FEUILLETON. LOURENS INGELSE. Nadere inlichting. Brieven uit Z.-Vlaanderen. KERKNIEUWS. naar lichaam en ziel, naar dat de toestand dat meebrengt, den Heere voorstellen. Diezelfde nalatigheid is er dan ook daarin, dat men den staat der kerk en van het land niet naar de gelegenheid of ongelegenheid den Heere voordraagt. Men kan dan ook niet bijzondere personen, vrienden of bloedverwanten, overheden of ver volgers in zijn gebeden gedenken. Het for mulier immers gewaagt daar niet van. Bijzonderlijk gevoelde Koelman dat bezwaar in het rampspoedige jaar 1672. Hoe groot kwaad en hoe groote zonde dit is schrijft hij kan nu immers licht bevroed worden, nu ons land en de kerk in zoo zwaren nood is, nu men de zonden des lands en van allerlei slag van belijders zou belijden en betreuren, nu de zwarigheden zoo menigvuldig zijn en er nog meer bedreigingen zijn. Als zesde en laatste zonde van nalatigheid, bij het formulier-bidden, noemt Koelmans, dat men zoo geen bijzondere beloften aan God doet en niet betuigt bijzondere voornemens tot uitvoering van plichten en vermijding of doo ding der zonden en bestrijding van verzoe kingen, want, alweer, de formulieren spreken maar algemeen en bevatten die bijzondere be loften niet. Leidt het bestendig gebruik van formulier gebeden alzoo tot onderscheiden zonden van nalatigheid,daardoor wordt ook veel kwaads ver oorzaakt, dat voorkomen kon worden, wanneer men de formuliergebeden naliet. Dat kwaad vermeldt Koelman in z'n derden groep. Bij hen, die steeds zich van de formulier gebeden bedienen, is er niet een vordering in de kunst en de bekwaamheid om te bidden. We laten Koelman hier weer spreken met zijn eigen woorden: Jarenlang hebben zij zoo gebeden en zij zijn even onbekwaam om naar voorkomende ge legenheid een gebed te doen, want biddende die gezette gebeden zoo wekken zij de gave en de genade des gebeds niet op, zij verzui men die en oefenen zich daarin niet. Zoo zijn zij kinderen en blijven kinderen. In een kind zou het te verdragen zijn hoewel ook niet lang dat hij zijn begeerten met de woorden van een ander hem voorgehouden, zou voort brengen. Hoewel men ook niet veel ziet dat een kind zijn nood klaagt door eens anders woorden. Een kind van een bedelaar moge in 't eerst bedelen met de woorden van zijn va der of moeder, maar het loopt niet lang aan of het kan vanzelf wel breed klagen en eischen en aanhouden met redenen, want de arme spreekt smeekingen Spr. 18 23. Maar hier ziet men, dat men groot wordt en even als een kind zijn woord uit een boek leest of opzegt, gelijk men dat in zijn kindsheid geleerd heeft. Ja men bevindt dat de menschen vijftig, zestig en meer jaren oud worden en nog niet zonder die formulieren kunnen bidden. En dit is niet alleen zoo te vinden bij lieden van klein ver stand en kennis, maar hetwelk verbaasd moet maken, zelfs lieden van veel kennis, lieden die voor Staten en Prinsen en Koningen zouden spreken, regenten van den lande, advocaten en doctoren, zij bidden maar formulieren en kun nen niet een gebed uit hun hart storten tot stichting van anderen, zelfs niet vóór en na het eten, zij houden hun versleten formuliertjes en leeren niet verder; ja zelfs en 't is een schande ouderlingen en diakenen, die de voornaamsten van de gemeente moeten zijn. en die men kranken (gelijk Jacobus toont, Jac. 5 14) en in gezelschappen meermalen moest hooren bidden naar de gelegenheid, hebben de bekwaamheid en de vrijmoedigheid niet om een gebed te doen, zoo zijn ze door hun for mulier-bidden verdorven; maar hetgeen nog schandelijker is, ook wel predikanten worden er gevonden, die buiten hun oude formulier gebeden niet zouden naar alle plechtigheden kunnen bidden. En vanwaar is dit anders dan omdat ze zich zoo steeds gebonden hebben aan gemaakte of gedrukte gebeden. Daartegen over, die zich gewennen uit den geest te bid den, worden gewoonlijk bekwaam om uitgebreid en bewegelijk te bidden naar alle voorvallen, zoodat ze vele leeraars zouden beschamen, gelijk de ervaring zulks leert. Derhalve moet men nalaten zich aan de formulieren te binden". Een tweede bezwaar door Koelman hier ter sprake gebracht, ziet hij hierin, dat men door het constant gebruik van formulierbidden af leert te kunnen meebidden met hen die uit den Geest bidden. Zij laten dan iemand, die alzoo voorgaat in 't gebed, alleen bidden en luisteren Eeu episode uit het geestelijk leven op Walcheren omstreeks 1780. 7. dooe A. JANSE. Zoo voelde deze man, zoo meende hy, de wedergeboorte. Nooit had hij geweten, dat er zulk een God was, die hem van zjjn jeugd af gedragen had. Hy had dat uit den Bijbel geleerd. Maar dat was maar „bevattende kennis", zegt hyniet zaligmakende kennis. Maar ik geloof als die kennis in „onmiddelyk licht" zaligmakend was, dat de Boedhisten óók zaligmakende kennis hebben. Niet onze kennis maakt ons zalig, maar 't geloof in Christus. En daarvan is hier niets te bespeuren. Integendeel door dat inwendig licht zag Ingelse nu (11) dat er geen weg meer voor hem was om. zalig te worden. Vanwege zijn zonde. Tegen de H.S. in Hier speelde zijn begeerte om toch vooral diepekennis, rechteu kennis van zonde te hebben hem parten. Dat blykt ook daaruit, dat hy de kommer zoo zoet vond. Hy beminde nu dat schreeuwen over zyn zonde als de adem van zyn neus. 't Was hem levendat wroeten in zyn on vergeef el ij ke zonde (12). En als dan dat zalige gevoel van zondekennis weer verdween werd de man razend. Wanneer alleen toe maar voegen hun geest niet met dengene, die uit den geest bidt, doch als men begint te komen tot het bidden van het „Onze Vader" dan zetten zij zich eerst om mee te bidden. Door het formulierbidden ziet men ook dat de menschen zeer gevoed worden in hun on wetendheid omtrent de zaken, die zij bidden, want ze verstaan zelfs de formulieren niet, die zij gebruiken, al hebben zij die tien, twintig jaren gebruikt. Al verder komen de menschen zoo tot su perstitie, bijgeloof, te vervallen denkende dat noodzakelijk is dat men formulieren volgt. Door het gedurig bidden van formulieren worden de menschen ook gevoed in onkennis van zichzelven en bijgevolg in zorgelooze ge rustheid, verwaandheid en zelfbedrog. Ook wordt daardoor de onaandachtigheid en verstrooidheid in 't bidden veroorzaakt en gevoed, want omdat het altijd dezelfde woor den zijn, die men bidt en men die half sla pende en droomende kan opzeggen, zoo kan de aandacht niet groot zijn. Ten slotte zoo wordt veroorzaakt en besten digd de koudheid, ijverloosheid en vadsigheid in het bidden de echt vrome zin wordt er veel mee ten onder gehoudenoneerbiedigheid je gens God wordt er door gevoed. Heij. We ontvingen van ds. J. H. Sillevis Smitt, naar aanleiding van wat we opmerkten over de houding van hem en ds. B. Wielenga op de Classis Amsterdam, een vriendelijk schrijven, waarvan we gaarne gebruik maken om onze lezers nader in te lichten. Ook hij betreurt zeer dat dr. Wielenga slechts éénmaal de Classicale Vergadering bijwoonde, al waren er redenen, die zijn wegblijven zoo al niet wettigden dan toch zeer begrijpelijk maakten. Wat hem zelf betreft verklaart hij, dat het buitengewoon moeilijk was de vele en zware vergaderingen zóó mee te maken dat men al tijd in staat was de heele situatie te overzien en alzoo zijn stem uit te brengen. Tot op de suspectverklaring kon hij zich vereenigen met de besluiten der classis. Daar tegen heeft hij echter zijn bezwaar, gemotiveerd, ingebracht. En op alle volgende vergaderingen heeft hij zijn bezwaren en protesten niet ach ter gehouden, wanneer hij dat noodig keurde. Daarbij deed hij de aangename ervaring op, dat dit door de vergadering gewaardeerd werd er bleek een goede, broederlijke verhouding mogelijk bij onderling meeningsverschil en doorloopende critiek. Het deed ons genoegen dit van ds. Sillevis Smitt te mogen vernemen. Heij. LXXXIX. Amice. Je bent misschien wat nieuwsgierig hoe we het hier in Vlaanderen met het water maken. Zeeland heeft zijn naam aan dit element ont leend, en ik ken wel heel wat Hollanders, die meenen, dat ze alleen met levensgevaar de Schelde kunnen over steken, om na veilig op 't droge gekomen te zijn, in de Zeeuwsche moeraskoortsen toch nog een belager van hun gezondheid in ons waterland te ontmoeten. Wat die moeraskoortsen betreft, oude men schen schijnen daar in hun tijd werkelijk nog1 wat van geweten te hebbenen de ongelukken bij de overvaart over de Schelde, ik denk als de statistiek van b.v. de Westlandsche stoom tram die uit onze Residentie naar 't Zuiden gaat, en die van onze snelle provinciale stoom- booten eens naast elkaar gelegd werden, dat ge de rivier die langs onze eilanden stroomt, een veiliger baan zoudt achten dan de straat weg naar Loosduinen. Maar als je een slechten naam hebt, ook al ben je daar niet eerlijk aangekomen, doe je er niet veel tegen Het is 't gewone geval in het leven. Je merkt het zelfs bij Kerkeraadsverkie- zingen. Daar zijn altoos zoo'n groep van broe ders, die zoo ongeveer elk jaar hetzelfde aantal stemmen op de groslijst hebben, en die het bij het samenstellen van de candidatenlijst nooit halenof als ze het tot op de candidatenlijst gehaald hebben, nooit een voldoende aantal stemmen behalen om gekozen te worden ver klaard. hy maar kon weenen en bidden, wanneer maar van de angsten het zweet hem tappelings langs 't voorhoofd liep, ondanks de bittere kou in z'n cel, dan was het hem toch goed. Maar als dat gevoel verdween en plaats maakte voor kalmte, dan begon zjjn verstand te spreken 't is maar droefheid om de straf, 't geeft ook al niets. En dan kwamen de vloeken op hem neer. De menschen, de beesten, de steenen en de balken van z'n cel, alles vloekte hem (44). En dat alles werd hem aangezegdmeende hij. Als hij byv. een kraai hoorde krassen, dan kwam dat beest hem van Godswege aanzeggen wat een booswicht hy was. (Heet dat in den Bijbel nietacht geven op vogelgeschrei Wat is de mensch zonder Gods Woord!) Dan liep hy te bidden, te kermen, te lamen- teeren dat men het buiten hoorde (41). Hjj zag zich „in Gods eigen licht" zoo vol maakt boos als de duivels, zegt hij. Ja, op een avond kwam de duivel zelf met groot gedruisch door den schoorsteen. Toen bepaalde God in zijn onmiddelijk licht hem er bij, dat hjj nog erger was dan de duivelen. Ja, hij had de duivelen evenveel eer kunnen be wijzen wegens hun meerderheid dan hij nu Prins Willem V eerde (46). Zoo valt deze man door z'n gewilde zondekennis in duivelen- dienst. Verder hoorde hij een stem, dat God ver boden had voor hem te bidden. (Hij voelt hier 't geval van Jeremia iü, zonder het te verstaan. Gij ziet weer hoe gevaarlijk dat invoelen van de Schrift is en 'tkomt nog voor in Walche ren.) Waar dit in zit, kun je soms raden. Maar soms ook niet. De gemeente staat tegenover sommigen dier broeders zooals de Hollanders tegenover de Zeeuwsche stroomen. Ze zijn er wat bang vanis 't niet van verdrinken dan toch van koorts. Het zou ook kunnen, dat het wat meeviel, zooals de Zeeuwen weten van de Schelde. Maar ik zou je van het water vertellen. Hier in Vlaanderen valt dit voor zoover ik het gezien heb nog al mee. We liggen nog al hoog. Maar het heeft bij enkele polders toch wel gespannen, 't Gerucht liep, dat er een dijk doorgebroken was. Waar zulk een gerucht van daan komt, weet je net zoo min, als wie de eerste zegsman is van een kwaad gerucht over den naaste. Die dijkdoorbraakgeruchten, als er hoogstens nog maar bij onderzoek wat kwelwater is, hebben de kerkeraden al wat moeite bezorgd. Een enkele polder kwam ik voorbij waar ook de wegen onder water stonden. Van de straat klinkers was niets te zien. Alleen paaltjes langs den weg gaven de richting aan. Een wagen was er door gegaan't was te zien aan het stukgestooten ijs. Een gevaarlijk pad, dacht ik maar voor wie den weg kent en zich naar de palen richt, die houdt toch vasten grond onder de voeten al ziet hij de steenen niet; na een paar honderd meter kwam de weg weer droog. Je kunt heel wat ondernemen in't leven, Amice, al is je weg wat ondergeloopen, en 't voort gaan lastig en koud; wanneer je maar een goeden gids hebt die het pad kent, en je houdt koers naar de aanwijzingen van Gods Woord. Wat een rampen treffen overigens ons Vader land kort op elkander. Eerst de storm; nu na weinig maanden de watersnood. Gods Woord zegt dat zulke rampen predi king zijnWanneer Gods oordeelen op de aarde zijn, zoo leeren de inwoners der wereld gerechtigheid. Het is een taal die zelfs heide nen verstonden. Een hunner schrijvers zegt: „De goden worden meer geëerd door ellen- digen dan door gelukkigen", en een ander: „Tegenspoed vermaant tot religie". Het is echter wel jammer, dat slechts nood velen leert bidden. Schooner ware het, wan neer wij ook in voorspoed ijverig waren om den Heere te vreezen. Intusschen is het te hopen, dat deze ramp zulk een heilzaam ge volg hebben mag. Schoon is bij zulke gelegenheden altijd de groote offervaardigheid uit alle kringen des volks. Dat is een zeer goede karaktertrek in ons volk. Ge zult me wel toestaan, mijn verhaal over 't bezoek aan Duitschland uit te stellenik wilde je n.l. een paar regels onder de oogen brengen die ik in N.-Holl. Kerkblad las van de hand van prof. Grosheide. Ik denk dat ze stich telijk zijn en tot inkeer kunnen brengen. „In verband met de zaak Geelkerken zijn zeker verschillende dingen naar voren ge komen. Dingen die we wel wisten, maar die zich nu in duidelijker gedaante hebben vertoond. Eén is wel dit, dat we allen meenen leiders te kunnen zijn en ons dus door niemand laten leiden. Hierin schuilt een gevaar. Er zijn ook in onzen tijd men schen, die het weten en niet weten. En het algemeen verschijnsel van onzen tijd, dat men aan heiden gelijk recht van spreken geven wil, treedt ook onder ons aan den dag. Ongelijk erkennen blijft ten allen tijde moeilijk. Zoo verliezen wij onze kracht in perspolemiek die, afgedacht dan als het gaat om dingen, die allen belang inboeze men, niet den minsten zin heeft We hebben den tijd gekend, dat een paar het zeggen mochten, en dat heeft wel eens bezwaren gehad. Ik voor mij heb zulk een tijd liever, dan een waarin niemand zich laat gezeggen". 'tls scherp, maar juist. Eén opmerking slechtsIs voor het zich laten gezeggen door een paar, niet in de eerste plaats noodig, dat die paar toonaangevers zelf niet al te veel verschillen. We zijn het te hartelijk eens met prof. G. om het eenigszins ongunstig tegenover zijn opmerking te bedoelen, maar als er geen richters zijn, of de richters het zoo publiekelijk toonen niet met elkaar eens te zijn, is het dan wonder dat een ieder doet wat recht is in zijn oogen. En ten slotte de verstandige die het zeggen kan zich verborgen houdt vanwege den boozen tijd? v. D. Doch toen kwam er een bode van Abraham Janse hem aanzeggen, dat deze voor bem had gebeden en dat zijn gebed verhoord was. Dat gaf een oogenblik troost. (Klinkt dat weer niet erg Roomsch (46). Zelf bad hjj ook maar dat was voor God maar getier, een stank in Zyne neusgaten. In dien ik voor God op de knieën viel zou de aarde zich openen als bij Korach, Dathan en Abiram en zou ik levend ter helle varen. Hier is weer dat invoelen en de zenuwspanning is hier op het uiterste gekomen. Finale licha melijke uitputting moest wel 't gevolg zijn. Eten deed hjj haast niet, slapen met de hel voor oogen durfde hij niet dat was zonde en drinken moest hjj ontzettend veel In zulk een toestand is een crisis te wachten. Volslagen krankzinnigheid óf omslaan in geest vervoering. Het laatste kwam plotseling. De H. Geest vroeg hem of hij bidden wou maar hjj kon niet dan of hij zuchten wou maar hjj bleef onvermogend tot zuch ten Ge ziet hier de doorwerking van de leer van de Ijjdeljjkheid des menschen bij de bekeering. De man, die zooveel gebeden had maakte zich wjjs, dat hij niet bidden kon, de radelooze zweeter in den kerker hield zich on vermogend tot zuchten En in die spanning der ziel kwam de crisis een weldadige kracht aan mijn lichaam een heerlijk gevoel drong in mjjn bloed, van onderen op en een heerljjke gevoelige roering trok door mjjn geheele lichaam tot aan mjjn hart. 'tWas of hjj 't besterven zou, maar neen hjj werd met vader Jacob levendig. BEROEPEN TE TijnjeH. Brink, cancl. te Hoogersmilde. Oldeboorn, Zuidwolde (Dr.), Rottevalle en Waard huizen: B. Bouma, cand. te Koudum (Fr). OnderdendamH. Brink, cand. te Hoogersmilde. Hijlaard: J. van Dijk. cand. te Oudega (Small). Baambrugge: J. P. C. ten Brink, cand. te Apeldoorn. AANGENOMEN NAAR Rijnsburg J. de Waard te Bunschoten. Maarssen. Zondagavond nam ds. B. Alkema wegens vertrek naar Soest afscheid van de gemeente naar aanleiding van Openbaring 3—11 2de gedeelte: Houd wat gij hebt, opdat niemand uw kroon neme. De komende Generale Synode. De Part. Synode van Zuid-Holland ten Noorden, heeft de Kerken uitgenoodigd Zondag 24 Jan. a.s. in de godsdienst oefeningen den arbeid der komende Generale Synode en in 't bijzonder den toestand der Kerken in den gebede te gedenken. De Generale Synode der Geref. Kerken. Als aanvulling op de lijst van afgevaardigden deelen we mede, dat, ouderling A. Punt, van Leerdam, primus afgevaardigde van Zuid-Holland (Z.-D.) is en dat ouderling B. Looyenga van Ijlst, primus- en ouderling T.. v. d. Wal, van Garijp, secundus-afgevaardigde is van Friesland (Z. D.). In de Part. Synode der Kerken van Zuid-Holland- Zuid werd besloten, de Generale Synode te adviseeren de zaak-Geelkerken niet naar de classis Amsterdam terug te zenden, doch zelf te behandelen. De Particuliere Synode van de Kerken van Friesland—Noordelijk gedeelte, heeft aangenomen een voorstel, om niets aan de a.s. Generale Synode te adviseeren. Te Amsterdam-Zuid heeft zich een Comité ge vormd, dat zich ten doel stelt ds. A. van Dijken, emeritus-predikant, der Kerk van Amsterdam-Zuid, te huldigen. Het voornemeen bestaat hem een stoffelijk blijk van hulde aan te bieden, waarvoor de medewerking van een ieder wordt ingeroepen. In samenwerking met het bestaande comité van oud-catechisanten zal aan ds. v. Dijken en echtgenoote op een nader te bepalen datum in een samenkomst het huldeblijk worden overhandigd. Dinsdagmiddag werd te Axel ter aarde besteld het stoffelijk overschot van ds. P. de Putter, ein.- predikant van de Kerk van Ambt-Vollenhove A, welke gemeente hij mocht, dienen van 1909 tot 1911. Slechts korten tijd was het ds. Putter vergund naar den wensch van zijn hart den Heere in de Evangelie prediking te dienen, daar ziekte hem dit onmogelijk maakte. Sedert woonde hij te Axel, waar hij ten spijt van zijn lijden, jarenlang het ambt van gemeente ontvanger mocht uitoefenen. Aan de groeve werd gesproken door ds. J. S. Post, van Axel, die den overledene herdacht als ambts broeder, een man, die veel had moeten ontberen, maar die te midden van zijn worstelingen het geloof had behouden. De heer F. Blok sprak namens het gemeentebestuur, dat aanwezig was. Ds. J. M. Mulder, van Ermelo-Veldwijk, sprak woor den van dank namens de weduwe en kinderen, en namens de familie. Het Geref. Comité voor Radio-lverkdienstuitzen- ding deelt mede, dat door bemiddeling van de Chr. Radio-Vereeniging gedurende 1 Jan.1 Oct. van dit jaar 24 kerkdienstuitzendingen, n.l. 10 morgen- en 14 avonddiensten, zullen plaats vinden. Tal van Kerken hebben zich bereid verklaard, om deze diensten waar te nemen. De verdeeling der beurten geschiedt met de meeste zorgvuldigheid. De sprekers en data zullen worden vastgesteld. Verschenen is Op weg naar de Synode van dr. J. G. Geelkerken. Aan het slot van dit vlugschrift geeft de schrijver zijn blik op de oplossing van bet. vraagstuk. Dit deel laten we hier volgen „En wat nu tenslotte mijn kijk op de oplossing der gerezen moeilijkheden betreft. Vóór alle dingen en wat mij persoonlijk aangaat, moet ik er op blij ven staan, dat de zoo onrechtmatig over mij uitge sproken „suspectverklaring" volledig opgeheven worde, en ik ondubbelzinnig en geheel hersteld worde in mijn ongerepte positie, eer en goeden naam als Die naar des Woords. En als dat is geschied, maar ook niet eerder, en dus geheel los van „de zaak-Geelkerken", die er dan niet meer is ben ik ten volle bereid om des- gewenscht, èn als predikant èn als theoloog naar mijn krachten mede te werken aan een behandeling van de onderscheiden vraagstukken van theologischen aard, welke naar aanleiding van genoemde „zaak" nu op den voorgrond zijn gekomen. Kortom, in dezen sluit ik mij over het algemeen gaarne aan bij wat de brochure „Ons aller Moeder" dienaangaande behelst, een vlugschrift, welks verschijning en inhoud ik ook overigens in meer dan één opzicht ten zeerste waardeer. Ik zal mij wel wachten der a.s. Synode van Assen ook maar eenigermate haar gedragslijn aan te wijzen. Mocht zij echter in de hier en, naar ik met vol doening constateerde, ook elders uitgestippelde Wat was dat Dat kon niet anders zijn dan de aanraking Gods. God de H. Geest raakte mij aan de arme man wist 't natuurlijk niet-, dat vele monniken en nonnen hetzelfde verschijnsel beleefden. O, zegt hy, wat viel ik nu zoet en zacht naar God toe en de H. Geest was zoo goed (41) wat was er nu een blijdschap. En wat liet de H. Geest hem nu zien Hy liet my in zyn eigen onmiddelyk licht klaar zien ja wat?dat er een middel was om zalig te worden, hetgeen ik vroeger nooit gezien of geweten had (51). Is het niet schrikkelijk Zulk een onkunde en dwaling bij onze overgrootouders, die Ge reformeerd heetten en die ijverden voor de zuivere religie En die geest is er nog, die onkunde is er nóg om ons heen by niet weinigen in Zeeland. Er leven nu nog menschen, die ver tellen kunnen hoe onuitsprekelijk bly ze waren toen ze na maandenlangen stryd ontdekten, dat er een middel was voor hen om zalig te worden. Is het niet schrikkelijk? O, laten we toch overal waar we kunnen dien dwaalgeest tegenstaan, die ons volk verblindt, zoodat ze de gezonde woorden van onzen Heere Jezus Christus niet eens willen hooren om in zelf onderzoek hun heil te zoeken. Van dat middel der H.S. geloof in den Heere Jezus en gy zult zalig worden, gij en uw huis, wou Ingelse ook later niet weten. (Wordt vervolgd).

Krantenbank Zeeland

Zeeuwsche kerkbode, weekblad gewijd aan de belangen der gereformeerde kerken/ Zeeuwsch kerkblad | 1926 | | pagina 2