De Synode van Assen. V. U.-dag te Goes. Christus, den hoog verheven Koning aan 's Vaders rechterhand door alles heenklonk. Hij is niet een enghartig man, die alleen loofde wat er in den beperkten kring van onze menschen voorviel, maar die een oog en een hart had voor de uitbreiding van' het Koninkrijk der hemelen voor heel het leven. Als hij het noodig oordeelde, dan kon hij even warm strijden voor het bestaans recht van de Zondagschool als voor de ge lijkstelling van de openbare en bijzondere school in 't publieke leven. Hij heeft zoowel de evangelisatie als de Zending voorgestaan, al lag dit rechtstreeks op zijn weg. Met h\et oog op het vele, dat de heer Buijse gedaan heeft, ziet de Zeeuwsche Kerk bode hem noode heengaan, en wenschtniet te vergeten welk een plaats en taak hij ge had heeft in ons staatkundig leven en zal er zich over verblijden, wanneer zijn ver dere dagen kalm en helder mogen zijn. Hij, die hem zoolang gesterkt heeft, geve hem een stillen en gezegenden levensavond Over deze Synode wordt zeer verschillend geoordeeld. De een zegtzij heeft veel te lang geduurd. Nu is zij nog niet definitief gesloten, want zij zal nog eens samenkomen in de maand October. Begrijpt ge, zoo vraagt men u dan, wat zij uitvoert. Er schijnt nooit een einde te zullen komen. Zou zijl er soms aan denken om zoolang te zitten, dat de volgende geopend wordt. Hoe het mogelijk is, dat zulk een kerkelijke vergadering zoo vele dagen noodig heeft, versta ik niet. De heeren schijnen het daar goed in Assen te hebben, dat zij er niet van los komen kun nen. Ja, voegt een ander er aan toe en wat kost het veel. Ik heb gezien1, hoe groot de sommen zijn, welke van de Kerken geeischt worden. Neen, daar mag wel eens een pittig woord over gezegd worden. Daartegenover kan men ook andere stemmen beluisteren. Zij geven ongeveer hun gevoelen weer op deze wijze Wij mogen het wel prijzen, dat de professoren, de predikanten en de ouder lingen zich voor deze taak geven. Hoewel zij zeker ook veel liever thuis zouden blijven, zijn zij toch altijd maar op hun post. Zij zijn er niet voor hun plezier zij1 nemen hun plaats daar in, omdat zij er toe geroepen zijn. Vooral waardeer ik het in menigen ou derling, die een eigen maatschappelijke po sitie heeft welke anders zijn tijd en kracht in beslag neemt, terwijl zij, hoewel zij be zwaarlijk gemist kunnen worden, toch maar veel opofferen om dit werk mee te verrich ten. Oordeelen kan ik er niet over, of het korter kon, doch wel weet ik, dat zulk een daad mij tot erkentelijkheid stemt. Het behoeft niet te bevreemden, dat er zoo gesproken wordt. Velen nemen weinig nota van de verslagen, welke in de Bladen ten beste gegeven worden. Deze verslagen zijn uiteraard kort en hebben niet het ajan- trekkelijke van een roman. Men mag wel geiwoon zijn aan het lezen van zulke lectuur om zich een juiste voorstelling te maken van wat er gebeurd is. Sommigen van de verslaggevers hebben zich beijverd om het meer smakelijk te maken door ook de dis cussie op te nemen, wat zeker een goed denkbeeld is. Bovendien zijn in den laatsten tijd heele rapporten opgenomen, welke han delen over belangrijke zaken en zoo gesteld zijn, dat ieder, die zich eenige moeite wil getroosten, er wijs uit kan worden. Er be staat dus wel gelegenheid om zich een oor deel te vormen over het werk dat er ver richt is, te meer, omdat reeds het eerste deel van de handelingen dezer Synode in 't licht verschenen is en aan al de Kerken is toegezonden. Als men zich niet wil schul dig maken aan voorbarigheid, dan dient men toch na te gaan, wat deze samenkomst heeft gedaan. Wij kunnen en mogen zeggen, dat ver schillende leden van deze vergadering ijve rig hebben gewerkt. Als men bedenkt dat de zittingen des voormiddags te negen uur beginnen en eerst des avonds geregeld na tien uur gesloten worden, dan krijgt men reeds eenig idee er van. Ik weet wel, dat er tusschenbeide een tweetal pauzen zijn, welke samen een viertal uren omvatten, maar dat zal elk toch moeten zeggen, dat zulk een dag, waarin voortdurend inspanning ge vraagd wordt, er wezen kan. Daarbij komt dan het samenstellen van de rapporten met hun1 conclusiën, waaronder er zijn, die inder daad als modellen genoemd mogen worden. Ieder, die wil, kan weten, welke mannen dezen arbeid verricht hebben, want hun na men staan er onder. Graag wil ik erkennen, dat ik mij over sommiger werkkracht hoo- gelijk verwonderd heb. Doch dit dringt te weinig in breederen kring door. Anders zou er minder kritiek en meer waardeering zijn. Wel heeft de pers zich beijverd van al wat er voorgevallen is verslag te geven, wij willen graag uitspreken, dat de correspon denten van „De Standaard", de Kleine Rot terdammer en het Groningsche Dagblad zeer trouw op hun post waren en wij hebben respect voor de nauwkeurigheid, waarmede zij steeds ons volk hebben ingelicht maar wij weten eenmaal, dat niet ieder leest, wat de Bladen melden. Er was wel groote belang stelling voor wat de Synode behandelde, maar het bleek telkens weer, dat zij, die er over spraken en schreven, niet altijd op de hoogte waren. Het is waar, dat later de verdere acta in 't licht worden gegeven en aan al de Kerken worden toegezonden, maar hoe- velen zijn er, die deze verhandelingen lezen. Het nieuwe is er dan reeds af en velen heb ben ook in onzen drukken tijd niet de ge legenheid om er behoorlijk kennis van te nemen. Het kost al moeite genoeg om de Bladen bij te houden, welke eiken dag ko lommen vol geven. Dit moge men betreuren, doch het is nu eenmaal niet anders. Zoo is het te verstaan, dat het werk van zulk een Synode niet de achting ontvangt, welke het waardig i9. Deze Synode heeft aan een beoordeeling blootgestaan, welke vaak niets ontzien heeft. Men heeft den indruk gewekt, dat zij hard vochtig is geweest en lust er in had om enkele Dienaren des Woords af te maken, hoewel het tegendeel waar was. Met de uiterste lankmoedigheid is er gehandeld en dit geschiedde om allen voor onze Kerken te behouden. Het leek zoo heelemaal niet op ketterajcht cn wat men ook zeggen moge, de Synode heeft zich vrij weten te houden van een ijver als die van Jehu. Men heeft bij name de Commissie van advies Professor dr. Kuyper, Professor Grosheide en ds. Schou ten van Amsterdam allerlei verweten, maar ten onrechte. Deze mannen hebben een taak verricht, en dat op zulk een wijze, dat zij een eervolle vermelding door den praeses der Synode ten volle verdiend hadden. Zij hebben geen tijd nog moeite ontzien om de Kerken te dienen in deze moeilijke da gen. Zij hebben zich niet gestoord aan de kwade geruchten, welke van hen in omloiop gebracht werden, maar zij hebben met de uiterste voorzichtigheid getracht om dwalen- den terecht te brengen. Geen hard oordeel hebben zij geveld, maar zij hebben zich ook niet door een zucht naar valschen vrede laten leiden. De waarheid hebben zijl de eer ste plaats gegeven en dit was hun roeping, maar zij hebben ook nergens noodeloos de rust verstoord. De Kerken mogen hun wel dankbaar zijn voor wat zij hebben gedaan. Wat de gevolgen zullen zijn, kunnen wij niet zeggen, maar wij kunnen dit gerust overlaten aan den Koning, die Zijn kerk regeert en beschermt. Wij achten het een voorrecht, dat de laat ste vergaderingen er niet toe behoefden te komen om ambtsdragers in hun bediening te schorsen of af te zetten en wij hopen van harte, dat het voortaan ook niet noodig zal zijn. Het spreekt van zelf, dat deze Synode niet alle bezwaren heeft kunnen wegnemen, welke er tegen haar besluiten waren inge bracht, maar wij mogen wel gelooven, dat zij voor menigeen een verhelderend werk heeft verricht. Er heerschte blijkbaar veel misverstand, dat door allerlei invloeden was ontstaan, maar de Synode heeft gedaan, wat in haar vermogen was om dit althans weg te nemen. Of er waren, die in de verwachting leefden, dat zij nog een brug zou slaan, waarover dr. Geelkerken en die hem volgen zou kunnen komen om zich weer met de Kerken te vereenigen het had er wel den schijn van kan ik niet met zekerheid zeg gen, maar indien dit zoo is geweest, zijn zij teleurgesteld. Ook nu kwam weer helder aan 't licht, dat de Synode de Kerken hou den wil op den weg, waarop deze eenmaal heur voeten gezet hebben. De Afscheiding en de Doleantie hebben op 't oog gehad om de Gereformeerde Kerken terug te bren gen tot de leer, den dienst en de tucht der vaderen, opdat zij weer met het geheele hart wandelen zouden op de oude beproefde paden. Zij behooren zich dan ook gebonden te gevoelen aan het Woord van God. Zij mo gen niets anders bedoelen, dan de doorwer king van deze belijdenis op het volksleven. Van dezen weg mogen zij zich niet laten dringen, wat er ook gebeure, want dit raakt heur bestaansgrond. Blind zijn zij niet voor de teekenen der tijden, en daarom zoeken zij in repristinatie geen heil. Zij houden het oog open voor de eischen, welke deze tijd ook stelt aan de kerk van Christus, maar zij willen aan haar oorsprong, aard en be stemming getrouw blijven. Zij willen aan niemand noodelooze banden aanleggen, maar zij wenschen het pand, dat haar toebetrouwd is, te bewaren. Zelf buigen zij voor het ge zag der H. Schrift en zij eischen van allön, die met haar willen leven hetzelfde. De vrij heid achten zij hoog, maar willekeur zullen zij niet dulden, want zij willen blijven belij dende Kerken. Het is mij heel wel duidelijk, dat sommigen meerdere ruimte van bewe ging begeeren, omdat zij meenen, dat dit in 't belang der Kerken is, doch zij zullen het moeten dragen in de Kerken zelve, dat deze niet allereerst vragen, wat is in ons belang, maar wat is onze roeping. Daarom willen zij de deur zelfs niet op een kleine kier zetten, wijl dit een begin van leervrijheid zou zijn, waartegen zij al de jaren van haar bestaan hebben gestreden. BQUMA. Talrijker dan den vorigen keer waren in de Geref. Kerk van Goes de hoorders op gekomen. Verblijdend was ook dat zoovele predikanten aanwezig waren uit alle deelcn van Zeeland. In zijn openingswoord wees Ds. Heij er op dat alle dingen wel eens teleurstelling be reiden doch dan in het staren op die te leurstelling loopen we gevaar het vele goede dat ons nog gelaten is voorbij te zien. Dit kwaad dreigt ons ook bij het denken over de V.U. Er zijn inderdaad enkele dingen, die ons in de V.U. teleurgesteld hebben maar daar om moeten we het goede niet voorbij zien en onzen arbeid voor die inrichting niet staken. Tot welken arbeid de voorzitter alle aanwezigen opwekt. Prof. Aalders spreekt over „Den grond slag der V.U." Is het noodig na 46 jaar nog over dien grondslag te spreken Heeft de V.U. in al die jaren haar bestaansrecht niet bewezen. Zie eens naar de vrucht op kerkelijk, staat kundig en zooveel ander terrein In weerwil echter van dit lange bestaan en de vele vrucht is het toch wel wensche- lijk nog eens rustig over dien grondslag te spreken en te onderzoeken de hechtheid en stevigheid van dien bodem. In de laatste jaren is de V.U. helaas niet altijd in gunstigen zin nogal druk besproken geweest. Dat begon al met de finantieele aange legenheden toen één sprak Wij gaan naar den kelder met de V.U. Gelukkig is toen door verhoogde krachts inspanning het gevaar afgewend, al is het steeds noodig ook wat den finantieelen toe stand betreft waakzaam te zijn. Doch ook Hoogleeraren en Studenten wer den in hun doen gegispt. Dat bleek b.v. in het bescheiden verzoek van den heer Idenburg dat de Hoogleeraren in hun redevoeringen wat meer het beginsel op den voorgrond zouden stellen. Dat deed dhr. Colijn die de Professoren vergeleek met de Chineeschc manderijnen die te weinig contact hadden met het volk. Maar vooral kwam dit uit in den storm naar aanleiding van „Saul en David." Toen ook, door de houding door enkele Hoogleeraren en Studenten in de kwestie-Geelkerken aan genomen. Het is dus noodig, dat we eens met el kaar over den grondslag praten. Wanneer muren scheuren en kozijnen ver zakken, gaan we ook eens op de fundeering letten. Het is sprekers bedoeling niet om over de V.U. aanstonds vonnis te vellen, gelijk som migen misschien wel hebben gedaan Om dat het finantiëel toch niet anders zou zijn dan naar de sterren grijpen een volledig bezette Universiteit te bezitten, of omdat met het oog op die andere moeilijkheden het beter wordt geacht maar met een kerke lijke school te volstaan en voor de andere vakken in de Openbare Universiteiten heul te zoeken. We verlaten toch aanstonds nog ons huis niet al scheurt er eens een muur. Vooral wanneer het blijken zal dat er aan de fun deering van uw huis, dat u toch wat waard is, niets mankeert. Niemand werpe tegen We behoeven niet meer naar den grondslag om te zien Doch evenmin, dat om die redenen de steun maar moest onttrokken. Blijkt de grondslag hecht, helpt dan allen mee de gebreken te verhelpen. Verkoud dan niet in uw liefde. De Leidsche Universiteit heeft een gedenk penning laten slaan „tu ne cede malis, sed contra audentior ito", en dat geldt ook voor de V.U. „Gij moet niet voor onheilen wijken1, maar ga er te moediger tegen in." Ijverige propagandisten zullen allereerst wijzen op de gezegende vruchten die afge worpen zijn. Maar dat is de bestaansgrond niet. De V.U. is niet in de eerste plaats op gericht met het doel om predikanten, juristen enz. te vormen. Stel dat die vruchten er niet waren, zou ze dan geen bestaansreden hebben Een Universiteit is geen opleidingsschaol voor allerlei ambten en beroepen. Haar eigenlijke roeping ligt in de beoefe ning van de wetenschap al had ze geen enkel student. In de practijk bestaan studentlooze Univer siteiten nu eenmaal niet. Doch daarin ligt niet het eigenlijke doel. En zoo ligt het be staansrecht van de V.U. niet in de vorming van goed Geref. predikanten, dokters en ad vocaten. Hebben we dan echter niet genoeg aan de andere Universiteiten. Doch dan is dit het groote onderscheid dat aan de V.U. de wetenschap beoefend moet worden bij het licht van Gods Woord. Daarom staat de V.U. op den grondslag van de Geref. beginselen zooals ze in de Calvijnsche reformatie zijn beleden. Onze hulpe staat in den naam des Hee ren, dat is haar qpschrift. Is het dan echter niet beter om in de Rijkshoogescholen zooveel mogelijk te ?ien onze mannen te plaatsen. Vroeger ging dat nietnu is daar een eind gekomen door de politieke kracht van de coalitie. Is het nu niet de weg om de Landshoogescholen om te zetten, dan zouden ook zulke opofferingen niet worden gevraagd. Dit is een gewichtig punt. Eerst als on- omstootelijk vaststaat dat er geen andere mo gelijkheid is om aan onze roeping te voldoen, dan door het bestaan van een eigen Geref. Universiteit. In de eerste plaats moet men daar dan niet voorbij zien de staatsbemoeiing. Onze lagere scholen benemen daartoe werkelijk wel de lust. Subsidie kan, maar nooit mag daarom de benoeming van de professoren rusten in handen van de op een bepaalden tijd boven drijvende politieke partij. Hoe buitengewoon onzeker wordt zelfs bij een rechtsche regeering de bezetting van de prof. zetels met mannen van beproefde be ginselen. In ieder geval is van een beoefening der wetenschap naar Geref. beginsel op alle ter rein geen sprake. Vooral scherp wordt het bezwaar van de Geref. professoren aan Openb. Univ. ge voeld wanneer we letten op de Theol. facul teit. Die past geheel niet in het stelsel. Dan zouden de Geref. Kerken zich geheel terug trekken en zou het verband vallen tusschen alle overige vakken en de Theologie be oefend naar het Geref. beginsel. Is dan de taak niet te uitgebreid Onze stichters hebben ook dien grooten omvang wel gezien, maar ze gingen over tot de stichting, niet omdat ze die mogelijk heid der vervulling reeds aanstonds zagen, maar omdat ze de beoefening als een taak door God hun opgelegd hebben gezien. Volgt daaruit nu, dat eenvoudige men schen zeggen dan moeten die wetenschap pelijke menschen zelf maar wegen en mid delen vinden om die taak te volvoeren. Maar wat is wetenschap. Ze is die arbeid van den menschelijken geest, die de won dere gedachten Gods in heel de wereld neer gelegd heeft na te speuren. En nu< 'heeft God in den mensch den drang gelegd om Hem in al zijn werken te kennen. Wanneer we bidden: Uw Naam worde geheiligd, dan bidden we om die kennis op het breede terrein, gelijk ook de Cat. het zegt. Maar wat we nu bidden, moeten we dat ook niet door arbeiden zoeken, in den weg der middelen Wanneer dat de eenvoudigen zien, dat het hier gaat om de eere van Gods Naam, dan verstaan ze dat het ook hun taak is om mee te arbeiden aan die heiliging Gods in zijn werken. Zoo kunnen we meewerken met onzen weinigen, evenals met onzen belangrijken steun. Zoo is haar grondslag De heilige roe ping van den Christen om God groot te maken in al zijn werken, tot eere Gods. Het fundament onzer V.U. is wèl krach tig en hecht. En niet mee te werken aan haar bloei zou het Onze Vader in onzen mond doen verminderen. Het geldt als bij Luther Wij kunnen niet anders. In 't geloof werd ze gesticht, wordt ze in stand gehouden, zullen we de moei lijkheden het hoofd bieden. God geve waar er verflauwing moge zijn ingetreden de liefde en de ijver weer mo gen ontwaken. De bezwaren zijn er om overwonnen te worden. De lekken en scheuren moeten met vereende krachten weer worden gedicht. Sa men door allen. Een waarschuwing is echter niet mis plaatst. De verwerkelijking van het ideaal blijft verre menschenwerk is nooit volmaakt, zelfs niet als het gericht is op een heilig ideaal. Daarom is de V.U. ook niet volmaakt. Er zal aan het gebouw altijd wel reparatie blij ven. Die werkelijkheid onder de oogen te zien kan ons behoeden voor moedeloosheid; dit achterblijven bij het ideaal moet ons ech ter niet doen achterblijven in ijver. Laat ons voorwaarts worstelen, dan kunnen we de uitkomst in 's .Heeren hand geven. Wij erkennen ootmoedig dat God zijn werk hier op aarde door zondige menschen in $tand houdt, maar dat beneemt ons niet den moed om vooruit te gaan. In den laatsten tijd is het toch ook ge bleken dat aan een prijsgeven van het ide aal allerminst wordt gedacht. Maar dan rekenen we ook op uw belang- stellling, uw liefde, uw gebed en ook uw gaven. Geeft ons die, niet om onzentwil, doch om 's Heeren wil. Dhr. de Wilde spreekt er over dat het noo dig is, willen we weten wat God ons gege ven heeft, om' terug te zien de laatste vijftig zestig jaar. Van de Geref. richting is in ons land in vroeger dagen de grootste stuwkracht uit gegaan. Doch die richting is ernstig tegen gestaan. We zien het niet alleen in den tegen stand van Rome, maar vooral ook van de Remonstranten. Daardoor heeft op den duur in de vórige eeuw het Geref. leven zich te ruggetrokken. Het werd b.v. in Zeeland ge kenmerkt door veel valsche lijdelijkheid1. Behalve in een enkele actie, was het in het begin van de vorige eeuw al dood] wat men zag. Die stoere Geref. werden beschouwd als zoo afgetakeld, dat de volkomen ondergang door tponaangevenden in ons land1 van dit Geref. beginsel werd voorspeld. Doordat echter de voet van het Moder nisme al te zwaar rustte op den nek, begon het Geref. volk weerstand te bieden. Men begreep We moeten aan het werk. En toen begon men te gevoelen Organisatie is noodig. Spoedig bleek hoeveel kracht er in dat oude volk nog school. De gevolgen van hun strijd hebben de verwachtingen over troffen. Heel de toestand is radicaal veran derd. Honderden predikanten 'in Geref. en Herv. Kerken, duizenden onderwijzers dragen dag aan dag die beginselen van Gods Woord uit. Dit Geref. volk heeft om 3 redenen noodig gevoeld de oprichting van een eigen Uni versiteit. Ten eerste om een principieele reden In de erkenning van God almachtig ligt het beginsel van alle wetenschap. Is er iets dat strekken kan tot eere Gods dan is het de beoefening der wetenschap, die zijn groot heid1 naspeurt, zijn wetten erkent. Dat geldt niet alleen voor de Theologie, maar voor heel de wijdheid van het terrein. Naast die prin cipieele reden was er ook een practische re den. Ons volk had behoefte aan vorming van predikanten goed Geref. onderlegd. Want de School was voor de Kerken der Scheiding. Maar de Gereformeerden toen in de Herv. kerk had die mannen niet. Er was nog een andere practische reden. Wel studeerden weinig zonen van Geref. ouders, maar het geschiedde toch. Eni dan kwamen velen van de Openb. Univ. terug en hadden het geloof hunner ouders radi caal verloren. Dit is nu een voorrecht, dat er thans zoovele mannen zijn, leeraren, dok toren, juristen. Daar heeft de Univ. voor gezorgd. Maar de V. U. heeft ook ander goed ge daan. Door invloed van haar is het ook op andere Universiteiten geen schande meer om Geref. student te zijn. Nu spreekt het vanzelf dat ook thans af val is. Maar dat is overal zoo. Er zijn ook die boer, kruidenier worden die afvallen. Dat er op dit punt echter door de V. U. wijziging is gekomen kan niemand ontken nen en stemt tot groote dankbaarheid. De derde reden is het nationale belang. Een Geref. mensch strijdt altoos noodzake lijk voor doorwerking van het beginsel op heel het levensterrein. Zoo trachtten dus onze mannen ook in vloed te oefenen op politiek gebied. Ze voel den dat op den duur ook onze menschen zouden moeten deelnemen aan de regeering. Kuyper en Lohman waren elk voor zich een leger waard maar zij begrepen dat er men schen noodig waren om eventueel de leiding

Krantenbank Zeeland

Zeeuwsche kerkbode, weekblad gewijd aan de belangen der gereformeerde kerken/ Zeeuwsch kerkblad | 1926 | | pagina 2