Weekblad voor de Gereformeerde Kerken in Zeeland. 41e Jaargang. Vrijdag 28 Januari 1927, No. 4. Redacteuren]: Ds. P. VAN DIJK te Serooskerke (W.) en Ds. A. C. HEIJ te Koudekerke. Persvereeniging Zeeuwsche Kerkbode. UIT HET WOORD. Noodzakelijkheid en bede des geloofs. Kerkelijk en Geestelijk Leuen. Hooger Onderwijs. ZEEUWSCHE KERKBODE I, j Vaste medewerkers: D.D. L. BOUMA, F. J. v. d. ENDE, B. MEIJER, F. STAAL Pzn., en R. J. v. d. VEEN. rijst AdvartcntltprIJsi per kwartaal bg vooruitbetaling f 1, Afzonderlijke nummere 8 oent. 15 oent per regelbij jaarabonnement van minatena 500 regela belangrijke reduotie. UITGAVE VAN DE Adres van de Adminiatratie Firma LITTOOIJ OLTHOFF, Middelburg. Beriohten, Opgaven Predikbeurten en Advertentiën tot Vrijdag morgen 9 uur te zenden aan de Drukkere LITTOOIJ Sc OLTHOFF Spargaard straat, Middelburg. TELEFOON 2 3 8. GIRONUMMER 4 2 280, En Jezus zeide tot hem zoo gij kunt gelooven. Alle dingen zijn mo gelijk dengene, die gelooft. En terstond de vader des kinds roepende met tranen, zeide ik ge loot, Heere, kom mifne ongeloovig- heid te hulp. Marcus 9 23 en 24. Wel groot is het verschil voor den Chris tus geweest de gebeurtenis op den top en die aan den voet van den berg der ver heerlijking. Boven op de toppen glans, schit tering en verheerlijking en beneden onbe schrijfbare ellende, ongeloof en aanvallen op Zijne macht te aanschouwen. Terwijl Jezus met drie Zijner discipelen atdaalde van den berg der verheerlijking, had den de negen andere discipelen, die bene den waren gebleven moeilijke oogenblikken door te maken. Tijdens de afwezigheid van den Meester was tot hen gekomen een man met zijn maanziek en door den duivel be zeten kind, het verzoek doende zijnen zoon te genezen en duidelijk bleek het, dat zij dat niet konden, waarvan de oorzaak was, zooals Jezus later heeft gezegd, hunne onge lovigheid. Dat de discipelen machteloos stonden, moest wel een diepen indruk maken. Waren dat nu de mannen, die vroeger met blijdschap wa ren teruggekeerd tot Jezus met de betui ging zelfs de duivelen waren ons onder worpen in Uwer naam En nu staan zij verlegen en beschaamd, wat steeds erger wordt, als de vader van dien jongen hen met verwijten overlaadt als de toeloopende schare diens zijde schijnt te kiezen en de nooit achterblijvende schrift geleerden zeker niet spaarden de bittere cri- tiek op der discipelen hulpeloosheid om daardoor aan te tasten hunnen Meester, den Heere Jezus Christus Zelf. Weer valt het ons op, dat die Jezus altijd zoo precies ter rechter tijd Zijne verlegen discipelen komt bijstaan, want juist dan komt Hij als die negen discipelen sprakeloos staan tegenover de vele aanvallen van alle zijden. Direct alles doorziende pakt Hij de schrift geleerden aan, die het door hunne aanmer kingen slechts op Hem alleen hadden ge munt. Jezus weer in het midden Zijner disci pelen en met Hem is er licht en uitkomst. Nu begint de zwaar bezochte vader van den maanzieke zijn nood te klagen en geeft eene beschrijving van de ziekte, waardoor Hij Jezus' barmhartigheid opwekken wil. Duidelijk blijkt er uit, dat Hij den Christus in Zijne almacht niet kent. Eerst gaat hij klagen over Jezus' discipelen, dat zij hem niet hebben kunnen helpen, en voegt hij er aan toe „zoo Gij iets kunt, wees met innerlijke ontferming over ons bewogen en help ons." Groote verwachtingen heeft hij dus van Jezus niet, en welke gedachten er in en bij hem leven in betrekking tot Jezus en Zijne macht leest de Heere wel in des mans hart. Dat zal dan ook wel de reden zijn, dat Hij losbreekt in eene klacht over het ongeloof, dat zich steeds in 's menschen leven laat zien. Het ongeloof staat het werk Gods te gen, en de eisch is en blijft geloof alleenlijk. Jezus stelt dan ook de noodzakelijkheid van het geloof op den voorgrond indien gij kunt gelooven kunt gelooven in Mij durft vertrouwen op Mijne almacht, want alle dingen zijn mogelijk dengene, die ge looft. Mogelijk is de genezing van uw kind ja, alle dingen zijn mogelijk, als gij slechts gelooft. Zoo leert Christus het zoo duidelijk, dat ieder ontvangt naar zijn geloofnaar de maat van uw geloof in de almacht uws Gods zult gij ook genieten van de rijke ont ferming Gods. En dat zoo menig kind van God klaagt over donkerheid en twijfeling en strijd ligt dat niet vele malen hierin, dat het zoo klein denkt van zijn God en twijfelt of Zijn Woord wel in vervulling tre den zal Zoo weinig durven wij het met Hem wa gen en ook van Hem verwachten, alsof Hij niet ware de Almachtige en Getrouwe. Als ge dan let, wat Jezus u heeft geleerd over het geloof als van een mosterdzaad, en de bergen verzettende kracht daarvan in 's Heeren naam, wat is 's Heeren volk er dan verre van om bet door den Heiligen Geest gewerkte geloof in daden te open baren en in werken te laten glansen. Het ongeloof, dat zoo dikwijls wordt gevoed, is de groote hinderpaal en daaraan moeten wij steeds ontdekt. Noodzakelijk is het geloof, en zonder ge loof is het onmogelijk Gode te behagen en dit is het, wat de wereld overwint n.l. ons geloof. En dat geloof moet werkzaam zijn met God en Zijne beloftendan is het krachtig en moet alles wijkendan vallen alle bezwaren dan wordt elk pad effen, want in Gods naam doet gij kloeke daden, wijl Hij is uw Schild en Hulp. Gaat daar het oog voor open, dan krijgt ge een gansch anderen blik ook op den persoon en het werk van den Christus. Ziet nog eens even op dit Schriftgedeelte. Chris tus heeft dien vader het geloof als nood zakelijk voorgesteld, zal hij ontvangen wat zijn zielewensch is en dat woord is inge vallen in diens mans ziel, zoodat hij het in toepassing eenigszins leert verstaan. Jezus is zoo wonderlijk in Zijn handelen. Straks zal Hij het kind genezen, maar eerst haalt Hij den Vader weg uit de diepe donkerheid van ongeloof en twijfel. Hij ontdekt Hem aan zijn gebrek aan wat hem in den weg stond. Zoo is Hij er op uit eerst den vader te ge nezen van zijne geestelijke krankheid. Zoo werkt steeds de barmhartige Hoogepriester uwer belijdenis. Jezus' woord grijpt in en doet zijn werk, want die vader leert blikken in de diepten van het eigen leven en wordt ontdekt aan zijn ongeloof, dat twijfelen doet hulp te zullen ontvangen van Jezus. Het begint te lichten in dat donkere hart, zoodat hij ziet het ongeloof, dat hem gevan gen hield en dat tegenstond de vervulling zijner begeerte. Maar nu, nu ziet hij het, dat alleen bij dezen Jezus is alle heil en dat spreekt hij ook uit in het woord ik geloof, Heere Ik geloof, dat Gij het kuntdat Gij zijt de Machtige daartoe en ook de Barm hartige. Het geloof doet alles van Jezus verwach ten, al is het, dat wordt begrepen, dat het geloof weer zoo spoedig wordt bestreden en moet gebeden kom mijne ongeloovigheid te hulp. Het is de bede Heere laat toch niet los, want anders val ik weer terug, Heere houd mij toch in Uwe ontferming vast en zoo niet, dan vrees ik U weer te zullen los laten. Geloof zoekt naar vasthouden geloof zoekt geloof en dat in den rechten weg n.l. door alles biddend van Christus te verwach ten. Op Hem het oog gevestigd biddend om steeds rijker ontplooiing van het ingewerkte geloof is het zoeken der bede Kom toch te hulp. Dikwerf is het leven van Gods volk een geloof van hope tegen hope. Strijd van allen kant. Eeuwen geleden is dit woord gesproken en wie zal zeggen hoe dikwerf het is na- gebeden in de worsteling om leven, behoud en geloof. Toch ligt er in verborgen een zucht, een jagen en verlangen om redding en geloof fn dat God Zijn werk zal hou den in stand. De groote klacht onzer dagen is over het ongeloof, dat zoo inwerkt in de gelederen van Gods volk. De blijmoedigheid des ge loofs wordt zoo gemist en de kracht van het wereldoverwinnend geloof is schijnbaar niet te vinden. Schijnbaarwant als de kinderen Gods eens beter verstonden Jezus' woord indien gij kunt gelooven. Alle dingen zijn moge lijk dien, die gelooft, dan zou de wereld zich hebben te verbazen over alles, wat de Kerk des Heeren van haren Heiland en Heere venvachten kan en mag en vruchten des geloofs zouden haren weg ook in deze dagen met blijdschap vervullen en erkennende, dat alles uit Christus haar toevloeit de beden steeds krachtiger klinken Heere vermeer der ons het geloof. Laten wij dan bestrijden onder biddend opzien tot God het in ons werkend ongeloof en leeren Gode alleen de eere te geven. Ongeloof staat niet mooi, zooals sommi gen schijnen te denken en is ook niet een kenmerk der genade, want al wat uit het geloof niet is, is zonde. De sterkte van den christen is geloof en gebed, want daardoor wordt alles bij en in Christus gezocht en gevonden en zult gij niet beschaamd worden nu niet en in der eeuwigheid niet. Jezus zoekt en eischt ook bij u geloof in Hem en kent ook gij in zulke oogenblikken de bede, die vraagt om steeds meer geloof Kapelle-Biezelinge. A. SCHEELE. Het is goed, dat we eens terug mogen zien, want het heden geeft ons niet, waaraan we behoefte hebben. Wat toch is het geval. Als we er aan denken, hoe het had kunnen rijn, en we letten er op, hoe het in werke lijkheid is, dan gevoelen we ons teleurge steld. Dit geldt bij name ook van het ker kelijk leven. Wij zien allerwege onrust en verwarring, verdeeldheid en vaak scheuring. Doch als we ons dan uit het tegenwoordige terugtrekken en een oog hebben hoe het er voorheen uitzag, dan blijven we voor ont- 'moediging bewaard. Verleden week heb ik er aan herinnerd, hoe het van dit jaar een eeuw geleden is, dat ds. Molenaar zijn adres aan zijn Gereformeer de geloofsgenooten in 't licht zond. Hoe zag het er toen met de Gereformeerde gezindheid uit Enkelen gaven nog teekenen van Gere formeerd leven. Er waren nog velen, die vasthielden aan de belijdenis, maar zij be wogen zich in kleine kringen en zij voedden zich met de lectuur van voortreffelijke boe ken. Het aantal predikanten, die den vollen raad Gods ter zaligheid verkondigden, werd steeds kleiner. Hier in Frieslancf liepen er menschen uren ver om een recht/innigen, dominé te hooren en zoo was het min of meer in andere provinciën. Het zag er treu rig uit en het scheen wel, dat na niet al te langen tijd de Gereformeerden niet meer meetellen zouden. De tegenstanders reken den er dan ook op, dat rij doen konden, wat rij wilden. Zij waren de mannen, die den toon aangaven en die het al voor het zeggen hadden. Als wij dit overwegen en dan rekening houden met wat in die honderd jaar ge beurd is, dan zeggen wij, dat God groote dingen heeft gedaan ver boven aller ver wachting. Toen was er nog geen sprake van Kerken, welke er haar eere in stelden om de Gereformeerde Banier omhoog te heffen en nu zijn zij er bij tien ja bij honderdtallen. Dezer dagen hebben de bladen bericht, dat er een Theologische School te Rotterdam geopend is ter opleiding van de toekomstige predikanten voor de Gereformeerde gemeen ten en dit gaf me aanleiding om hierover iets te zeggen. Zooals die gemeenten er tot dusver voorstonden, zoo was het vroeger voor al de Gereformeerden. Er waren wel Hooge Scholen in ons vaderland, indertijd tot stand gekomen met de bedoeling om de Gereformeerde wetenschap te dienen, maar deze roeping hadden zij verzaakt. Dat er nog telkens jeugdige mannen kwamen, die lust hadden den Koning der Kerk te ver- hoogen, lag niet aan de academiën, welke op haar katheders mannen zagen, die van de H. Schrift afwijkende meeningen verkon digden. Zoodra er Gereformeerden waren, die gebroken hadden met de kerkelijke besturen, zagen zij in, dat er gelegenheid tot opleiding moest zijn. Doch welke moeiten moesten overwonnen worden, eer het er toe kwam. Er werd wel zorg voorgedragen, maar het was zeer gebrekkig. Eerst in 1854 kwam de Theologische School te Kampen tot stand. Alle pogingen buiten de Kerken der schei ding om aangewend door mannen als Da Costa mislukten. Het bleek echter, dat de School levensvatbaarheid had en rij groeide dan ook van lieverlede als een gezonde plant. Zij heeft haar wortelen steeds dieper kunnen slaan in ons Gereformeerd volksleven en rij staat er als een stevige boom, welke wer door vele stormen geschud werd, maar die steeds vaster werd. Sedert haar oprichting zijn er reeds velen van haar uitgegaan, die na hun studie voltooid te hebben in de kerken het ambt van Dienaar des Woords met eere bekleed hebben. En ook voor de god geleerde wetenschap heeft rij vrucht ge dragen. Langzamerhand deed zich de behoefte meer gelden aan een eigen universiteit op Gere formeerden grondslag en al leek zulk een plan onuitvoerbaar, mannen als Kuyper en Rutgers durfden het aan en brachten het tot stand. De tegenstand was groot, maar zij kwam er. In velen leefde de verwachting, dat zij geen stand zou houden, want van waar zouden de leerlingen komen. De voor uitzichten waren donker. Het Hervormd Kerk genootschap zou natuurlijk haar candidaten niet toelaten tot den kansel. Bovendien zou den juristen en litteratoren geen plaats krij gen. Neen, zei een groot deel van het Ne- derlandsche volk, dit is een onmogelijke on derneming. Niettegenstaande veler tegenwer king bleef zij. Steeds lieten zich studenten bij haar inschrijven en zij vonden later hun weg en hun werk in 't leven. Meer dan veertig jaar heeft zij haar gezegenden arbeid reeds verricht en dit verleden geeft hoop, dat rij ook verder haar plaats zal blijven innemen. De mannen, die er het eerst col- legie gegeven hebben, zijn heengegaan, een ander geslacht van professoren heeft de taak overgenomen, maar zij heeft intusschen de liefde en de toewijding van het Gerefor meerde volk verworven. Zij is nog niet alle moeilijkheden te boven gekomen hoe zou het ook anders kunnen maar met Gods hulp zal zij ook in de toekomst blijven le ven en groeien, indien althans haar profes soren en leerlingen trouw blijven aan het grootsche ideaal, dat de oprichters voor oogen heeft gestaan, en dat ook nu nog tot geestdrift kan wekken. Zij en wij mogen het niet vergeten, dat voortbouwen op net eens gelegde fundament onmisbaar is voor haar voortdurend bestaan. Het komt mij wel- eens voor, dat het besef, welk haar eigen lijke taak is, niet altijd even krachtig leeft. En dit zou jammer zijn, warït zonder zulk een universiteit kunnen de Gereformeerden in ons land op den duur hun invloed niet doen gelden. Zooals bekend is heeft de Christelijke Ge reformeerde Kerk ook een eigen school voor de opleiding van de aanstaande predikanten te Apeldoorn. Wij vertrouwen, dat ook zij haar taak ernstig opvat en nauwkeurig vol voert. Soms komt wel aan het licht, aat rij niet al te sympathiek staat tegenover onze Kerken, gelijk verleden jaar bleek uit een pennestrijd tusschen een harer professoren met ds. K. Schilder, maar het is duidelijk, dat rij daartoe komt in de meening, dat onze leer niet in overeenstemming is met de Ge reformeerde "belijdenis. Hoewel ik haar voor stelling niet onderschrijf, verblijd ik er mij toch in, dat zij waken wil voor elke af wijking van de zuivere lijn. Het is zeker jammer, dat juist door de scheidjng er zoo vaak misverstand ontstaat en dat dit licht er toe leidt om ons onrechtvaardig te be strijden, toch kunnen we er ons in ver blijden, dat zij bedoelt, om aan de aanstaande Dienaren des Woords een degelijk Gerefor meerde opleiding te bezorgen, wijl daarin voor ons de waarborg ligt, dat dit deel van het Gereformeerde volk behouden blijft bij de waarheid. En nu weer de nieuwe School te Rotter dam. Ook haar begroet ik met blijdschap. Geruimen tijd is het al geleden, dat ik eens met iemand uit die kringen sprak over den toestand dier gemeenten. Bij die gelegenheid I zei hij tegen me Het gaat er mis, wijl zij geen predikanten hebben, welke behoorlijk I toegerust rijn. Onder Gods voorzienigheid

Krantenbank Zeeland

Zeeuwsche kerkbode, weekblad gewijd aan de belangen der gereformeerde kerken/ Zeeuwsch kerkblad | 1927 | | pagina 1