De Geschiedenis der N. Test. Godsopenbaring. 26 Januari 1926. De Liederenbundel der Studenten. DADERS DES WOORDS. Oproep tot Qebed. Betreurenswaardige publicatie. Patrimonium. FEÜILLETOfl. LOURENS INGELSE. land Verleden zomer kregen de rechtsche par tijen een behoorlijke meerderheid en wij leefden in de gedachte, dat het opgetreden ministerie ons in de eerste vier jaar een heel eind verder door de moeilijkheden zou heen brengen. Doch daar brengt de aanneming van het amendement Kersten aan het licht, dat de coalitie gebroken is. Nu is er heel wat te doen geweest over aan wie de schuld moet geweten worden, en ik vond het prettig, als zij duidelijke aanwij zingen doen, maar wij schieten er nu heeiemaal niets mee op. Ik kan me begrijpen dat Kersten juicht, al kan ik het niet goed keuren, maar ik vraag me af, wat zit er achter. Dat er iets achter zit, is dunkt mij duidelijk. Ik moet mij verbazen over de knapheid van dr. Nolens, die in een paar volzinnen zooveel zegt, dat menig een er veel aan heeft om uit te maken wat is de bedoeling er van geweest. Het zou een ze gen zijn, indien allen die bidden geleerd heb ben, vurig bidden voor ons Koningshuis en voor ons volk. BOUMA. (Prof. Dr. Grosheide). Vervolg. In de geschiedenis der openbaring hebben we, gelet op de bronnen, drie perioden Ieeren onderscheiden. De eerste periode geeft het optreden van Christus op aarde; er valt vóór alle geopen baarde opteekening der openbaring. De tweede is die der brieven. De derde die waarin de Evangeliën en de Handelingen worden geschrevenm a. w. de stof uit de eerste periode wordt geboekstaafd. Deze onderscheiding in drie groepen op zich zelf leest ons al iets omtrent het verloop der N. T. Godsopenbaring omdat die bronnen zelf dit reeds zijn. Nu is het met dit schrijven echter nietafge- loopen. De boeken zijn ook gebundeld, eerst zoo ontstaat het van alle andere boeken onder scheiden N. Testament. Dr. Kuyper wil in deze bundeling der boe ken ook van Inspiratie spreken. Prof. Grosheide meent echter, dat in die verzameling wel open baring werktmaar ze behoort in de geschie denis dier openbaring niet meer thuis. Ze is een formeele daad. Nieuwe, meerdere kennis wordt ons daardoor niet meegedeeld. De geschiedenis der N. T. Openbaring houdt op, als het laatste feit in het N. T. opgeteekend is geschied, het laatste woord gesproken, het laatste boek geschreven. En het is merkwaardig dat die drie dingen in tijd ongeveer samen vallen. N. 1. bij Johannes, zijn geschriften, zijn openbaring op Patmos en het woord in Job. 21 23-25. IV. Een ander vraagstuk is ditWaar het O. T een voortdurende ontwikkeling en voortgang der openbaring aanwijst, moet er dan bij de N. T. een afdaling zijn Aan het begin van de nieuwe bedeeling immers staat de vleesch- wording des Woords. Alles is vervuldheeft dan in Christus de openbaring Gods niet haar hoogtepunt bereikt We moeten hier recht onderscheiden. Zeker is er geen hoogere openbaring dan in Christus. Maar iets anders is het feit en de beschrijving van het feit. God heeft zich in Christus ge openbaard, maar dat heeft Hij weder gedaan, toen de verschijning van Christus werd be schreven. Die beschrijving is wel juist, maar ze blijft onder hetgeen er is geschied, dat in menschelijke taal niet beschreven kan worden. Menschelijke taal kan het centrale wonder Gods niet uitputten. Ware dit zoo, dan hadden we aan één enkele opteekening van wat Christus was en deed genoeg gehad, maar nu is na de verschijning nog een reeks van openbaringen noodig, waarin de opklimming is van een steeds duidelijker bekendmaking van Christus' werk. Nu is er zeker ook een werktuig van Christus door den Heiligen Geest in de harten. Maar die openbaring is niet normatief, doch secun dair ze maakt ons Christus en Zijn werk niet bekend, maar bindt ons er aan. Dit is volkomen in overeenstemming met hetgeen Jezus zelf heeft gesproken. Op Golgotha klinkt hetHet is volbrachtdoch heel anders staat het met de prediking: Nog vele dingen heb lk u te zeggen, maar gij kunt die nu niet dragén. De prediking is nog niet afgeloopen. De Geest der Waarheid, de Trooster komt, die in alle waarheid leidt. Tweërlei werk doet: een overtuigend en weerleggend werk in de wereld en een spreken van nu nog niet te dragen dingen tot de discipelen en verkondiging der toekomst. En ten aanzien van die toekomst is er niet maar uitbreiding en verduidelijking, doch ook het brengen van een geheel nieuwe openbaringal was de hoofdzaak ook daarvan aan de discipelen bekendDe wederkomst van Christus. Zoo zijn ook hier drie perioden te onder scheiden 1. De komst van Christus, waarin de God delijke heerlijkheid wel zeker het duidelijkst straalt, doch dit wordt niet opgemerkt. 2. De daarop volgende van de analyse, de ontleding, waarin de Geest doet verstaan, het geen in Christus is gegevenen waarin de bevende discipelen moedige getuigen worden. 3. De daarop volgende van de Openbaring van het einde, waarin we de grootheid van het werk van Christus en van den Heiligen Geest in de wereld zien, in de kerk. De periode die uitloopt op volledige zegepraal. V. Een andere vraag is: hebben op de ont wikkeling der N. T. openbaring ook factoren van buiten invloed geoefend. Daarmee worden niet bedoeld verschijnselen die buiten God om gaan, want Gods bestuur gaat over alles, en Hij heeft alles in Zijn hand. Maar we bedoelen factoren die niet behooren tot de bijz. openb. die bestemd is voor de kerk aller eeuwen. Die factoren zijn er, en ze vallen in twee groepen te onderscheiden n. 1. lo. in die welke hoewel buiten de openbaring er toch niet vreemd aan zijn. B. v. in IsraëlEr is iets ge beurd, men weet geen raad, men vraagt den Heere, wat men doen zal, en dan schenkt God in Verbond met die gelegenheid een blijvende wet aan Israël. Een natuurlijk niet buiten Gods bedoeling om intredende factor buiten de openbaring geeft aanleiding tot een nieuwe Godsopenbaring. Zoo ook bij het N. T.En daarbij vallen ook drie tijdperken, a. De hoorders van Jezus stellen vragen, die Hij beantwoordt. De geloofs ervaring der apostelen die niet gesteld mag worden op de plaats waar de Goddelijke open baring behoort te staan, die niet ook de open baring op haar wijze heeft weergegeven, is eveneens zulk een factor van buiten, daarin dat zij op de openbaring gereageerd heeft door vragen en opmerkingen en zoo de weg werd, waarin Christus nieuwe openbaring schonk. b. Bij den voortgang der prediking des Evan gelies van uit Jeruzalem tot de heidenwereld, komen de getuigen van Christus telkens voor nieuwe toestanden, ook nieuwe zonden, nieuwe vragen te staanzoo wordt de openbaring rijker en al meer geschikt voor heel de wereld. c. De vorige periode gaat geleidelijk over in een derdede afval sluipt binnener gebeuren dingen in de kerk die tot brieven der Apos telen aanleiding geven. Dingen die het leven van de gemeente, en later ook de leer be treffen. Vooral wanneer bewuste ketterij zich voordoet. Daarmee gaat gepaard een meer negatief verschijnselHet op zichzelf staan van de Christelijke kerk gescheiden van de joden en van de heidenen. Maar nu vraagt ook die loswikkeling uit het Jodendom en de vrijwaring van heidenschen invloed om nieuwen steun en nieuwe verde diging en de openbaring gaat dus ook hier verder; maar ze heeft een rustpunt, en haar afsluiting bereikt, wanneer jodendom en hei dendom zijn overwonnen. De openbaring voor één volk is tegelijk in dien weg geworden een openbaring voor de wereld. 2o. Er kan ook van factoren gesproken worden in geheel anderen zin. De godsdienst historische school beweert, dat het jonge Christendom, dat zeer eenvoudig was, door heidensche insluipsels is verbasterd en ver slechterd. In Antiochië b v. kwam het Chris tendom in aanraking met de Hellenistische Kyrios-vereering. (Kyrios is Heere); en ook elders dringen vreemde invloeden binnen Nu is deze meening reeds herhaaldelijk door velen weerlegd. De twee hoofdargumenten daartegen zijndat dergelijke meeningen steeds diep in grijpen in den overgeleverden text en dat de afgeslotenheid die aan het Jodendom eigen was, ook blijkens de brieven overging op het Chris tendom, terwijl tevens in zeer korten tijd dit proces van heidensche vermenging zou moeten verloopen zijn. Het blijft in de prediking van Jezus en de Apostelen de doorgaande bedoeling, de ge- l loovigen staande te houden tegen invloeden l! van buiten. Ij En dat niet ongemerkt, zonder dat de kerk het wilde of wist allerlei vreemde elementen j opgenomen zijn, blijkt hieruit dat het jodendom I niet nagelaten zou hebben het den Christenen l te verwijten, indien zij aan de heidenen ont- Ileend haddenen het heidendom heeft al heel spoedig onderscheid gemaakt tusschen joden en christenendaarin dat het den joden de vrijheid latende, deze vrijheid in meer dan één periode den christenen niet gunde. Resultaat is dusInvloeden van buiten waren er als men daaronder verstaat dat God de openbaring zich deed aanpassen aan de omstandigheden waarin Hij haar plaatste. Ze waren er niet, wanneer men er bij denkt aan bestanddeelen van vreemde religies die haar zouden hebben vervalscht. (Wordt vervolgd). Ter opening van de Generale Synode te Middelburg in 1896 sprak ds. Littooij een rede uit. Het zou een Synode worden, waar leergeschillen ter sprake moesten komen, die de Kerken der jonge Vereeniging van 1892 heftig beroerd hadden. Ouderen weten er nog van. In den geest wonen ze de scherpe debatten nog bij. Hoe vaak stonden de Groningers op van hun. plaats, heel vooraan rechts van het podium. 't Ging over uiterst gewichtige stukken rechtvaardigmaking, roeping, doop, kerk. Het was te voorzien, dat een volledige oplossing dier ingrijpende meeningsverschillen niet op eens gegeven zou worden. Ds. Littooij zal op die moeilijkheden ook wel gedoeld hebben, toen hij de Middelburgsche Sydode van 1581 in herinnering bracht, waar de drie teedere kwesties niet tot oplossing waren gekomen die toen de Kerken veront rustten De verhouding tusschen den Prins en Datheende machtsbegrenzing van Overheid en kerken de invoering van een nieuwe psalmberijming. „Niettegenstaande de Calvinistische rich ting vooraan zat op deze Synode, noch tans werd niet verkregen wat de Kerken zoo vurig wenschten. Doordat de oplos sing der kwestiën niet werd gevonden, kwam men ook niet verder. Daarvoor was men ganscheiijk niet rijp. Dientengevolge konden en moesten de vruchten niet worden geplukt". Aan het slot zijner rede sprak ds. L. „Het stormde menigmaalook in onze eigene kerkelijke kringen. Of dit een scha duwplek was? Ja voor zoover onze zonde daarvan oorzaak was en er zich in mengde Maar als de storm voorbij is, dan is de atmosfeer verfrischt, de mensch ademt ruimer; en hij die met een geloovig hart in het boek der schepping leest, roemt Gods majesteit ook in den storm. Zoo ook, Broedersis het in ons kerkelijk leven. Wij kunnen gewoonlijk eerst danken als de storm voorbij isVerdrukking lijden of strijd is nooit een oorzaak van vreugde; maar als de ellende van welken aard dan ook voorbij is, blijft niet zelden voor ons geestelijk of kerkelijk leven rijke vrucht van eeuwige dankzegging over". We weten niet of de Assensche Synode de oplossing zal brengenwe weten zelfs niet of het gewenscht zou zijn. Maar ook wij gelooven, gelijk onze Middel burgsche nestor in 1896, dat God met ons zal zijn. Dat uit dezen storm wat goeds geboren zal worden. Dat er vruchtbaar slib zal achterblijven. Al wordt de oplossing niet gebracht, er zal toch wel een weg ter oplossing aangewezen worden. Zegene de Koning der Kerk de Synode van Assen, met Zijn wijsheid en Zijnen Geest. Want er zal veel wijsheid en bezieling noodig zijn, om bij dezen onstuimigen storm niet van den dijk te waaienen tegelijk de breuk te dichten. Moge het gebed waartoe onze Kerken opge roepen werden, ook onze Zeeuwsche afgevaar digden begeleiden. mist het onderscheidend licht wanto groote flater van De Vos deze ziet Inge!se aan voor een verzekerd Christen en daaraan ziet Ingelse dat De Vos de rechte kennisse nog bijna geheel mist. Ingelse had immers nog een half vierendeel te kort naar zijn eigen woorden. Hij miste nog de ervaring van Jezus. Deze man, die reeds zulke intieme ondervin dingen met de Godheid meende te hebben had Jezus nog niet tot zijn zaligmaker, meende hfl. Hfl wederspreekt hier regelrecht Gods eigen Woord „Ik en de Vader zijn Een", en 'tis het omk'-eren van den weg der Schriften door den Middelaar tot God. Hfl kwam van God tot Christus. 'tb dwaasheid, bij het licht der IJ. Schrift gezien is deze „bekeeringsweg" een aaneenschakeling van dwaasheden. Die de Schrift verwerpen, wat wijsheid zouden zij heb ben Maar nu komt er in deze bekeeriugsgeschie- denis iets zeer bijzonders, waaruit b'jjkt, hoe onder al die dwaasheden van een eigenwilligen godsdienst, die als een mist over het geestelijk leven lag, tóch een waarlijk naar God zoekende ziel verborgen was. De drukkers van het boekje hadden pag. 69 met groote letter moeten druk ken want daar en daar alleen staat tusschen al de onwijsheid van de ziekelijke bevinding het echte leven van Gods kinderen, het geloof. Ik wil U die geloojsdaad van Ingelse ver tellen. De laatste weken had Ingelse dikwijls dooi de korenvelden droevig loopen weenen over het In Maart van 't vorig jaar is een Liederen bundel uitgegeven door de Geref. studenten. Er kwam een lied in voor, dat terecht aan stoot gegeven heeft. Naar aanleiding van de critiek is er nu in De Standaard en onderscheiden andere bladen een ingezonden schrijven ver schenen van deze Geref. Stud. Beweging. Zij meent, dat de pers eenzijdig voorlicht, waar het de G. S. B. betreft. Kwesties, die een sen sationeel karakter dragen, mogen in ruime mate op belangstelling rekenen, maar schaarsch is de voorlichting, die betreft doel en wezen hun ner beweging. Van haar periodieke Fraternitas wordt zoo goed als geen nota genomen hoewel dit blad h.i. de meest zuivere weergave is, van wat de G.S.B. inhoudt n.l. het bevorderen van zulk een leven onder de Geref. studenten, dat ieder zich steeds meer bewust richt naar de Geref. levens- en wereldbeschouwing. Die opmerking is juist. De beweging der Geref. studenten verdient sympathieen het is niet naar den eisch der broederlijkheid om over het goede altoos maar te zwijgen, maar er ter stond bij te zijn, als er iets is, dat niet deugt. Ook ons heeft het leed gedaan, dat sommige bladen dit lied in extenso hebben afgeschreven en in breeden kring verspreid hebben, wat on getwijfeld door achteloosheid mede opgenomen was in hun bundel. Doch die achteloosheid zelf heeft ons nog meer gespeten. Er is maar weinig noodig om zijn goeden naam te verliezen. We leven in een glazen huis. Het vertrouwen in de leiders van ons volk, dat tegenwoordig toch al niet zoo bijster groot is, behoeft door achteloosheid van toekomstige leiders nog niet meer geschokt. Velen die een vooraanstaande plaats in de G.S.B. bekleeden zijn te goed bekend, dan dat er maar ook eenige twijfel bestaat of dit ge wraakte lied teekent niet den geest, maar is in Jlagranten strijd met den geest, die onze Geref. studenten bezielt. 't Was jammer, dat het er in stond. Maar 't was een vre&tnde eend in de bijt van buitenstaanders er op gewezen, hebben ze het onverklaarbaar beest er even snel weer uitgejaagd. v. D. De Partic. Synode van Zuid-Holland ten Noorden, waartoe behoort de Classis 's Graven- hage, die door de Generale Synode werd aan gewezen tot het uitschrijven van een biduur of biddag, wanneer dit noodig zou blijken, heeft de kerken uitgenoodigd Zondag 24 Januari a.s. in de Godsdienstoefeningen den arbeid der komende Generale Synode en in 't bijzonder den toestand der kerken in den gebede te gedenken. Enkele leden van de kerk te Utrecht hebben bezwaar tegen het besluit dat de kerkeraad daar, op advies van de deputaten der Generale Synode, nam in zake een Dienaar des Woords, die geschorst werd, ds. G. Met dit hun be zwaar wenden zij zich nu tot de Generale Synode van Assen. Dat is hun recht. Maar wat niet noodig was, is, dat ze alle kerkeraden met hun bezwaar in kennis stelden in een uitvoerige brochure, die aan alle kerkeraden werd toe gezonden. Die meedeeling kan niet worden verdedigd met de bewering, dat een zaak eerst in alle kerken moet leven vóór ze ter Generale Synode met vrucht kan behandeld worden. Het geldt hier een interne tuchtzaak, waarover de andere kerken dus onmogelijk kunnen oor- deelen. Nu zenden deze broeders hun brochure wel in een gesloten enveloppe, en met het opschrift „Vertrouwelijk" en verbieden ze elke overname. Met dit al wordt deze zaak alzoo toch publiek. En dat betreuren we ten zeerste Het ligt in ons voornemen eerlang wat uit voeriger voor den belangrijken arbeid van Patrimonium de aandacht te vragen. Daar de moederafdeeling in Amsterdam de vorige week haar gouden jubileum vierde, geeft ons dit aan leiding reeds nu daarvan iets te zeggen. De bladen gaven uitvoerig verslag van de feestvergadering in de groote zaal van het Concertgebouw in Amsterdam. En uit dat ver- gemis vati Jezus. Vol verlaugen naar Jezus, fflen hij in zjjn zielsbevinding wou ontmoeten voelde hij zich by oogenblikken weer diep on gelukkig. Want hy voelde Jezus niet in zijn hart. En dan kwam de gedachte: dat Jezus niet zoo gewillig was om hem zalig te maken Vierkant tegen de H. Schrift, waarin de Heiland roept en klopt en Zjjn Evangelie predikt aan alle creaturen. In dien toestand al maar speurend in zicli- zelve zit Ingelse dan op een avond by Pieter de Kraker b\j den haard. Doch laat hem zelve vertellen: (69) Zoo dan by die menschen zittende, vielen mijne oogen op de leitjes in den muur, en in zonderheid op één leitje, waarop ik twee af beeldsels van menschen zag op hun knieën liggende, met hun handen samenge ouwen, en hunne aangezichten eerbiedig naar den hemel opheffende en tot God biddende Dat was het beslissende moment Nu ziet Lourens Ingelse omhoog, hy zoekt, „als Maria by 'tgraf van Jezus", en vraagt naar Jezus buiten hem hij roept Hem aan, die in den hemel is Zie dat is geloojswerkzaamheid hier scheurt even de mist vau beviudiugsgodsdienst en komt een zondaar tegenover zjjn Zaligmaker te staan als een smeekeling. (Wordt vervolgd). Een episode uit het geestelijk leven op Walcheren omstreeks 1780. 8. door A. JANSE. Het eenige middel ter zaligheid maakt de H. Geest in zijn onmiddelijk licht alleen de uitverkorenen bekendzegt hy (52). Zoo snijdt hjj voor eenvoudige zielen, die hun hoop op Gods Woord stelden en Gods Woord geloofden den weg totaal af. Ze moeten allen den don keren weg van zelfonderzoek by onmiddellijk licht op. Waarin zeer velen hun leven lang hopeloos dwalen, als ze niet verdwalen. De verantwoor ding van alle herders, die de schapen in dat dal der schaduwen de3 doods voeren is ont zettend. Ener zijn nóg zulke „herders". Moge de Heere hun de oogen openen voor de heer lijkheid van Zjjn Woord. Zoo heeft dan de H. Geest hem nu door on middelijk licht naar Jezus verwezen. En dan gaat hjj aan het bidden en smeeken, maanden lang, zonder ook maar eenige geloofswerkzaam- heid. Hij bidt wel, maar ontvangt geen vrede Jacobus zou zeggen omdat hij kwalijk bad, zonder geloof. Maar Ingelse mocht niet zoo maargelooven. Dat er nu voldoende met hem gebeurd was om zeker te zijn van z'n zaligheid was nog lang niet zeker. Er moest méér gekend worden. De Vader en de H. Geest hadden zich aan hem geopenbaard door aanraking maar de tweede persoon van het Goddelijk Wezen was hem nog een vreemde. Dat heeft zoo enkele maanden geduurd. Zijn er nóg niet menschen, die weken in de „Drieëenheid" lagen Ondertusschen was Inge'se na een gevangen schap van bijna 5 maanden uit de gevangenis ontslagen. Samen met Willem Lous werd hij uit Zeeland, Holland en West-Friesland ver bannen. Het toevluchtsoord werd Zeeuwseh- Vlaanderen. 14 April 1779 's avonds half vyf kwamen ze met een hoogaars te Breskens aan. Hy was nog even in de Oranjepolder geweest om orde op zijn zaken te stellen en was dan door de politie naar de boot gebracht. En dan in den vreemde. Maar ook daar was geen rust. Gastvrij ont vangen door de Breskensche menschen ze zijn nóg gastvrij werden dezen telkens door de regeering tegen hen gewaarschuwd, dat ze ge vaarlijke menschen waren. Zoo trok hij dan van Breskens naar Axel, van Axel naarZaam- slag en kwam hy b\j tal van Axelsche boeren. Eigenaardig is, dat hy ze nu telkens aanduidt naar hun geestelijken staat. Z(jn weldoeners te Breskens waren onbekeerde menschen Simon Buysse was uit de aarde aardsch, wel vriendelijk, maar hun begeerten liepen tever uit elkaar om daar te blijven. Dan komt hy bij Cornell's de Vos een wonderlijk man, woor denrijk, kan veel praten uit de Schrift, maar

Krantenbank Zeeland

Zeeuwsche kerkbode, weekblad gewijd aan de belangen der gereformeerde kerken/ Zeeuwsch kerkblad | 1926 | | pagina 2