Ontijdige inmenging. Waardige rempla^anten DADERS DES WOORDS. De medische faculteit. 't Wordt moeilijker om als buitenstaander zich niet in de kwestie Geelkerken te mengen. In heel het land wordt er veel over gesproken, 't Is het onderwerp in menigen kring. Het oordeel van den predikant wordt er over ge vraagd bij huisbezoek. Thans verscheen de tweede brochure van dr. G., die nog meer dan vroeger in de open baarheid brengt. Wat een zaak tusschen de classis en hem, straks tusschen de Partic. Synode, op welke hij zich beroepen heeft, en hem is. We blijven hetfjammer vinden. Maar wat ons meer spijt, is datterwijl deze zaak aanhangig is, en velen zonder eenige vooringenomenheid tegenover dr. G. of de Classis Amsterdam met belangstelling afwachten wat het resultaat zal zijnterwijl velen zoowel aan de classis volle recht willen toekennen om een soortgelijke zaak te onderzoeken, als aan dr. G. om de classis op de vingers te tikken, als die z.i. buiten haar bevoegdheid gaatverschijnt er eensklaps een mededeeling, dat er binnenkort een nieuw blad verschijnt met een heelen staf van medewerkers, die zich scharen achter den hoofdredacteur dr. G. Onder die medewerkers zijn ook een aantal Geref. predikanten van min of meer klinkenden naam. We kunnen ons denken, dat reeds lang dit nieuwe blad in wording geweest isdat mis schien een vaste datum voor het verschijnen reeds lang van te voren was bepaald, en dat nu zeer ongemakkelijk dit geval van den reeds benoemden Hoofdredacteur er tusschen viel; maar wij hadden liever gezien en het tegen over we zeggen nog niet eens de classis Amsterdam, hoewel die ook ons heele Geref. publiek, dat een objectieve houding be hoort in te nemen in deze kwestie, veel kiescher geacht, indien men deze publicatie achterwege had gelaten. Want wat geschiedt er, indien het eens zoo ver mocht komen, dat de classisomeenen zou dat dr. G. niet gehandhaafd kon worden. Dr. Obbink in het Weekblad No. 46 voor spelt reeds, dat men dr. G. ook op dit weten schappelijk terrein vervolgen zal tot ver buiten haar eigen jachtgebied, en het hem weinig zal baten dat hij tot zijn vervolgers zegtbroeders, gij zijt ver buiten uw bevoegdheid. We zouden dit nietfgaarne onderschrijven, maar de mogelijkheid van een.nog ernstiger wordend conflict is hier toch niet uitgesloten. En daarom speet het ons, dat plotseling deze breede phalanx van mannenkoor het voetlicht trad. Want nu maakt het op velenden indruk, dat of de kerkelijke behandeling*in';Amsterdam van de zaak-Geelkerken zelfs door meest voor aanstaande mannen als bagatel beschouwd wordt, of dat er zijdelings tegen wordt gepro testeerd. Dit dunkt ons wat het eerste betreft onjuist en wat het tweede aangaat niet de juiste manier. Men menge zich niet in die kwestie, gelijk wij niet geacht willen worden ons er door deze opmerking in te mengen. We bedoelen geen critiek op het verschijnen van het blad, maar slechts op de ontijdige annonceering. v. D. We ontvingen een drietal boekjes ter recensie die we wat breedvoerig bespreken willen. Het zjjn lo. Verhandeling over de gelijkenis van den onbarmhartigen Dienstknecht door W. Huntington. 2o. Elf predikatiën op Avondmaalstjjden door Andrew Grey te Glasgow. 3o. Gedenkschrift van Sukey Harlev door de dochter van den Rector van Pul ver bach. De heer C. B. van Woerden te Zeist heeft ze uit het Engelsch vertaald en uitgegeven bij Buurman en De Kier te Leiden. In het voorwoord van het 2e boekje verklaart de vertaler dat hjj geen vrijheid heeft onder de tegenwoordige bediening des Woords op te gaan en behoort onder hen die smadelijk be titeld worden als thuiszitters met een boekje in een hoekje. Zy dragen wel mede de kerk- schuld, zijn bewust van de rechtvaardige in houding van Gods Geest, maar het belieft den Heere toch wel eens Zijn goedkeuring daarover te schenken en deze middelen te gebruiken om hun zielen in het leven te behouden in den honger. De spijze voor dien honger dier thuiszitters is dan o.a. het drietal boekjes. Maar er zijn tooh behalve dezen nog anderen „die de waar heid liefhebben", uit den aard der z^ak geen thuiszitters maar kerkgangers. Die dan zeker wat vrijer consciëntie hebben en nog niet meenen dat 's Heeren Geest uit de kerk ge weken is. W. Huntington is een schrijver die ook onder Geref. kerkgangers met graagte gelezen wordt. Zijn brieven b.v. zijn bekend. Met de uitlegging van deze trouwens uiterst moeilijke gelijkenis kan ik niet zoo bijzonder ingenomen zijn. Maar we vinden het aanbe velenswaardig, dat hij zoo bij zjjn tekst blijft. Het bezwaar dat we er tegen hebben is, dat terstond alles vergeestelijkt wordt. En dan loopt het op den duur mis. De Koning, die rekening met zijn dienstknechten houden wilde, is God de Zaligmaker, de Koning van Sion, de Koning der eere". Door zijn dienstknechten worden voornamelijk de uitverkorenen bedoeld. Dit is al dadelijk zeer verwarrend. Met God den Zaligmaker, is Christus bedoeldmaar dit blijkt eerst uit het vervolg. En hoe kan men zeggen voornamelijk de uitverkorenen; dus ook de niet uitverkorenen Dan heel het menscheljjk geslacht Op blz. 13 staatDe 10000 talenten toonen „de oneindige rekening aan, welke openstaat ten laste van sommige zondaren, die jarenlang zichzelven toorn vergaderen als een schat in den dag dag des toorns". Maar in onze Geref. Kerken wordt dat veel dieper genomen, want in het gebed voor de predikatie (in de kerkstaat van al de daar vergaderden dat ze bidden: „onze zonden gaan te boven het getal van de haren onzes hoofds, we belijden dat we tien duizend talenten schul dig z\jn Maar dezelfde dienstknecht uitgaande (blz. 19). jj H. legt deze woorden aldus uit: Van een zon- jj daar wiens zonden vergeven zijn, die uit de gevangenis is ontslagen wordt gezegddat hy •mgaat in de vreugde zijns HeerenDoch de schapen van Christus zullen ingaan en uit gaan en weide vinden. Ingaan door geloof uitgaan door ongeloofin door den Geest, uit door het vleeschin om te weiden uit om be proefd te worden. Hij vond een anderen dienstknecht die kwaad van hem of smadelijk over zijn belijdenis ge sproken had. Hij wierp hem in de gevangenis d.w.z. „daar de man van de 100 penningen" niet geslaagd was in zijn poging om vergeving te krijgen van zjjn medegenoot deed dit hem openleggen (liggen voor de vuistslagen van Satan. „Aangezien het hem niet werd vergeven werkte de duivel hetzelfde vooroordeel, nijd of haat tegen zijn mededienstknecht (van de 10000 talenten) in hem, welke de andere tegen hem had en dit is de dood voor alle vertroosting. „Totdat in vervolg van tijd deze nederig smee- kende dienstknecht even diep in de modder zat al-» de andere in het slijk". Als dit nu alles geen inlegkunde is Totdat hij betaald zou hebben Dat iemand wiens zonde vergeven is van die verplichting in het stuk van rechtvaardigmaking is ontslagen is bewezen. Toch zijn wij nog schuldenaars. „Als Christus mjj vrijmaakt van het wettisch juk, zegt Hij mij dat ik Zijn juk op mij zal nemen. Als ik ben vrijgemaakt van de dienst baarheid der wet, dan ben ik nog ingebonden in het bundelke der levenden by den Heere". Dit is schoon en goed, maar eilieve waar blijft de tekst. De talenten zijn hem eerst kwijt gescholden, en na zjjn boosaardig gedrag zegt de Koning: gij zult mij alles wat ge schuldig z\jt betalen. Maar de schrijver verandert alsof het niets kost de doemschuld in eens in liefdeschuld en waar hij dan met de pijnigers blijft? Dat is de zeef van Satan De Satan slaat hem dus met vuisten tot de liefdeschuld in het leven der heiligmaking betaald is? Begrijpt de Ver taler dit zelf? We lezen op blz. 37Hij was verplicht aan den troon der genade om vergeving te gaan smeeken, want God, de Consciëntie en de Schrift riepen als met ééne stem: „Vergeef!" Alsof de stem van geweten en Schrift naast God zelf staan Wanneer de Schrift uit zijn exegetischen dwaaltuin, .vaarin hij overigens wel eens een fraaie bloem en een sappige vrucht plukt, vrij gekomen is, komen er enkele schoone opmer kingen los. „Ik heb een hemel op aarde ge vonden in het bidden voor hen, die wjj zonder oorzaak beleedigd en verongelijkt hebben". „Een boezemvriend die gezond is in het geloof, standvastig in zjjn belijdenis, beginsel vast in zjjn leven, der wereld gestorven en Gode levend, vlijtig in het waarnemen der mid delen, ervaren in zijn hart en smakelijk in den omgang, is waarlijk een vriend en broeder". Noch vooroordeel, noch nijd kan blijvend wortel schieten in een gemoed dat waarlijk hemelsch is Zoo zijn er meer. Huntington is degelijk doch ik geloof, dat den vrager om een uitleg ging de zaak niet zoo heel veel duidelijker zal geworden zijn. Het 2e boekje wil Avondmaalpreeken geven. De le preek is over Spr. 10 4. Maar de hand des vljjtigen maakt rjjk. We hebben met aan dacht de behandeling van dezen tekst nagegaan. In de Chr. vlijt zjjn vier dingen vervat. Hij moet alle bekende geboden gehoorzamen de gelegenheden aangrijpen ze zelf opzoeken alle beletselen overwinnen. Er zjjn voor die vlyt negen beweegredenen: a. ze maakt rijk. b. Ze is noodig want de nacht nadert, c. Er is een groot werk te doen. d. De wereldlingen zjjn vlijtig in andere zaken. e. Een vlijtig christen is overwinnaar, f. Traag heid doodt vijf voordeeleri en gaat met 7nadeelen gepaard, g. Luiheid doet veel openbaringen missen, h. velen hebben den hemel „gederfd" door gemis aan vlijt. Onder punt b vallen 8 blijken 1 De scha duwen [zijn lang. 2 De hitte is voorbij. 3 De menschen staken het werk. 4 We hebben nei ging om te slapen. 5 Het wild gedierte (ket terijen) komt te voorschijn. 6. De dag heeft al zoo lang geduurd. 7 De groote verachting van den Zoon. 8 Schrikkelijke duisternis ligt over de geesten. De 7 nadeelen onder het 2e onderdeel van punt f zijn Maar ik wil u niet langer ver moeien. Ds. Gray als hij deze eerste zaak heeft afgehandeld zal over een tweede zaak spreken n.l. dat een christen bij de vlijt op de volgende „zes of zeven" dingen moet letten. Verder toont hij aan dat er zes tijden zijn waarin hij ge veinsde vlagen van vlijt heeft. En zal dan voor hij sluit nog enkele dingen opnoemen waarin een christen zijn vlijt behoort te tooneno.a. „met Christus te trouwen", dit om 4 redenen. Terwijl Christus zelf de huwelijksacte is be staande in 4 artikelen. Een 3e grond is voor die vly't, omdat er verslag „van dezen avond" in den hemel gedaan wordt, drieërlei verslag. Wanneer ik nu ook nog zeg dat na die 3 gronden van het tweede deel, nog 3 andere volgenen dat we vervolgens 9 gemoedstoe standen krijgen, waarbij de mensch vervloekt is, die onder een van die gestalten valtterwijl er 5 mogelijkheden aangewezen worden waar door de huwelijksband verbroken wordt, dan behoeft de geachte vertaler den welwillenden lezer nog niet vooral te goddeloos te houden, als hjj meent, dat het in de kerk nog wel zoo leerzaam is. Want leerzaam is een preek niet, wanneer er zooals hier zegge 81 onderverdee lingen gemaakt worden, ze zjjn werkelijk uitgesproken maar wanneer ze zoo is, dat ook een kind er iets aan heeft, en men ze als een geheel meeneemt naar huis in zjjn over denking. Dat wil niet zeggen, dat hier nu niets goeds is. Vooral de redenen tot vlyt lazen we met groote instemming. Maar daar staat tegenover dat een zin als deze niet door den beugel kan O, is er niemand hier die lust heeft Hem te trouwen? O, jongedochterswilt gij Hem trouwen? Ik heb u een edelen Man aan te bieden. Weduwen wilt gij met Hem huwen 1 Dan bied ik u dezen uitnemenden Man aan. Wilt gij Hem hebben (blz. 13). Hier zou ik om er iets van te maken zelf aan 't vergeeste lijken slaan want het lijkt of Christus niet voor getrouwde vrouwen, voor mannen en jon gelingen en voor kinderen de Bruidegom is. Waar blijft ge ook als ge den tekst als kap stok bezigt. Meer zinnelijk dau geestelijk is deze uitwerking van het huwelijk. En wat het alles met het Avondmaal te doen heeft, valt zelfs niet te gissen. In 't algemeen wordt er in de 11 preeken weinig met het Avondmaal gerekend. Veel beter zijn de toespraken Vooral die op blz. 165 die is recht schoon „Er zjjn zeven voorname be zwaren, die het aannemen van Christus ver hinderen, die alle worden weggenomen in dien uitnemenden Naam dien Christus zichzelven gegeven heeft in Ex. 34 6. „Het eerste groote bezwaar is: Ik durf niet komen. Waarom niet? Omdat ik zoo vuil en onrein ben. Wordt dit bezwaar opgelost in de letter van Zijn Naam Heere, Heere God barmhartig en genadig? Hoewel wjj zondig zjjn, kan Hjj de goe dertierenheid doen triumfeeren over het oordeel. Een tweede bezwaar waarom de mensch niet tot Christus komen wil isO zegt gjj, ik heb niets om mjjzelf bjj Hem aan te prjjzen. Wat mist gjj Ik mis een hart om er mee te komen, en ik mis versier selen en geschikte kleederen. Mag ik vragen of gij ook onvolmaaktheden mist. O, zegt gjj die heb ik vele. Dan ontbreekt u niet iets om mede te komen enz. Ik kan den heer V. W. verzekeren, dat er in de Voorbereiding in Geref. Kerken soortgeljjke opmerkingen nog zeer vele gedaan worden Maar dat wordt niet met thuiszitten opgevan gen. Een gezonde opmerking van Gray is ook: „Hier wordt het rjjkszegel gehecht aan het huweljjksverdrag van Christus. Er wordt niets van u vereischt dan dat gjj de acte teekent. O zegt gjjik kan niet schrjj- ven. Nu zeg dan, dat gjj het verdrag van Christus wilt onderteekenen en laat Hem de pen besturen en spreek aldusIk neem Hem aan tot mjjn Heere en Man, en ik verbind mjj en beloof, dat ik Hem een gehoorzame Vrouw zal zjjn. Eet en drinkt op deze voorwaarden". We kennen wel Geref. broeders en zusters, voor wie dit wat te gemakkeljjk ljjkt. Overi gens behoeven we zelfs voor die schoone op merkingen (die toch tamelijk schaarsch zjjn), niet naar het buitenland. Verzekering des ge- loofs, het bekende hoofdstuk in a Brakel geeft bjjna geljjke. Vergeleken met de meesten van onze preeken- bundels Bouwman, Hoekstra, Proosdjj, Aal- ders om maar enkele te noemen, en ook met vele preeken in Menigerlei Genade, zjjn deze yan Gray volstrekt niet dieper, i Allerlei conscientiegevallen er bjj te halen, i|iinutieuze onderscheidingen te maken maakt yrel een preek zwaarder te verstaan, maar ze vvordt niet dieper. Dan moet de tekst zelf spreken de verwondering niet voor den pre diker maar voor het Woord stjjgen. En daaraan beantwoorden de tegenwoordige predikaties meer dan deze Engelsche bundel. Overigens winnen die oudere preeken het dik wijls van de jongere, door een meer ontwikkeld vermanend gedeelte. Daardoor leven ze meer en laten ze zich zelfs nog lezen ondanks die nergens op gel jj kende verdeelingen en onder verdeelingen. Het 3e boekje is een verhaal van een be keering. We lazen het 't eerst en ergerden ons, dat met zulken kost de zielen gevoed moeten worden, die z.g. honger ljjden in de Geref., Chr. Geref. en Oud-Geref. Kerken. Er komen „wonders" genoeg in voor schrik kelijke ervaringen al van jongs-af nooit gehoord. Kind van drie jaar ligt ze naast haar vader, hjj hing met zjjn hoofd over haar heen, het zakte en het viel op haar. Ze kon zich voorstellen hoe bedroefd moeder was. Ze „krjjgt" een gebed Heere, leid mjj in de ware kennis van Uw geliefden Zoon, hoewel ze voorzoover ze wist nooit van een Zoon van God gehoord had. Ze denkt dat de wolken op haar hoofd zullen vallen, „prakkezeerde zich bjjna gek" en op een Maandagmorgen grendelde ze de deur. Vastberaden sprak ze: „Deze deur doe ik niet weer open voordat ik (haar) God ken". Ze be hangt de vensters met alle oude lappen die ze vinden kon en dan bidt ze in een don keren hoek. „Ik voelde Hem komendat kan ik niet in woorden weergeven". Dan gaat ze leeren lezenhaar klein doch tertje brengt haar zoover dat ze kon lezen: God is LiefdeGod is Licht, en had toen geen onderwjjs meer noodig. „Ze spelde de woorden en zag dan naar boven om te weten hoe ze ze moest uitspreken". Een ander wonder van Sukey is dat ze uit haar brandend huis een boekenkistje dat bljjk- baar beneden staat (blz. 29) en waariu kaar dierbare Bjjbel was door het venster in den hof werptdan naar boven gaat (het dak staat in lichtelaaie (blz. 26) en het huis werd vol rook) en een heel ingezouten varken, n.l. zjjden spek en hammen alles saam in één kuip naar beneden en naar buiten draagtwat blz. 31 zelf nog niet mooi genoeg is, al het brood en de pasteien van de slacht en nog een flinke zak bloem had ik er alle tegeljjk uitgedragen. Nog een wonder dat Jan een hoekkast met haken en krammen en alles tegel jjk uit de muur trekt (blz. 30) en toen ik die hoekkast met vaatwerk opendeed was er geen schoteltje beschadigd.. Daar stond de kan met melk nog op de plank, juist zooals ik die er in den mor gen op had gezet, geen druppel, ja niet een, was er uitgestort. Ze krjjgt ook heel rare ingevingen. „Eens toen ik in groote duisternis verkeerde beliefde het Hem tot mjjne ziele te spreken en te zeg gen„Mjjn licht is uw du sternis". O wat vertroostte mjj datZe krjjgt die woorden nog al eens (blz. 60). De gemeenschap, die ze smaakt met Christus, wordt beschreven blz. 76Op zekeren dag kwam krachtig in mjj op Ik moet mjjn ge- liefde(n) Heere wedervinden. Ik hield op met het schoonmaken van mjjn huis, nam mjjn Bjjbel en zette mjj tot een jjverig zoeken. Het duurde niet lang voor dat Hjj kwam en zich aan mjjn ziel ontdekte en toen mochten wij sameneen zoete gemeenschap hebben. Hij en ik. Hjj was bjj mjj en ik was bjj Hem. Hjj is dikwjjls een poosje van den dag bij mjj en dan gaat hjj heen Dat is reeds mystiek, die ver over de schreef is Geen godsdienst of als het ze is dan al zeer wonderljjk vertolkt. Ik zie met den besten wil geen mogeljjkheid om dit boekje aan te bevelen. Ik schat be- keeringsgeschiedenissen toch al niet zoo heel hoog, maar hoe een geletterd man als de ver taler V. W. bljjkbaar is, hongerige zielen met zulke buitenissigheden te verkwikken meent, versta ik niet. Natuurljjk is ook hier wel weer een goede bladzjjmaar om die enkele gezonde opmerkingen (vg. blz. 82) kan ik wegens de door en door ongezonde kost die er in wordt opgedischt tot geen aanbeveling met een eerljjk hart besluiten. Leg daar nu eens naast de eeuvoudige onop gesmukte waarheid van het Woord Is het niet jammer, dat in gemoede gemeend wordt, dat zulke lectuur vervangen kan de bediening des Woords, de voorbede in de samenkomst; het sacramentde heele schoone en hartver kwikkende kerkgang, waar de psalmdichter van zong Ik ben verbljjd wanneer men mjj, god vruchtig opwekt, Zie wjj staan gereed om naar Gods huis te gaan Moet zulke lectuur den van God bevolen eere- dienst vervangenDaar we aan den ernst ook van zulke broeders niet twjjfelen, zeggen we Het is droevigmoge God hen recht begeerig maken naar de voedzame spjjze van Zjjn Woord, zooals dat Gode zjj dank nog in vele Kerken van ons vaderland met vrucht gepredikt wordt. v. D. Met haar medische faculteit blijft onze V.U. voor groote zorgen staan. Ze was allang een zorgen-kind. In 1907 trad als haar eerste hoogleeraar op Prof. L. Bouman. Het duurde 12 jaar voor hij een ambtgenoot kreeg in prof. Buytendijk. Dat was een heel lange tusschenruimte. En rekenen we er mee dat de latere Prof. Buytendijk in 1914 reeds als lector optrad, dan blijft het nog een bedenkelijke tijdsruimte. Van een voor spoedig gedijen dezer faculteit kan dan niet gesproken worden. Maar met de komst van den tweeden hoog leeraar rees toen dan toch de hoop, dat het gelukken zou vóór 1930 het jaar waarin een vierde faculteit uit een drietal professoren zou moeten bestaan om den effectus civilis niet te verliezen de medische faculteit althans op die sterkte te brengen en haar voortbestaan zóó zou verzekerd zijn. Dat was een oorzaak van niet geringe vreugde voor ons volk. Niet, omdat het verwachtte dat nu spoedig vele leerlingen dezer faculteit als Christen-geneesheeren de V. U. zouden verlaten. Ook op diè vrucht hoopte het. Met het oog op het groote belang daarmee gemoeid, dat we aan onze krankbedden zouden kunnen ontvangen artsen, die ook verstonden het ziele- leven der patiënten met zijn nooden voor de eeuwigheid, waren velen bereid hun contributies voor de V. U. aanmerkelijk te verhoogen. Maar zoo onnoozel waren de menschen niet, dat zij zouden gemeend hebben,dat een medische faculteit, zelfs van drie hoogleeren, in staat zou zijn de volledige medische opleiding te geven en als vrucht daarvan het jaar op jaar doen uit komen van enkele Christen-artsen. Wanneer het offerde voor de medische facul teit en zich verheugde over de aanvankelijke groei daarvan, dan was het omdat het vooral door den arbeid van dr. Kuyper iets had leeren verstaan van de groote beteekenis van een wetenschappelijk centrum en het nu aan schouwen mocht, dat ook op het terrein van de medische wetenschap zulk een centrum begon te groeien, waarvan invloed ten goede zou kunnen uitgaan ver buiten de grenzen van eigen Universiteit, en ver buiten den kring van de enkele studenten, die zich aan de medische faculteit zouden laten inschrijven. Het verheugde zich omdat ook op het terrein van de medische wetenschap nu de banier van den Heere Jezus Christus, den grooten en batmhartigen verlosser ontplooid wasomdat nu, ook door het aan wezig-zijn van die faculteit, al was ze klein, getuigd werd, dat alle ware wetenschap, ook alle ware medische wetenschap alleen mogelijk is bij het licht van Gods Woord. Ons volk wist ook wel, dat het zich zelf de mannen van wetenschap, die daarvoor noodig zijn, niet kon geven. Daarom werd het niet ongeduldig, wanneer de vervulling der katheders wat lang uitbleef. Onthield God die mannen, dan moesten we dat lijdzaam verdragen, biddend dat God betere tijden mocht doen aanbreken. En daarom was het dankbaar toen het bleek, dat eerst één, toen een tweede geleerde aan die faculteit kon verbonden worden en er uit zicht was, dat een derde het college zou vol maken. Groot was daarom de teleurstelling toen de tweede hoogleeraar al spoedig na zijn verschij ning weer verdween en prof. Buijtendijk aan een professoraat aan de Groningsche Univer siteit de voorkeur gaf boven een aan de V. U. En daarom ziet ons volk nu ook met span ning uit, welke beslissing prof. Bouman zal nemen, nu hij benoemd werd tot hoogleeraar aan de Universiteit te Utrecht als opvolger van prof. Winckler Het al of niet aannemen van deze benoeming kan het niet zien als een persoonlijke aange legenheid van dezen professor. Het zou dat misschien nog wel kunnen, wanneer bij een vertrek van prof. Bouman aan de V. U. nog enkele hoogleeraren aan de med. faculteit over-

Krantenbank Zeeland

Zeeuwsche kerkbode, weekblad gewijd aan de belangen der gereformeerde kerken/ Zeeuwsch kerkblad | 1925 | | pagina 2