De Synode in 't zicht.
PLOTSELING OVERLIJDEN VAN
Dr. J. C. DE MOOR.
KERKNIEUWS.
degen werk laat zich moeilijk samenvatten.
Onzen meer ontwikkelden lezers bevelen wij
het boek hartelijk aan. Het past ons tenslotte
onzen dank uit te spreken aan prof. Grosheide
en den uitgever J. H. Kok. dat zij ons zulk een
breed uittreksel te geven welwillend toeston
den. v. D.
De winter heerseht en zijn heerschappij1 is-
niet zacht. Het is meermalen gebeurt, dat we
in dezen tijd' de eerste lentebode zagen, doch
daarvan is thans geen sprake. De lucht is eiken
morgen donker en op den middag beproeft
ile zon door de nevels heeu te dringen en wij
waardeeren deze pogingen, want het doet ons
goed haar al is het in damp te zien, doch zij
kan er nog niet doorbreken. De wolken nemen
de overhand en in donkerheid nadert de avond,
welke gelukkig thans verlicht wordt dooi' de
maan. Zoover we zien kunnen liggen de velden
onder de sneeuw en we zien met belangstelling
naar de schapen, die niet hun dunne pooten
de sneeuw wegkrabben om eenig voedsel te
vinden. Het is zoo stil, als het niet waait,
dat wij vragenzouden alle vogels ons ook
verlaten hebben, maar als men een weinig
brood of iets anders ergens neerwerpt, dan
blijkt het, dat zij er nog wel zijn. Van verschil
lende kanten komen zij aangevlogen, om het
uitgestrooide weg te pikken, maar zelfs de
beweeglijke mussclien laten geen geluid hooren.
Het 'is overal stil; dc natuur ligt diep inbaar
winterslaap. De kinderen en de rijpere jeugd
brengen nog wat leven aan. Bij kleine groep
jes komen zijl voorbij en met hun schaatsen
voorzien blijkt, dat, zij gaan rijfden. De heele
kleinen blijven voor onze ramen op een bree-
den sloot en vermaken er zich naar harte
lust. Overigens zien we onder een grauwe
lucht een wit landschap, terwijl eenige bazou
dere boomen eenige afwisseling bezorgen.
Lichte ongesteldheden nopen ons binnen le
blijven en wij hebben overvloedi ge gelegen
heid om de kranten b\j te houden. Loeh de
onderwerpen, waarover zij ons onderhouden,
zijn over 't algemeen ook niet erg opwekkend.
Het spant in Duitschland. het is niet in orde
in Frankrijk, hoe het in Spanje en Italië is,
weten we niet precies, want de vrijheid is er
nog a.1 gebonden en zoo konden wijl wel door
gaan. Die wereld is groot, maar er heerseht
een zekere eentoonigheid, welke niet tot de
meest aangename behoort. De volken hebben
over 't geheel veel welvaart genoten vóór den
grooten oorlog, maar zij toont nog geen neiging
om terug te keeren. Ér wordt veel gewerkt,
maar de rechte gang blijft uit. Het gejuich over
Locarno wil ook niet goed aanzwellen tot een
krachtigen lofzang.
Wij hebben reeds lang uit de verte de wolk
gezien, welke hangt over ons kerkelijk leven
en aan alles is te merken, dat wij' bijna, een
punt gekomen zijn, waarop veler oog gericht
is. In 't jaar 1888 werd de Synode ook te
Assen gehouden, maar die was van de Chris
telijke Gereformeerde Kerk. De kerken der Af
scheiding en de Doleantie stonden nog naast
elkander. Die onderhandelingen echter over de
vereeniging waren reeds begonnen. Dr. van
Andel hield er 's avonds van te voren de inl>i-
ding tot het gebed over 't woord uit de open
baring van Johannes: Houdt wat gij hebt,
opdat niemand uwe kroon neme en het gaf
vrjjwel de koers aan, waarin de vergadering
vervolgens ging. D:e kerken hebban toen het
woord uitgesproken, waarover later zooveel te
doen is geweest. Zij verklaarden, dat zij1 wel
bereid waren om tot vereeniging te komen,
maar 'dat zij het beginsel dat de kerken aen
eigen inrichting tot opleiding harer predikan
ten zouden hebben, vasthielden. Er was toen
verschil. Niet dat er waren, die de waarde
van de 'theologische School te Kampen ont
kenden: allen waren het er over eens, dat zij
in 't verleden groote diensten had bewezen,
en allen wilden ook in de toekomst voor de
vorming der aanstaande dienaren des Wjpords,
het beste, 't welk te bereiken viel, maar eenigen
wilden de beslissing daarover overlaten aan de
vereenigde kerken. Zij hadden niets tegen de
bestaande school, maar zij wilden een offer
brengen om den weg voor de vereeniging
der kerken te banen. Anderen daarentegen,
hoewel zij eveneens de vereeniging wenschten,
wilden van fce voren vastheid, dat de kerken
zulk een school zouden blijven bezitten. Z,ij
wilden tot geen prijs de kerken in dit opzicht
afhankelijk maken van een vereeniging, al was
deze nog zoo goed en al had zijl nog zulke
hooge idealen. Het is ook toen gebleken, dat
menscben zich vergissen kunnen, want som
migen spraken uit, dat er* op deze wijze nooit
iets van de vereeniging" zou komen. Vier jaren
later evenwel sloten de beide groepen van ker
ken de vereeniging en gezamenlijk spraken
zij uit, wat Assen gezegd had.
Na 37 jaar maken de kerken zich op om
weer te Assen saam te komen. Ditmaal in
eeri buitengewone Synode. Hoe zijn de ker
kelijke toestanden in dien korten tijd veran
derd. Wat toen op den voorgrond stond, telt
thans voor deze samenkomst niet mee. Klagen,
dat deze vergadering haast geen aandacht heeft,
kunnen we niet. Wijl hadden wel gemerkt, dat
er in 't midden van 'tland een geding aan den
gang was, aan spannende momenten rijk. Ter
wijl de koude ons naar den warmen haard
drong, hadden wij gelegenheid om eens na te
gaan wat er zoo al voorgevallen is. Eerst
klaagde bijna ieder, die ver verwijderd woon
de van het terrein van den strijd, dat hij er
maar niet achter kon komen. Wij lazen er over
in de bladen, de groote liberaal bladen waren
al bizonder liberaal in mededeelingen. Ko
lommen na kolommen werden ons voorge
houden; brochures na brochures verschenen,
doch de kerkelijke vergaderingen, welke zich
bezig hielden, met wat aanhangig was, waren
spaarzamenlijk in hun officiëele uitlatingen.
Daar komt het bericht, dat de Provinciale Sy
node van N. Holland zonder zelf een bepaalde
beslissing te nemen een buitengewone Gene
rale Synode verlangde en. opeens werd het
nu een verwarring, dat een gewoon mensch
schemerde. Hoe in 't hart van 't land, in het
F
centrum van het Xederlandsche cultuurleven,
zitten zrji daar verlegen en moeten nu maar
óén twee drie de kerken samenkomen? Neen
ik zal niet zeggen, wat daarover te doen is
geweest. Het is trouwens uit de verslagen van
de Classicale en Synodale vergaderingen ge
noegzaam bekend, dat zijl niet alle met even
veel genoegen naar Drenthes hoofdstad gaan.
Voorzoover mij langzamerhand licht opge
gaan is, vertrouw ik, dat er pog heel wat
meer licht zal opgaan op de Synode zelve.
Er zpn ontegenzeggelijk nog heel wat vragen,
waarop een meer volledig antwoord geen over
tollige weelde geacht kan worden. In elk geval
staat het nu reeds vast, dat alle kerken deel
nemen en dit acht ik inderdaad reeds een voor
recht, en waar algemeen beseft wordt, dat deze
Generale Synode de wijsheid, welke van Boven
is, noodig zal hebben, daar mogen wij wel aan
nemen, dat er gebeden zal worden om de leiding
des H. Geestes. En als de Geest de Leidsman
mag wezen, dan komt er licht in alle donker
heid, orde in alle verwarring en een beslissing
in de meest ingewikkelde kwestie. En dit is
noodig, duidelijk is toch, dat deze moeilijkheden
de kerken ophouden. Zij kunnen zoo niet voort.
Het is een belemmering om zich van haar
roeping te kwijtenen te grijpen naar het hooge
ideaal, dat de Gereformeerde Kerken eenmaal
hebben.
Het kan niet anders, dan dat wij zoo iets
betreuren. De Gerefoimeerde Kerken zyn in
opspraak gekomen, hare vijanden hebben zich
de handen van vreugde gewreven en vele twij
felmoedigen weten niet, waaraan zij toe zijn.
Bovendien is] de Naam des Heeren gelasterd
Het is een verschijnsel, dat allen die Sion lief
hebben, wel tot nadenken moge stemmen en
tot verootmoediging brengen. Zonder dat we
weten, welke de uitslag zal zijn, kunnen wij
wel verklaren, dat de schade niet gering zal
zijn. Bij zulk een strijd komt altijd de zonde,
die het heilig vuur verminderen doet. En als
wij nu maar op goede gronden gelooven kon
den, dat dit de laatste strubbeling zou wezen,
dan'zouden wij uitroppenmoedig voorwaarts,
want ook deze impasse komen wij spoedig door,
maar er is reden om aan te nemen, dat er nog
wel meer volgen zal. Het bedenkelijke van
onzen tegenwoordigen toestand is, dat er de
vaste leiding ontbreekt. Er is nog veel goeds
en wij doen verkeerd, wanneer wij dit uit het
oog verliezen, maar er is onder ons veel ver
wijdering in kringen, welke nauw aaneenge
sloten behoorden te zijn, en wij vragen, is dit
een eerste schrede op den weg, welke tot ont
binding leidt. Daar moet het oog meer voor
open gaan, opdat dit kwaad niet onder ons zijn
keillooze werking meer en meer oefent.
Onwillekeurig dacht ik er aan, toen de beide
jaartallen 1888 en 1926 voor mijn oogen ston
den, hoe goed zou het zijn, dat wij meer beseft
hadden van de kortheid van ons leven. Er is
bijna niemand meer van hen, op wie gelet
werd in den vroegeren strijd. Nu zijn er weer
namen op de lippen, namen, die in ons klein
land haast ieder kent, en daar ligt voor een
menschenhart iets streelends in.
Bewaard zullen wij blijven voor zelfverhef
fing, als wq er goed van doordrongen zijn, dat
we onze plaats niet lang zullen behouden, dat
onze no am weldra vergeten zal zijn. Wij zul
len dan, minder waarde hechten aan onze mee
ning, aan ons werk en aan onzen naam en
wij zullen er naar staan om levende leden van
Christus' Kerk te zijn.
Niet de vraag hoevele overwinningen heb
ben wij behaald, hoevele opvattingen hebben
wij met goed gevolg bestreden, maar of wij
voor 't geloof Christus zijn ingelijfd. Er is
zooveel, dat voorbij gaat, er wordt zooveel ar
beid verricht, welke niet beklijft, er wordt zoo
menige overwinning bevochten, welke geen
waarde heeft, ja er wordt zoo menig offer ge
bracht, dat geen gewicht, heeft als het gewogen
wordt in de weegschaal van Gods heiligdom.
De eerste, de belangrijkste vraag blijft daarom:
Leef ik en heb ik gemeenschap met de Kerk,
welke de poorten der hel niet overweldigen
zullen.
Zie, laat ons daar meer opletten. Daar kun
nen wij niet buiten. Al konden wij alle moei
lijkheden, waarmede de Kerk te worstelen
heeft, al konden wij de diepste problemen
peilen, het baat ons niets, indien onze ziel
eenmaal buiten Christus en Z\jn levende ge
meente moet omkomen.
Bouma.
Een zeer zware slag is gevallen.
Woensdagnacht is te Assen het lid der Synode, dr.
J. C. de Moor, van Utrecht, plotseling overleden.
Na afioop van een commissie-vergadering, waarvan
hij als voorzitter fungeerde, is dr. de Moor naar zijn
logies gegaan, waar hij na een korte ongesteldheid
overleden is.
De vergadering van de commissie, die dr. de Moor
heeft voorgezeten, heeft een zeer aangenaam
en volkomen rustig verloop gehad.
Dr. de Moor keerde van deze vergadering zeer op
gewekt naar zijn gastheer terug en maakte onderweg
hier en daar met dezen en genen nog een geestige
opmerking.
De voorstelling van het Handelsblad is absoluut
valsch er heerschte in de commissie-vergadering een
geest van volkomen vredelievendheid en broederlijk
heid. Er is geen sprake geweest van een onwel worden
van haar voorzitter en als gevolg daarvan van schor
sing der vergadering.
Ten huize van zijn gastheer heeft hij tot 1 uur in
den nacht gewerkt om Woensdagmorgen om 5 uur
weer aan den arbeid te gaan.
Den geheelen dag heeft de commissie vergaderd,
terwijl dr. de Moor met groote opgewektheid aan de
werkzaamheden had deelgenomen.
Van de commissievergadering komend, werd dr. de
Moor ten huize van zijn gastheer in de gang onwel,
zoodat prof. dr. H. H. Knyper en ds. H. J. Heida, die
hem vergezelden, hem te bed brachten. De ontboden
geneesheer kon er niet veel van zeggen, temeer daal
de patieut na eenigen tijd rustig sliep.
Mevr. de Moor werd naar Assen ontboden, waar-
zij te 10.15 uur arriveerde. Ze heeft helaas met baai-
echtgenoot. niet meer kunnen spreken.
Bewusteloos is de patient Woensdagavond omstreeks
12 uur ingeslapen, juist terwijl de president de late
avondzitting der Synode met gebed sloot, waarin hij
dr. de Moor op teere wijze herdacht en bad om zijn
herstel.
Juist nadat de hamer was gevallen, kwam het be
richt ter vergadering dat dr. de Moor overleden was.
Het werkte verbijsterend. De leden der Synode
waren totaal verslagen en menigeen was zijn tranen
niet meer meester.
Johannes Cornelis de Moor werd 17 Mei 1878 te
Gorredijk, waar zijn vader godsdienstonderwijzer was
geboren.
Hij ontving zijn opleiding aan het Geref. Gymnasium
te Amsterdam en studeerde aan de Vrije Universiteit
aldaar, waar hij in 1903 promoveerde op een disser
tatie over de profeet Maleachi,
6 Dec. 1903 verbond hij zich te Breda aan zijn
eerste gemeente. Na 2 jaar vertrok hij naar 's Graven-
hage, waar hij 10 Sept. 1905 zijn intrede deed en elf
zeer gelukkige jaren doorbracht. 7 Mei 1916 verbond
de overledene zich aan dc Geref. Kerk van Amster
dam om 24 Oct. 1920 zich aan de kerk van Utrecht
te verbinden.
De overledene was een bekend figuur, die zich op
onderscheiden gebied bewoog en een man was van
kunstzinnigen aanleg en groote muzikale gaven.
Tal van werken op theologisch gebied zijn van zijn
hand verschenen.
De overledene was een kanselredenaar van zeer
groote kwaliteiten die aan zijn preeken steeds zeer
hooge eischen stelde en in alle plaatsen waar hij ge
staan heeft altoos volle kerken trok.
Beslist van lijn, helder van hoofd en vast van hand,
paarde hij aan dit alles een helder gemoed en een
oprecht geloof.
In moeilijkheden was hij voor allen die hem van
nabij kenden een oprecht vriend, die met raad en
daad steunde en wiens beminnelijkheid alle voor
hem innam.
Niemand vermoedde in de tjokvolle kerk van Assen
waar de overledene Maandagavond in den bidstond
voorging, dat hij daar zijn zwanenzang zong, al trof
allen den ootmoed van zijn warm gebed.
Met hem daalt een man van zeer groote gaven ten
grave, wiens verscheiden een zwaar verlies is voor
de Geref. Kerken in ons vaderland en voor de kerk
van Utrecht in het bijzonder.
(De Rotterdammer).
TWEETAL TE
Schoonoord Cand. B. Bouma te Koudum.
Cand. J. Offers te Kampen.
Rotterdam (vac. G. Wielenga)A. M. Boeijinga te
Sassenheim.
W. J. J. Velders te Amsterdam.
BEROEPEN TE
Rotterdam(vac. G. Wielenga), A. M. Boeijinga te
Sassenheim.
Haarlem (vac. G. R. Kuijper) J. W. Siertsema te Zeist.
St. Jacobi Parochiecand. B. Bouma te Koudum.
NieuwlandeJ. v. Dijk, cand. te Oudega (Small).
AANGENOMEN NAAR
ScheemdaG. Diemer te Roden.
WestmaasJ. P. C. ten Brink, cand. te Apeldoorn.
DuurswoudeJ. van Dijk, cand. te Oudega (Small).
BEDANKT VOOR
Baambrugge, Leidschendam, Oostburg, Houwerzijl,
Oud-Loosdrecht en ZevenbergenJ. P. C. ten
Brink, cand. te Apeldoorn.
Hijlaard en Nieuwlande J. van Dijk, cand. te Oudega
Ds. L. van Loon, te Scherpenzeel, herdacht
Woensdag zijn zilveren ambtsjubileum.
De jubilaris diende de Kerken van Koudekerke,
Aarlanderveen en sinds 14 October 1923 zijn tegen
woordige gemeente.
Ds. A. S. Schaafsma t.e Luntcren herdacht met
zijn gemeente zijn 30-jarige ambtsbediening.
Ds. Schaafsma diende achtereenvolgens de Kerken
van Boornbergum, Beilen, Ten Boer en Grijpskerk,
en nu ruim een jaar die van Lunteren.
Ds. J. Sluijs, te Staphorst, herdacht zijn 40-.jarige
ambtsbediening.
Geboren 3 Dec. 1858, werd de jubilaris in 1885
candidaat, om 17 Jan. 1886 te Laar (Bentheim) in
zijn eerste gemeente intrede te doen. In 1889 vertrok
Ds. Sluijs naar Roodeschool, welke standplaats hij in
1902 met Rottevalle verwisselde. Sedert 27 April
1913 arbeidt de jubilaris in zijn tegenwoordige ge
meente.
De „voorbarige" neef Frans. Men herinnert zich
dat „Oom Jan" aan zijn neef Frans, pas dominee ge
worden, den raad gaf niet dadelijk in een Kerkbode
te gaan schrijven. Nu deelt Ds. Schilder in „De
Bazuin" mede, dat Frans al sinds eenige jaren in een
Kerkbode schrijft. Dat is dan wel zooals we hier
in Zeeland zeggen een „voorbarig" kind; schrijft
al in Kerkbodes eenige jaren vóór hij dominee is.
Het hindert dan niet dat we moeilijke jaren beleven
als er zulke jonge menschen zijn, die in hun jeugd
niet alleen veel beloven maar ook al geven. Maar ze
moeten dan niet gaan doen naar den wijzen raad van
„Oom Jan" „Oom Jan" begrijpt blijkbaar zijn tijd
niet. Oom zal ook wel tot de oudere generatie be
lmoren, en daar is dat ook van te verwachtenOom
moest het schrijven maar aan neef overlaten
De Zaak—Dr. Geelkerken.
Predikatie-Dr. Geelkerken. Zondag heeft Dr.
Geelkerken voor een overvolle Schinkelkerk een
predikatie gehouden over 2 Thess. 3 vs. 1„Voorts,
broeders! bidt voor ons, opdat het Woord des Heeren
zijn loop hebbe en verheerlijkt worde gelijk ook
bij u".
Ook in de Kerk wordt het Woord tegengehouden,
zoo betoogde hij, als zij bewust of onbewust voor
het gezag des Woords eigen meening in de plaats
stellen. De Kerk mag het Woord niet binden, maar
moet zelf daaraan gebonden zijn. Ook mogen niet
onder vrome en schriftuurlijk klinkende lenzen uit
kerkelijken kring booze raadslagen tegen het Woord
gesmeed worden, daarbij gedreven door valsche be
houdzucht, overoude tradities en kerkelijke gewoonten.
Dr. G. zei met Luther de waarheid te willen zeggen,
al zou het hem ook twaalfmaal zijn hals kosten. Al
worden wij veracht, zoo geven wij toch niets om
menschen inzettingen. Wij zijn in God gehouden,
zoodat wij alle ongelijk, ban en wet heelemaal niet
achten. Ik weet, zoo besloot Spr., mijn tijden zijn
evenals de uwe in Gods hand.
Aan het einde zong de Gemeente den leeraai' Psalm
134 vs. 3 toe. Het orgel speelde na„Beveel gerust
uw wegen".
De berichtgever van de „N. R. Ct." vroeg bij het
uitgaan der kerk aan een gemeentelid. of hij dacht
dat Dr. G. voor het laatst den kansel had betreden.
Het antwoord was„Amsterdam-Zuid kan en wil
den man, die door zijn rijke gaven zoo velen ten
zegen was, niet missen, en daarom zal hij op dien
preekstoel blijven staan, al zou de duivel zelf pro-
'oeeren hem er af te krijgen".
Maandagavond is te Assen de Buitengewone
Gen. Synode ingeleid met een bidstond. Dr. de Moor,
de praeses van de laatstgehouden Synode, ging daarbij
voor. Ter inleiding op het gebed wil Spreker zijn
gehoor een woord voorleggen niet van historisch,
maar van normatief gezag, door een apostel des
Heeren geschreven, nl. 2 Cor. 13 8„Want wij
vermogen niets tegen de waarheid, maar voor de
waarheid". Hij stond achtereenvolgens stil bij het
feit dat wij volgens dit woord le. niets vermogen
tegen de waarheid en 2e. w e 1 iets vermogen
voor haar.
Na in den breede te hebben stilgestaan bij Paulas'
verdediging tegen ingebrachte beschuldigingen en zijn
bedoelen ook met de gemeente van Corinthe, zette
Spreker nader uiteen dat de Apostel zijn eerste ge
dachte in het gekozen Schriftwoord uitsprak, opdat
we a. ons zouden verootmoedigen, b. onze kleinheid
zouden beseffen en c ons zouden vertroosten.
Bij zijn uiteenzetting van punt a. merkte Z.Eerw.
op, dat „met schaamte moet bekend worden dat
reeds de manier, waarop in het aanhangig proces
velen zijn opgetreden, allerminst geschikt is geweest
om den eerbied voor Gods openbaring te versterken.
Dat de wereld zoo gruwelijk heeft gespot, bijv. met
de paradijsgeschiedenis blijft weliswaar voor haar
rekening, maar het is niet te ontkennen dat dezer
zijds daartoe aanleiding te over is gegeven. Ook
heeft de wijze waarop broederen tegen broederen
optraden in dit geding ons alle reden tot verootmoe-
diging geschonken; want zeker kon de wereld daaruit
niet afleiden hoe lief ze elkander hadden".
De omstandigheden waaronder de Synode moest
samenkomen, noemde Spr. smartelijk. Menigmaal was
er sinds 1892 moeite, „doch nimmer sloegen de
wateren van wereldzin, hartstocht en onderlinge vij
andschap zoo hoog als thans en werd de kerk van
Christus zoo zeer tot een aanfluiting".
Spr. vermaande de leden der Synode om, waar
bitterheid in het hart door het wantrouwen en de
smaad gewekt is, geen verkeerde dingen te doen en
den Booze geen plaats te geven.
Voorts werd opgemerkt, dat de Geref. Kerken in
haar belijdenis een allerkostelijksten schat bezitten
en dat bij de verdediging van dit bezit en de ont
maskering van den leugen ten slotte niemand en niets
ontzien mag worden. Hoe pijnlijk ook, niets moet.
haar beletten „te doen wat God van haai' vraagt in
het tegenstaan der leugen, ook al zou de Satan zelfs
zeer beminde broeders door zijn dwaallicht hebben
misleid".
Wanneer we ons stellen voor den Eeuwige, zoo
besloot de prediker, moeten we alles wat in de voor
afgaande dagen ons in zoo grooten strijd heeft ge
bracht, zoeken te vergeten en van welk persoonlijk
inzicht we ook zijn mogen, we hebben ons allen voor
Hem in het stof te buigen. Spr. heeft getracht in zijn
spreken niemand daarbij te hinderen. Heeft Spr. het
toch gedaan, dan vraagt hij, voor in het gebed te
gaan, vergeving, waar het niet in zijn bedoeling lag.
Spr. eindigde met de bede uit te spreken, dat wat
uit Gods Woord werd overdacht in deze ure, op het
veelvuldig gebed van Zijn volk kennelijk bevestigd
worde: Wij vermogen niets tegen de waarheid, maar
voor de waarheid.
Dinsdagochtend is de Synode geopend door ds. H.
W. Laman, die in zijn kostelijk openingswoord heen
wees naar den Heiland, die eenmaal het stormstillende
woord sprak en de hoop uitsprak, dat in de aan
hangige quaestie ook dit woord mag worden ge
sproken.
Tot praeses werd gekozen ds. K. Fernhout, tot
assessor ds. H. W. Laman, tot le scriba dr. G. Keizer
en tot 2e scriba ds. J. P. Klaarhamer.
Ds. Fernhout noemde de zaak zeer moeilijk, zij
kan alleen tot een goed einde gebracht worden als
allen beseffen niets tegen wel vóór de waarheid te
vermogen.
Daarop stonden alle leden op om instemming te
betuigen met de belijdenis.
Onder de aanwezigen waren al de Theologische
hoogleeraren van Amsterdam en Kampen, behalve
prof. Lindeboom, die voor het eerst sinds vele jaren
(1885) zich moest verontschuldigen.
Tot leden van de commissie voor het persverslag
werden benoemd de heeren dr. K. Dijk van Den Haag
en onderling Joh. T. de Lange van Amersfoort.
Hierna werd de morgenvergadering gesloten.
Middagvergadering.
De Voorzitter opende om half twee de middag
vergadering en deelde mede dat dr. Dijk voor het,
lidmaatschap der pers-commissie had bedankt, waar
om in zijn plaats benoemd werd ds. T. Gerber van
Assen.
Ds. Gerber werd als pastor loei ook benoemd als
adviseerend lid der Synode.
De voorzitter merkte op, dat eerst aan de orde is
de prealabele vraaga. is deze Generale Synode
wettig bijeengeroepen en b. zijn er gronden in de
Kerkenorde om te wraken de afvaardiging van de
Part. Synode van Noord-Holland en de nitnoodiging
tot de hoogleeraren om als prae-adviseur zitting te
nemen.
Om de eerste vraag onder de oogen te zien werd
een commissie van prae-advies benoemd, bestaande
uit de predikanten J. J. Miedema te GroningenJ.
P. Klaarhamer te Dokkum dr. K. Dijk te Den Haag
dr. J. Thijs te Meppel en de voorzitter der Synode,
benevens de ouderlingen A. Muys te Rotterdam W.
Velthuis te BedumH. Scheffer te AssenS. Brands-
ma te Middelburg en L. Hekman te Schoonebeek.
De Voorzitter hoopte dat deze commissie om 4 uur
met haar arbeid zou gereed zijn en schorste tot dat
uur de zitting.
Een goed uur later deelde de Voorzitter mede, dat
er geen kijk op was dat de commissie op het boven-
bepaalde uur gereed zou zijn met haar arbeid, waarom
de Synode tot 's avonds 8 uur werd verdaagd.
Avondzitting.
Te ruim kwart over acht werd hierop de derde
zitting geopend. Op voorstel van het Moderamen
besloot de Synode tot adviseerend lid te benoemen
ds. A. de Geus, em. predikant te Zaandam, assessor
van de laatst gehouden Synode (Utrecht 1923). Dit
betreft alleen het advies in financieele zaken.
Ingekomen is als nagekomen stuk een adhaesie-
betuiging met het adres van dr. J. P. de Gaay Fort
man c.s. Eveneens in ingekomen een adres van den
Kerkeraad van Amsterdam-Zuid, met het verzoek
zijn afgevaardigden toegang te doen hebben tot. de
vergaderingen van alle commissies van prae-advies.
Het Moderamen stelt voor dit verzoek niet in te