Kerkelijke bijdrage inhouden.
Walchersche Brieven.
UIT DE PERS.
De hoofdzaak
Problemen in de opvoeding.
Vader speelt mee.
Ds. Van Hoogenhuijze kreeg een brief uit
den Evangelisatiekring in het Noorden van
Parijs, waarin verteld werd van het wonder
dat daar had plaats gehad.
Finantieel ging het de gemeente slecht.
Het dak lekte. Geld voor herstel was er niet.
Somber waren de vergaderzalen. En ook de
medewerkers hadden betere huisvesting noo-
dig.
Wat te doen
Wat anders dan het den Heere te zeggen
In den wekelijkschen werkersbidstond werd
de materieele toestand van het werk ernstig
den Heere voorgelegd en kinderlijk en een
voudig gevraagd of God wat geld wilde
zenden.
Dienzelfden middag voelde een abso
luut onbekende in Engeland zich gedrongen
om aan Ds. Blocher een cheque te zenden
van 4000 pond sterling, juist genoeg om de
kerk te bouwen.
Hij liet zijn cheque vergezeld gaan van
dit vers „La prière fervente du juste est
d' un grand efficace, d.i. Het krachtig gebed
des rechtvaardigen vermag veel.
Op dezelfde geheimzinnige wijze kreeg men
even later een tweede cheque van 500 pond
met als motto „Opdat zij overvloed hebben".
Br. X is op den kerkeraad verstoord. Ern
stig verstoord. In een zaak die hem zeer ter
harte gaat, is de kerkeraad een andere rich
ting ingeslagen, dan waarin hij zich bewoog.
Zijn meening als het non-plus-ultra van
alle meeningen verkondigd in kleiner kring
van bewonderende vrienden, botste tegen de
meening van den kerkeraad, die het laatste
woord heeft.
Br. X heeft zijn zaak verloren Legt zich
onder het ambtelijk gezag gevangen
Er is nog een middel om zijn wil door
te zetten.
Hij beziet zijn handschrift waarbij hij zijn
kerkelijke bijdrage op de bepaalde som heeft
vastgesteld en hij schrijft haastelijk instee
van honderd het getal tachtigals 't heel
erg is vijftig. Het is toch maar gemakkelijk
als men veel bijdraagt, dat men zulk een
flinken stok hanteeren kan
De dominé wiens tractement met die bij
drage gemoeid is de kerkeraad wiens vol
doen aan verplichtingen er van afhankelijk
isde gemeente die op zware lasten zit
zij allen zullen het voelen. Heel het rader
werk staat stil, als uw machtig arm het wil!
Zou het maar niet beter zijn voor zulke
„broeders" om zelf een kerkje te stichten
Als ge met geld uw wil in geestelijke dingen
wilt doorzetten, kunt ge ook geestelijke din
gen met geld wel koopen. Ook wel het do
minéés ambt. Simonie is in de Kerkgeschiede
nis altijd verfoeid.
Kerkelijke bijdrage inhouden is ook zoo
iets als Simonie.
Een geval als van Simon den Toovenaar
uit de Handelingen.
S. v. D.
„een messias is, en dat er van het redden
„van een zondige wereld door zijn arbeid
„niet de minste sprake is. Hij houdt van
„sport, gaat graag naar den schouwburg en
„is volgens zijn zeggen een doodgewoon
„jongmensch."
In ieder geval schijnt dit laatste tegenwoor
dig anders geworden. Amice, althans schijnt
dit te blijken uit de manier waarop hij zich
kleedt en waarop hij met de stokoude Annie
Besant de wereld doorreist.
Doch ik zou je wat van de Orde zelf zeg
gen. Ze is een uitlooper van de theosofische
beweging. De eerste gedachte over Krisjna-
moerti, dat hij n.l. een nieuwe incarnatie van
dien Christen zou kunnen zijn, is niet van
Annie Besant, maar van den bekenden En-
gelschen schrijver over de Theosofie Lead
beater.
Annie Besant nam die gedachte over en
in verband met zijn komst werd op 23 Dec.
1911 de Orde gesticht te Benares in Voor-
Indië.
In die stichtingssamenkomst onder leiding
van Mevr. Besant geschiedde naar men
bericht het volgende. Toen de eenvoudige
ceremonie aanving veranderde plotseling de
geheele atmosfeer en machtige trillingen gin
gen door de zaal. Over de slanke jongens
achtige gestalte van Krisjnainoerti verspreidde
zich een verrassende majesteit. De rij van
naderende leden der zooeven gestichte Orde,
waren bewogen door een gemeenschappelij-
ken aandrang en allen op hun beurt, ouden
en jongen, mannen en vrouwen, Indiërs, Euro
peanen en Amerikanen strekten als zij hem
bereikten bevend de handen uit om hun di
ploma's in ontvangst te nemen. Daarna bo
gen zij zich ter aarde neder om zijn zegen
te ontvangen, terwijl hij kalm en met won
deren glimlach van welkom tot een ieder zij'n
handen in zegening strekte.
De Orde is thans in 35 landen georgani
seerd. Annie is Beschermvrouw. Krisjna is
het hoofd. De jonge leden zijn georganiseerd
in een Tafelronde de sociale werkers in
een organisatie „de dienaren van de Ster."
De astrologen die allerlei onderzoekingen in
stellen aangaande de komst van den nieuwen
leeraar zijn vereenigd in den kring der Ro-
zenkreuzers.
De beginselen der Orde zijn deze, dat men
gelooft, dat er een groot Leeraar spoedig in
de wereld zal verschijnen en men zoo
wenscht te leven dat men waardig zal zijn
hem te kennen als hij komt. De leden zul
len daarom trachten hem steeds in gedach
ten te houden, al het werk te doen in zijn
naam en daarom naar hun grootste bekwaam
heid. Eiken dag moeten zij een deel van hun
tijd wijden aan een bepaald werk dat helpen
kan zijn komst voor te bereiden.
De drie groote kenmerken van de Orde
zijn Toewijding, Standvastigheid en Zacht
heid.
Nu Amice, voorloopig moet ik het hierbij
laten. Wanneer ge goed op die beginselen
let, merkt ge al wel, dat van het begrip van
de zonde hier niet veel is overgebleven.
S. v. D.
II.
Amice.
Over de Orde van de Ster in het Oostert
heb ik beloofd nog iets te zullen schrijven.
Het is wel de moeite waard, van die groeien
de beweging kennis te nemen. Niet omdat ze
op zichzelf zoo interessant is. Ik las deze
week in een dagblad, dat de Nieuwe Messias,
die een nog jonge man is, met genoegen
stond te kijken naar een tooneelopvoering,
die op het plein voor het kasteel te Ommen
werd gegeven. De inhoud van het stuk had
geenerlei betrekking op de hoogsternstige
taak, die Krisjnamoerti wordt geacht te moe
ten vervullen. Ziet ge, Amice, ge behoeft nog
niet benepen van opvatting te zijn, wanneer
ge dit moeilijk met elkaar rijmen kunt De
verhevenheid van zulk een roeping en het
pleizier in de Bruiloft van Chloris en Roosje,
of hoe het ding heeten mag.
In de Hope, het weekblad der Chr. Geref.
in Amerika, werd dezer dagen ook over die
Orde geschreven. Het kan geen kwaad, wan
neer ge nu Nederland de hoofdzetel staat
te worden ook daarvan eenige kennis
neemt.
Ds. Marinus Cook schreef het onder het
opschrift Messias tegen wil en dank. Hij
deelt er in mede dat men voor eenige jaren'
in de Orde „De Ster van het Oosten" nog
niet wist, wie die wereldleeraar zou zijn al
leen was men er van overtuigd dat zijn
komst aanstaande was en de Orde diende om
de komst voor te bereiden. Maar nu komt
Annie Besant, de oude theosofische profetes
op haar reizen door Indië in aanraking met
een jongen Hindoe, die op echt-Indische wijze
zaligheid zocht door bedelend het land af
te reizen en te leven van de rijst, die door de
bijgeloovige Hindoes op de graven hunner
overledenen wordt gezet als voedsel voor
de geesten.
Ineens ontdekt Annie Besant in dien jongen
man, Jiddu Krisjnamoerti den komenden we
reldleeraar. Zij raadpleegt de sterren en die
zeggen haar, dat deze jonge Hindoe de
nieuwe Christus is, hoewel hij zich zelf daar
van niet bewust is. Zoo begint zij over de
geheele wereld in de theosofische kringen
het Johannes-de-Dooper-werk te doen .voor
den nieuwen Christus hem aankondigende
als de komende Wereldleeraar. Overal wordt
haar woord met geestdrift ontvangen men
twijfelt overigens toch in theosofische kringen
niet spoedig aan wat Annie zegt.
Ds. Cook zegt dan verder „Maar nu
„komt de ontgoocheling. Krisjnamoerti is in
„Parijs om te studeeren en daar leidt hij
„een vroolijk studentenleven en tegen de
„geestdriftige theosofische vrouwen van mid
delbaren leeftijd, die met haar rijkdom en
„haar leegen tijd geen raad weten en hem
„steeds omringen om door hem gezegend te
„worden, verklaart hij dat hij alles behalve
Voor wie onpartijdig kennis genomen
heeft van al wat over het kerkelijk geding
is gepubliceerd, kan nu wel zien, dat het
werkelijk gaat om een dogmatisch belang.
Het stuk van de Heilige Schrift is daarbij
naar voren getreden en dat is natuurlijk van
bijzondere beteekenis.
God heeft gesproken en gehandeld en
door eene bijzondere zorg voor zijn volk heeft
Hij tevens het verhaal doen beschrijven van
wat Hij sprak en deed.
Dat maakt het boek tot een heilig boek,
een eenig boek, nevens hetwelk geen ander
kan worden gesteld op dezelfde lijn.
Daarom noemen wij die heilige Schrift het
Woord van God, daaraan dezelfde autoriteit
toekennende, welke onze Heere Jezus Chris-
dus daaraan heeft toegekend tijdens Zijne
omwandeling op aarde.
Er staat geschreven, heeft de Gezondene
des Vaders bij herhaling gezegd, aan de uit
spraken der Heilige Schrift toekennende een
gezag, waardoor Hij zelf zich liet leiden en
dat Hij ook den Satan voorhield.
Dat is de ernstige beteekenis van het be
sliste geding.
Door de handhaving van dit dogma heeft
de Synode van Assen niet een nieuw stuk der
Belijdenis geformuleerd of een nieuw stuk
aan de Belijdenis toegevoegd.
Dat legt men haar ten laste, maar ten
onrechte.
Zij heeft eenvoudig gehandhaafd wat als
zoodanig bestond tegenover uitspraken, die
deze autoriteit twijfelachtig zouden maken.
Dat is de verdienste van het besluit, dat
te Assen is gevallen.
Wij mogen niet moede worden, dit te her
halen.
Daarom laten wij ons er niet toe verlokken
om de kwestie te vertroebelen door mee te
doen met het streven om het voor te stellen,
alsof het een vraagstuk ware van uitlegging
der heilige Schriftuur.
Niet door de exegese moet vastgesteld wor
den, wat de heilige Schrift zelve is maar die
heilige Schrift, die wij als Gods Woord aan
vaarden, moet dan worden uitgelegd.
Wordt dat uit het oog verloren, dan raakt
men verward in een weefsel van vreemde
voorstellingen, waardoor de beseffen worden
vertroebeld en de geesten worden verward.
Dit stuk van onze Belijdenis is een fun
damenteel stuk daarvoor heeft het altijd ge
golden en daarvoor moet het blijven tot aan
den dag der wederkomst van Christus.
Wie dat inziet, verstaat, dat de Synode zoo
vast op haar stuk stond bij de zaak, die door
haar is behandeld.
Daarmede hangt saam, of God zich op
bijzondere wijze heeft geopenbaard op dien
grondslag rust al wat de gemeente des Hee-
ren belijdt aangaande God en de zaligheid
der zielen.
Dat ziet niet ieder in door velen wordt
dat niet in volslrekten zin aanvaard maar
daarom temeer is het de roeping der ge
trouwe belijders om voor dat stuk pal te
staan en telkens weer dat stuk op den voor
grond te schuiven.
Zelfs moet de mogelijkheid ondersteld wor
den, dat zij die op dat punt afwijkende ge
voelens koesteren, niet aanstonds inzien op
welke gevaarlijke helling zij den voet zetten.
De gewijzigde voorstelling wordt soms op
zoo onschuldig schijnende wijze voorgesteld
zelfs geschiedt dat wel op eene manier, alsof
in stede van verlies een winst op dat pad
zal zijn te verkrijgen.
Vandaar juist dat de Christus in het mid
den van zijne gemeente wachters heeft be
steld, die hebben toe te zien, opdat geen
gevaar haar bedrcige.
Daarvoor gaf de Koning der Kerk aan
dezen de onderscheidene diensten, die niet
alleen dienen moeten om haar te voeren in
de grazige weiden en aan de stille wateren,
maar om er voor te waken, dat de weiden
en wateren ongeschonden ter beschikking
blijven.
Dat noemt men thans wel roomsch en
beroept zich voor het losmaken van den band
op een zoogenaamd protestantisme.
Wie echter het ware, historische karakter
van het protestantisme kent, weet wel, dat
dit eene grove misleiding is.
Trouwe wachters laten zich dan ook door
zulke redeneeringen niet afbrengen van het
aangegeven spoor.
Integendeel zullen zij voortvaren èn om
den wille van hen, die aan hunne zorge Zijn
toebetrouwd èn ook om den wille van hen,
die gevaar loopen medegesleept te worden
of zelfs een eindweegs medegesleept zijn.
De kerkelijke tucht is niet om te verder
ven, maar om te behouden.
Dat is de ordinantie van Christus, aan wel
ke een ieder in zijne gemeente gebonden is.
Soms kan het schijnen alsof die ordinan
tie overbodig is, wanneer geen gevaar dreigt
maar dan ook weer waakt de Heere en doet
gevaar ontstaan, opdat meer naar Zijne ordi
nantie dat gevaar moge worden gekeerd.
(Amst. Kerkbl.)
Een probleem is een vraagstuk, dat men
zich zelf of een ander voorlegt om de op
lossing daarvan te zoeken. Men vindt ze op
elk terrein en men hoort en leest dan ook van
schoolproblemen, damproblemen, het wegen
probleem, enz. enz. Is de oplossing gevonden,
dan is het geen probleem meer, althans niet
voor degenen, die het met die oplossing eens
zijn voor anderen kan het nog als probleem
bestaan.
Ook in de opvoeding komt men telkens
voor een probleem te staan en menig vader,
menige moeder zucht onder niet opgeloste
problemen, waar het eigen kinderen betreft.
Er zijn echter ook opvoeders, voor wie
géén problemen bestaan. Deze menschen kun
nen tot twee rubrieken gebracht worden. De
eerste rubriek wordt heel mooi getypeerd door
de moeder van Andrée Duvau, waarover Jan
Ligthart spreekt in zijn schetsen „Over Op
voeding", deel I. Die kleine Andrée was een
aardige kruilebol en zijn moeder hield ziels
veel van hem en o m dat ze hem lief had,
kreeg hij ten minste eens per dag een pak
slaag. Hij verdiende dat ook wel, want tel
kens haalde hij wat anders uit, dat zelden
wat goeds was. Als hij b.v. pas een schoon
pakje aanhad, ging hij naar de pomp, maakte
niet alleen zijn handen, maar ook zijn goed
nat, rolde dan eens lekker door 't zand met
het gevolg, dat het pakje heel vuil en smerig
werd. Of ook hij draaide de pitten van het
petroleumstel hoog op en verheugde zich dan
in de mooie zwarte vlokjes, die door de
keuken dwarrelden. Op een anderen tijd
draaide hij de kraan van 't petroleumvat open,
terwijl de koopman even stond te praten
of ook stopte hij een boon in de tuit van
moeders petroleumkan.
Jan Ligthart vond het niet aardig, als hij
telkens die Andrée hoorde schreeuwen, als
moeder zeker lichaamsdeel bewerkte en hij
begon daarover een praatje met de moeder.
Deze zei heel eenvoudig, dat het kind toch
geen kwaad mocht doen dat zij in haar jeugd
er ook wel had kunnen wezen en dat zijn
vader als jongen de schrik van het dorp was
geweest. Beide ouders hadden heel wat klap
pen gehad en Andrée moest die ook hebben.
Voor die moeder was het alzoo geen pro
bleem zij ging eenvoudig voort in dezelfde
lijp van haar ouders, haar grootouders, haar
óver-grootouders, enz. zij was in de opvoe
ding een sleurmensch, zooals er helaas zoo
heel veel zijn.
Voor Jan Ligthart was het echter wel een
probleem, hoe die aardige kruilebol bevrijd
kon worden van de dagelijksche kastijdingen
toch zijn jeugdige krachten en uitvindingen
in betere richting kon gebruiken. Hij vond de
oplossing door den jongen allerlei werkjes op
te dragen, waardoor deze zijn moeder en
Jan Ligthart te hulp kwam.
Een tweede rubriek opvoeders voor wie
geen problemen bestaan^ vindt men tegen
woordig heel veel onder de menschen, die tot
leuze hebben het kind moet zich uitleven om
tot een zelfstandig mensch op te groeien. Som
migen beroepen zich daarbij op Dr. Montes-
sori, anderen maken het zich nog gemakkelij
ker, lezen nooit iets over opvoeding en laten
„Gods water maar over Gods akker" loopen,
zooals zij dit dan believen te noemen.
Nu gevoelt iedereen, dat deze opvoeders
of niet-opvoeders veel gevaarlijker zijn dan
juffrouw Duveau, omdat het kind van nature
tot alle kwaad geneigd is en dus, als het zich
kan uitleven, juist al dat kwade tot ontwikke
ling komt en in omvang toeneemt. Wanneer
er van zulke kinderen nog iets terecht komt,
dan is dit niet door de opvoeding, maar niet
tegenstaande de opvoeding dan is dit, omdat
God in Zijn groote barmhartigheid vaak het
goede uit het kwade doet voortkomen. Wie
zich echter als opvoeder daarachter verschuilt,
bezondigt zich grootelijks. Niemand zal het
goedkeuren, dat Jozefs broeders hem in de
kuil wierpen en later als slaaf verkochten, al
wilde God die boosheid gebruiken om een
groot volk in 't leven te behouden. We den
ken er niet aan de Joden te verontschuldigen,
toen ze den Heiland aan Pilatus overgaven,
al weten we, dat alleen in het Kruis onze
redding is te vinden. Evenmin zijn de ouders
te verontschuldigen, voor wie nooit proble
men i n de opvoeding bestaan, zodat ze hun
kinderen zich laten uitleven, al zien we, dat
sommige van die verwaarloosde kinderen la
ter toch nog in de maatschappij terecht komen
en misschien wel flinke mannen en vrouwen
worden.
Gelukkig zijn er ook nog vele vaders en
moeders, die ernstig nadenken over de op
voeding van hun kinderen die niet tevreden
zijn met de sleur en voor wie dan ook pro
blemen bestaan, waarover ze graag eens met.
anderen willen spreken of ook eens iets wil
len lezen.
(Gron. Kerkbode.)
In de „Groninger Kerkbode" schrijft G.
M(eima) over het noodige en nuttige, dat
de ouders eens deelnemen aan het spel van
hun kinderen, en hoe de kinderen dat veelal
waardeeren.
„Doet vader ook mee
„Zoo, jongens, wat is er dan aan de
hand
„Vijf-minuten-spel! Wij schrijven alle plaat
sen van Nederland op, die met een B. be
ginnen en wie in vijf minuten de meeste heeft,
en dan vooral plaatsen, die een ander niet
heeft, die heeft het gewonnen."
Nou, vader zou eens meedoen en een
oogenblik later zaten ze allen met een reep
je papier en een potlood te schrijven. Eén
hield den tijd in 't oog. Na vijf minuten
moest er een streep gezet worden. Dat viel
vader niet mee. Hij begon juist een beetje
op gang te komen. Maar neen, hij mocht
niet meer schrijven en moest nu tot de ont
dekking komen, dat sommigen meer plaat
sen hadden kunnen vinden dan hij en was
hij daarvoor nu handelsreiziger Ja, hij had
wel een enkel vreemd plaatsje meer, maar
zijn jonge volkje was aan dit spelletje meer
gewoon en nu hadden ze het van vader ge
wonnen. Dat iiet hij er niet bij zitten en zoo
hebben ze nog een poosje met elkaar door
gespeeld. Hij kreeg er ook den slag van beet
en ging provincie na provincie door en kon
zoo ook langzamerhand meedoen.
Wat vonden ze het fijn, dat vader mee
deed 't Gaf een nieuwe prikkel aan het
spel. Was er al eens een onder de kinderen
die niet veel zin in het spel h'ad1, als vader
meedeed, dan wilde ieder meedoen. Zelfs
heeft moeder zoo nu en dan gewaagd, een
half uurtje de naald te laten rusten en ook
eens een papiertje en een potlood gevraagd.
Wat een pret, als moeder dan eens een
plaats had, die niemand anders kende
Waarom ik dit huiselijk tooneeltje hier
even schetste Om verschillende redenen.
In de eerste plaats zoeken kinderen bezig
heid, waarmee ze de ledige uren zoeken te
vullen. Vandaar het zoeken naar gezel
schapsspelletjes. Vaak wordt dan de toe
vlucht genomen tot domino, ganzebord èn
in sommige kringen tot kaartspel. Wanneer
men dan die spelen, omdat ze kansspelen
zijn, afkeurt, hoort men wel eens de uit
vlucht Maar wat moeten de kinderen dan
toch spelen Aan dam-, schaak- en halma-
spel en aan sjoelbak meent men dan niet
genoeg te hebben. Welnu laat men het dan
eens probeeren met bovenbeschreven „vijf
minuten-spel."
Men kan dat natuurlijk ook spelen met
de namen uit de Vaderlandsche of uit de
Bijbelsche Geschiedenis, met de namen van
planten en dieren en staat er binnenkort
versteld van, hoeveel namen door de kin
deren op die manier worden vastgehouden.
Men heeft aangename, leerzame gezelschaps
spelletjes en alle kans is daarbij uitgesloten
iets, wat ik van zeer hoog belang acht. In
onzen jtijd van speculatie mogen we er wel
zorgvuldig tegen waken, dat we bij onze
kinderen niet de begeerte naar het kansspel
aanwakkeren.
In de tweede plaats is het ook zoo goed,
dat we eens meedoen, om hun onze belang
stelling te toonen. We toonen in den regel
te weinig, dat het ons wel degelijk aangaat,
wat de kinderen doen en waarmee ze zich
vermaken. Dat is niet onverschillig en mag
ons volstrekt niet onverschillig laten. Het
verhoogt ook in niet geringe mate hun pret.
Wanneer vele ouders meer tijd namen, om
eens met hun kinderen te spelen, zouden ze
dat zelf meer gaan waardeeren. Velen geven
heel wat tijd aan conversatie met familie en
vrienden en de kinderen schieten over. Ik
wil daarmee niet zeggen, dat conversatie ver
keerd i% integendeel ook niet, dat we veel
tijd moéten besteden aan het spelen met de
kinderen, maar ik ben wel vast overtuigd,
dat vele ouders meer met hun kinderen kon
den meeleven, ook meer met hen moesten
spelen en wandelen.
Vooral ook, omdat we, door met onze
kinderen te spelen, ze beter leeren kennen.
Als ze zich met hun geheele hart in dat sjDel
geven, dan openbaren ze zich zooals ze zijn.
En beter dan bij de scherpste ondervraging
leeren wij ze dan in hun eigenaardige ka
raktertrekken kennen. Wie handig is, wie
goed oplet, wie goed onthoudt, dat alles komt
dan aan den dag. Maar ook wie niet al te
eerlijk is, wie moeilijk een nederlaag kan
lijden, wie weinig volharding bezit, die allen
komen dan voor den dag. Ook wie vrede we
ten te houden, wie wat kunnen verdragen of
wie altijd het mooiste spelletje weten te ver
storen, de rustigste vreugde weten te ver
gallen, .openbaren dan hun capaciteiten.
Daarom, vader, moeder, speelt eens mee.