Weekblad voor de Gereformeerde Kerken in Zeeland 39e Jaargang. Vrijdag 16 October] 1925. No. 42. RedacteurenDs. P. VAN DIJK te Zaamslag en Ds. A. C. MEIJ te Koudekerke. Persvereeniging Zeeuwsche Kerkbode. UIT HET WOO flD NOG NIET VOLKOMEN. Alles heeft een bestemden tijdeen tijd bestemd door Hem, die de Eeuwige is, die boven den tijd staat. Dit blijkt uit het woord „tot nog toe" ook in de wereld der ongerechtigheid waar te zijn De Amorieten waren de bewoners van het hooger gelegen Palestina en de Kanaanieten woonden in de vlakte doch hier worden onder de eersten allen saamgevat. Hun ongerechtigheid is tot nog toe niet volkomen. Wanneer zal de volle maat hunner zonde bereikt zijn God weet hetals het vierde ge slacht er zijn zal, na vierhonderd jaar (vs. 13). Ook Amorieten die de wet niet hebben, zijn in hun zonde zondaren tegen God (Rom. 2). Er is een maat van goddeloosheid, die door God wordt bepaald, er is een tijd van goddeloos heid, die eveneens door God is bepaald. Naarmate in de zondige wereld de on gerechtigheid vermeerdert, wordt het einde te dichter genaderd. Het gaat niet eeuwig voort. Van Babel wordt in Jer. 51 gezegd: Uw einde is gekomen, de mate uwer gierigheid! Van het Jodendom, dat verwereldlijkt was, zegt JezusGij dan ook vervult de maat uwer vaderen, en Paulus spreekt in 1 Thess. 2 „opdat zij hunne zonden ver vullen zouden". Er is op den weg der genade ont wikkeling, doch is er evenmin stilstand op het hellend vlak der zonde. Sneller als bij Sodom, langzamer als bij den Amorietals de maat, door God ge houden, vol is, is het onherroepelijk uit. Echter blijkt hierin het geduld en de barmhartigheid Gods. Schoon zwaar getergd is hij lankmoedig en weldadig. Hij laat den Amoriet nog in het land, dat hij aan Abraham in eigendom gaf. Doch als Amoriet en Sodomiet vergeten, dat de aarde is des Heeren, dan komt de verbanning, dan draagt die wereld Gods den zondigen mensch niet langer. Doch nu staat de Amoriet niet buiten verband met Israëlde wereld staat niet los naast de kerk. Dezelfde aarde die de zondige men- schenwereld draagt, is ook woonstee van Gods volk. Beiden ontwikkelen zij zich. De wereld in haar ontwikkeling drukt de kerk van haar plaatsdoch onder dien druk wast weer Gods volk, wordt het sterk, groeit het zijn vrijheid tegemoet. De ontwikkeling der wereld in Godvijandigen zin geschiedt schijn baar in vrijheid, zonder drukreeds terstond in 't Kanaan van melk en honig; zonder God of meester, doch zij groeit haar verbanning tegen. En dit niet naast elkaar, maar in be trekking tot elkaar. Groeit de zonde bij den Amoriet, dan groeit de benauwd heid bij Israëlnaarmate 'de één zich het Kanaan onwaardig maakt, naar die zelfde mate hijgt de ander onder zwaar der druk meer naar het bezit van het land der vrijheid. De wereld wacht haar vonnis als Gods kerk de volle maat van haar druk ontvangen heeft; de kerk wacht haar vrijspraak en haar beloofde Kanaan als de wereld haar ongerechtigheid heeft volgemeten. Een raadsel in 't GodsbestuurAan Kanaan als Chams nakroost was sla vernij opgelegd en eeuwen woont hij op vrijen grond, in vette landouwen aan Sems geslacht was vrijheid toege zegd en die zelfde eeuwen zijn zij slaaf in Egypte. Voor haastigen zijn het raadsels; door den geloovige, die weet gelijk de Prediker, dat hetgeen God doet in der eeuwigheid is, wordt even redigheid gezien De weelde maakt den Amoriet rijp voor verbanning; de druk maakt den Israëliet rijp voor het land der belofte. De tijden der volken zijn in 's Heeren hand. Het lot der volken leidt Hij naar Zijn welbehagen Onder den druk wordt Israël ook lichamelijk niet verzwakt. Het 4e geslacht zegt de Heere en dat is over 400 jarenDaar ligt voor Abraham de belofte in van de sterkte van zijn nakroost. Een geslachts-leef- tijd van een eeuw. God laat altijd onder druk zijn volk groeienbrengt uit kas tijding steeds vrucht voor zijn kinderen voort. Ook het lot van elk persoonlijk is in Zijne hand. Tot Abraham persoonlijk klinkt hetGij zult in goeden ouderdom begraven worden. Niet bij volken alleen maar hoofd voor hoofd telt God de inwoners der wereld. Ook in uw leven is er geen stilstand, is er ontwikkeling. Gaat gij, als het ware zaad van Abraham in uw druk en uw strijd het land der vrijheid tege moet; of ontwikkelt ge U in uw onge rechtigheid en gaat gij de verbanning tegen als ook uw maat is volgemeten? Alles heeft een bestemden tijd. Uw druk is afgemeten druk; doch ook den duur van uw zonde als ge buiten God leeft, is bij oogenblikken geteld. Want boven alles staat God, die alles ziet en richt. Zijt ge nog van de wereld Dan nog is er hoop. Ook Rachab was een Amo riet en zij wordt behouden, doch omdat zij zich bij het volk des Heeren voegt. De wereld buiten God gaat verloren op de nieuwe aarde is geen plaats voor de zondede nieuwe aarde is voor dege nen die hier gasten en vreemdelingen warenvoor Gods kerk, die hier in druk moest groeien, voor wie de wereld op aarde geen plaats wou inruimen. Zoo is dit woord van Mozes tot waar schuwing en tot troost. Tot waarschuwing voor wie verhardt in 't kwaad en maar zondigt, al maar zondigt: Weet het, het kan niet blijven duren strakt is uw maat volkomen. Verzuim daarom toch den tijd van genade niet Tot troost voor wie hier lijden en heimwee heeftOok dat lijden weegt God af; op Zijn tijd voert Hij zijn wach tend volk, dat in 't geloof heeft kunnen wachten, in de vrijheid der heerlijkheid der kinderen Gods Z. v. D. Kerkelijk en Geestelijk Leuen. Het geestelijk leven. Vaste medewerkers D.D. L. BOUMA, F. J. v. d. ENDE, B. MEIJER, F. STAAL Pzn., en R. J. v. d. VEEN. Abonnementsprijs: T j per kwartaal bij vooruitbetaling f 1, Afzonderlijke nummers 8 oent. Advertentieprijs: 15 oent per regelbij jaarabonnement van minstens 500 regels belangrijke reduotie. UITGAVE VAN DE Adres van de Administratie Firma LITTOOIJ OLTHOFF, Middelburg. Beriohten, Opgaven Predikbeurten en Advertentiën tot Vrijdag morgen 9 uur te zenden aan de Drukkers LITTOOIJ OLTHOFF Spanjaard straat, Middelburg. TELEFOON 2 3 8. GIRONUMMER 4 2 2 8 0. En liet vierde geslacht zal her waarts wederkeerenwant de on gerechtigheid der Amorieten is tot nog toe niet volkomen. Gen. 15 16. Het is reeds eenige weken geleden, dat ik over dit onderwerp geschreven heb en het kan best zijn, dat menige lezer niet meer weet, hoever ik gekomen ben. Dit is ook niet zoo noodig, omdat ik er rekening mee houdt. De Kerkbode komt slechts eenmaal in de week en daarom is het noodig, dat elk artikel ver staanbaar is, ook al kan niet ieder den draad vasthouden. Het leven staat nooit stil en een der gevolgen is, dat er telkens weer gebeurte nissen zich voordoen, waarop men gaarne eens de aandacht vestigt en verschijnselen, welke men belangrijk genoeg acht om ze even vast te houden. De meeste menschen, die zulk een Blad lezen, zijn er ook niet opgesteld om voortdurend over een zelfde onderwerp te lezen. Dit gaat wel, als men een boek leest en zich den tijd kan gunnen, maar artikelen in een Dag- of Weekblad hebben in den regel niet een lang leven. Doch ik moet hierover maar ophouden want anders komt er van mijn voornemen niets te recht. Het geestelijk leven in den bepaalden door ons bedoelden zin is een vrucht van de weder geboorte en krijgt zijn plaats in 't middelpunt van ons leven. Het dringt allereerst in alle vermogens van onze ziel en verder ook in ons lichamelijk leven door. Wij meenen dat wij dit u aangetoond hebben, al is 't dat wij vooral op 't laatste nog terug komen moeten. Wij willen nu den aard van dit leven trachten aan te toonen, ofschoon wij er aanstonds bij willen zeggen, dat wij het niet kunnen doen, gelijk wij het wel wenschten. Dit ligt mede daaraan, dat we het niet nagaan kunnen, wijl het zich in zijn innerlijke roerselen aan onze waarne ming onttrekt. Leven in 't algemeen is reeds een verschijnsel, dat ons altijd prikkelt om er over na te denken, zonder dat er voorloopig het laatste woord over gezegd zal worden. Uw leven is met Christus verborgen in God. Deze uitspraak van den Apostel zegt ons, dat we nooit de meening mogen koesteren, alsof het ons mogelijk zou zijn om door nauwkeurige bespieding geheel te verstaan wat wij in het geestelijk leven ontvangen hebben. Het is wel geoorloofd om het zoo dicht mogelijk te be naderen, maar er is ergens een grens, waar over wij nimmer raken kunnen. Het spreekt van zelf, dat de wereld er niet juist over oor- deelen kan. De natuurlijke mensch, die den IIGeest niet ontvangen heeft, verstaat niet de dingen, die des Geestes Gods zijnhij kan ze niet verstaan, wijl zij geestelijk onderscheiden moeten worden en daartoe ontbreekt het ver mogen. Evenmin als een blinde oordeelen kan over de kleuren, kan de onbekeerde oordeelen over het leven, dat uit God is. De ondervin ding aller eeuwen leert dit dan ook. Na de uitstorting des H. Geestes kwamen velen onder de Joden en de Heidenen tot het geloof. De prediking van het evangelie droeg rijke vrucht. Het bleek, dat er een nieuw leven ontwaakt was. Het was de tijd van de lente. De dood- sche winter was voorbij. In de donkerheid, welke de volkeren voorheen bedekte, was licht verrezen. Overal begonnen menschen te komen, die geheel vernieuwd waren. Met Paulus kon den zij zeggenhet leven is mij Christus. In zijn frissche en alles overwinnende kracht trad het naar voren. Het oude was voorbij gegaan, het was alles nieuw geworden. De geloovigen maakten de zaak van Christus alom openbaar. Uit de verre vervreemding naderden zij tot den levenden God en Zijn zalige nabijheidZij verzaakten hun booze lusten en begeerlijkheden, zij wandelden niet meer in 't geen hun van de vaderen overgeleverd was, maar zij ver loochenden zich zelf, namen hun kruis op en volgden den Christus. Zulke mannen en vrou wen had men tot dusver nergens ontmoet. Zij merkten niet aan de dingen, die gezien werden, want zij waren tijdelijk. Hun hart ging niet meer uit naar het vergankelijke. Zij merkten aan de dingen, welke niet gezien werden, want deze waren eeuwig. Wij kunnen ons haast niet voorstellen, hoever zij afstonden van hun tijdgenooten, hoe verschillend zij waren van voorheen. De verandering was zoo groot, dat het bijna iedereen moest opvallen. Alle anderen stonden met het aangezicht naar de aarde, zij hieven de oogen op naar den hemel, van waar hun hulpe alleen komen kon. Jood en heiden zochten alleen het hunne, de Christenen daar entegen zochten het heil van hunmedemenschen. Aan de heerschende zonden hunner dagen maakten zij zich niet schuldig, en hun leven was een aanbeveling van het evangelie. Hoe heeft nu de wereld daarover geoordeeld De geschiedenis geeft er een volledig antwoord op. De namen van enkele joden, die uitmuntten in rechtschapenheid en matigheid, zijn bewaard gebleven. Ook kennen we nog de namen van heidenen, die tegen den grooten stroom van zedeloosheid oproeiden. Met eere worden nog genoemd mannen als Seneca, die de deugd be trachten en die voorbeelden waren in hun om geving. Hoe diep de Romeinsche en Grieksche wereld ook weggezonken was in Godvergetel- heid en zedelijk verderf, zij had toch nog eer bied en achting voor hen, die onberispelijk wandelden te midden van hun volk. Daaruit zou men licht willen afleiden, dat er dan ook achting geweest zou zijn voor discipelen van Jezus, die de vernieuwing huns harten zoo duidelijk toonden in een godzaligen wandel. Doch het tegendeel is waar geweest. Zij werden miskend door de joden, die in den waan leefden, dat zij behoorde tot een secte, welke overal en terecht tegengesproken werd. Saulus van Tarsen blies dreiging en moord tegen de vol gelingen van Jezus en hij meende niet te mogen rusten, voordat de Christenen uitgeroeid waren. Hij haatte hen met een doodelijken haat en hij oordeelde, dat hij op deze wijze Gode een dienst bewees. En de overige joden waren het met hem eens, en dit waren voornamelijk zij, die zich zelf een gerechtigheid voor God wenschten op te richten, Juist, die ijverden voor de naleving van de wetten, die zich be- naarstigden om hun volk voor Jehovah te be houden, waren het meest fanatiek tegen de geloovigen, die in nieuwheid des levens uit blonken. Wij kunnen gerust zeggen, dat het leven van Gods volk verborgen was en daarom hebben de toenmalige joden zich in hun oor deel zoo vergist. Was het bij de heidenen anders? Hebben zij achting getoond voor de openbaring van dit geestelijk leven Hebben zij er juister over geoordeeld Hebben zij er meer waarde aan toegekend? Het is algemeen bekend, dat de heidenen even vijandig gestaan hebben tegen dit nieuwe leven als de joden. Ofschoon zij nooit met eenigen grond de christenen hebben kunnen beschuldigen van ongehoorzaamheid aan de ouders en de overheden, van doodslag, van hoererij, van wapendiefstal, van valsche getui genis spreken tegen hun naasten, toch deinsden zij er niet voor terug om aan hen te laste te leggenhaat tegen het menschelijke geslacht. Zij hebben zich nooit de moeite getroost om de bewijzen voor zulke aantijgingen bijeen te brengen, wijl zij dachten, dat het nu eenmaal vast stond. Hoe zij tegen hen gewoed hebben, is genoeg bekend. De wreedste folteringen werden uitgedacht, de meest onmenschelijke martelingen hebben zij hen aangedaan. Zij, die bekend staan wegens het juiste oordeel dat zij in andere gevallen velden, wegens hun gema tigd optreden bij andere gelegenheden, hebben zich niet ontzien om de christenen op de schandelijkste wijze te belasteren. Tacitus, een historieschrijver, die door zijn fijne opmerkens- gave een eervolle plaats heeft ingenomen, naar wiens voorlichting over de Germanen wij nog gaarne luisteren, heeft zich niet ontzien om de christenen te brandmerken als atheïsten, godverloochenaars en daarom hoogst gevaarlijk voor den Romeinschen staat. Men staat ver steld, als men zoo iets leest en vraagt onwille keurig, hoe is het ter wereld mogelijk. Voor hem echter stond het onomstootelijk vast en wel op een voor hem voldoenden grond. Im mers, in de vergaderplaatsen der christenen werden geen godenbeelden gevonden en daar mede was het naar zijn gedachte uitgemaakt. Als nu de verstandigsten onder de heidenen zoo hebben geoordeeld, dan kunt ge u voor stellen, hoe de menigte er toe kwam om zich alles tegen de geloovigen te veroorloven. Het leven der belijders was inderdaad verborgen voor de wijzen der wereld. Maar zegt ge, dit waren heidenen. Later is het beter geworden, nadat die volkeren ge kerstend zijn. Het zou mij te ver leiden, wan neer ik uit elk tijdperk van de geschiedenis wilde aantoonen, dat het altijd zoo geweest is. Ik kan wel volstaan met nog enkele voorbeel den uit de rijke ondervinding. Ieder kan weten, dat de christenvolken in de 16e eeuw in vele opzichten geleken op het doodenveld van Eze- chiël. Doch er kwam beweging, er kwam roering, er kwam leven. Velen ontwaakten uit den dood slaap der zonde en begonnen te ijveren voor de eere Gods en voor de terugkeer tot Christus. Hoe werd deze beweging ontvangen? Schier ieder was overtuigd dat reformatie voor het hoofd en de leden noodig was. De akker was toebereid om het zaad te ontvangen Het men- schelijk hart verlangde naar verandering, naar vernieuwing. Zoo kon en mocht het niet langer. Met welk een kracht verbrak het geestelijk leven de banden, welke het in zijn doorwerking wilden beletten. Het toonde ook nu, welk een heilzame verandering het kon veroorzaken in het leven van den mensch, van de maatschappij en van de kerk. Heeft men den nieuwen dage raad met vreugde begroetheeft men de he rauten van het licht geprezen? Heeft men de mannen en de vrouwen gewaardeerd, die dragers van het nieuwe leven waren De vragen te stellen staat gelijk met ze te beant woorden. Het is toch zeker niet te vergeefs geweest, dat er van 'tjaar zooveel gesproken en geschreven is over den marteldood van Jan de Bakker. Alle lezers weten, welk een vijand schap er is ontbrand tegen de getuigen der Reformatie. De geschiedenis dier dagen is ge schreven met bloed en tranen. En wie waren het, die in de voorste gelederen stonden van hen, die deze uiting van dat geestelijk leven hebben willen smoren met vuur en zwaard? Waren het de onkundigen, waren het ongods- dienstigen, die zich niet met het welzijn der kerk bemoeien Gij weet beter. Het waren de mannen, die zich beschouwden als de wachters op Sions muren, als de strijders voor de eere Gods, als de dienaren van den Koning, die gezegd heeft, dat Zijn rijk niet is van deze wereld. Het geschiedde naar zij voorgaven tot meerdere glorie Gods en van Zijn kerk. Wij kunnen gerust zeggen, ook op grond wat de ondervinding van vorige eeuwen ons heeft doen zien, dat het geestelijk leven verborgen is voor wie onvernieuwd is van hart en wandel. Hem zal het nooit gelukken om daarover zich een juist oordeel te vormen. Bouma.

Krantenbank Zeeland

Zeeuwsche kerkbode, weekblad gewijd aan de belangen der gereformeerde kerken/ Zeeuwsch kerkblad | 1925 | | pagina 1