FEUILLETON.
LOURENS INGELSE.
Nadere inlichting.
Brieven uit Z.-Vlaanderen.
KERKNIEUWS.
naar lichaam en ziel, naar dat de toestand dat
meebrengt, den Heere voorstellen.
Diezelfde nalatigheid is er dan ook daarin,
dat men den staat der kerk en van het land
niet naar de gelegenheid of ongelegenheid den
Heere voordraagt.
Men kan dan ook niet bijzondere personen,
vrienden of bloedverwanten, overheden of ver
volgers in zijn gebeden gedenken. Het for
mulier immers gewaagt daar niet van.
Bijzonderlijk gevoelde Koelman dat bezwaar
in het rampspoedige jaar 1672. Hoe groot
kwaad en hoe groote zonde dit is schrijft
hij kan nu immers licht bevroed worden,
nu ons land en de kerk in zoo zwaren nood
is, nu men de zonden des lands en van allerlei
slag van belijders zou belijden en betreuren,
nu de zwarigheden zoo menigvuldig zijn en er
nog meer bedreigingen zijn.
Als zesde en laatste zonde van nalatigheid,
bij het formulier-bidden, noemt Koelmans, dat
men zoo geen bijzondere beloften aan God
doet en niet betuigt bijzondere voornemens tot
uitvoering van plichten en vermijding of doo
ding der zonden en bestrijding van verzoe
kingen, want, alweer, de formulieren spreken
maar algemeen en bevatten die bijzondere be
loften niet.
Leidt het bestendig gebruik van formulier
gebeden alzoo tot onderscheiden zonden van
nalatigheid,daardoor wordt ook veel kwaads ver
oorzaakt, dat voorkomen kon worden, wanneer
men de formuliergebeden naliet. Dat kwaad
vermeldt Koelman in z'n derden groep.
Bij hen, die steeds zich van de formulier
gebeden bedienen, is er niet een vordering in
de kunst en de bekwaamheid om te bidden.
We laten Koelman hier weer spreken met
zijn eigen woorden:
Jarenlang hebben zij zoo gebeden en zij zijn
even onbekwaam om naar voorkomende ge
legenheid een gebed te doen, want biddende
die gezette gebeden zoo wekken zij de gave
en de genade des gebeds niet op, zij verzui
men die en oefenen zich daarin niet. Zoo zijn
zij kinderen en blijven kinderen. In een kind
zou het te verdragen zijn hoewel ook niet
lang dat hij zijn begeerten met de woorden
van een ander hem voorgehouden, zou voort
brengen. Hoewel men ook niet veel ziet dat
een kind zijn nood klaagt door eens anders
woorden. Een kind van een bedelaar moge in
't eerst bedelen met de woorden van zijn va
der of moeder, maar het loopt niet lang aan
of het kan vanzelf wel breed klagen en eischen
en aanhouden met redenen, want de arme
spreekt smeekingen Spr. 18 23. Maar hier
ziet men, dat men groot wordt en even als een
kind zijn woord uit een boek leest of opzegt,
gelijk men dat in zijn kindsheid geleerd heeft.
Ja men bevindt dat de menschen vijftig, zestig
en meer jaren oud worden en nog niet zonder
die formulieren kunnen bidden. En dit is niet
alleen zoo te vinden bij lieden van klein ver
stand en kennis, maar hetwelk verbaasd moet
maken, zelfs lieden van veel kennis, lieden die
voor Staten en Prinsen en Koningen zouden
spreken, regenten van den lande, advocaten en
doctoren, zij bidden maar formulieren en kun
nen niet een gebed uit hun hart storten tot
stichting van anderen, zelfs niet vóór en na
het eten, zij houden hun versleten formuliertjes
en leeren niet verder; ja zelfs en 't is een
schande ouderlingen en diakenen, die de
voornaamsten van de gemeente moeten zijn. en
die men kranken (gelijk Jacobus toont, Jac.
5 14) en in gezelschappen meermalen moest
hooren bidden naar de gelegenheid, hebben de
bekwaamheid en de vrijmoedigheid niet om
een gebed te doen, zoo zijn ze door hun for
mulier-bidden verdorven; maar hetgeen nog
schandelijker is, ook wel predikanten worden
er gevonden, die buiten hun oude formulier
gebeden niet zouden naar alle plechtigheden
kunnen bidden. En vanwaar is dit anders dan
omdat ze zich zoo steeds gebonden hebben
aan gemaakte of gedrukte gebeden. Daartegen
over, die zich gewennen uit den geest te bid
den, worden gewoonlijk bekwaam om uitgebreid
en bewegelijk te bidden naar alle voorvallen,
zoodat ze vele leeraars zouden beschamen,
gelijk de ervaring zulks leert. Derhalve moet
men nalaten zich aan de formulieren te binden".
Een tweede bezwaar door Koelman hier ter
sprake gebracht, ziet hij hierin, dat men door
het constant gebruik van formulierbidden af
leert te kunnen meebidden met hen die uit den
Geest bidden. Zij laten dan iemand, die alzoo
voorgaat in 't gebed, alleen bidden en luisteren
Eeu episode uit het geestelijk leven op
Walcheren omstreeks 1780.
7. dooe A. JANSE.
Zoo voelde deze man, zoo meende hy, de
wedergeboorte.
Nooit had hij geweten, dat er zulk een God
was, die hem van zjjn jeugd af gedragen had.
Hy had dat uit den Bijbel geleerd. Maar dat
was maar „bevattende kennis", zegt hyniet
zaligmakende kennis. Maar ik geloof als die
kennis in „onmiddelyk licht" zaligmakend was,
dat de Boedhisten óók zaligmakende kennis
hebben. Niet onze kennis maakt ons zalig, maar
't geloof in Christus. En daarvan is hier niets
te bespeuren.
Integendeel door dat inwendig licht zag
Ingelse nu (11) dat er geen weg meer voor hem
was om. zalig te worden. Vanwege zijn zonde.
Tegen de H.S. in
Hier speelde zijn begeerte om toch vooral
diepekennis, rechteu kennis van zonde te
hebben hem parten. Dat blykt ook daaruit, dat
hy de kommer zoo zoet vond. Hy beminde nu
dat schreeuwen over zyn zonde als de adem
van zyn neus. 't Was hem levendat wroeten
in zyn on vergeef el ij ke zonde (12).
En als dan dat zalige gevoel van zondekennis
weer verdween werd de man razend. Wanneer
alleen toe maar voegen hun geest niet met
dengene, die uit den geest bidt, doch als men
begint te komen tot het bidden van het „Onze
Vader" dan zetten zij zich eerst om mee te
bidden.
Door het formulierbidden ziet men ook dat
de menschen zeer gevoed worden in hun on
wetendheid omtrent de zaken, die zij bidden,
want ze verstaan zelfs de formulieren niet, die
zij gebruiken, al hebben zij die tien, twintig
jaren gebruikt.
Al verder komen de menschen zoo tot su
perstitie, bijgeloof, te vervallen denkende dat
noodzakelijk is dat men formulieren volgt.
Door het gedurig bidden van formulieren
worden de menschen ook gevoed in onkennis
van zichzelven en bijgevolg in zorgelooze ge
rustheid, verwaandheid en zelfbedrog.
Ook wordt daardoor de onaandachtigheid
en verstrooidheid in 't bidden veroorzaakt en
gevoed, want omdat het altijd dezelfde woor
den zijn, die men bidt en men die half sla
pende en droomende kan opzeggen, zoo kan
de aandacht niet groot zijn.
Ten slotte zoo wordt veroorzaakt en besten
digd de koudheid, ijverloosheid en vadsigheid
in het bidden de echt vrome zin wordt er veel
mee ten onder gehoudenoneerbiedigheid je
gens God wordt er door gevoed.
Heij.
We ontvingen van ds. J. H. Sillevis Smitt,
naar aanleiding van wat we opmerkten over de
houding van hem en ds. B. Wielenga op de
Classis Amsterdam, een vriendelijk schrijven,
waarvan we gaarne gebruik maken om onze
lezers nader in te lichten.
Ook hij betreurt zeer dat dr. Wielenga slechts
éénmaal de Classicale Vergadering bijwoonde,
al waren er redenen, die zijn wegblijven zoo
al niet wettigden dan toch zeer begrijpelijk
maakten.
Wat hem zelf betreft verklaart hij, dat het
buitengewoon moeilijk was de vele en zware
vergaderingen zóó mee te maken dat men al
tijd in staat was de heele situatie te overzien
en alzoo zijn stem uit te brengen.
Tot op de suspectverklaring kon hij zich
vereenigen met de besluiten der classis. Daar
tegen heeft hij echter zijn bezwaar, gemotiveerd,
ingebracht. En op alle volgende vergaderingen
heeft hij zijn bezwaren en protesten niet ach
ter gehouden, wanneer hij dat noodig keurde.
Daarbij deed hij de aangename ervaring op,
dat dit door de vergadering gewaardeerd werd
er bleek een goede, broederlijke verhouding
mogelijk bij onderling meeningsverschil en
doorloopende critiek.
Het deed ons genoegen dit van ds. Sillevis
Smitt te mogen vernemen.
Heij.
LXXXIX.
Amice.
Je bent misschien wat nieuwsgierig hoe we
het hier in Vlaanderen met het water maken.
Zeeland heeft zijn naam aan dit element ont
leend, en ik ken wel heel wat Hollanders, die
meenen, dat ze alleen met levensgevaar de
Schelde kunnen over steken, om na veilig op
't droge gekomen te zijn, in de Zeeuwsche
moeraskoortsen toch nog een belager van hun
gezondheid in ons waterland te ontmoeten.
Wat die moeraskoortsen betreft, oude men
schen schijnen daar in hun tijd werkelijk nog1
wat van geweten te hebbenen de ongelukken
bij de overvaart over de Schelde, ik denk als
de statistiek van b.v. de Westlandsche stoom
tram die uit onze Residentie naar 't Zuiden
gaat, en die van onze snelle provinciale stoom-
booten eens naast elkaar gelegd werden, dat
ge de rivier die langs onze eilanden stroomt,
een veiliger baan zoudt achten dan de straat
weg naar Loosduinen.
Maar als je een slechten naam hebt, ook al
ben je daar niet eerlijk aangekomen, doe je er
niet veel tegen Het is 't gewone geval in het
leven. Je merkt het zelfs bij Kerkeraadsverkie-
zingen. Daar zijn altoos zoo'n groep van broe
ders, die zoo ongeveer elk jaar hetzelfde aantal
stemmen op de groslijst hebben, en die het bij
het samenstellen van de candidatenlijst nooit
halenof als ze het tot op de candidatenlijst
gehaald hebben, nooit een voldoende aantal
stemmen behalen om gekozen te worden ver
klaard.
hy maar kon weenen en bidden, wanneer maar
van de angsten het zweet hem tappelings langs
't voorhoofd liep, ondanks de bittere kou in
z'n cel, dan was het hem toch goed. Maar als
dat gevoel verdween en plaats maakte voor
kalmte, dan begon zjjn verstand te spreken
't is maar droefheid om de straf, 't geeft ook al
niets. En dan kwamen de vloeken op hem neer.
De menschen, de beesten, de steenen en de
balken van z'n cel, alles vloekte hem (44).
En dat alles werd hem aangezegdmeende
hij. Als hij byv. een kraai hoorde krassen, dan
kwam dat beest hem van Godswege aanzeggen
wat een booswicht hy was. (Heet dat in den
Bijbel nietacht geven op vogelgeschrei Wat
is de mensch zonder Gods Woord!)
Dan liep hy te bidden, te kermen, te lamen-
teeren dat men het buiten hoorde (41).
Hjj zag zich „in Gods eigen licht" zoo vol
maakt boos als de duivels, zegt hij.
Ja, op een avond kwam de duivel zelf met
groot gedruisch door den schoorsteen. Toen
bepaalde God in zijn onmiddelijk licht hem er
bij, dat hjj nog erger was dan de duivelen. Ja,
hij had de duivelen evenveel eer kunnen be
wijzen wegens hun meerderheid dan hij nu
Prins Willem V eerde (46). Zoo valt deze man
door z'n gewilde zondekennis in duivelen-
dienst.
Verder hoorde hij een stem, dat God ver
boden had voor hem te bidden. (Hij voelt hier
't geval van Jeremia iü, zonder het te verstaan.
Gij ziet weer hoe gevaarlijk dat invoelen van
de Schrift is en 'tkomt nog voor in Walche
ren.)
Waar dit in zit, kun je soms raden. Maar
soms ook niet. De gemeente staat tegenover
sommigen dier broeders zooals de Hollanders
tegenover de Zeeuwsche stroomen. Ze zijn er
wat bang vanis 't niet van verdrinken dan
toch van koorts. Het zou ook kunnen, dat het
wat meeviel, zooals de Zeeuwen weten van de
Schelde.
Maar ik zou je van het water vertellen.
Hier in Vlaanderen valt dit voor zoover ik
het gezien heb nog al mee. We liggen nog al
hoog. Maar het heeft bij enkele polders toch
wel gespannen, 't Gerucht liep, dat er een dijk
doorgebroken was. Waar zulk een gerucht van
daan komt, weet je net zoo min, als wie de
eerste zegsman is van een kwaad gerucht over
den naaste.
Die dijkdoorbraakgeruchten, als er hoogstens
nog maar bij onderzoek wat kwelwater is,
hebben de kerkeraden al wat moeite bezorgd.
Een enkele polder kwam ik voorbij waar ook
de wegen onder water stonden. Van de straat
klinkers was niets te zien. Alleen paaltjes langs
den weg gaven de richting aan. Een wagen
was er door gegaan't was te zien aan het
stukgestooten ijs. Een gevaarlijk pad, dacht ik
maar voor wie den weg kent en zich naar de
palen richt, die houdt toch vasten grond onder
de voeten al ziet hij de steenen niet; na een
paar honderd meter kwam de weg weer droog.
Je kunt heel wat ondernemen in't leven, Amice,
al is je weg wat ondergeloopen, en 't voort
gaan lastig en koud; wanneer je maar een
goeden gids hebt die het pad kent, en je houdt
koers naar de aanwijzingen van Gods Woord.
Wat een rampen treffen overigens ons Vader
land kort op elkander. Eerst de storm; nu na
weinig maanden de watersnood.
Gods Woord zegt dat zulke rampen predi
king zijnWanneer Gods oordeelen op de
aarde zijn, zoo leeren de inwoners der wereld
gerechtigheid. Het is een taal die zelfs heide
nen verstonden. Een hunner schrijvers zegt:
„De goden worden meer geëerd door ellen-
digen dan door gelukkigen", en een ander:
„Tegenspoed vermaant tot religie".
Het is echter wel jammer, dat slechts nood
velen leert bidden. Schooner ware het, wan
neer wij ook in voorspoed ijverig waren om
den Heere te vreezen. Intusschen is het te
hopen, dat deze ramp zulk een heilzaam ge
volg hebben mag.
Schoon is bij zulke gelegenheden altijd de
groote offervaardigheid uit alle kringen des
volks. Dat is een zeer goede karaktertrek in
ons volk.
Ge zult me wel toestaan, mijn verhaal over
't bezoek aan Duitschland uit te stellenik
wilde je n.l. een paar regels onder de oogen
brengen die ik in N.-Holl. Kerkblad las van de
hand van prof. Grosheide. Ik denk dat ze stich
telijk zijn en tot inkeer kunnen brengen.
„In verband met de zaak Geelkerken zijn
zeker verschillende dingen naar voren ge
komen. Dingen die we wel wisten, maar
die zich nu in duidelijker gedaante hebben
vertoond. Eén is wel dit, dat we allen
meenen leiders te kunnen zijn en ons dus
door niemand laten leiden. Hierin schuilt
een gevaar. Er zijn ook in onzen tijd men
schen, die het weten en niet weten. En
het algemeen verschijnsel van onzen tijd,
dat men aan heiden gelijk recht van spreken
geven wil, treedt ook onder ons aan den
dag.
Ongelijk erkennen blijft ten allen tijde
moeilijk. Zoo verliezen wij onze kracht in
perspolemiek die, afgedacht dan als het
gaat om dingen, die allen belang inboeze
men, niet den minsten zin heeft
We hebben den tijd gekend, dat een paar
het zeggen mochten, en dat heeft wel eens
bezwaren gehad. Ik voor mij heb zulk een
tijd liever, dan een waarin niemand zich
laat gezeggen".
'tls scherp, maar juist.
Eén opmerking slechtsIs voor het zich laten
gezeggen door een paar, niet in de eerste plaats
noodig, dat die paar toonaangevers zelf niet
al te veel verschillen. We zijn het te hartelijk
eens met prof. G. om het eenigszins ongunstig
tegenover zijn opmerking te bedoelen, maar als
er geen richters zijn, of de richters het zoo
publiekelijk toonen niet met elkaar eens te zijn,
is het dan wonder dat een ieder doet wat recht
is in zijn oogen.
En ten slotte de verstandige die het zeggen
kan zich verborgen houdt vanwege den boozen
tijd? v. D.
Doch toen kwam er een bode van Abraham
Janse hem aanzeggen, dat deze voor bem had
gebeden en dat zijn gebed verhoord was. Dat
gaf een oogenblik troost. (Klinkt dat weer niet
erg Roomsch (46).
Zelf bad hjj ook maar dat was voor God
maar getier, een stank in Zyne neusgaten. In
dien ik voor God op de knieën viel zou de
aarde zich openen als bij Korach, Dathan en
Abiram en zou ik levend ter helle varen.
Hier is weer dat invoelen en de zenuwspanning
is hier op het uiterste gekomen. Finale licha
melijke uitputting moest wel 't gevolg zijn.
Eten deed hjj haast niet, slapen met de hel
voor oogen durfde hij niet dat was zonde
en drinken moest hjj ontzettend veel
In zulk een toestand is een crisis te wachten.
Volslagen krankzinnigheid óf omslaan in geest
vervoering. Het laatste kwam plotseling.
De H. Geest vroeg hem of hij bidden wou
maar hjj kon niet dan of hij zuchten
wou maar hjj bleef onvermogend tot zuch
ten Ge ziet hier de doorwerking van de
leer van de Ijjdeljjkheid des menschen bij de
bekeering. De man, die zooveel gebeden had
maakte zich wjjs, dat hij niet bidden kon, de
radelooze zweeter in den kerker hield zich on
vermogend tot zuchten
En in die spanning der ziel kwam de crisis
een weldadige kracht aan mijn lichaam
een heerlijk gevoel drong in mjjn bloed, van
onderen op en een heerljjke gevoelige roering
trok door mjjn geheele lichaam tot aan mjjn
hart. 'tWas of hjj 't besterven zou, maar neen
hjj werd met vader Jacob levendig.
BEROEPEN TE
TijnjeH. Brink, cancl. te Hoogersmilde.
Oldeboorn, Zuidwolde (Dr.), Rottevalle en Waard
huizen: B. Bouma, cand. te Koudum (Fr).
OnderdendamH. Brink, cand. te Hoogersmilde.
Hijlaard: J. van Dijk. cand. te Oudega (Small).
Baambrugge: J. P. C. ten Brink, cand. te Apeldoorn.
AANGENOMEN NAAR
Rijnsburg J. de Waard te Bunschoten.
Maarssen. Zondagavond nam ds. B. Alkema
wegens vertrek naar Soest afscheid van de gemeente
naar aanleiding van Openbaring 3—11 2de gedeelte:
Houd wat gij hebt, opdat niemand uw kroon neme.
De komende Generale Synode. De Part. Synode
van Zuid-Holland ten Noorden, heeft de Kerken
uitgenoodigd Zondag 24 Jan. a.s. in de godsdienst
oefeningen den arbeid der komende Generale Synode
en in 't bijzonder den toestand der Kerken in den
gebede te gedenken.
De Generale Synode der Geref. Kerken. Als
aanvulling op de lijst van afgevaardigden deelen we
mede, dat, ouderling A. Punt, van Leerdam, primus
afgevaardigde van Zuid-Holland (Z.-D.) is en dat
ouderling B. Looyenga van Ijlst, primus- en ouderling
T.. v. d. Wal, van Garijp, secundus-afgevaardigde is
van Friesland (Z. D.).
In de Part. Synode der Kerken van Zuid-Holland-
Zuid werd besloten, de Generale Synode te adviseeren
de zaak-Geelkerken niet naar de classis Amsterdam
terug te zenden, doch zelf te behandelen.
De Particuliere Synode van de Kerken van
Friesland—Noordelijk gedeelte, heeft aangenomen een
voorstel, om niets aan de a.s. Generale Synode te
adviseeren.
Te Amsterdam-Zuid heeft zich een Comité ge
vormd, dat zich ten doel stelt ds. A. van Dijken,
emeritus-predikant, der Kerk van Amsterdam-Zuid,
te huldigen.
Het voornemeen bestaat hem een stoffelijk blijk van
hulde aan te bieden, waarvoor de medewerking van
een ieder wordt ingeroepen.
In samenwerking met het bestaande comité van
oud-catechisanten zal aan ds. v. Dijken en echtgenoote
op een nader te bepalen datum in een samenkomst
het huldeblijk worden overhandigd.
Dinsdagmiddag werd te Axel ter aarde besteld
het stoffelijk overschot van ds. P. de Putter, ein.-
predikant van de Kerk van Ambt-Vollenhove A, welke
gemeente hij mocht, dienen van 1909 tot 1911. Slechts
korten tijd was het ds. Putter vergund naar den
wensch van zijn hart den Heere in de Evangelie
prediking te dienen, daar ziekte hem dit onmogelijk
maakte. Sedert woonde hij te Axel, waar hij ten spijt
van zijn lijden, jarenlang het ambt van gemeente
ontvanger mocht uitoefenen.
Aan de groeve werd gesproken door ds. J. S. Post,
van Axel, die den overledene herdacht als ambts
broeder, een man, die veel had moeten ontberen,
maar die te midden van zijn worstelingen het geloof
had behouden. De heer F. Blok sprak namens het
gemeentebestuur, dat aanwezig was.
Ds. J. M. Mulder, van Ermelo-Veldwijk, sprak woor
den van dank namens de weduwe en kinderen, en
namens de familie.
Het Geref. Comité voor Radio-lverkdienstuitzen-
ding deelt mede, dat door bemiddeling van de Chr.
Radio-Vereeniging gedurende 1 Jan.1 Oct. van dit
jaar 24 kerkdienstuitzendingen, n.l. 10 morgen- en
14 avonddiensten, zullen plaats vinden.
Tal van Kerken hebben zich bereid verklaard, om
deze diensten waar te nemen. De verdeeling der
beurten geschiedt met de meeste zorgvuldigheid. De
sprekers en data zullen worden vastgesteld.
Verschenen is Op weg naar de Synode van dr.
J. G. Geelkerken. Aan het slot van dit vlugschrift
geeft de schrijver zijn blik op de oplossing van bet.
vraagstuk. Dit deel laten we hier volgen
„En wat nu tenslotte mijn kijk op de oplossing
der gerezen moeilijkheden betreft. Vóór alle dingen
en wat mij persoonlijk aangaat, moet ik er op blij
ven staan, dat de zoo onrechtmatig over mij uitge
sproken „suspectverklaring" volledig opgeheven worde,
en ik ondubbelzinnig en geheel hersteld worde in
mijn ongerepte positie, eer en goeden naam als Die
naar des Woords.
En als dat is geschied, maar ook niet eerder,
en dus geheel los van „de zaak-Geelkerken", die er
dan niet meer is ben ik ten volle bereid om des-
gewenscht, èn als predikant èn als theoloog naar
mijn krachten mede te werken aan een behandeling
van de onderscheiden vraagstukken van theologischen
aard, welke naar aanleiding van genoemde „zaak"
nu op den voorgrond zijn gekomen. Kortom, in dezen
sluit ik mij over het algemeen gaarne aan bij wat de
brochure „Ons aller Moeder" dienaangaande behelst,
een vlugschrift, welks verschijning en inhoud ik ook
overigens in meer dan één opzicht ten zeerste
waardeer.
Ik zal mij wel wachten der a.s. Synode van Assen
ook maar eenigermate haar gedragslijn aan te wijzen.
Mocht zij echter in de hier en, naar ik met vol
doening constateerde, ook elders uitgestippelde
Wat was dat
Dat kon niet anders zijn dan de aanraking
Gods.
God de H. Geest raakte mij aan de arme
man wist 't natuurlijk niet-, dat vele monniken
en nonnen hetzelfde verschijnsel beleefden.
O, zegt hy, wat viel ik nu zoet en zacht
naar God toe en de H. Geest was zoo goed (41)
wat was er nu een blijdschap.
En wat liet de H. Geest hem nu zien
Hy liet my in zyn eigen onmiddelyk licht
klaar zien ja wat?dat er een middel
was om zalig te worden, hetgeen ik vroeger
nooit gezien of geweten had (51).
Is het niet schrikkelijk Zulk een onkunde
en dwaling bij onze overgrootouders, die Ge
reformeerd heetten en die ijverden voor de
zuivere religie
En die geest is er nog, die onkunde is er
nóg om ons heen by niet weinigen in
Zeeland. Er leven nu nog menschen, die ver
tellen kunnen hoe onuitsprekelijk bly ze waren
toen ze na maandenlangen stryd ontdekten,
dat er een middel was voor hen om zalig te
worden. Is het niet schrikkelijk? O, laten we
toch overal waar we kunnen dien dwaalgeest
tegenstaan, die ons volk verblindt, zoodat ze
de gezonde woorden van onzen Heere Jezus
Christus niet eens willen hooren om in zelf
onderzoek hun heil te zoeken.
Van dat middel der H.S. geloof in den
Heere Jezus en gy zult zalig worden, gij en
uw huis, wou Ingelse ook later niet weten.
(Wordt vervolgd).