Ontijdige inmenging.
Waardige rempla^anten
DADERS DES WOORDS.
De medische faculteit.
't Wordt moeilijker om als buitenstaander
zich niet in de kwestie Geelkerken te mengen.
In heel het land wordt er veel over gesproken,
't Is het onderwerp in menigen kring. Het
oordeel van den predikant wordt er over ge
vraagd bij huisbezoek.
Thans verscheen de tweede brochure van
dr. G., die nog meer dan vroeger in de open
baarheid brengt. Wat een zaak tusschen de
classis en hem, straks tusschen de Partic. Synode,
op welke hij zich beroepen heeft, en hem is.
We blijven hetfjammer vinden.
Maar wat ons meer spijt, is datterwijl deze
zaak aanhangig is, en velen zonder eenige
vooringenomenheid tegenover dr. G. of de
Classis Amsterdam met belangstelling afwachten
wat het resultaat zal zijnterwijl velen zoowel
aan de classis volle recht willen toekennen
om een soortgelijke zaak te onderzoeken, als
aan dr. G. om de classis op de vingers te
tikken, als die z.i. buiten haar bevoegdheid
gaatverschijnt er eensklaps een mededeeling,
dat er binnenkort een nieuw blad verschijnt
met een heelen staf van medewerkers, die zich
scharen achter den hoofdredacteur dr. G. Onder
die medewerkers zijn ook een aantal Geref.
predikanten van min of meer klinkenden naam.
We kunnen ons denken, dat reeds lang dit
nieuwe blad in wording geweest isdat mis
schien een vaste datum voor het verschijnen
reeds lang van te voren was bepaald, en dat
nu zeer ongemakkelijk dit geval van den reeds
benoemden Hoofdredacteur er tusschen viel;
maar wij hadden liever gezien en het tegen
over we zeggen nog niet eens de classis
Amsterdam, hoewel die ook ons heele
Geref. publiek, dat een objectieve houding be
hoort in te nemen in deze kwestie, veel kiescher
geacht, indien men deze publicatie achterwege
had gelaten.
Want wat geschiedt er, indien het eens zoo
ver mocht komen, dat de classisomeenen zou
dat dr. G. niet gehandhaafd kon worden.
Dr. Obbink in het Weekblad No. 46 voor
spelt reeds, dat men dr. G. ook op dit weten
schappelijk terrein vervolgen zal tot ver buiten
haar eigen jachtgebied, en het hem weinig zal
baten dat hij tot zijn vervolgers zegtbroeders,
gij zijt ver buiten uw bevoegdheid.
We zouden dit nietfgaarne onderschrijven,
maar de mogelijkheid van een.nog ernstiger
wordend conflict is hier toch niet uitgesloten.
En daarom speet het ons, dat plotseling deze
breede phalanx van mannenkoor het voetlicht
trad. Want nu maakt het op velenden indruk,
dat of de kerkelijke behandeling*in';Amsterdam
van de zaak-Geelkerken zelfs door meest voor
aanstaande mannen als bagatel beschouwd
wordt, of dat er zijdelings tegen wordt gepro
testeerd.
Dit dunkt ons wat het eerste betreft onjuist
en wat het tweede aangaat niet de juiste manier.
Men menge zich niet in die kwestie, gelijk
wij niet geacht willen worden ons er door deze
opmerking in te mengen.
We bedoelen geen critiek op het verschijnen
van het blad, maar slechts op de ontijdige
annonceering.
v. D.
We ontvingen een drietal boekjes ter recensie
die we wat breedvoerig bespreken willen.
Het zjjn lo. Verhandeling over de gelijkenis
van den onbarmhartigen Dienstknecht door W.
Huntington.
2o. Elf predikatiën op Avondmaalstjjden
door Andrew Grey te Glasgow.
3o. Gedenkschrift van Sukey Harlev door
de dochter van den Rector van Pul ver bach.
De heer C. B. van Woerden te Zeist heeft
ze uit het Engelsch vertaald en uitgegeven bij
Buurman en De Kier te Leiden.
In het voorwoord van het 2e boekje verklaart
de vertaler dat hjj geen vrijheid heeft onder
de tegenwoordige bediening des Woords op te
gaan en behoort onder hen die smadelijk be
titeld worden als thuiszitters met een boekje
in een hoekje. Zy dragen wel mede de kerk-
schuld, zijn bewust van de rechtvaardige in
houding van Gods Geest, maar het belieft den
Heere toch wel eens Zijn goedkeuring daarover
te schenken en deze middelen te gebruiken
om hun zielen in het leven te behouden in den
honger.
De spijze voor dien honger dier thuiszitters
is dan o.a. het drietal boekjes. Maar er zijn
tooh behalve dezen nog anderen „die de waar
heid liefhebben", uit den aard der z^ak geen
thuiszitters maar kerkgangers. Die dan zeker
wat vrijer consciëntie hebben en nog niet
meenen dat 's Heeren Geest uit de kerk ge
weken is.
W. Huntington is een schrijver die ook onder
Geref. kerkgangers met graagte gelezen wordt.
Zijn brieven b.v. zijn bekend.
Met de uitlegging van deze trouwens uiterst
moeilijke gelijkenis kan ik niet zoo bijzonder
ingenomen zijn. Maar we vinden het aanbe
velenswaardig, dat hij zoo bij zjjn tekst blijft.
Het bezwaar dat we er tegen hebben is, dat
terstond alles vergeestelijkt wordt. En dan loopt
het op den duur mis. De Koning, die rekening
met zijn dienstknechten houden wilde, is God
de Zaligmaker, de Koning van Sion, de Koning
der eere". Door zijn dienstknechten worden
voornamelijk de uitverkorenen bedoeld.
Dit is al dadelijk zeer verwarrend. Met God
den Zaligmaker, is Christus bedoeldmaar dit
blijkt eerst uit het vervolg. En hoe kan men
zeggen voornamelijk de uitverkorenen; dus ook
de niet uitverkorenen Dan heel het menscheljjk
geslacht
Op blz. 13 staatDe 10000 talenten toonen
„de oneindige rekening aan, welke openstaat
ten laste van sommige zondaren, die jarenlang
zichzelven toorn vergaderen als een schat in
den dag dag des toorns".
Maar in onze Geref. Kerken wordt dat veel
dieper genomen, want in het gebed voor de
predikatie (in de kerkstaat van al de daar
vergaderden dat ze bidden: „onze zonden gaan
te boven het getal van de haren onzes hoofds,
we belijden dat we tien duizend talenten schul
dig z\jn
Maar dezelfde dienstknecht uitgaande (blz. 19). jj
H. legt deze woorden aldus uit: Van een zon- jj
daar wiens zonden vergeven zijn, die uit de
gevangenis is ontslagen wordt gezegddat hy
•mgaat in de vreugde zijns HeerenDoch
de schapen van Christus zullen ingaan en uit
gaan en weide vinden. Ingaan door geloof
uitgaan door ongeloofin door den Geest, uit
door het vleeschin om te weiden uit om be
proefd te worden.
Hij vond een anderen dienstknecht die kwaad
van hem of smadelijk over zijn belijdenis ge
sproken had. Hij wierp hem in de gevangenis
d.w.z. „daar de man van de 100 penningen"
niet geslaagd was in zijn poging om vergeving
te krijgen van zjjn medegenoot deed dit hem
openleggen (liggen voor de vuistslagen van
Satan. „Aangezien het hem niet werd vergeven
werkte de duivel hetzelfde vooroordeel, nijd of
haat tegen zijn mededienstknecht (van de 10000
talenten) in hem, welke de andere tegen hem
had en dit is de dood voor alle vertroosting.
„Totdat in vervolg van tijd deze nederig smee-
kende dienstknecht even diep in de modder
zat al-» de andere in het slijk".
Als dit nu alles geen inlegkunde is
Totdat hij betaald zou hebben Dat iemand
wiens zonde vergeven is van die verplichting
in het stuk van rechtvaardigmaking is ontslagen
is bewezen. Toch zijn wij nog schuldenaars.
„Als Christus mjj vrijmaakt van het wettisch
juk, zegt Hij mij dat ik Zijn juk op mij zal
nemen. Als ik ben vrijgemaakt van de dienst
baarheid der wet, dan ben ik nog ingebonden
in het bundelke der levenden by den Heere".
Dit is schoon en goed, maar eilieve waar
blijft de tekst. De talenten zijn hem eerst kwijt
gescholden, en na zjjn boosaardig gedrag zegt
de Koning: gij zult mij alles wat ge schuldig
z\jt betalen.
Maar de schrijver verandert alsof het niets
kost de doemschuld in eens in liefdeschuld
en waar hij dan met de pijnigers blijft? Dat
is de zeef van Satan De Satan slaat hem dus
met vuisten tot de liefdeschuld in het leven
der heiligmaking betaald is? Begrijpt de Ver
taler dit zelf?
We lezen op blz. 37Hij was verplicht aan
den troon der genade om vergeving te gaan
smeeken, want God, de Consciëntie en de Schrift
riepen als met ééne stem: „Vergeef!"
Alsof de stem van geweten en Schrift naast
God zelf staan
Wanneer de Schrift uit zijn exegetischen
dwaaltuin, .vaarin hij overigens wel eens een
fraaie bloem en een sappige vrucht plukt, vrij
gekomen is, komen er enkele schoone opmer
kingen los. „Ik heb een hemel op aarde ge
vonden in het bidden voor hen, die wjj zonder
oorzaak beleedigd en verongelijkt hebben".
„Een boezemvriend die gezond is in het
geloof, standvastig in zjjn belijdenis, beginsel
vast in zjjn leven, der wereld gestorven en
Gode levend, vlijtig in het waarnemen der mid
delen, ervaren in zijn hart en smakelijk in den
omgang, is waarlijk een vriend en broeder".
Noch vooroordeel, noch nijd kan blijvend
wortel schieten in een gemoed dat waarlijk
hemelsch is
Zoo zijn er meer. Huntington is degelijk
doch ik geloof, dat den vrager om een uitleg
ging de zaak niet zoo heel veel duidelijker zal
geworden zijn.
Het 2e boekje wil Avondmaalpreeken geven.
De le preek is over Spr. 10 4. Maar de hand
des vljjtigen maakt rjjk. We hebben met aan
dacht de behandeling van dezen tekst nagegaan.
In de Chr. vlijt zjjn vier dingen vervat. Hij
moet alle bekende geboden gehoorzamen de
gelegenheden aangrijpen ze zelf opzoeken
alle beletselen overwinnen.
Er zjjn voor die vlyt negen beweegredenen:
a. ze maakt rijk. b. Ze is noodig want de nacht
nadert, c. Er is een groot werk te doen. d. De
wereldlingen zjjn vlijtig in andere zaken.
e. Een vlijtig christen is overwinnaar, f. Traag
heid doodt vijf voordeeleri en gaat met 7nadeelen
gepaard, g. Luiheid doet veel openbaringen
missen, h. velen hebben den hemel „gederfd"
door gemis aan vlijt.
Onder punt b vallen 8 blijken 1 De scha
duwen [zijn lang. 2 De hitte is voorbij. 3 De
menschen staken het werk. 4 We hebben nei
ging om te slapen. 5 Het wild gedierte (ket
terijen) komt te voorschijn. 6. De dag heeft al
zoo lang geduurd. 7 De groote verachting van
den Zoon. 8 Schrikkelijke duisternis ligt over
de geesten.
De 7 nadeelen onder het 2e onderdeel van
punt f zijn Maar ik wil u niet langer ver
moeien. Ds. Gray als hij deze eerste zaak heeft
afgehandeld zal over een tweede zaak spreken
n.l. dat een christen bij de vlijt op de volgende
„zes of zeven" dingen moet letten. Verder toont
hij aan dat er zes tijden zijn waarin hij ge
veinsde vlagen van vlijt heeft. En zal dan voor
hij sluit nog enkele dingen opnoemen waarin
een christen zijn vlijt behoort te tooneno.a.
„met Christus te trouwen", dit om 4 redenen.
Terwijl Christus zelf de huwelijksacte is be
staande in 4 artikelen. Een 3e grond is voor
die vly't, omdat er verslag „van dezen avond"
in den hemel gedaan wordt, drieërlei verslag.
Wanneer ik nu ook nog zeg dat na die 3
gronden van het tweede deel, nog 3 andere
volgenen dat we vervolgens 9 gemoedstoe
standen krijgen, waarbij de mensch vervloekt
is, die onder een van die gestalten valtterwijl
er 5 mogelijkheden aangewezen worden waar
door de huwelijksband verbroken wordt, dan
behoeft de geachte vertaler den welwillenden
lezer nog niet vooral te goddeloos te houden,
als hjj meent, dat het in de kerk nog wel zoo
leerzaam is. Want leerzaam is een preek niet,
wanneer er zooals hier zegge 81 onderverdee
lingen gemaakt worden, ze zjjn werkelijk
uitgesproken maar wanneer ze zoo is, dat
ook een kind er iets aan heeft, en men ze als
een geheel meeneemt naar huis in zjjn over
denking.
Dat wil niet zeggen, dat hier nu niets goeds
is. Vooral de redenen tot vlyt lazen we met
groote instemming. Maar daar staat tegenover
dat een zin als deze niet door den beugel kan
O, is er niemand hier die lust heeft Hem te
trouwen? O, jongedochterswilt gij Hem
trouwen? Ik heb u een edelen Man aan te
bieden. Weduwen wilt gij met Hem huwen 1
Dan bied ik u dezen uitnemenden Man aan.
Wilt gij Hem hebben (blz. 13). Hier zou ik
om er iets van te maken zelf aan 't vergeeste
lijken slaan want het lijkt of Christus niet
voor getrouwde vrouwen, voor mannen en jon
gelingen en voor kinderen de Bruidegom is.
Waar blijft ge ook als ge den tekst als kap
stok bezigt. Meer zinnelijk dau geestelijk is
deze uitwerking van het huwelijk.
En wat het alles met het Avondmaal te doen
heeft, valt zelfs niet te gissen.
In 't algemeen wordt er in de 11 preeken
weinig met het Avondmaal gerekend. Veel beter
zijn de toespraken Vooral die op blz. 165 die
is recht schoon „Er zjjn zeven voorname be
zwaren, die het aannemen van Christus ver
hinderen, die alle worden weggenomen in dien
uitnemenden Naam dien Christus zichzelven
gegeven heeft in Ex. 34 6.
„Het eerste groote bezwaar is: Ik durf
niet komen. Waarom niet? Omdat ik zoo
vuil en onrein ben. Wordt dit bezwaar
opgelost in de letter van Zijn Naam Heere,
Heere God barmhartig en genadig?
Hoewel wjj zondig zjjn, kan Hjj de goe
dertierenheid doen triumfeeren over het
oordeel.
Een tweede bezwaar waarom de mensch
niet tot Christus komen wil isO zegt
gjj, ik heb niets om mjjzelf bjj Hem aan
te prjjzen. Wat mist gjj Ik mis een hart
om er mee te komen, en ik mis versier
selen en geschikte kleederen. Mag ik vragen
of gij ook onvolmaaktheden mist. O, zegt
gjj die heb ik vele. Dan ontbreekt u niet
iets om mede te komen enz.
Ik kan den heer V. W. verzekeren, dat er in
de Voorbereiding in Geref. Kerken soortgeljjke
opmerkingen nog zeer vele gedaan worden
Maar dat wordt niet met thuiszitten opgevan
gen. Een gezonde opmerking van Gray is ook:
„Hier wordt het rjjkszegel gehecht aan
het huweljjksverdrag van Christus. Er
wordt niets van u vereischt dan dat gjj de
acte teekent. O zegt gjjik kan niet schrjj-
ven. Nu zeg dan, dat gjj het verdrag van
Christus wilt onderteekenen en laat Hem
de pen besturen en spreek aldusIk neem
Hem aan tot mjjn Heere en Man, en ik
verbind mjj en beloof, dat ik Hem een
gehoorzame Vrouw zal zjjn. Eet en drinkt
op deze voorwaarden".
We kennen wel Geref. broeders en zusters,
voor wie dit wat te gemakkeljjk ljjkt. Overi
gens behoeven we zelfs voor die schoone op
merkingen (die toch tamelijk schaarsch zjjn),
niet naar het buitenland. Verzekering des ge-
loofs, het bekende hoofdstuk in a Brakel geeft
bjjna geljjke.
Vergeleken met de meesten van onze preeken-
bundels Bouwman, Hoekstra, Proosdjj, Aal-
ders om maar enkele te noemen, en ook met
vele preeken in Menigerlei Genade, zjjn deze
yan Gray volstrekt niet dieper,
i Allerlei conscientiegevallen er bjj te halen,
i|iinutieuze onderscheidingen te maken maakt
yrel een preek zwaarder te verstaan, maar ze
vvordt niet dieper. Dan moet de tekst zelf
spreken de verwondering niet voor den pre
diker maar voor het Woord stjjgen.
En daaraan beantwoorden de tegenwoordige
predikaties meer dan deze Engelsche bundel.
Overigens winnen die oudere preeken het dik
wijls van de jongere, door een meer ontwikkeld
vermanend gedeelte. Daardoor leven ze meer
en laten ze zich zelfs nog lezen ondanks die
nergens op gel jj kende verdeelingen en onder
verdeelingen.
Het 3e boekje is een verhaal van een be
keering. We lazen het 't eerst en ergerden ons,
dat met zulken kost de zielen gevoed moeten
worden, die z.g. honger ljjden in de Geref., Chr.
Geref. en Oud-Geref. Kerken.
Er komen „wonders" genoeg in voor schrik
kelijke ervaringen al van jongs-af nooit
gehoord. Kind van drie jaar ligt ze naast haar
vader, hjj hing met zjjn hoofd over haar heen,
het zakte en het viel op haar. Ze kon zich
voorstellen hoe bedroefd moeder was. Ze „krjjgt"
een gebed
Heere, leid mjj in de ware kennis van Uw
geliefden Zoon, hoewel ze voorzoover ze wist
nooit van een Zoon van God gehoord had. Ze
denkt dat de wolken op haar hoofd zullen
vallen, „prakkezeerde zich bjjna gek" en op
een Maandagmorgen grendelde ze de deur.
Vastberaden sprak ze: „Deze deur doe ik niet
weer open voordat ik (haar) God ken". Ze be
hangt de vensters met alle oude lappen die ze
vinden kon en dan bidt ze in een don
keren hoek. „Ik voelde Hem komendat kan
ik niet in woorden weergeven".
Dan gaat ze leeren lezenhaar klein doch
tertje brengt haar zoover dat ze kon lezen:
God is LiefdeGod is Licht, en had toen geen
onderwjjs meer noodig. „Ze spelde de woorden
en zag dan naar boven om te weten hoe ze
ze moest uitspreken".
Een ander wonder van Sukey is dat ze uit
haar brandend huis een boekenkistje dat bljjk-
baar beneden staat (blz. 29) en waariu kaar
dierbare Bjjbel was door het venster in den
hof werptdan naar boven gaat (het dak staat
in lichtelaaie (blz. 26) en het huis werd vol
rook) en een heel ingezouten varken, n.l. zjjden
spek en hammen alles saam in één kuip naar
beneden en naar buiten draagtwat blz. 31
zelf nog niet mooi genoeg is, al het brood en
de pasteien van de slacht en nog een flinke
zak bloem had ik er alle tegeljjk uitgedragen.
Nog een wonder dat Jan een hoekkast met
haken en krammen en alles tegel jjk uit de
muur trekt (blz. 30) en toen ik die hoekkast
met vaatwerk opendeed was er geen schoteltje
beschadigd.. Daar stond de kan met melk nog
op de plank, juist zooals ik die er in den mor
gen op had gezet, geen druppel, ja niet een,
was er uitgestort.
Ze krjjgt ook heel rare ingevingen. „Eens
toen ik in groote duisternis verkeerde beliefde
het Hem tot mjjne ziele te spreken en te zeg
gen„Mjjn licht is uw du sternis". O wat
vertroostte mjj datZe krjjgt die woorden nog
al eens (blz. 60).
De gemeenschap, die ze smaakt met Christus,
wordt beschreven blz. 76Op zekeren dag
kwam krachtig in mjj op Ik moet mjjn ge-
liefde(n) Heere wedervinden. Ik hield op met
het schoonmaken van mjjn huis, nam mjjn Bjjbel
en zette mjj tot een jjverig zoeken. Het duurde
niet lang voor dat Hjj kwam en zich aan mjjn
ziel ontdekte en toen mochten wij sameneen
zoete gemeenschap hebben. Hij en ik. Hjj was
bjj mjj en ik was bjj Hem. Hjj is dikwjjls een
poosje van den dag bij mjj en dan gaat hjj
heen
Dat is reeds mystiek, die ver over de
schreef is Geen godsdienst of als het ze is dan
al zeer wonderljjk vertolkt.
Ik zie met den besten wil geen mogeljjkheid
om dit boekje aan te bevelen. Ik schat be-
keeringsgeschiedenissen toch al niet zoo heel
hoog, maar hoe een geletterd man als de ver
taler V. W. bljjkbaar is, hongerige zielen met
zulke buitenissigheden te verkwikken meent,
versta ik niet. Natuurljjk is ook hier wel weer
een goede bladzjjmaar om die enkele gezonde
opmerkingen (vg. blz. 82) kan ik wegens de
door en door ongezonde kost die er in wordt
opgedischt tot geen aanbeveling met een eerljjk
hart besluiten.
Leg daar nu eens naast de eeuvoudige onop
gesmukte waarheid van het Woord Is het
niet jammer, dat in gemoede gemeend wordt,
dat zulke lectuur vervangen kan de bediening
des Woords, de voorbede in de samenkomst;
het sacramentde heele schoone en hartver
kwikkende kerkgang, waar de psalmdichter van
zong Ik ben verbljjd wanneer men mjj, god
vruchtig opwekt, Zie wjj staan gereed om naar
Gods huis te gaan
Moet zulke lectuur den van God bevolen eere-
dienst vervangenDaar we aan den ernst ook
van zulke broeders niet twjjfelen, zeggen we
Het is droevigmoge God hen recht begeerig
maken naar de voedzame spjjze van Zjjn Woord,
zooals dat Gode zjj dank nog in vele Kerken
van ons vaderland met vrucht gepredikt wordt.
v. D.
Met haar medische faculteit blijft onze V.U.
voor groote zorgen staan.
Ze was allang een zorgen-kind.
In 1907 trad als haar eerste hoogleeraar op
Prof. L. Bouman. Het duurde 12 jaar voor hij
een ambtgenoot kreeg in prof. Buytendijk. Dat
was een heel lange tusschenruimte. En rekenen
we er mee dat de latere Prof. Buytendijk in
1914 reeds als lector optrad, dan blijft het nog
een bedenkelijke tijdsruimte. Van een voor
spoedig gedijen dezer faculteit kan dan niet
gesproken worden.
Maar met de komst van den tweeden hoog
leeraar rees toen dan toch de hoop, dat het
gelukken zou vóór 1930 het jaar waarin
een vierde faculteit uit een drietal professoren
zou moeten bestaan om den effectus civilis niet
te verliezen de medische faculteit althans
op die sterkte te brengen en haar voortbestaan
zóó zou verzekerd zijn.
Dat was een oorzaak van niet geringe vreugde
voor ons volk. Niet, omdat het verwachtte
dat nu spoedig vele leerlingen dezer faculteit
als Christen-geneesheeren de V. U. zouden
verlaten.
Ook op diè vrucht hoopte het. Met het
oog op het groote belang daarmee gemoeid,
dat we aan onze krankbedden zouden kunnen
ontvangen artsen, die ook verstonden het ziele-
leven der patiënten met zijn nooden voor de
eeuwigheid, waren velen bereid hun contributies
voor de V. U. aanmerkelijk te verhoogen.
Maar zoo onnoozel waren de menschen niet,
dat zij zouden gemeend hebben,dat een medische
faculteit, zelfs van drie hoogleeren, in staat zou
zijn de volledige medische opleiding te geven
en als vrucht daarvan het jaar op jaar doen uit
komen van enkele Christen-artsen.
Wanneer het offerde voor de medische facul
teit en zich verheugde over de aanvankelijke
groei daarvan, dan was het omdat het vooral
door den arbeid van dr. Kuyper iets had
leeren verstaan van de groote beteekenis van
een wetenschappelijk centrum en het nu aan
schouwen mocht, dat ook op het terrein van
de medische wetenschap zulk een centrum begon
te groeien, waarvan invloed ten goede zou
kunnen uitgaan ver buiten de grenzen van eigen
Universiteit, en ver buiten den kring van de
enkele studenten, die zich aan de medische
faculteit zouden laten inschrijven. Het verheugde
zich omdat ook op het terrein van de medische
wetenschap nu de banier van den Heere Jezus
Christus, den grooten en batmhartigen verlosser
ontplooid wasomdat nu, ook door het aan
wezig-zijn van die faculteit, al was ze klein,
getuigd werd, dat alle ware wetenschap, ook
alle ware medische wetenschap alleen mogelijk
is bij het licht van Gods Woord.
Ons volk wist ook wel, dat het zich zelf de
mannen van wetenschap, die daarvoor noodig
zijn, niet kon geven. Daarom werd het niet
ongeduldig, wanneer de vervulling der katheders
wat lang uitbleef. Onthield God die mannen,
dan moesten we dat lijdzaam verdragen, biddend
dat God betere tijden mocht doen aanbreken.
En daarom was het dankbaar toen het bleek,
dat eerst één, toen een tweede geleerde aan
die faculteit kon verbonden worden en er uit
zicht was, dat een derde het college zou vol
maken.
Groot was daarom de teleurstelling toen de
tweede hoogleeraar al spoedig na zijn verschij
ning weer verdween en prof. Buijtendijk aan
een professoraat aan de Groningsche Univer
siteit de voorkeur gaf boven een aan de V. U.
En daarom ziet ons volk nu ook met span
ning uit, welke beslissing prof. Bouman zal
nemen, nu hij benoemd werd tot hoogleeraar
aan de Universiteit te Utrecht als opvolger van
prof. Winckler
Het al of niet aannemen van deze benoeming
kan het niet zien als een persoonlijke aange
legenheid van dezen professor. Het zou dat
misschien nog wel kunnen, wanneer bij een
vertrek van prof. Bouman aan de V. U. nog
enkele hoogleeraren aan de med. faculteit over-