Weekblad voor de Gereformeerde Kerken in Zeeland.
41e Jaargang.
Vrijdag 21 Januari 1927.
No. 3.
Redacteuren'; Ds. P. VAN DIJK te Serooskerke (W.) en Ds. A. C. HEIJ te Koudekerke.
Persvereeniging Zeeuwsche Kerkbode.
UIT HET WOORD.
Het Wonder bij Naïn.
Kerkelijk en Geestelijk Leuen.
Molenaars protest.
ZEEUWSCHE KERKBODE
Vaste medewerkers: D.D. L. BOUMA, F. J. v. d. ENDE, B. MEIJER, F. STAAL Pzn., en R. J. v. d. VEEN.
Abonnementsprijs:
Advertentieprijs:
bjj vooruitbetaling f 1,
nummers 8 oent.
per kwartaal
Afzonderlijke
15 oent per regelbij jaarabonnement van
minstens 500 regels belangrijke reduotie.
UITGAVE VAN DE
Adrea van de Administratie
firma LITTOOIJ OLTHOfP, Middelburg
Beriohten, Opgaven Predikbeurten en Advertentiën tot Vrijdag
morgen 9 uur te zenden aan de Drukkers LITTOOIJ Sc OLTHOFF
Spanjaard straat, Middelburg.
TELEPOON 2 3 6. GIRONUMMER 4 2 260.
Lucas 7 11—16.
Nu in deze dagen God onze wegen leidt
langs krankbedden en tusschen graven, ko
men zoo telkens weer in de gedachten de
woorden en wonderen van den Heiland. Ook
de laatste, wijl daarin uitkomt Zijne macht
over ziekte en dood.
De le Adam bracht over zijn nageslacht
den dood, die is de bezoldiging van de zonde
en hoewel wij dat weten en belijden, willen
wij niet aan den dood. Die dood staat ons
tegen wij haten van nature den dood en het
is een jagen, een haken, een streven naar
leven en het genieten daarvan.
Evenwel niets en niemand redt zich van
het grat.
Eene sombere waarheid, die ook in deze
dagen zoo in vervulling treedt.
Tegenover die prediking staat Godezij
dank nog iets anders, want uit eeuwige
liefde stelde God in het midden van het weg
stervende menschengeslacht Zijnen Zoon, Die
is de Vorst des levens en Die door de kracht
van Zijn zielarbeid den dood en het graf
overwon.
Het laatste woord is aan den Christus, Die
reeds tijdens Zijne omwandeling door Zijne
wonderen toonde, dat op Zijn machtswoord
zelfs -de dood de gegrepen prooi loslaten
moet.
Dat komt zoo heerlijk uit in het hierboven
aangeduide Schriftgedeelte, waarin ons wordt
beschreven, dat Jezus omgeven door eene
groote schare ging van Kapernaum naar Naïn,
een stadje gelegen op eene dagreize afstands
van de plaats, die naar 's Heeren Woord
„ten hemel toe was verhoogd".
De verschillende beschrijvingen lezende
over de landstreek van Naïn, valt het op,
dat alles beantwoordt aan de zinrijke betee-
kenis van het woord. Wat een prachtig dal
wat schoone ligging welk een schilderij vol
schoonheid en kleur.
Wat tegenstelling, ook in het midden van
dat eenig schoone stukje natuur, werkte en
heerschte de dood.
Naïn en de dood Het schrijnt de ziel. In
en rondom Naïn alles zoo liefelijk, zoo
schoon, zoo vredig in de natuur, die vertolkt
de groote werken Gods en daartegenover
de dood, die zoo wreed losscheurt en het
leven doet wegzinken in leed en sombere
rouw. Nog meer treft dat, als ons wordt be
schreven, dat uit de poort van Naïn een doode
werd uitgedragen een jongeling het eenig
kind eener weduwe.
Een jongeling en de dood Is er grooter
tegenstelling
Een jongeling, die staat aan het begin, in
den bloei en de ontplooiing van het leven
in wien alles worstelt en bruist om het leven
te grijpen, te kennen en te genieten ver
vuld ook met idealen, die zoo schoon staan
geteekend in de verte.
Zulk een gegrepen door de macht van den'
dood, die ontbindt, die wegscheurt zelfs den
eenigen zoon van eene weduwe, die zich
van dat kind wellicht zoo veel had gedroomd.
Weg was de verwachting van de voortzet
ting van het geslacht juist in Israël zulk een
rijken zegen geachtweg haar bijstand en
steun en troost. Diep gewond is dat hart
en troosteloos in haar verdriet heeft zij ner
gens oog voor, ook niet, dat van de tegert-
overzij komt een groote schare, waardoor de
begrafenisstoet voor een oogenblik niet ver
der kan.
Ge beseft het reeds, dat aan het hoofd der
discipelschare gaat de Heere Jezus Christus,
de Vorst des levens.
Hij ziet dat leed Hij merkt op die onbe
schrijfbare smart en direct was Hij met groo
te ontferming innerlijk bewogen, als Hij
staart op het ontzettende gevolg van 's men-
schen diepen valop de kracht van den
dood, die de liefste banden losrukt.
Hoe komt het hier uit, dat Hij is de lief
devolle, barmhartige en medelijdende Hoo-
gepriester, Die weet te peilen der menschen
nood, maar ook hoe Hij tot in het diepst van
het hart wordt bewogen door het leed, dalt
door 's menschenschuld kwam over die heer
lijke en schoone schepping God.
„Was er geen zonde, zoo was er ookgeem
wonde".
Daar bij Naïn staan twfee koningen tegen
over elkander de eene gij weet hethet is de
Christus en de andere de dood, die ook wel
is genoemd de koning der verschrikking.
Christus, de Koning des levens Die het le
ven heeft in Zichzelf en Die weet, dat Hij
den voet ook zetten zal op den dood en het
graf, die beide door Hem straks zullen worden
geknecht en de dood ook wel koning ge
noemd, doch slechts werkend tot volvoering
van Gods wil en tot de uitoefening van de
door God uitgesproken straf. Leven en dood
zij worstelen tegen en met elkander.
Twee Koningen bij Naïn de Levensvorst en
de dood. Wie 't hier verliezen zal, is niet
duister. Met ontferming vervuld treedt Jezus,
zonder dat die weduwe Hem iets vroeg, naar
voren en roept haar toe „ween niet". Eene
ijdele klank zou zulk een woord zijn, als het
gesproken werd door menschenlippen, maar
Jezus mag en kan dat zeggen, want als Hij
u toeroept „ween niet" zoo ligt daarin op
gesloten, dat Hij de kracht heeft de oorzaak
van uwe smart weg te nemen, wat Hij dan
ook toont, als Hij de doodenbaar aanraakt,
waardoor Hij duidelijk openbaart, dat Hij Zich
zelfs stellen wil onder de uitspraak der wet,
volgens welke Hij nu levitisch onrein was om
ons ook daarin te prediken, dat Hij is zonde
voor ons gemaakt en dus onze: onreinheid
wil dragen.
Altijd is Hij bezig in het groote werk door
Hem te volbrengen en hoort, daar klinkt het
reeds Ik zeg U, sta op
Zijner is daartoe de kracht. Zijn machts
woord is genoeg en nauwlijks is Zijn woord
gesproken of de jongeling richt zich op en
hij begint te spreken. Wat hij zei, doet niets
ter zake.
't Gaat hier om de kracht en majesteit en
grootheid des Heeren, waardoor Hij predikt,
dat alle dingen Hem zijn onderworpen door
den Vader en dat Hij, Die machtig is te ont
rukken van de klauwen des doods doorZijn
Woord, zeker ook de kracht bezit het gan-
sche werk der verlossing te voleindigen.
Niet de redding van den tijdelijken dood
is genoegzaam, neen, ook die tijdelijke dood
is slechts een stuk van het volle oordeel Gods,
dat om der zonde wil over u kwam en waar
van gij tenvolle moet verlost, zal weer vrede
dagen en ook leven.
Daartoe moet voldaan aan het recht Gods
en dat heeft Jezus de Zaligmaker gedaan in
al Zijn werk, waarin Hij uitschitteren doet,
dat Hij gedrongen werd steeds te vragen
naar den wille Gods, welken Hij in alles
moest volbrengen wat Hij ook betoonde,
wijl Hij is gehoorzaam geweest de Vader
zelfs tot den dood des kruises toe.
Jezus, de Overwinnaar van den dood, geeft
het kind der moeder weer. Ja, Hij kon ge
ven Hij alleen, 't Was Jezus, Die hem op-
wekte en dus had de Christus alleen over
hem te beschikken en in teeder mededoogeni
weet Hij door de teruggave aan de weduwe
de smart en het leed weg te nemen en met
blijden jubel het hart te vervullen. En behoeft
het dan nog gezegd, dat de schare met vreeze
werd bewogen, als alzoo de tegenwoordigheid
van de almacht Gods werd gezien en ge
voeld Doch, ook kan die schare God groot
maken. Hem dan ook de eere In dat oogen
blik is er iets verstaan, dat er een groot pro
feet is opgestaan en dat God Zijn volk heeft
bezocht.
Zoo is hetChristus, de groote Profeet
en Leeraar, doch ook de barmhartige Hoo-
gepriester en almachtige Koningin Wien
en door Wien de Heerc Zijln erfvolk bezocht
ten goede tot redding en tot zaligheid, want
Hij is gekomen niet maar om aan den tijde
lijken dood te ontrukken, doch ook om te be
vrijden van den geestelijken en eeuwigen dood
en dat Zijn werk dien vrucht voor Zijn volk
afwierp, komt uit in den dag Zijner opstan
ding, toen Hij getuigen kon Ik heb de sleu
tels van hel en dood.
Met zulk een Zaligmaker hebt gij te doen,
als ook gij tot Hem leerdet vluchten met
uw nood en strijd.
Nog is Hij de Machtige ook uw krankte
weg te nemen nog de Machtige uitkomsten!
te geven zelfs bij het naderen van den dood
nog de Machtige vertroostingen te bereiden
bij de graven uwer dierbaren, want ook ziekte
en dood en grat zijn slechts Gods knechten,
die alleen doen kunnen, wat Hij wil, maar
Jezus is de Zoon, Die werkzaam is in het
eigen huis tot eere des Vaders.
Zijn wonderwerk der genade zet Hij steeds
door in de opwekking uit den doodsstaat
en Zijn machtswoord schalt laat Christus
over U lichten. Wie zal het dan keeren
Zalig wie verstaat met al zijn ellende en
nood en dood te vluchten en te rusten in
dezen Jezus. Al wie in Hem gelooft, zal niet
sterven, maar leven en Hem daarvoor toe
brengen de eere en aanbidding door U,
door U alleen om 't eeuwig welbehagen.
Weet ook gij, wat sterven is aan alles en
kent gij iets van de kracht van den Levens-
vorst, zoodat het ook uw roem is zij het
met beving na den dood is het leven mij
bereid.
God zal mij opnemen in Zijne heerlijkheid
Kapelle-Biezelinge. A. SCHEELE.
Van 't jaar is het een jaar geleden, dat
er een synoniem boekje in ons land verscheen,
dat al spoedig jn ruimen kring de aandacht
trok. Blijkbaar was de schrijver een gerefor
meerd man, die o.a. bezwaren had tegen de
wijziging van het onderteekeningsformulier
voor predikanten. Het was niet de eerste, die
zijn stem er tegen verhief en het zou ook
de laatste niet zijn. De Synode had zooals
ieder weten kan het woord quia door quatenus
vervangen. Bij een ingesteld onderzoek kwam
aan het licht, dat ds. Molenaar de auteur
was. De Nieuwe Rotterdamsche Courant her
innerde er dezer dagen aan.
Wij waardeeren het nog altijd, dat deze
Haagsche predikant destijds den moed ge
had heeft om tegen de ingevoerde leervrij-
heid te protesteeren, al vinden wij het jam
mer, dat hij later zich bij de werkelijkheid
heeft neergelegd. Daardoor heeft hij1 veel
kracht aan zijn ingediend protest ontnomen
en menigeen teleurgesteld. Hoevelen hebben
na hem op dienzelfden weg gewandeld. Ook
zij hebben geijverd tegen dit besluit en het
scheen soms, alsof er ernst genoeg achter
zat om het niet op te geven, maar zij eindig
den vaak op de wijze, gelijk ds. Molenaar
gedaan had. Het was voor hen die hun plaats
in het Hervormd Kerkgenootschap wilden
blijven innemen, zeker een uitkomst, dat ze
ven jaar later de Afscheiding ontstond, want
toen konden zij met een schijn van recht al
len oproepen om te strijden voor het behoud
van „de vaderlandsche kerk".
Intusschen bleet er binnen het genootschap
nog gereformeerd besef genoeg over om
er telkens tegen op te komen. Er is in het
verleden heel wat over te doen geweest.
Velen hebben gezegd, als we de Synode maar
eens konden omzetten, dan zou het oogen
blik aanbreken, waarin de belijdenis meer
tot haar recht zou komen. Om dit doel te
bereiken, is er dan ook veel gedaan. Met
welk een ijver werd er gearbeid om de ker
kelijke besturen in de macht te krijgen. Hoe
klonken de juichkreten, als de orthodoxen
zetels veroverden. Het ging zoo goed. Het
zou niet al te lang meer duren, or de prijs
was gewonnen. Men leefde voortdurend in
de verwachting, dat de overwinning niet kon
uitblijven. Tot in de kleinste dorpen kon het
er warm naar toe gaan. Menschen, die zich
anders niet veel in lieten met de verschil
lende partijen, welke voor de macht in de
kerk streden, werden soms wakker en schaar
den zich in de gelederen om mee op te trek
ken, teneinde de vrijzinnigen te bestrijden.
De kerkelijke hartstochten deden zich gelden
in dit alles voor het welzijn van de kerk der
vaderen. Welk een ontnuchtering kwam er
bij velen, toen mannen als Kuyper verklaar
den, dat men op deze wijze nooit verder
zou komen, zoolang de Synodale organisatie
bleef wat zij was. Uit hooge achting voor
hem zwegen sommigen en begonnen na te
denken. Langzamerhand drong in hen het
bewustzijn door, dat hij wel eens gelijk kon
hebben, want dat het kwaad niet zat in het
een of in het ander, maar in' geheel de in
richting. Zij eischten, dat wie gereformeerd
wilde zijn, met haar moest breken en dat dan
eerst 'die gereformeerde Kerken weer haar
plaats konden innemen. En werkelijk het
kwam tot een breuk. Er waren er ook toen
velen, die dit betreurden en zij zetten den
ouden strijd voort, veroveren het verloren
terrein en ofschoon zij beweerden, dat eerst
de Kerken der scheiding en vervolgens die
der Doleantie het spel hadden verdorven, toch
bleven zij moedig voortgaan, en zij hielden
het oog op het doel gericht. Eindelijk zou
de dag der victorie aanbreken en de ortho
doxie zou triumpheeren.
Deze strijd heeft nu reeds meer dan een
eeuw geduurd en wat is daarvan het resul
taat geweest Kan men op eenige winst
wijzen Is men eenigszins nader gekomen
Neen, de vrijzinnigen leven nog en vragen
aan niemand het recht om te mogen leven.
Alle pogingen om het onderteekeningsformu
lier meer bindend te maken, hebben ten ee-
nenmale gefaald en zijn op niets uitgeloopen.
De waarheid wordt geduld, mits men ook
de leugen vrijheid gunt. Geloof en ongeloof
kunnen met elkander strijden, mits men de
leugen geen enkelen band aanlegt. In vele
Kerken wordt van dezelfden kansel de op
standing van den Christus gehuldigd en
stout weg geloochend. Het socialisme heeft
er evengoed zijn woordvoerders als het oude
evangelie. Ja zegt menigeen dat is wel jam
mer, maar dat komt misschien, omdat de
orthodoxen geen meerderheid brengen Kun
nen in de Synode. Doch dit is niet juist. VaaK
heeft de orthodoxie een meerderheid in dit
hoogste Bestuurscollege, doch het blijft al
tijd zooals het steeds geweest is. Er zijn wel
eens tijden geweest, waarin dc vrijzinnigen
begonnen te vreezen nu wordt het onze
beurt, maar het bleek altijd, dat er voor zulk
een vreezen geen grond was en het staat er
ook nog niet naar, dat het ooit anders wor
den zal.
Mij is het raadselachtig, hoe de gerefor
meerden nog altijd hoop kunnen voeden, dat
er nog eens betere tijden kunnen aanbreken.
Men moet wel hardleersch zijn, als een ge
schiedenis van een eeuw iemand nog niets
verder brengt. De gedachte dunkt me, moet
toch wel eens opkomen, of zij soms het ook
recht ingezien hebben, die zoo menigmaal
hebben gezegd op deze wijze komt ge er
nooit. En als zij het nu nog bij zeggen had
den gelaten, dan zou men kunnen zeggen
Ach dat is een meening maar zij hebben meer
gedaan. Zij hebben artikel na artikel, bro
chure na brochure, boek na boek geschreven,
waarin zij deze beschouwing duidelijk heb
ben verkondigd en de deugdelijke gronden
hebben blootgelegd, terwijl bovendien het
verleden hun gedachte heeft gestaafd. Al
de jaren, welke voorbij gegaan zijn, hebben
het stempel gezet op wat zij uitspraken en
al die jaren hebben tevens in helder licht
geplaatst, (d,at wat men van die zijde heeft
voorgespiegeld een waan is zonder eenigen
grond.
Die gereformeerden weten even goed, als
wij, dat heel de voorstelling als de orthodo
xen maar eerst de meerderheid in de Bestu
ren hebben, dan zal er wel zuivering komen,
een fictie is zonder eenige werkelijkheid.
Wanneer we eens dit spraakgebruik voor
een oogenblik overnemen, dan behooren tot
de orthodoxen ook de ethischen zoowel
de linksche als de rechtsche en het is hun
niet onbekend, dat deze er niet toe te krij
gen zullen zijn om de leertucht in te voeren.
Het is niet noodig, dat we er meer van zeg
gen, het zou anders niet moeilijk zijn, want
dit eene is reeds voldoende om1 aan te too-
nen, dat het op deze manier nooit tot eeln
scheiding zal komen. Men kan veel gemakke
lijker de Zuiderzee droog maken, dan dat men
onder de bestaande omstandigheden een