Weekblad voor de Gereformeerde Kerken in Zeeland.
39e Jaargang.
Vrijdag 6 November 1925.
No. 45.
RedacteurenDs. P. VAN DIJK te Zaamslag en Ds. A. C. HEIJ te Koudekerke.
Vaste medewerkers D.D. L. BOUMA, F. J. v. d. ENDE, B. MEIJER, F. STAAL Pzn., en R. J. v. d. VEEN.
Persvereeniging Zeeuwsche Kerkbode.
UIT HET WOOflD
OVERDENKING.
Het is een eigenaardige bede, die
David hier uitspreekt. Hij vraagt niet
Heere, word mijn heil of wees mijn heil-
Maarzeg tot mijne zielIk ben uw
heil. Hij vraagt dus een vernieuwde
openbaring, een blijde verzekering van
wat reeds is, ja wat hemzelf niet onbe
kend is.
David weet dat God zijn heil is. En
hij bedoelt daarmeeGods gunst, die
over hem is, en ook Gods hulp en bij
stand in alle nood. God bewerkt niet
alleen het heil der geloovigen, maar Hij
is zelf hun heil. Die God is onze zalig
heid. Want het waarachtig geluk, het
ware leven der ziel is alleen in zijne
gemeenschap, in de verborgen omgang
met den Heere. Het hart tot Hem be
keerd rust ook alleen in Hem, en ont
vangt voortdurend uit Hem leven en
kracht. Zoo is God het heil, de zalig
heid voor zijn volk. Hij is hun een en
alles, hun hoogste goed, dat onverlies-
baar is, hun algenoegzame troost. Ver
bergt Hij zijn aangezicht, dan is er ver
schrikking en droefenis. Vertoont Hij
het in gunst, dan is er verblijding des
harten en opspringen van vreugde.
Nu vraagt David, dat God het hem
late weten, dat het alzoo is. O, God
geet mij de verzekering ervan tot ver
troosting mijner ziel. Een dergelijke
vraag kan voortkomen uit kleingeloof.
Er kan wantrouwen in schuilen. Er zijn
er, die het geopenbaarde woord gering
achten, die het een doode letter schel
den. Zij eischen een bijzondere open
baring. Zij begeeren een teeken van
den hemel, een stem of droom, die tot
hen spreekt. David vraagt hier echter
niet zulk een buitengewone openbaring
en niemand heeft het recht die te vragen.
Hij verlangt een innerlijk getuigenis
van Gods Geest, een verzekerende toe
passing van zijn ziel van wat hij weet
door een waar geloof en niet betwijfelt.
Wij hebben hier een teeder, heilig
begeeren van een man, die kent den
verborgen omgang met God. Hij staat
met God in innerlijke geloofsgemeen
schap. Hij heeft tot God leeren spreken,
door zijn nood te klagen, door zijn
schuld te belijden, door zich te beroepen
op Gods trouw en ontferming. God
heeft ook tot hem gesproken, niet slechts
als tot zijn profeet, maar als tot zijn
kind. God was de vertrouwde zijner ziel.
Maar hij voelt zich bij den voortduur
klein en afhankelijk. Hij heeft een besef
van de macht der vijanden en van hun
arglistigheid. Hij is zich bewust van de
zwakheid van zijn vleesch, van de wan
kelmoedigheid van zijn hart. Hij voelt
zijn ziel aangevochten en benauwd. En
nu heeft hij behoefte aan een vernieuwd
gevoel van de genade Gods, aan een
opnieuw toevloeien van Gods liefde en
ontferming, een proeven en smaken van
de nabijheid, van de gunst des Heeren
David is niet de man van het bewe
gelijk gevoelsleven, dat leeft bij indruk
ken, bij aandoeningen, bij gezichten,
invallen of droomen. Maar hij is wel de
man, die kent den omgang der zielen
met God, het zuchten en vluchten tot
den Heere. Om dan door God vertroost
te worden en zijn vriendelijk aangezicht
te ontmoeten.
Daar is een getuigenis van Gods
Geest met onzen geest, dat wij kinderen
Gods zijn. Een zich openbaren voor
den Heere als de Verbonds-God van
zijn volk. Een ontvangen van zekere
rijke troost in leven en sterven. Dat
vraagt David hier voor den Heere, te
midden van zijn nood- Hij is gelijk aan
een kind, dat in ziekte en smart be
hoefte heeft aan een vernieuwde open
baring van liefde en teedere zorg Het
is bij David geen ongeloof, geen valsche
mystiek, maar een openbaring van wat
het leven zijner ziel is, van zijn dorsten
naar God Hij heeft geen rust voor dat
hij weer ontvangt een levendig bewust
zijn van Gods genade, opdat zijn hart
niet wankele, opdat het in tijden van
verzoeking niet in den strik valle, niet
vreeze, maar ruste bij God. Dat was
ook de levenskeuze voor een Azaf, die
beleedHet is mij goed nabij God te
zijn, ik zet mijn betrouwen op den Heere,
om al onze werken te vertellen. Het is
een begeerte wonend in elk hart, dat
God kent en op zijn goedertierenheid
leerde hopen.
Zoo is David een beschamend voor
beeld voor ons, hoe wij in alle nood te
vluchten hebben tot God, hoe wij boven
alles Zijn nabijheid hebben te zoeken,
en Zijn gunst boven alles hebben te
schatten. Dat is een echt kenmerk van
genade, dat we den Heere niet kunnen
missen.
Doch het oprechte gebed sluit de
gehoorzaamheid in zich. God zelf zal
aan David op zijn smeeking wel geopen
baard hebben, wat de oorzaak was,
waarom hij den troost miste, waarom
hij soms wandelde als zonder God,
waarom de Heere zijn aangezicht wel
eens verborg. In den weg van veroot
moediging en schuldbelijdenis is de
sprake Gods weer tot hem gekomen,
ja is hij zelf verwaardigd, om het heil
des Heeren te verkondigen in eengroote
gemeente.
Indien het leven des geloofs in u is,
zal deze begeerte van David u ook niet
vreemd zijn en zal er zijn een gedurig
weer hongeren en dorsten. De gedeeld-
heid in het leven, de dwaasheid van
het hart, de inwonende zonde zijn oor
zaken van afwijking en inzinking. Maar
vrucht van vernieuwde genade is een
vluchten en roepen tot God, een niet
rusten voor God zelf zich weer open
baart en antwoordt Dat doet Hij door
zijn Woord en Geest.
Maar zult gij dat waarlijk ondervinden,
dan moet gij de bede van David tot
de uwe maken, dan moet die bede de
uiting zijn van een oprecht begeeren.
Die bede sluit de belijdenis in voor eigen
ledigheid, voor eigen onmacht en hul
peloosheid. Ook dit gebed wordt zeker
lijk van God verhoord en dan zegt gij
't den dichter na
Want Gij zijt mijn heil, o Heer!
'k Blijf U al den dag verwachten.
Z. W.
Zeeuwsche Particuliere Synode.
DADERS DES WOORDS.
Meer licht
ZEEUWSCHE KERKBODE
Abonnementsprijs:
Advertentieprijs:
per kwartaal bij vooruitbetaling f 1,
Afzonderlijke nummers 8 oent.
15 oent per regelbij jaarabonnement van
minstens 500 regels belangrijke reduotie.
UITGAVE VAN DE
Adres van de Administratie
Firma LITTOOIJ OLTHOFF, Middelburg.
Beriohten, Opgaven Predikbeurten en Advertentiën tot Vrijdag
morgen 9 uur te zenden aan de Drukkers LITTOOIJ OLTHOFF
Spanjaard straat, Middelburg.
TELEFOON 2 3 8. GIRONUMMER 42 28 0.
Zeg tot mijne zielIk ben uw Heil.
Psalm 35 3b.
Volgens De Standaard heeft de jongste classis-
vergadering te Goes het besluit genomen een
Partic. Synode van de Zeeuwsche Kerken aan
te vragen in verband met de zaak-Geelkerken.
Daar er niet bij bericht werd, wanneer die
aanvrage zal geschieden, kan het een voor-
loopige maatregel dier classe zijn Goes was
roepende kerk voor de a.s. Partic. Synode
om zoodra de ojficiëele gegevens ter kennis der
Kerken zullen gebracht zijn,onverwijld tot samen
roepen te kunnen overgaan.
Dit laatste blijven wij, gelijk wij vorige week
schreven, den besten althans den veiligsten
weg vinden.
Zoo behoeft er geen kwestie te ontstaan
over de wettigheid en de „onpartijdigheid"
van de straks samengekomen Synode.
Het lijkt ons toe, dat de waarschuwing ge
rechtvaardigd is„Schort uw oordeel nog wat
op". Dit geldt evengoed de nu reeds gevraagde
onderteekeningen onder adressen aan de Synode,
als het te nemen besluit dier Synode zelf.
„Men11 weet precies al hoe 't afloopen zal.
Zoover zijn gelukkig anderen nog niet.
Het schijnt overigens wel tijd te worden, dat
die officieele gegevens verstrekt worden.
Zonder op het besluit van Goes iets te wil
len afdingen, zouden wij toch gaarne zien dat
de aanvrage niet geschiedde voor wij als Kerken,
of als Classes beter zijn ingelicht.
En ook op de Classes de verschillende mee
ningen, die er allerwege over de zaak en de
manier van hare behandeling bestaan, gelegen
heid gehad hebben aan het woord te komen.
Dat lijkt jegens allen billijk. De kijk dien ik
op deze droeve zaak heb, behoeft immers de
kijk van mijn broeder nog niet te zijn.
Wie zijn ooren den kost geeft, weet zeer
goed, dat hier wel alle reden is om zelfs maar
niet den minsten schijn op zich te laden van
eenig vóór-oordeel.
Daarom pleiten wij en blijven wij pleiten
voor den strict kerkelijken weg.
De Heraut schreef:
„Er kunnen omstandigheden zijn van zoo
„ernstigen aard, dat een roepende kerk
„over dergelijke reglementaire bepalingen
„zou moeten heenstappen. Wanneer een
„huis in brand staat dan vraagt men niet
„naar reglementaire bepalingen, maar doet
„wat de nood gebiedt".
Het is volkomen juist. Maar zelfs het spui
ten dient niet in 't wilde te gaan. De tijd, dien
ge besteedt om uw brandladder omhoog te
draaien en zoo den juisten haard van 't vuur
te kunnen aantasten is niet verloren. Vooral
als ge naar 't eigen woord van De Heraut zoo
moet spuiten, dat in het vervolg zoo'n soort
brand niet meer ontstaan kan.
We zijn in ons gevoelen gesterkt door den
predikant van Assen, ds. Laman, die in 't laatste
No. van 't Geref. Kerkblad voor Drenthe en
Overijsel schreef:
„Het meerendeel van hetgeen we tot
dusver hoorden en lazen, liet ons althans
hier in 't Noorden in den mist.
Het komt ons voor, dat het voor de zaak
zelf beter is, dat ze niet heet van de naald
behandeld wordt
De Hollandsche menschen zijn wel door
en door goed, indien ze tenminste het
tegendeel niet zijn, maar ze zijn wat op
loopend en gauw overstuur, hetgeen in
deze dagen weer duidelijk gebleken is."
Wie in Zeeland woont en zoo nu en dan met
mistig weer de Schelde oversteekt, weet, dat
terwijl de kapitein op de brug blijft staan, alle
dekknechts en alle passagiers op de voorplecht
helpen in het scherp uitzien.
In de mist is 't gevaarlijk varen
Vooral als men schip èn lading behouden aan
wal moet trachten te brengen. v. D.
We ontvingen twee brochures over de kwestie-
Geelkerken. Eerst die van Silvanus, die ons
werd gezonden als redacteur van de Z. Kerk
bode. Daarna werd ons bezorgd die van K. van
den Berg, als present-exemplaar van het comité
in deze zaak.
Beide brochures bedoelen meer licht te ver
spreiden over de moeilijkheden, die zich op
deden in de classis Amsterdam, en waarover
nu straks wel een Generale Synode zal saam
geroepen worden
Die van Silvanus is getiteld„De wonde-
plek", dingen, die gezegd moeten worden in
het kerkelijk geding tegen dr. J. G. Geelkerken,
pred. der Ger. Kerk van A'dam-Zuid. Ze kondigt
dus alzoo zichzelve aan als materiaal biedend,
dat voor een zuiver oordeel in deze zaak on
misbaar is.
De wondeplek zal hier worden aangewezen.
Die van den heer K. van den Berg werd door
den, de laatste weken bijzonder bekend ge
worden, uitgever W. ten Have in advertenties
aldus aanbevolendeze finesses moet elk pre
dikant, kerkeraadslid, onderwijzer en belijdend
lid der Geref. Kerken gelezen hebben vóór
de Generale Synode bijeenkomt.
Lezing dezer brochures moet ons dus met de
finesses volkomen op de hoogte stellen.
Beide brochures stelden ons echter in dat
opzicht teleur. Daarmee willen we niet zeggen,
dat ze voor ons van ongeveer dezelfde betee-
kenis zouden zijn, want tusschen de beide vlug
schriften is een groot onderscheid, en de onder
linge vergelijking valt geheel uit ten nadeele
van wat Silvanus meende te moeten zeggen.
Dit geschriftje van 16 eigenlijk maar 12
bladzijden toch is de prijs ervan nog 30 cent—
hier en daar vrij onbeholpen gesteld, is vol van
verdachtmakingen en krachtige maar onbewezen
beschuldigingen. Niettegenstaande dat heeft de
schrijver den moed op bl. 15, het negende gebod
nog ter sprake te brengen Misschien denkt hij,
dat de lezer dan niet merken zal hoe hij zelf
heel zijn brochure door met dat gebod over
hoop lag.
Ten bewijze enkele voorbeelden.
Al dadelijk in het begin wordt over alle kerke
lijke rechtspraak het vonnis geveld in den uit
roep: ?„Zijn Kerkelijke vonnissen ooit „model"
geweest van zuivere rechtspleging
Met niet minder lichtvaardigheid worden hier
ook weer de Kerkbode-redacteuren veroordeeld.
Immers voor velen van deze redacteuren zou
het geen vraag meer zijn of dr. G. afwijkende
gevoelens heeft. Nu lezen we nog al heel wat
kerkbodes, maar we kunnen ons niet herinneren
ook maar in één daarvan een uitspraak gelezen
te hebben dat dr. Geelkerken afweek van de
belijdenis. Deze vraag lieten alle vooralsnog
staan als een vraag.
Over een man als prof. Van Gelderen ver
oorlooft zich deze Silvanus een uitspraak zóó
krenkend, dat, als deze man bekend was
maar hij verbergt zich achter een schuilnaam
zijn kerkeraad hem zou moeten vermanen
vanwege zonde tegen het 9de gebod.
Zoo en passant geeft hij maar eens even een
oordeel over een moeilijkheid, die in een andere
Kerk zich voordeed. En dat oordeel is een
sterke veroordeeling van een der predikanten
daar. Weet hij daar alles van Is hij gerech
tigd tot zulk een vonnis en dan nog bovendien
tot de publicatie ervan
Tenslotte om uit het vele in hetzelfde
genre nog dit te noemen van de komende
Generale Synode wordt gezegd: „De geheele
Generale Synode wordt zuiver vertoon om er
nog een schimp van wettigheid aan te geven."
Deze brochure heet „De Wondeplek", ze had
ook kunnen heeten „De etterbuil" om daarmee
zichzelve aan te duiden. Als de lezing van dit
pamflet de gedachte doet opkomen, dat een
zaak in dit geval die van dr. Geelkerken
die zóó verdedigd wordt toch zeer bedenkelijk
schijnt te zijn, dan is dit volkomen de schuld
van dezen anonymen lasterenden verdediger
van dr. Geelkerken.
Een heel andere is dan ook de brochure van
den heer K. van den Berg. Tot onze blijdschap
zagen we dat de schrijver een uitlating over
prof. Van Gelderen, die hij zich, blijkens het
verslag in I)e Standaard van 22 October, op
een vergadering in Amsterdam veroorloofde,
hier niet herhaalde. De toon is waardig en de
auteur heeft met Iofwaardigen ijver er naar ge
tracht een objectief relaas te geven. Het wekt
sympathie, dat deze broeder het zoo ernstig
opneemt voor zijn predikant, die naar zijn mee
ning ten onrechte verdacht wordt.
Toch heeft ook deze brochure ons niet be
vredigd. De finesses over de zaak die ons in de
advertenties werden beloofd, worden ons ook
hier niet gegeven. Hier wordt wel een en ander
geboden dat met de zaak verband houdt en dat
bij de beoordeeling daarvan ook in aanmerking
komt, maar de zaak als zaak is hiermee nog
niet opgehelderd. Zegt men nu, dat dit ook niet
kan, dan zijn we het daarmee hartelijk eens.
Onze meening is, dat het licht, om over deze
zaak te kunnen oordeelen, voor het grootste
deel nog komen moet.
In de tweede plaats hebben we wel wat be
zwaar tegen de hier gevolgde methode om
psijchologisch deze zaak zoowat uit te maken.
Dat men ook deze zaak van den psychologi-
schen kant nadert, verstaan we. Maar niemand
meene, dat ze daarmee uitgemaakt is. Het is
nog niet zoolang geleden, dat gewaarschuwd