven, en de waarheid is in ons niet". v v. Wij doen het nooit volmaakt goed. Onze allerbeste werken zijn nog onvolkomen en met zonde bevlekt. Zonden en vervloeking blijven er altijd te bedenken, waarover wij belijdenis voor God doen. Maar ons schuldbclijden zegt, dat wij het gaarne beter zouden doen anders was schuldbelijdenis niet noodig en wij dan ken God voor vvat wij mochten doen. Als er iets goeds in ons werk is, dan ge ven wij Gode daarvan de eere want wij bidden immers, dat Hij dat in ons werken Iwil Zoo is er dan een bidden om in heiliging toe te nemen, om steeds meer voor God te mogen doen, omdat wij Hem liefhebben, en is er een klagen over onze zonden, juist lolmdat wij door Gods genade een lust jn Zijne geboden hebben. En zoo verstaan wij ook den dichter van den 119den Psalm. Hij wil gaarne tot Gods eere leven. Dat is zijn hoogste verlangen. En daarom heeft hij een lust in Gods ge boden, Want hij wil zoo gaarne doen wat God eischt. Maar hij ziet den grooten afstand tusschen wat God eischt en wat h ij doet en wetende dat zijne bekwaamheid is uit God bidt hij om meer bekwaamheid voor 't volbrengen der geboden. „Heere" zoo roept hij uit „leer mij den Weg Uwer inzettingen en ik zal hen hou den ten einde toe. Geef mij verstand en ik zal Uwe wet houden, ja ik zal ze onder houden met ganschen harte." Maar als God hem de inzettingen leert en verstand geeft, dan weet hij, dat hij nog niet kan volbrengen wat hij belooft, want hij kent zijn onmacht en zijn zondig hart. Daarom bidt hij ook „Doe mij treden op het pad UWer geboden, want daarin heb ik lust." Het is alsof wij Paulus hooren klagen „Het willen is wel bij mij, maar het goede te doen, dat vind ik niet". De man, die durft juichen: „Ik ben verzekerd" weet ook, dat God werkt beide het willen en het Wierken. Zalig wie dus met de Bijbelheiligen mag zeggen „Ik wil gaarne tot Gods eere leven, ik wil gaarne doen, wat God zegt, ik heb een lust in Gods geboden", want dan zal hij bidden „Doe mij treden op het pad Uwer geboden, want daarin heb ik lust". Hij roemt niet in zijn lust, hij maakt daarvan geen grond voor de verhooring want die „lust" mocht vaak ook wel beter we zen maar hij wil zeggen Heere, Gij hebt mij de genade gegeven van het willen, zoo geef mij nu ook de kracht voor het volbrengen. En Christus wordt steeds grooter naarmate hij zijn tekort meer inziet, zoodat het ten slotte wordt „Ik ellendig mensch, wie zal mij verlossen uit het lichaam dezes doods Ik dank God, door Jezus Christus onzen Heere Als wij dus onszelven onderzoeken, dan moeten wij hiermee beginnen is er bij mij een hartelijke begeerte om God te dienen naar Zijn Woord Zal toch onze belijdenis, die wij hebben afgelegd geen leugen zijn, dan móet die begeerte in ons hart Wezen. Maar als die er is, dan moet dat hierin uitkomen, dat wij nu ook op 't pad van Gods geboden willen treden. Wij vragen dan niet of God voor ons wil doen, wat wij behooren te doen, maar of wij zelf mogen treden op het pad der geboden. Wij bidden niet of God ons dragen wil gelijk een blok, maar of Hij ons Wil doen gaan. De liefde wil niet stil zitten maar wil wederliefde bewijzen. Zij maakt niet lui maar werkzaam. De echte liefde vraagt niet„Wat is het beste voor mij maar „wat eischt de eere Gods En dat wil hij, die liefheeft, gaarne doen, opdat God Worde gedankt voor Zijne onuitsprekelijke gave. En dat is dan ook het beste voor hem, want in het houden van de geboden Gods is groote loon. „De bevelen des Heeren zijn recht, verblij dende het hart". Het dienen van God, het gehoorzamen aan Zijn Woord, is dan ook niet een gedwongene onderwerping, maar het toegeven aan eene hartelijke liefde. Dan zijn Gods geboden niet zwaar, al is er een strijd ten bloede toe tegen de zonde. Wij zouden niet gaarne anders willen. Grijpskerke. J. DIJKSTRA. Een plan van beteekenis voor de toekomst onzer Vrije Universiteit is deze week in de bladen gepubliceerd. Gelijk bekend is hcerschtc er tot 1905 deze toestand, dat de studenten aan de Vrije ook nog examen moesten doen aan een openbare Universiteit, om in de praktijk aan hun di ploma wat te hebben. Een jonge man, die in de letteren gepro moveerd was aan de V.U. en „dr." voor zijn naam had, kon niet aan een Gymnasium of Burgerschool benoemd worden evenmin als een Mr. in de rechten toegang had tot de balie met niets anders dan de eindbul van de V.U. Zulke jongelui moesten zich altoos op twee Universiteiten tegelijk laten inschrijven. Op de V.U. voor het beginsel, op de Openbare voor laat ik maar zeggen „de boterham". Aan dien toestand kwam door de wet van 1905 een einde. Toen werd aan de diploma's van de V.U. dezelfde bevoegdheid toegekend als aan die der andere Universiteiten. Een ontzaglijke verbetering. MaarVoor wat, hoort wat. En zoo werd door het Rijk bedongen, dat de V.U. op het einde van 1930 een vierde faculteit moest hebben en in 1955 een vijfde. Het ging naar die vierde al een heel eind op wegde namen van Prof. Bouman en Prof. Buitendijk, die de jonge artsen op leidden, wezen op de aanvangen van een me dische faculteit. Daar zat echter iii die medische faculteit heel weinig vooruitzicht. Studenten in de medicijnen Kunnen zich zeer moeilijk op twee scholen tegelijk laten inschrijven. Want het aantal uren, dat ze college loopen of zich practisch oefenen moeten is legio. Bij deze moeilijkheden kwamen dan nog heel wat andere b.v. wat de meer uitwen dige hulpmiddelen betrofen eindelijk werd het heele perspectief in deze medische faculteit weggenomen, toen prof. Buitendijk naar Groningen en prof. Bouman naar Utrecht ging- We stonden toen Weer op drie faculteiten. En 1930 was al in 't zicht. Er moest raad en vlug raad geschaft worden. Op vergaderingen o.a. al ettelijke jaren terug te Leeuwarden werden verschillende denkbeelden aan de hand gedaan. Totdat nu deze gedachten meer in een be paald voorstel tot ons Gereformeerd volk gebracht zijn Wc willen de vijf faculteiten niet vol maken door van de medische allengs te komen tot een natuurkundige, maar we zullen eerst de natuurkundige faculteit ope nen en die uitbreidende komen tot de me dische. We hebben dit plan met vreugde begroet. Hoe zeer wij ook wenschelijk vinden, dat er een Gereformeerd arts aan ons ziekbed staat, vóór alles is echter noodig, dat onze jeugd met name in de zoo gewichtige vak ken van wis- en natuurkunde principieel on derlegd wordt. Van alle kanten en dit is vooral een ge volg van de stichting van onze Gereformeerde Universiteit zijn de eigen scholen voor Middelbaar en Gymnasiaal onderwijs verrezen. Die scholen staan overal in ons vaderland verspreid als de wegwijzers voor ons volk. Op die scholen zitten onze a.s. onderwij zers, onze a.s. politici, onze toekomstige han delsmannen, onze a.s. leeraren. Ons streven moet blijven om overal eigen inrichtingen te hebben, zoodat we als ouders niet ge dwongen worden om onze kinderen öf ver van huis naar een Chr. inrichting te zenden wat zijn zeer groote bezwaren heeft finan- tieel en paedagogisch, of hen, voor het groo- tere belang ze onder eigen toezicht te hebben aan „neutrale" scholen toe te vertrouwen. Het is toch eigenlijk treurig dat er in héél Zeeland geen enkele H.B.S. of Gymnasium is van Cnr. zijde. Maar dan moeten wc bij 't stichten van eigen scholen vakken als natuurkunde, niet uit armoe gedwongen zijn onze leeraren te betrekken van neutrale hoogescholen. Dan moet als H.B.S. of Gymn. kloppen aan de deur van de V.U. met de vraag: „Geef ons leeraren", niet het antwoord zijn „voor Ge schiedenis en talen kan ik je dienen, maar voor alles, wat met de wis- en natuurkunde in verband staat moet je zien, dat je terecht komt." Vooral voor het natuurkundig en wiskun stig onderricht hebben we onze principieele mannen noodig. Daar heeft Prof. van Vol lenhoven over geschreven in zijn proefschrift. Daarom juichen wc dit voorstel van harte toe. Wie de jeugd heeft, heeft het volk. Maar natuurlijk, dan zie de V.U. om naar bekwame menschen, principieele koppen. Die liggen er niet maar voor het grijpen. Toch gelooven we dat ze er zijn. Trouwens onze V.U. arbeid is nog altijd geloofsarbeid geweest. Wanneer wij trouw zijn aan ons beginsel, geeft God ons de mannen wel. En dan komt er ook het geld. De zaak van dc V.U. is ons aller zaak. Zij er ook ten opzichte van dc definitieve plannen harer uitbreiding de heilige bezieling van Nehemia, die van het gelukken van te vo ren zeker was, omdat hij wist, het is de zaak Gods en die zich daarom cn daarna met groote blijmoedigheid met dc zijnen als knechten Gods tot den arbeid zette. Zaterdag 25 Juni hoopt de ring der Geref. J. V. in het land van Axel zijn jaarlijkschen Zomerdag te houden. Zecuwsch-Vlaanderen Oostelijk deel is niet zoo bijzonder rijk aan belommerde weiden, gelijk die van dhr. de Putter op het Spui. Gelukkig vinden in hem onze ZeeuWsch Vlaamschc jongelui altijd een vriendelijk gast heer, en de sprekers hebben er een even vriendelijk onthaal. Reeds die cenig mooie Spuiweg met zijn zeldzaam schaduwrijke boomen als een lange, groene laan tusschen welige akkers noodigt tot bezoek van den Zomerdagen de weide zelfgeen wonder dat de Jongelingen daar keer op keer naar terug verlangen voor hun buitenvergadering. We wekken onze Vlaamsche maar ook an dere Zeeuwsche menschen gaarne op dien Za terdag naar 't Spui te gaan. Er is op onze Zendings- en Jongelingsda- gen in Z. Beveland en zelfs op Walcheren Imenige Axelsche muts te ontdekken, wat laardig moet het niet voor de Axe laars zijn, als er op hun dagen aan de con tra-visite wordt gedacht van uit 't Goessche en het Walchersche. Moge het een schoone dag worden, waarin wat goeds te genieten valt, behalve voor het oog, ook voor het oor en voor het hart. En moge ook deze Zomerdag onder de gunst des Heeren medewerken aan hooge- ren bloei onzer Jongelingsvereenigingen in die omgeving. Het verslag lezende van de rede waarmee Doe. Lcngkerk de vergadering van Chr. Geref. predikanten te Apeldoorn opende, rees er een ernstige vraag bij ons op. Het verslag luidt in de Standaard „Wie dc geduldhcid van Gods kinderen kan aanzien zonder smart moge toch een Christen zijn, hij is cr niet een op zijn plaats, niet achter Jezus. Dc eenheid der Unio mystica wordt onmiddellijk door God onderhouden de eenheid in de zichtbare openbaring van het lichaam van Christus niet. De mensch is daar actief bij betrokken. Eerst als dc mensch Gods den mensch verliest, zal dc volmaaktheid er kunnen zijn. Zoo lang de mensch den mensch Gods be nauwt en bestrijdt zal er geen eenheid zijn." Docent Lengkeck bedoelt het ongetwijfeld Gereformeerd, maar het is jammer, dat hij zich niet wat juister tenzij het verslag- onjuist is heeft uitgedrukt. Vooral in een tijd, waarin dit onmid dellijke der Unio Mystica inct God, zoo op den voorgrond wordt geschoven, is het geboden door scherpe woordenkeus misver stand te voorkomen, bij menschen die de Gereformeerde opvatting van de Unio My stica in tegenstelling met zooveel pantheïs tische mystiek niet kennen.

Krantenbank Zeeland

Zeeuwsche kerkbode, weekblad gewijd aan de belangen der gereformeerde kerken/ Zeeuwsch kerkblad | 1927 | | pagina 1