Friesch exclusivisme. Voor de Kinderen. LIEF en LEED. DADERS DES WOORDS. Christelijk Fanfarecorps Middelburg. UIT DE PERS. Aan de dochteren Sions, die zich gaan verloven, Onwaardig. Achtste Ouderlingenconferentie in Gelderland te Arnhem. Chubut met een gelijk getal inwoners. In die vier of vijf steden (Parana in Bra zilië meegerekend) wonen te zamen 1150 Ge reformeerden, waarvan ongeveer 500 belij dende leden En die allen, op hoeverren afstand ook van elkaar worden bediend door één enkel pre dikant Ds. A. C. Sonneveldt, ook in Zeeland geen onbekende. Dat er een opgewekt leven heerscht, daarvan vertelt ons Jaarboek ook. In Chubut, de groot ste gemeente, zijn twee Zondagsscholen, een Vrouwenvereeniging en een Chr. School. Elders zijn behalve Zondagsscholen, ook Geref. Jongel. Vereenigingen en een Zang- vereeniging Pro Rege. Wanneer Ds. Sonneveldt niet preekt, wordt daar ver in Argentinië een preek gelezen uit Menigerlei Genade. Dat er opgewekt leven heerscht, daarvan vertelt vooral het nieuwe „Kerkblad voor Z.-Amerika", waarvan ons het eerste nummer werd toegezonden. In een voorwoord wordt over het ontstaan van het blad met dank baarheid dit vermeld „De vrijmoedigheid om reeds nu met een blad van acht pagina's uit te ko men, vindt zijn grond in de hartelijke in stemming, welke ons plan mocht ver werven onder de leden onzer Kerken Vooral het feit dat al de aanwezigen zich terstond en van harte als abonné opgaven gaf den doorslag Onder inwachting van Gods onmisba- ren zegen beginnen we dezen arbeid...." De inhoud is veel en velerlei. Meditatie, Poëzie, een vervolgreeks De Leer der Kerk. Een Kinderrubriek, Zending. Belangrijke frag menten uit Nederlandsche Kerkelijxe bladen. Een zeer aantrekkelijk geheel. We kunnen ons voorstellen, dat de Z.- Amerikaansche lezers, die om de 5 weken maar een dominé hebben, met genoegen en enthousiasme naar zulk een blad grijpen. Wat een krachtig middel kan onder 's Heeren zegen zulke wekelijksche lectuur voor de ge zinnen zijn De uitgave is om er jaloersch op te worden. Moge het in deze groote steden ook aan de Evangelisatie ten goede komen. Wij wenschen Redactie en Lezers met hun blad van harte geluk. Toone het levensvatbaarheid te bezitten opdat het nog jaren diene tot bevestiging en verbreiding van onze oude Gereformeerde waarheid. We lazen het volgende bericht „Het Kristlik Selskip for Fryske Tael en Skriftenkennisse heeft besloten, een brief te doen uitgaan aan alle kerkeraden van vacante Kerken en orthodoxe ge meenten in Friesland, waarin medewer king verzocht wordt om die predikanten op het tal te plaatsen die van Friesche afkomst zijn." Er is natuurlijk geen schijn of schaduw van, dat dit voorstel in onze Gereformeerde Kerken in Friesland ook zelfs maar een punt van bespreking zal uitmaken, laat staan een gunstig onthaal vinden. In de eerste plaats om het gevaar, dat de andere provinciën zouden loopen, aan welke heel wat degelijke dominees uit Friesland geboortig, zouden onttrokken worden. Voorts om het gevaar, dat de dominees zeiven zouden loopen, uit andere provinciën geboortig, die nooit van vele degelijke Frie sche gemeenten den gunstigen invloed zou den kunnen ondergaan. Daarna om het gevaar, dat ook sommige niet degelijke dominees uit Friesland en sommige niet degelijke menschen in Fries land zouden loopen, als door dit exclusivisme de gedachte in hun ziel ging post vatten Hoe zou er uit het overige Nederland nog ooit een goede dominé kunnen komen "Eindelijk om het gevaar, dat Friesland op die ^ijze verstoken zou blijven, van zoovele gaven èn krachten die de Heere gelukkig ook aan niet-Friezen tot bediening van hun ambt heeft geschonken. Er is geen mensch, die niet billijkt dat Friezen van hun provincie houden. Zeeuwen spreken ook met groote liefde van hun eigen landje." Maar in de eerste plaats zijn we, en dat is ook zoo voor Friesland, „deel van Ne VII. Doordat de baas altijd zelf aanwezig was, was het hem al ras opgevallen, hoe vlug z'n nieuwe knecht werkte en hoe goed alles er uitzag, dat uit z'n handen kwam. Het duurde dan ook niet lang, of hij riep hem bij zich op z'n kantoor en zeide „Jacob, jij bent een flinke, ijverige kerel. Ik zal je loon verhoogen Dat gaf een blijdschap en dienzelfden avond werd het heuglijk nieuws per brief naar Tine gezonden. Spoedig daarop gingen ze trouwen. Wat zag het er in dat kleine huisje keurig uit Hoe glommen de meubelen en hoe heerlijk bloeiden de bloemen in de vensterbank En wat waren de bewoners gelukkig 's Avonds, als het werk afgeloopen was, zat hij altijd nog iets te knutselen en dan zat zij z'n werk te bewonderen, terwijl haar vlug ge hand iiverig de naald hanteerde. Zoo verliepen vele gelukkige jaren, jaren, waaraan de weduwe Bruine nu nog dikwijls met groote dankbaarheid dacht. Terwijl dat gezin daar zoo gelukkig leefde, was er één, die dit met groote spijt aanzag. Dat was Satan, die altijd als een brieschende leeuw rondgaat, om te zien of hij niet iemand kan verleiden. Vooral op Gods beste kinderen slaat hij dan het oog en spant alle krachten derland". Ook van kerkelijk en Gereformeerd Nederland De bevordering van de Fryske tael mag niet tot een exclusivisme voeren, dat zelfs tot in de Kerken en tot aan den voet van de kansel zijn Sjibbolet uit te spreken geeft. Onze Gereformeerde Kerken willen zich zulk een beperking om uitwendige oorzaken niet opleggen. v. D. Uit Middelburg ontvingen we het verzoek om met een aanbevelend woord te onder steunen de pogingen, die daar worden aan gewend om te komen tot de oprichting van een Christelijk fanfarecorps. Gaarna willen we aan dat verzoek voldoen. Uit de ons verstrekte inlichtingen bleek ons dat het in de bedoeling ligt een fanfare corps op te richten, dat den naam „Chris telijk" maar niet wil gebruiken als etiquet, maar aan de roeping, in dien naam aange duid, wil zoeken te beantwoorden. En hier kan immers van een Christelijke roeping gesproken worden. Ps. 150 om maar niet meer te noemen doet de op wekking uitgaan God te loven ook met het ge- klank der bazuin, met de luit en harp, met trommel (ook de trommelen fluit, met snarenspel en orgel en helklinkende cym- balen. Volkomen juist is ook de opmerking, in de circulaire gemaakt, dat het van groot belang is, hen die voor deze beoefening der muziek aanleg hebben en lust gevoelen saam te brengen in een Christelijke vereeniging. Ook op dat terrein moet worden opgetreden onder eigen banier, ook in het belang van hen, die zich aan deze kunst wijden. Daarom kunnen we van harte de broeders en zusters in Middelburg opwekken deze actie te steunen. Zedelijk maar ook finantiëel. De oprichting van zoo'n fanfarecorps is uit finantiëel oogpunt een heele onderneming, omdat er nog al heel wat geld noodig is voor de aanschaffing der instrumenten. Waar mo gelijk biede men hun dan de helpende hand. HEIJ. zij het volgend „Ingezonden" in „De Stan daard" van 22 Febr. ter aandachtige lezing en ernstige behartiging dringend aanbevolen Axel, 14 Febr. 1927. Hooggeachte Redactie 't Kan soms een behoefte zijn, iets, waar aan men ergernis neemt, eens in 't publiek aan te wijzen, en ik zou gaarne, met uw goed vinden, daartoe de gelegenheid hebben in uw blad. 't Geldt de onder ons toenemende mode, om in verlovings- en huwelijksadvertenties den naam van de vrouw boven dien van dén man te plaatsen. Er is meer op gewezen, en ik weet heel goed, dat men met hierop te wijzen als een kwaad, op den naam van ver licht man geen aanspraak kan maken, en bij velen een glimlach van meewarigheid te voorschijn roept. Ook ken ik de gronden, waarop men dit poogt te verdedigen. Maar het moge dan een geringe zaak schijnen, ik kan er, met den besten wil, niets anders in zien dan een oünkeering van de orde, die de H. Schrift ons geeft, de regel „man en vrouw" en niet andersom. Dat is zelfs scheppingsorde, die onveranderlijk is. Dit is geen kwestie van mode. Nu bedroeft het mij, dat men ook in onze kringen dit niet meer schijnt te verstaan. Zelfs komt het voor, in een blad als „De Standaard", dat een moeder en een va der, met dank aan God, bericht geven van de geboorte van een kind. Dit is geheel naar den eisch des tijds. Het kind is van de moe der. Dat de vragen bij den doop, van zulk een kind, zich nog altijd richten tot den va der, als verantwoordelijk hoofd, is dan zeker ook wel erg uit den tijd. in om z'n doel te bereiken. Vaak gebruikt hij dan andere menschen om hem te helpen. En nu vestigde hij z'n oog op deze gelukkige familie. Alles zou hij doen om Jacob te doen vallen. En als helper gebruikte hij een zekeren Remy. Deze Remy was een man met een zeer vriendelijk, innemend gelaat, maar ook met een zeer zwarte ziel. Wanneer men hem pas ontmoette kreeg men een allerprettigsten in druk van hem, maar als men hem intiem leerde kennen, dan rilde men van zijn slechte bedoelingen en z'n schandelijke levenswijze. Jacob was al een poos bij z'n baas, toen er op zekeren' morgen een nieuwe knecht werd aangesteld. Deze man, Remy was z'n naam, was heel vriendelijk en beleefd en vooral zeer vroo- lijk. En vertellen, als hij kon Als de beste. En zijn verhalen waren in het begin zeer onschuldig en ieder, ook Jacob, luisterde er graag naar. Zoo langzamerhand werden z'n grappen van een slechtere soort, maar, zoodra hij bemerkte, dat één der gezichten betrok, om dat men van dergelijke aardigheden niet ge diend was, wist hij onmiddellijk een wen ding aan het verhaal te geven en iets grap pigs tg zeggen, zoodat allen in lachen los barstten. In 't begin dronk hij weinig, althans als anderen er bij waren. Een enkel glaasje bier, vond hij echter wel lekker. En hij vond, dat werklieden daar ook wel recht op hadden. Vooral 's Zaterdagsavonds, als Maar wat mij op 't oogenblik dringt om dit te schrijven, is het feit, dat kinderen van onze vooraanstaande mannen, die onbeperkt vertrouwen genieten, in het slechte voor beeld voorgaan. Dat vele onzer studeerenden en zelfs predikanten zich niet ontzien, om in dezen met de wereld mee te doen. Voor mijn besef is iets, dat zoo duidelijk ingaat tegen wat de Schrift ons leert, voor ons ook zeer bondig. Vergete men echter niet, dat zij, die voor- aanstaan in de gelederen, een verantwoorde lijkheid hebben tegenover anderen, en dat andere jonge menschen zich tegenover hun ouders soms op zulk een voorbeeld beroepen. Met dank voor de plaatsing, Hoogachtend, J. S. POST. Inderdaad een woord op zijn pas, ook voor jongelingen, èn voor vaders èn moeders Het gedachtenloos erger noghet wel bewust nadoen, ook in geloovige kringen, van zulke „beschaafde" Gods ordinanties omkeerende, mode's, is wel een somber tee- ken van verzwakking van het geloofsbesef dat de Heere Zijn volk in de wereld gesteldi heeft en wil zien optreden als een licht en een zout. Inzonderheid voor onze meisjes is zulk mal gedoe geen eer. Ze zijn er te goed voor „onze dochters als hoeksteenen, uitgehouwen naar de gelijkenis van een paleis (Ps. 144:12). L. LINDEBOOM. Indien we mogen afgaan op het verslag in de plaatselijke bladen twee liggen er voor ons dan moet het optreden van Dr. Geelkerken te Bussum, een paar weken geleden, als hoogst onwaardig worden ge kenschetst. Aan de belofte in het begin, niet te zullen spreken over zichzelf, heeft hij zich niet ge houden in beide bladen is een derde van het verslag aan het „persoonlijke" gewijd. Zoo lezen we o.m. „Het conflict met mij vindt zijn oorzaak in d o m i n s - j a 1 o u- zie in Amsterdam-Zuid.... Het ging in Amsterdam-Zuid om een persoon die men onschadelijk wilde maken." Wanneer hij de door de Synode hem voorgelegde verklaring maar geteekend had, ook zonder dat hij er iets van meende, zou alles in orde zijn geweest." Van het vermanend woord, dat tot hem gericht zou zijn, indien hij geteekend had, en waarvan de Synode hem afschrift zond, heette het „Spr. zou zedelijk zijn vermoord geworden als een, die ethisch, onzedelijk en oncollegiaal was men had dan van een dienaar des Woords een gekortwiekte kraai gemaakt." Wat de uitspraak van de Synode betreft, verklaarde hij, dat die een „verlegenheids-uit spraak" was. „Men kon toch de Synode niet ontbinden en met leege handen thuis komen. Wat had men dan met vele Amsterdam- sche predikanten moeten beginnen, die zoo te keer gingen Daarom werd „in Assen de slang tot een stok, evenals in Egyp te de slang van Mozes een stok werd a e sop was de kool niet waard; al wat er bij gepraat is, zijn praatjes voor de vaak." Dat zegt nota bene de man, die aan de classis Amsterdam schreef, dat het diepe problemen waren, die lagen tusschen hem en de classis. De uitspraak der Synode was voorts te verklaren uit de zucht, om geen vrijheid te laten voor nuanceeringen en schakeeringen. „Men wil zich houden bij het oude. Het is dezelfde angst, die ouden van dagen wel eens ondervonden bij het zien van den spoor trein. Bij gebrek aan een gezond, krach- tig geestelijk leven, ziet men naar het Kleine. Zoo heeft men meer perio den gehad. Als men de proporties uit het oog verliest, en niet meer leeft van uit het centrum, gaat men dienzelfden kant weer uit. Het volgende vraagpunt voor de Synode van Assen zou wtel eens kunnen zijn, of Adam een navel heeft g e- h ad." Ook verzekerde hij, dat nu de crisis er is, „men" en blijkens het verband worden met „men" bedoeld degenen, die aan de zijde der Synode staan „gaarne de eenheid weer zou terugvinden. Angstige pogin gen worden gedaan om een formule te vin den, waarop beide partijen ja kunnen knik ken. Maar dat zou lijmen en krammen zijn." het loon was uitbetaald, was hij zeer gul en tracteerde hij graag. Hij was niet getrouwd, maar sprak toch dikwijls over het huwelijk en tal van ver halen wist hij op te disschen van mannen, die niets van hun vrouwen mochten. Die men nooit alleen zag uitgaan of met een ka meraad, maar altijd met hun eigen vrouw. Er waren van die vrouwen, verhaalde hij dan, die hun mannen niets gunden, die altijd wilden hebben, dat de man al z'n loon thuis bracht. Ba, zulke pantoffelhelden, daar hield onze Remy niet van. Zoo wist hij heel langzaam, en uiterst voor zichtig, z'n verderfelijk gif in de zielen zijner hoorders te druppelen. Met duivelsche list wist hij zijn kameraden voor zich in te ne men om ze dan in het verderf te storten. Lang had Jacob weerstand geboden aan den verderfelijken invloed van z'n vriend. En als hij z'n vrouwtje iets mededeelde van de gesprekken van den verleider, en deze hem ernstig verzocht, toch niet te luisteren naar wat Remy zeide, dan lachte hij en zei, dat Tine niet bang voor hem behoefde te zijn. H ij zou niet voor de verleiding bezwijken. H ij voelde zich sterk. Helaas, juist, doordat hij zich zoo sterk voelde, was z'n gebed om verlost te worden van den booze niet vurig genoeg. Juist, omdat hij zich zoo sterk voel de, was hij zoo zwak. En nu was het ter rein voor den satan geëffend. En toen was het uit met het geluk van het gezin Bruine. En toen kwamen er wolken, die weldra al len zonneschijn wegvaagden. Het zal wel aan ons liggen, maar wij heb ben tot dusver van die „angstige pogingen" niets gemerkt. Ofschoon Dr. Geelkerken begon met te betuigen, dat 't hem niet te doen was om te gaan stoken of een nieuwe kerk te stichten, werd hem in 't debat toch de opmerking gemaakt, dat hij indirect op openbare scheur makerij had aangedrongen. Hij had n.l. gezegd „dat het kerkrecht onverzwakt geldt, en aat er dus de vrijheid zij om goed Gerefor meerd te blijven, ook al zijn er verschillende ntianceeringen. Het best zou zijn in één instituut te blijven, maar als dat niet kan, dan moet men in verschillende kerkgroepen. Men moet in vrijheid Gereformeerd kunnen zijn. Indien dit in Bussum mogelijk is, dan is f2* geen bezwaar om op den ouden voet te blijven voortleven zoo nietkom dan bij ons." Dit „indirect" aandringen op scheurmakerij werd later een „direct". Bij de beantwoor ding van den debater, zei Dr. G., dat de kerk te Bussum een groote taak heeft. „Of zij is het eens met de Hersteld Geref. Kerk en dan moet zij zich daarbij aansluiten, of zij is het daarmede niet eens, en dan moet zij zich daarbuiten houden." En verder „Nu er twee kerkverbanden zijn bij de Geref. Kerk, is het de plicht van de Geref. Kerk te Bussum, zich ernstig te be raden, bij welk kerkverband zij zich wil aansluiten. "Het zou geen scheur makerij zijn, wanneer Bussum zich aansloot bij de Hersteld. Geref. Kerken. Ook deze zijn evengoed Gereformeerd, maar zij wil len niet staan onder de onwettige Synode van Assen." Dr. Geelkerken verwonderde zich, dat het een vol jaar had geduurd, eer men hem te Bussum uitnoodigde voor een spreekbeurt. Ons zou het niet verwonderen, zoo het, na dit onwaardig optreden aldaar, de laat ste maal geweest ware, dat men hem vroeg, om zijn beschouwingen over de „crisis" er gens ten beste te geven. i N. H. Kerkblad. L.(INDEBOOM). Na afdoening der gewone zaken kwam in behandeling het onderwerp „Gemengde Hu welijken en de roeping der Kerk", hetwelk ingeleid werd door den heer M. A. Haff- mans, Arnhem. In zijn inleiding wees de heer Haffmans op de roeping der ouders om toezicht te houden op de kinderen, met wie deze om gang hebben en te letten op het gezin, waar mee zij in aanraking komen. Hoe strenger dat toezicht is en hoe beter samenwerking tusschen huisgezin en Chr. school gevonden wordt, des te meer kans is er, dat de kinderen blijven in de omgeving, waarin zij hooren. Reeds in de jeugd kan de aanleiding ge vonden worden, welke later tot een gemengd huwelijk leidt, hetgeen inleider met voor beelden uit de practijk toelichtte. Wat, dit was Sprekers tweede stelling, het evolg van een dergelijk huwelijk is, liet pr. opnieuw zien met beelden, aan de prac tijk van het leven ontleend, en hoe bij mee- ningsverschil de ziel gedrukt wordt. Er is geen blijdschap en geen geluk het huwelijk wordt een mislukking, omdat de ware band ontbreekt. Welke is nu de roeping der kerk in deze, vroeg Spreker om de ouders en de kinderen te waarschuwen. Onophoudelijk waarschuwen en wijzen op roeping en plicht, op het ge bod Gods, op heilig leven en toepassing der tucht. Met een aansporing tot getrouwheid be sloot §pr. zijn inleiding, die door een breede bespreking gevolgd werd. Besloten werd de volgende conferentie te houden te Apeldoorn. Na de pauze was het woord aan Prof. Dr. J. Waterink, van Amsterdam, die „iets over de verhouding van verstand, ge voel en wil in het religieuse leven" wilde zeggen. Inleider verdedigde daarbij de volgende stellingen I. Meestal ziet men de verhouding van verstand, gevoel en wil bij het religieuse leven, alsof ze in de genoemde orde steeds zouden werken het verstand kent en leert Het was op een Donderdagmiddag. Het eten was gereed, want het was half zes. Om vijf uur verliet haar man de werkplaats, dan was hij om kwart over vijf thuis. Op z'n gemak kon hij dan een paar kopjes thee drinken en zoodra de klok half zes sloeg,, stond het eten op tafel. Dat miste nooit. Tine was een vrouw van de klok en bovendien ze wist, dat haar man meestal honger had, als hij thuis kwam. „En je man moet je niet laten wachten," beweerde Tine. „Als je man 's morgens weggaat en hij werkt den heelen dag hard, dan heeft hij er recht op, dat z'n eten op tijd klaar is." Ook nu stond alles gereed, maar Jacob <was er nog niet. Dat verwonderde Tine. Dat was nog nooit gebeurd. Altijd was hij kwart over vijf thuis. En nu was het al over half zes. Eindelijk, om kwart voor zes, daar hoort ze de deur open gaan en Jacob stapt binnen. Ze snelt hem tegemoet, terwijl ze uit roept „Maar, vent wat ben je laat. Het eten is al lang gereed." „Je behoeft toch niet op te mopperen, als ik even een eindje omloop." Tine kijkt haar man aan. De toon, waarop hij spreekt, is niet zoo vriendelijk als anders. „Maar, man, ik mopper niet op ie. Maar „ik ben niet gewoon, dat je omloopt". „Maar, man", riep ze toen plotseling, terwijl ze hem losliet, wat heb je gedronken. Je ruikt naardrank En toen, was er iets gebeurd, waar Tine

Krantenbank Zeeland

Zeeuwsche kerkbode, weekblad gewijd aan de belangen der gereformeerde kerken/ Zeeuwsch kerkblad | 1927 | | pagina 2