Jaarboek Geref. Kerken 1927. Voor de Kinderen. Piet Verdam en Jan de Treiter. De Theol. School te Rotterdam. DADERS DES WOORDS. De beteekenis der Christelijke Sociale beginselen voor dezen tijd. UIT DE PERS. Twee kwalen van onzen tijd. heeft mijn moeder, die ik nog altijd in hoogachting houd, inij daar gebracht en uit eerbied voor haar wil ik er niet inee breken. Doch het is bijna onmogelijk onder die pre diking te zitten, want zij geven geen dui delijke uitlegging van de H. Schrift en dus ook geen juiste toepassing. Zoolang een man als as. Ledeboer leefde, ging het. Hij had goed gestudeerd, maar na zijn dood is het droevig. Maar ons volk is hoe langer zoo alkeeriger geworden van alle goede voorbe reiding. Zij meenen nu eenmaal, dat de be kwaming des H. Geestes de studie uitsluit, waaruit blijkt, dat zij het Gereformeerd spoor hebben verlaten. Dit was juist gezien, maar ik gaf daarop tot bescheid het is toch mo gelijk, dat, als u en zij die met u eensgezind zijn, eenparig de handen ineenslaan, dan kan het nog wel veranderen. Hjj echter oordeel de, dat het wel op dezelfde wijze zou voort gaan. Misschien is het daaraan toe te schrij ven, dat ik met groote belangstelling gelet heb op het pleidooi, dat mannen als Kersten in die kringen gehouden hebben voor een behoorlijke opleiding en hoewel deze op grooten tegenstand stuitten, toch is het hoop vol, dat zij doorgegaan zijn en aanvankelijk verkregen hebben, wat zij wenschten. Het is hoogstens nog maar een wolk als eens mans hand, doch zij kan zich uitzetten en straks een overvloedigen regen geven. Het is nu toch aan 't licht gekomen, dat velen die richting volgen, welke aangewezen werd. Duizenden guldens hebben zij bijeengebracht en de School is er gekomen. Al is het nog maar een begin, het is toch het bewijs dat het inzicht helderder geworden is en zoo komt er het uitzicht, dat dit deel niet voor de Gereformeerde gezindheid verloren zal gaan. En dit is voor ons, die zoo vaak in aanraking gekomen zijn met deze groepen, iets heugelijks en een reden om voor dezen voortgang dankbaar te zijn. Wij behoeven niet te denken, dat het wantrouwen dat daar heerscht jegens onze Kerken aanstonds wij ken zal, doch dit is in ons oog niet het voornaamste, wij willen dit blijven dragen, ook in het besef, dat we zelf niet zonder schuld zijn, maar wij willen op een afstand ons toch verheugen, dat zij een beteren weg onder de voeten krijgen, en op dien weg willen wij ze met ons gebed vergezellen. Klagen over veel, dat ons niet aanstaat in de opleiding bij ons en buiten ons kunnen we wel, maar deze gewichtige zaak ook een ruime plaats geven in ons gebedsleven BOUMA. ERRATUM. Een scherpzinnig lezer herinnerde ons aan de fout in ons vorig artikel, eerste regel. Er stond Van 't jaar is het een jaar ge leden, enz., dit moest zijn Van 't jaar is het honderd jaar geleden, enz. Zeer spoedig in het nieuwe jaar verscheen bij Oosterbaan te Goes dit nieuwe Jaar boekje onzer Geref. Kerken. Wij noemen het hier en niet in onze lees- talel, omdat we overbodig achten, dit waar devol werkje aan te bevelen. Men moet meestal zelfs er vlug bij zijn om niet achter het net te visschen. Wij willen echter met het oog op ons Zeeuwsch kerkelijk leven, enkele grepen er uit ne men en daar is in deze rubriek beter plaats voor dan elders. „In Memoriam" geeft ons een door Ds. Post geschreven gedachtenis van den jong gestorven Ds. De Putter, die in het ambt wilde dienen maar niet kon; en met wien de Heere zulk een diepen weg hield. Wijlen Dr. De Moor, dien wij als dominé voor heel het land, ook in zijn beteekenis voor Zeeland erkenden, wordt herdacht door zijn vriend Dr. Dijk. De naam van Ds. R. van de Kamp roept dankbare herinneringen wakker aan den tijd, dat hij in Axel met zoo ongemeen talent arbeidde. Naar Heinkenszand voert ons de gedach tenis aan Ds. G. Dalhuijsen, die daarin zijn eerste gemeente zulke Schriftuurlijke predi king liet hooren. 'Ds. Aalders, die in 1926 eveneens stierf, liet nog sporen na in Wolphaartsdijk, waar hij nog niet is vergeten. Van Ds. P. J. Baaij, dien we in heel Zee land zoo goed kenden, ontvangen wij het schoone naarwij hoorden het eenigst bestaande portret als jong dominé het was ons een droef genoegen het schoonö In Memoriam te lezen dat dhr. De W. in dit Jaarboek schreef. Onder de 19 predikanten, wier overlijden Jan de Treiter staat ook bij één der groep jes en heeft de laatste woorden gehoord. Ha, jubelt het in zijn hart, ze weten niet, dat wij het gedaan hebben. Nu krijgen we ook geen straf. Nu komt het nooit uit. Dom toch dat ik van nacht niet kon slapen. Bah, wat heb ik me toch gauw bang gemaakt. Zoo redeneerd onfee Jan bij zichzelf. Hij had wel kunnen springen van pleizier. Nu heeft hij ook geen berouw meer. Waarom zou hij ook, nu hij toch geen straf krijgt En spoedig voegt hij zich bij zijn makkers en knikkert en heeft pleizier, alsof er geen arme weduwe bestond. Toevallig kijkt hij op. fcïé, wie komen daar aan Het zijn wer kelijk mijnheer Verdam en zijn zoon Piet. Waar zouden die heen moeten Jan volgt ze met zijn oogen en ziet ze dan de woning van de weduwe Verhulst binnenstappen. Wat daar voorviel weet Jan niet, weet trouwens hier herdacht wordt, waren dus er ook ve len, die hun zaad voor de eeuwigheid in Zeeuwsche harten hebben mogen strooien. Gode alleen is bekend, welke vrucht voor de eeuwigheid het opleverde. We zijn in Zeeland op het oude getal Ker ken gebleven n.l. 52. Er zijn 17 vacaturen. Het aantal belijdende leden is ongeveer de helft van het geheele aantal zielen. 13146 van de 26409. Dit is niet ongunstig. De Zeeuwsche Kerken tellen bij den aan vang van 1927 minder vacaturen dan vorig jaar Januari. De ledige plaatsen te Oost burg, Zaamslag, Borsscle-Dr., Domburg- Westk., Serooskerke, Tholen en Brouwersha ven werden bezet. Daarentegen geraakten in het afgeloopen jaar Baarland, Kruiningen, Veere en Zierik- zee vacant. Enkele grootere Kerken, zooals Middelburg en Nieuwdorp zagen in 1925 min of meer vaak herhaalde pogingen om een vacature te doen eindigen nog niet ine't gunstigen uitslag bekroond. De drie grootste Kerken van onze pro vincie zijn Middelburg 2370 z. met twee. predikanten en 1 vac. Axel met 1640 z. en Vlissingen met 1325 z., beide met één pre dikant. De kleinste zijn Oosterland met 71 en Wisscnkerke met 84 z. Ook Borssele kan het honderdtal nog niet halen. Ds. Rullmann schrijft ook dit jaar weer zijn belangrijk overzicht over 1926. Dit is wel tamelijk objectief gehouden doch heeft humor of humeur hem niet eenigszins parten gespeeld, toen hij neer schreef op blz. 312 „De belangstelling voor de Synode te Assen was zóó groot, dat er aan an dere zaken vrijwel geen aandacht gewijd werd. Toch besprak onze kerkelijke pers ook nog casuïstiekc kwesties als het aanbrengen van gestyliseerde koppen aan een kerkgebouw, het zich onledig hou den met een handwerkje op Zondag en het standpunt van een Gereformeerd kapper inzake de haardracht onzer vrou wen en meisjes." Als we ons wel herinneren waren dit geen onderwerpen (het eerste uitgezonderd) die in de pers besproken werden, doch liep dit af met een kort antwoord als advies iir een enkele courant. Er waren wel andere dingen nog te noemen geweestmen denke aan de bespreking van "het standpunt van Barth en aan de breede vervolgreeks over het Paradox van K. S. Het kan niet anders dan tot blijdschap stemmen, dat door de ijverige bemoeiingen van Ds. Kersten e.a. de Theol. School der Geref. Gemeenten tot stand is gekomen. Nog niet zoozeer omdat we meenen, dat die SchooT aanstonds zich in een groot ge- tal studenten zal kunnen verheugen, of dat er professoren zullen zijn, die zich bestu deering en doceering van de Geref. Theolo gie tot uitsluitende levenstaak zullen stellen... Want de Theol. School aan den Boezem- singel is in elk opzicht nog maar een wolk je als eens mans hand. Maar wij zijn er blij om voornamelijk, om dat hier gebroken werd met wat in de Geref. Gemeenten door zeer velen als een soort beginsel en principiëel onderscheid met de Geref. Kerken werd beleden. Alsof n.l. de beste predikers diegenen wa ren, die aan de trappen van den preekstoel nog niet wisten, waarover zij spreken zouden. Alsof studie slechts volle hoofden, doch ledige harten maakte. Daartegen staat de Hoogeschool te Rotterdam van nu af als een monumentaal protest uit de Geref. Gem. zelf. En dat is de groote winst. Dit kan niet anders dan de heerlijke Gereformeerde waar heid in het algemeen ten goede komen. We zullen uit het openingswoord van Ds. Kok gaarne vergeten de bewering dat „de toepassing van de zaligheid van Jezus Chris tus aan het hart" in andere Kerken gemist wordten spreken liever den wensch uit, dat onder Gods zegen dit jonge plantje in Rotterdam zoo mag bloeien, dat ook in de Geref. Gemeenten geen andere predikanten meer zullen mogen optreden dan die „aan gegord" zijn met de noodige kennis van onze echte Gereformeerde Dogmatiek. Zien wij hoe onze eigen Theol. School in Kampen uit een klein begin is opgegroeid, dan hebben wij geen mecwarigen blik naar Rotterdam te slaan, doch gelooven dat ook deze kleine wolk tot een overvloedigen re- niemand dan alleen zij, die er bij waren. La ter, vele jaren later, heeft vrouw Verhulst het tegen den dominéé verteld. Heel in ver trouwen. Haar verhaal, luidt ongeveer als volgt Och, dominéé ik was op dien Donderdag morgen toch zoo zielsbedroefd. Ik hield zoo veel van mijn diertjes. Het waren zulke trouwe beestjes. Met hun goedige oogen konden ze me zoo vriendelijk aankijken. En nu te weten, dat die beesten verdronken wa ren. Wat zullen ze het benauwd gehad heb ben. En dan weer dacht ik aan mijzelf. Hoe zou ik nu mijn brood moeten verdienen Daarover had ik ook den heelen nacht al getobd. En als ik het dan heel benauwd kreeg en heel erg bedroefd was, was het net, alsof ik een stem hoorde, die zeide God is een Rechter der wecluwen, Hij zal U niet ver laten. En dat troostte me dan weer. Maar dien morgen, waarvan ik U nu sprak, was ik toch weer zoo verdrietig. En vond het zoo erg, dat ik nu niet meer voor mij zelf kon zorgen Toen nam ik weer de toevlucht tot mijn God en badMijn laat ste woorden waren Och, Heere, geef Gij toch uitkomst. gen zal kunnen worden. Hoe jammer de scheiding tusschen belijders van dezelfde waarheden ook is, er ligt meer gevaar voor het wijder worden van die kloof bij niet we tenschappelijke bestudeering van de Geref. beginselen, dan bij de grondige beoefening daarvan. Daarover verblijden wij ons Rotterdam is van de zijde der Geref. Gcm. ook tevens de openlijke erkenning„Wij hadden onrecht, toen wij van Kampen en Amsterdam als tegenstelling spraken met de leerschool van den Heiligen Geest.' Wij zeggen het Ds. Kok na „Moge de School 's Heeren gunst deelachtig worden dan zal zij steeds meer ingang krijgen in het hart van het volk." Zal er ooit toenadering komen tusschen de Geref. Gemeenten en ons - in kerkdijken zin genomen dan moet het in den weg der juiste kennis van wat men onder Ge reformeerd verstaat. S. v. D. VII. Van deze Christelijk sociale beginselen nu kan worden gezegd, dat ze ook voor dezen tijd van groote beteekenis zijn. De menschelijke samenleving is nog niet wat ze wezen moest. Daarmee ontkennen we niet, dat er in de laatste jaren veel vePoeterd is. Welke schrikkelijke toestanden er hier bestaan hebben, mogen we nog wel eens in herinnering brengen met een aanhaling uit het naschrift van Prof. Diepenhorst op zijn uitgave van Groen van Prihsterers „Ongeloof en revolutie", bl. 276 en 277. Dat stuk luidt als volgt Engeland het verst voortgeschreden in in- dustriëele ontwikkeling, vertoonde het droe vigst beeld, dat door Prof. Quak treffend sober aldus wordt geschetst „De twee groote parlementaire enquêtes van 1842 en van 1862 1866 hebben in Engeland toonee- len aan 't licht gebracht, waarbij de groe pen uit Dante's Hel verbleeken. Hier ongehoord overwerken bij de staal- fabricatie, waar de smeltovens niet mochten uitdooven, daar er te veel tijd zou verloren gaan om het vuur weder aan te leggen en den noodigen graad van hitte te bekomen céne beschouwing, waarbij naïef werd te ver staan gegeven, dat, om de brandstof niet te verspillen, men wel het leven der arbei ders mocht gebruiken. Daar de droevige ondervinding, in Lan cashire en Cheshire opgedaan, dat een don kere tijd van crisis, als tijdens den Ameri- kaanschen burgeroorlog, toen de katoen niet meer in de EngelSchc havens aankwam, toch Wel zijn lichtzijden had de vrouwen der arbeiders hadden nu tijd, haar kinderen zei- ven te voeden en te verzorgen de sterfte onder de kinderen werd dus minder, en (grillige luim van 't geval) de arbeidersmeis jes zij, die aan de fabrieken voor de ocheele wereld spinden leerden nu voor 't eerst 't gewone naaiwerk. Hier weder de verklaring van een fabri kant, dat hij uitsluitend vrouwen bij zijn me chanische weefstoelen gebruikte, en de voor keur gaf aan gehuwde vrouwen, vooral als zij een groot huisgezin hadden, dat van haar voor 't onderhoud afhing die v#juwen wa ren dan, volgens hem, veel opmerkzamer en leerzamer dan ongetrouwde, en tot de uiter ste inspanning van krachten gedwongen, om de noodzakelijke levensmiddelen te verdienen. Ginds kinderen van 7 a 8 jaren, die, vol gens het rapport van 1853, in de fabrieken van aardewerk, tot vijftien uur moesten wer- kefi, tóèstanden, waarbij het den leden der enquête-commissie bang om 't harte werd, en slechts geëvenaard door de akeligheid van 't lot der kinderen, die onze lucifers vervaar digen. Vrouwen- en kinderarbeid verwoestte op schrikbarende wijze het familieleven. Dui zenden kinderen van negen jaar en nog jon ger werden in de fabrieken gedreven. In het parlement werd voorlezing gedaan van con tracten tusschen fabrikanten en Engelsche ar menhuizen, waarbij de laatste kinderen van zeer jeugdigen leeftijd afstonden, om zonder eenige beperking in de fabrieken te werken. Zelfs werd mêlding gemaakt van een con tract, waarbij een fabrikant zich verbond om bij iedere twintig kinderen, die voor den ar beid geschikt werden geacht, ook één idioot- Nauwelijks had ik deze woorden gezegd, toen er op de deur geklopt werd. Even daarna stonden mijnheer Verdam en zijn zoon Piet voor mij. Beiden waren heel ern stig. Toen vertelae mijnheer Verdam me, dat zijn Piet en nog een jongen (wie dat was, zei hij niet) de oorzaak waren van al het verdriet. Dat Piet heel veel spijt had en al zijn geld uit den spaarpot zou geven en dat vader er wat bij zou leggen en dat ze dan een paard en kar met koopwaren voor me zouden koopen. En of vrouw Verhulst toch Piet wou vergeven. En toen kwam Piet naar voren en smeekte met tranen in zijn oogen om vergiffenis. En toen dominéé, heb ik gehuild en ge lachen tegelijk. En toen ze weg waren heb ik wel tien keer uitgeroepen O, God, wat zijt Gij toch goed Ja, Heere, Gij betoont U een Vader, een liefhebbend Vader voor de weduwen. Na het bezoek bij de weduwe Verhulst ging Piet spelen en vader ging naar den meester. Vader wilde, dat de meester wist, wat er gebeurd was. En dat behalve Piet ook Jan de Treiter schuldig was. Misschien, kind te accepteeren. Een dag- en nachtploeg van kinderen wisselde elkaar in den trooste- loozen fabrieksarbeid op. Overmatige arbeidstijden, meermalen de twaalf uren overschrijdend, werden gemaakt. Weemoedig zijn de verhalen, die het offi cieel verslag der Engelsche arbeids enquête brengt. Een jongen van zeven jaar verhaalt, dat hij 's morgens om zes uur op zijn werk komt en dat 's avonds om negen uur ver laat. Kinderen van 9 a 10 jaar worden 's mor gens twee, drie, vier uur uit hun bed getrok ken. Een vader klaagt, dat zijn jongen van zeven jaar door hem heen en weer over de de sneeuw gedragen wordt en zestien uur werken moet. Dikwijls ging zijn vader bij hem op de knieën liggen om hem eten te geven, terwijl zijn jongen bij de machine stond, die hij niet verlaten mocht. Dat met deze stoffelijke ellende gees telijke verwildering gepaard ging, laat zich verstaan. Het staatsrapport meldt krasse staaltjes van een andere wereld, van een hemel hadden sommige kinderen nooit ge hoord. Of in Engeland een koning of een koningin regeerde, was hun onbekend. Wie met den naam God, wie met den naam Chris tus werd aangeduid, was hun verborgen. De namen van Mozes, Salomo, Paulus waren voor hen onbekende klanken, maar niet die van 'bekende straatroovers. Eén smartkreet van aangrijpende ellende was het, die uit de diepte der arbeidersklasse opsteeg. Daar was een sociaal vraagstuk van den meest ernstigen aard. Herlees nog maar eens die ontroerende berichten over het lot van die arme kleine kinderen, die 's morgens vroeg, soms nog in den nacht uit hun bed werden gehaald, om dan 15 a 16 uur aan één stuk te werken. Men vraagt zich af hoe het mogelijk was, dat in een Christelijk Engeland zulke toe standen konden komen en het volk jarenlang, die schrikkelijke toestanden kon laten voort bestaan, zonder ernstig protest daartegen en zonder zich op te maken om die te beëindigen. Er blijkt wel uit, dat de consciëntie niet altijd een betrouwbaar richtsnoer is, en dat de consciëntie van een Christenmensch zeer rimgevoelig kan zijn, als ze zelfs bij zoo gruwelijk onrecht niet krachtig protesteerde. Er zijn er, die beweren, dat sociale wetten uit den booze zijn, hier blijkt dan toch wel heel duidelijk, dat een overheid, die aan zulke go'ddeloozc toestanden geen einde maakt en naar schild niet opheft over de zwakken en de ellendigen, diep schuldig staat voor God. Of zou er nu nog wel iemand zijn, die zulke toestanden zou willen in bescherming nemen en zou durven zeggen, dat er voor de overheid daarin heelemaal geen aanlei ding lag, in te grijpen en die ellendigen te beschermen HEIJ. Het historisch geloof, het bloot verstande lijk voor waar houden van den geheelen in houd des Bijbels, is niet genoegzaam tot za ligheid. Om zalig te worden is het niet vol doende, dat wij bloot verstandelijk instemmen met wat de bijzondere openbaring Gods ons leert, dat wij de gereformeerde leer met onze lippen belijden, geregeld ter kerk gaan, on ergerlijk zijn in onzen levenswandel en onze gaven brengen voor den dienst des Heeren. Wie zich hierop voor de eeuwigheid verlaat, verkeert in een gevaarlijken toestand. En hij neme intijds ter harte het vermaan van onzen Heiland „Strijdt om in te gaan door de enge poort, want velen (zeg ik u) zullen zoeken in te gaan en zullen niet kunnen", Lukas 13 24. Doch hoe waar dit ook zij, toch is het een zorgwekkend verschijnsel dat het historisch geloof in breeden kring heeft plaats gemaakt voor bruut ongeloof. Ook een zorgwekkend verschijnsel, dat al kwam het nog niet zoo ver, toch zoovele duizenden in twijfel verkee- ren over de vraag, of de wonderen wel heb ben plaats gegrepen, of de Christus wel uit de dooden is opgestaan, of de Hemelvaart wel eene realiteit mag genoemd worden, of er wel een leven na dit leven is. Ware ge- loovigen kennen over 't algemeen dezen twij fel slechts gedurende korten tijd. Vele Chris tenen echter die zich bewegen op het terrein der wetenschap, worden door den invloed van den Vorst der duisternis en van boeken van ongeloovige geleerden, waarmede ze ken nis moeten maken bij hun studie en onder zoek, ten opzichte van deze machtige feiten dat de meester nog eens gelegenheid had om te onderzoeken of Jan oprecht berouw had Wat was die meester toch hoogst ernstig dien morgen onder de bijbelles. Het is waar, als er bijbelsche geschiedenis verteld werd, was de meester altijd heel ernstig, want dan werd er immers over God gesproken en dat moest altijd gedaan worden met den grootst mogelijken eerbied. Maar dien morgen bad de meester en ver telde hij, als nooit te voren. Hoor, hij heeft het over Petrus, vertelt van de vreeseüjke zonde van dezen discipel en dan van het oprechte berouw, dat volgde O, kinderen, indien er onder jullie zijn, die als Petrus iets heel slechts gedaan hebben en ze heb ben hun zonde beleden en ernstig berouw gebad, dan zijn al die zonden vergeven voor altijd. Maar, indien iemand zijn zonden niet belijdtoch, denk toch aan Judas, ook hij beleed zijn zonden niet en zijn einde was vreeselijk BRANDSMA.

Krantenbank Zeeland

Zeeuwsche kerkbode, weekblad gewijd aan de belangen der gereformeerde kerken/ Zeeuwsch kerkblad | 1927 | | pagina 2